CITROEN C3 AIRCROSS 2021 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2021, Model line: C3 AIRCROSS, Model: CITROEN C3 AIRCROSS 2021Pages: 244, PDF Size: 6.31 MB
Page 161 of 244

159
In geval van pech
8► Draai de lamp een kwartslag naar links, trek de lamp eruit en vervang de lamp.
Achterlichten
1.Remlichten / parkeerlichten (W21/5W)
2. Richtingaanwijzers (WY21W)
3. Achteruitrijlicht of mistlamp (P21W)
Lichtunit vervangen
Deze lampen worden vanaf de buitenkant van de
bagageruimte vervangen.
► Stel vast welke lamp defect is en open de bagageruimte.► Gebruik een dunne, platte schroevendraaier , klikt de twee kunststof deksels los en buig ze
omlaag.
► Draai de twee bevestigingsschroeven in de openingen los.
► Maak het lampje los en verwijder deze voorzichtig door het in een rechte beweging naar
u toe te trekken.
► Houd het lampje vast en maak de stekker los.
► Draai de lamphouder van het defecte lampje een kwartslag linksom en trek de lamphouder
naar buiten.
► Verwijder de lamp en vervang deze.
Druk de lampeenheid recht uitgelijnd met
de lengteas van de auto goed in de
geleiders.
Draai de moer goed vast zodat de houder
goed afdicht. Draai de moer echter niet al te
vast, om te voorkomen dat de lampeenheid
beschadigd raakt.
Achteruitrijlicht of mistachterlicht.
Raadpleeg een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
verlichting te laten vervangen.
Page 162 of 244

160
In geval van pech
Interieurverlichting
Plafonniers (W5W)
Plafonnier vóór
► Maak met een kleine platte schroevendraaier de volledige console rondom de plafonnier los.► Verwijder de defecte lamp en vervang hem.► Plaats de console terug rond de plafonnier en klem deze correct vast.
Plafonnier achter
► Gebruik een dunne, platte schroevendraaier en klik de plafonnier los.► Verwijder de defecte lamp en vervang hem.► Plaats de console terug en klem deze vast.
Bagageruimte (W5W)
► Maak het klepje los met behulp van een kleine, platte schroevendraaier.► Trek de lamp eruit en vervang deze.► Plaats de eenheid terug.
Een zekering vervangen
Toegang tot het
gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
bevindt zich achter het deksel van de
zekeringkast in het dashboard.
► Trek het deksel eerst linksboven en dan rechtsboven los.► Verwijder het deksel en keer het om,► Haal de tang uit de houder .
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering vervangt:► Achterhaal de oorzaak van de storing en verhelp de oorzaak.► Schakel alle stroomverbruikende voorzieningen uit.► Zet de auto stil en schakel het contact uit.► Bepaal welke zekering defect is aan de hand van de actuele zekeringtabellen en schema's.
Page 163 of 244

161
In geval van pech
8Bij het vervangen van zekeringen is het
volgende zeer belangrijk:
► Gebruik de speciale tang om de zekering uit de zekeringkast te verwijderen en controleer of
het smeltdraadje van de zekering intact is.
► Vervang een defecte zekering altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte (dezelfde
kleur): een afwijkende stroomsterkte kan
storingen veroorzaken - kans op brand!
Als de storing zich kort na het vervangen van
de zekering opnieuw voordoet, laat dan het
elektrische systeem controleren door een
CITROËN-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
De zekeringtabellen en de bijbehorende
schema's zijn verkrijgbaar bij een
CITROËN-dealer of bij een gekwalificeerde
werkplaats.
Wanneer een zekering wordt vervangen
door een zekering die niet in deze
zekeringtabellen staat, kunnen er ernstige
storingen ontstaan. Neem contact op met een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Goed
Defect
Tang
Elektrische accessoires monteren
Bij het ontwerp van het elektrische circuit
van uw auto is reeds rekening gehouden met
de montage van zowel de standaarduitrusting
als eventuele opties.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de
auto monteert of laat monteren.
CITROËN is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die niet door CITROËN
aanbevolen en geleverd worden, en niet
volgens haar voorschriften zijn gemonteerd.
Dit geldt met name als het totale
stroomverbruik van alle extra accessoires
meer dan 10 milliampère bedraagt.
Zekeringen in het
dashboard
Toegang tot de zekeringen
De 2 zekeringkasten bevinden zich aan de
onderzijde van het dashboard, onder het
stuurwiel.
► Trek het deksel eerst linksboven en dan rechtsboven los.
De 2 zekeringkasten bevinden zich aan
de onderzijde van het dashboard, in het
dashboardkastje.
Page 164 of 244

162
In geval van pech
Toegang tot de zekeringen
► Maak het deksel los.► Vervang de zekering.► Sluit na het vervangen van de zekering zorgvuldig het deksel voor een goede afdichting
van de zekeringkast.
Zekering
N r.Stroomsterkte
(A)Functies
F15 10 Mistlamp linksvoor.
► Open het dashboardkastje.► Maak het beschermdeksel van de zekeringskasten los.
Bovenste zekeringkast
Zekering
N r.Stroomsterkte
(A)Functies
F2 10 Verwarmde
buitenspiegels.
F3 30 Elektrische
ruitbediening met
eentrapsbediening
vóór.
F4 5 Automatisch
inklapbare
buitenspiegels.
F5 30 Elektrische
ruitbediening met
eentrapsbediening
achter.
F6 25 Stoelverwarmingen
vóór.
Zekering
N r.Stroomsterkte
(A)Functies
F7 15 Elektrische
ruitbediening vóór.
F8 20 Audioversterker.
F10 25 Panoramadak.
F12 20 Schuif-/kanteldak.
Onderste zekeringkast
Zekering
N r.Stroomsterkte
(A)Functies
F3 5 Voeding aanhanger.
F4 15 Claxon.
F5 - F6 20 Ruitensproeierpomp
voor en achter.
F7 10 12V-aansluiting.
F8 20 Ruitenwisser achter.
F10
- F11 30
Vergrendelen/
ontgrendelen van
de portieren en de
brandstofvulklep.
F14 5 Alarmsysteem,
telematica-eenheid.
F27 5 Alarm
(voorbereiding).
F29 20 Telematicaradio.
F31 15 Radio (achteraf
aanbrengen).
F32 15 12V-aansluiting vóór.
Zekeringen in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap,
naast de accu.
Page 165 of 244

163
In geval van pech
8Toegang tot de zekeringen
► Maak het deksel los.► Vervang de zekering.► Sluit na het vervangen van de zekering zorgvuldig het deksel voor een goede afdichting
van de zekeringkast.
ZekeringN r.Stroomsterkte
(A)Functies
F15 10 Mistlamp linksvoor.
Zekering
N r.Stroomsterkte
(A)Functies
F16 10 Mistlamp rechtsvoor.
F18 10 Grootlicht rechts.
F19 10 Grootlicht links.
F29 40 Ruitenwissers vóór.
12V-accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels en voor het laden van een lege accu.
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden verwerkt conform de
regelgeving en mogen in geen geval met het
huishoudelijke afval worden weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in
een goed geventileerde ruimte, ver van open
vuur of vonken veroorzakende bronnen, om
elk risico van brand- of explosiegevaar uit te
sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Voor toegang tot de (+) klem:► ontgrendel de motorkap met de interne code en vervolgens de externe code;► til de motorkap op en plaats de motorkapsteun.
Pluspool (+).
Deze is voorzien van een aansluiting met
snelkoppeling.
Minpool (-).
De (-) minpool van de accu is niet bereikbaar,
gebruik de motorsteun.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan de
motor worden gestart met een hulpaccu (externe
Page 166 of 244

164
In geval van pech
► Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen de lader B uit alvorens de kabels op de accu aan
te sluiten.
► Controleer of de kabels van de lader in goede staat zijn.► Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog, wanneer uw auto hiermee is
uitgerust.
► Sluit de kabels van lader B als volgt aan:• de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van de accu A,• de zwarte minkabel (-) op het massapunt C
van de auto.
► Zet na afloop van het laden eerst acculader B
uit voordat u de kabels loskoppelt van accu A.
24v 12v
Als deze sticker is aangebracht, mag er uitsluitend een 12 V-lader worden
accu of een accu van een andere auto) en
startkabels of een startbooster.
Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V of
hoger.
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12 V en een capaciteit minimaal
gelijk aan die van de ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de
buurt van bewegende delen van de motor
(ventilator, aandrijfriemen enz.) bevinden.
Maak de (+) klem niet los bij draaiende motor.
► Beweeg, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog.► Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en vervolgens op de pluspool
(+) van de hulpaccu B of de startbooster.
► Sluit de groene of zwarte kabel aan op de minpool (-) van de hulpaccu B of de startbooster
(of op een massapunt van de auto met de
hulpaccu).
► Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op het massapunt C van de
auto met de lege accu.
► Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze gedurende enkele minuten draaien.► Stel de startmotor in werking van de auto met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het contact
af en wacht even alvorens een nieuwe poging
te doen.
► Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels in omgekeerde volgorde los.► Breng, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje aan op de pluspool (+).► Laat de motor minimaal 30 minuten draaien, rijdend of stilstaand, om het laadniveau van de
accu op een correct peil te krijgen.
Een aantal functies, waaronder het Stop
& Start-systeem, is niet beschikbaar als
de laadtoestand van de accu onvoldoende is.
Laden met behulp van een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu is het
noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de accu
voldoende is opgeladen.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
– Als de auto vooral voor korte ritten wordt gebruikt.– Als de auto meerdere weken niet wordt gebruikt.
Neem contact op met een CITROËN-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Als u de accu van uw auto zelf gaat opladen, gebruik dan uitsluitend een
lader die geschikt is voor loodaccu's en die
een nominale spanning van 12 V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
► Schakel het contact uit.► Schakel alle stroomverbruikers uit (audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.).
Page 167 of 244

165
In geval van pech
8
► Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen de lader B uit alvorens de kabels op de accu aan
te sluiten.
► Controleer of de kabels van de lader in goede staat zijn.► Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog, wanneer uw auto hiermee is
uitgerust.
► Sluit de kabels van lader B als volgt aan:• de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van de accu A,• de zwarte minkabel (-) op het massapunt C
van de auto.
► Zet na afloop van het laden eerst acculader B
uit voordat u de kabels loskoppelt van accu A.
24v 12v
Als deze sticker is aangebracht, mag er uitsluitend een 12 V-lader worden
gebruikt. Anders kunnen elektrische
onderdelen van het Stop & Start-systeem
onherstelbaar beschadigd raken.
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden - Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat deze
dan door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats controleren op
beschadigingen van de inwendige delen en
op scheuren in de behuizing (kans op lekkage
van giftig en corrosief zuur).
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
► sluit alle te openen carrosseriedelen (portieren, achterklep, ruiten, zonnedak);
► schakel alle stroomverbruikers (autoradio, ruitenwissers, verlichting, enz.) uit;► zet het contact uit en wacht vier minuten.U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
► Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om
de accupoolklem B te ontgrendelen.
► Beweeg de accupoolklem B omhoog om hem
te verwijderen.
Aansluiten van de pluspool (+)
► Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.► Plaats de geopende accupoolklem B op de
pluspool ( +).
► Druk op de accupoolklem B tot hij stuit.► Beweeg hendel A omlaag om accupoolklem
B te vergrendelen.
Page 168 of 244

166
In geval van pech
– Er is geen goedgekeurde sleepstang beschikbaar.
Beperkingen bij slepen
Type auto
(motor / versnellingsbak)
versnellingsbak Voorwielen op de grond
Achterwielen op de grondDieplader4 wielen op de grond met
sleepstang
Interne verbranding /
Handmatig
Interne verbranding /
Automaat
Bij een storing in de accu of elektrische parkeerrem is het essentieel dat
u contact opneemt met een professioneel bedrijf met een dieplader voor
berging (zonder handgeschakelde versnellingsbak).
Toegang tot het
gereedschap
De hendel tijdens het vergrendelen niet
forceren omdat de klem dan mogelijk
verkeerd zit; start de procedure opnieuw.
Na opnieuw aansluiten van de accu
Na opnieuw aansluiten van de accu moet u
het contact aanzetten en vervolgens 1 minuut
wachten alvorens de motor te starten, om de
elektronische systemen te initialiseren.
Bij auto's met rechtse besturing moet
ongeveer 15 minuten worden gewacht
voordat de motor wordt gestart wanneer de
60 km/ s bereikt.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de volgende rubriek om bepaalde
systemen zelf te resetten, zoals:
– de sleutel met afstandsbediening of de elektronische sleutel (afhankelijk van de
uitvoering),
– het schuif-/kanteldak en het elektrische zonnescherm;– de elektrische ruitbediening;– de datum en de tijd,– de voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas weer als
de auto gedurende een bepaalde periode, die
afhankelijk is van de omgevingstemperatuur
en de laadtoestand van de accu (maximaal 8
uur), niet is gebruikt.
Slepen
U kunt de auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slepen met behulp van het sleepoog.
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de ter plaatse geldende regelgeving.
Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan dat van de auto die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van de gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon moet beschikken over een geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de grond altijd een goedgekeurde sleepstang; touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met uitgeschakelde motor, werken ook de rem- en stuurbekrachtiging niet.
Neem in de volgende gevallen contact op met een professioneel bergbedrijf:– Uw auto staat met pech langs de autosnelweg of snelweg;– Het is niet meer mogelijk om de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te ontgrendelen of de parkeerrem uit te schakelen;– Het is niet meer mogelijk om een auto met een automatische transmissie te slepen, met draaiende motor;– Bij takelen met slechts twee wielen op de grond;– Bij auto's met vierwielaandrijving;
Page 169 of 244

167
In geval van pech
8– Er is geen goedgekeurde sleepstang beschikbaar.
Beperkingen bij slepen
Type auto
(motor / versnellingsbak)
versnellingsbak Voorwielen op de grond
Achterwielen op de grondDieplader4 wielen op de grond met
sleepstang
Interne verbranding /
Handmatig
Interne verbranding /
Automaat
Bij een storing in de accu of elektrische parkeerrem is het essentieel dat
u contact opneemt met een professioneel bedrijf met een dieplader voor
berging (zonder handgeschakelde versnellingsbak).
Toegang tot het
gereedschap
De gereedschappen liggen in de bagageruimte.
Afhankelijk van de uitvoering liggen ze onder de
vloer of achter het verwijderbare rooster van het
rechtervak.
Voor toegang:
► Open de bagageruimte.► Afhankelijk van de uitvoering tilt u de
vloerplaat omhoog met de greep, verwijdert u
deze en verwijdert u de bekleding
► Of u opent het verwijderbare rooster aan de rechterkant door aan de bovenkant te trekken.
Zie het hoofdstuk Gereedschapsset voor meer
informatie over de lijst met gereedschappen.
Slepen van uw auto
► Maak op de voorbumper vanaf de onderkant de afdekking los met de platte schroevendraaier.► Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
Page 170 of 244

168
In geval van pech
► Bevestig de sleepstang.► Zet bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand.
► Zet bij een auto met een automatische transmissie de selectiehendel in stand N.
Wanneer deze instructie niet wordt
nageleefd, kunnen bepaalde onderdelen
(rem, transmissie, enz.) beschadigd raken en
kan het zijn dat de remassistentie niet werkt
wanneer de motor een volgende keer wordt
gestart.
► Ontgrendel het stuurwiel en zet de parkeerrem vrij.► Schakel de alarmknipperlichten van beide auto's in.► Rijd voorzichtig weg en houd zowel de snelheid als de af te leggen afstand beperkt.
Slepen van een andere auto
► Maak op de achterbumper vanaf de onderkant de afdekking los met de platte
schroevendraaier.
► Draai het sleepoog vast tot de aanslag.► Bevestig de sleepstang.► Schakel de alarmknipperlichten van de te slepen auto in.► Rijd voorzichtig weg en houd zowel de snelheid als de af te leggen afstand beperkt.
Wanneer de auto is voorzien van een
BlueHDi 120 S&S EAT6-motor en een
schuif-/kanteldak of een reservewiel, mag er
met deze auto niet worden gesleept.