display CITROEN C3 AIRCROSS 2021 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2021, Model line: C3 AIRCROSS, Model: CITROEN C3 AIRCROSS 2021Pages: 244, PDF Size: 6.31 MB
Page 23 of 244

21
Instruments de bord
1Raadpleeg de desbetreffende gedeeltes
voor meer informatie over de Verwarming,
Handbediende airconditioning en
Automatische airconditioning .
Telefoon.Zie het gedeelte "Audio en telematica".Apps.
Hiermee kunnen de beschikbare online
diensten worden weergegeven.
Zie het gedeelte "Audio en telematica".
Auto of Rijden (afhankelijk van de
uitvoering) .
Hiermee kunnen bepaalde functies worden
geactiveerd, gedeactiveerd en geconfigureerd.
De via dit menu beschikbare functies zijn
verdeeld onder twee tabbladen: " Overige
instellingen " en "Snelkoppelingen ".
Volumeregeling/onderbreken van het geluid.
Zie het gedeelte "Audio en telematica".
Druk met drie vingers op het touchscreen
om toegang te krijgen tot de
menucarrousel.
Bovenste balk
Bepaalde informatie wordt permanent
weergegeven in de bovenste balk van het
touchscreen:
– Basisinformatie van de airconditioning en toegang tot een snelmenu (uitsluitend instellen
van de temperatuur en de aanjagersnelheid).
– Basisinformatie van de menu's RadioMedia en Telefoon en navigatie-
aanwijzingen (afhankelijk van de uitvoering).
– Gedeelte met berichten (sms en e-mail) (afhankelijk van de uitvoering).– Toegang tot de Instellingen .
Boordcomputer
Geeft informatie over de actuele rit (actieradius,
brandstofverbruik, gemiddelde snelheid enz.).
Informatiedisplay
Informatie wordt na elkaar weergegeven.– Het tabblad "actuele informatie" met:• Afgelegde kilometers.• De actieradius.• Het actuele brandstofverbruik.• De teller van het Stop & Start-systeem.• Informatie over de snelheidslimietherkenning (afhankelijk van de uitvoering).– Traject 1met:• De gemiddelde snelheid.
• Het gemiddelde brandstofverbruik.• De afgelegde afstand tijdens het eerste traject.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto kan
ook een 2
e traject worden weergegeven.– Traject 2met:• De gemiddelde snelheid.• Het gemiddelde brandstofverbruik.• De afgelegde afstand. tijdens het tweede traject. Traject 1 en 2 zijn onafhankelijk en kunnen op
dezelfde manier worden gebruikt.
Traject 1 kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor
een dagelijks verbruik en traject
2 voor een
maandelijks verbruik.
► Druk op de knop aan het uiteinde van de ruitenwisserhendel.
► Of, afhankelijk van de uitvoering, druk op de rolknop op het stuurwiel.
Page 24 of 244

22
Instruments de bord
Traject resetten
Met instrumentenpaneel met LCD-
tekstdisplay of matrixdisplay
► Druk de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar langer dan twee
seconden in zodra het traject wordt aangegeven.
► Of druk langer dan twee seconden op de rolknop op het stuurwiel (afhankelijk van de
uitvoering).
Met instrumentenpaneel met
lcd-tekstdisplay
► Zodra het traject wordt aangegeven, moet u de resettoets van het instrumentenpaneel langer
dan twee seconden ingedrukt houden.
Enkele definities...
Actieradius
(km of mijl)Aantal kilometers dat u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt
rijden (berekend op basis van het gemiddelde
verbruik over de laatste afgelegde kilometers).
Deze waarde kan schommelen door een
gewijzigde rijstijl of het rijden op een
helling, waardoor het actuele
brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.
Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt,
verschijnen streepjes op het display.
Na het tanken van minimaal 5 liter brandstof
wordt de actieradius opnieuw berekend en
weergegeven als deze meer dan 100 km
bedraagt.
Wanneer tijdens het rijden streepjes in
plaats van waarden worden
weergegeven, dient u contact met een
CITROËN-dealer of gekwalificeerde
werkplaats op te nemen.
Actueel brandstofverbruik
(l/100 km, km/l of mpg)Berekend over de laatste seconden.
Deze functie wordt alleen weergegeven
bij snelheden vanaf 30 km/h.
Gemiddeld brandstofverbruik
(l/100 km, km/l of mpg)Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.
Afgelegde afstand
(km of miles)Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.Teller van het Stop & Start-systeem
Page 25 of 244

23
Instruments de bord
1(minuten/seconden of uren/minuten)
Een teller registreert hoe lang de STOP-stand
tijdens een traject is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact aanzet
weer op nul gezet.
Dimmer
dashboardverlichting
U kunt de lichtsterkte van de verlichting van
het dashboard en het touchscreen handmatig
aanpassen aan het omgevingslicht.
Werkt alleen als de verlichting van de auto is
ingeschakeld (dagrijverlichting uitgezonderd) en
in nachtstand.
Twee knoppen
Druk, terwijl de verlichting brandt, op knop A om
de dashboardverlichting en de sfeerverlichting
sterker te laten branden of op de knop B om de
verlichting te dimmen.
Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte
is bereikt.
Touchscreen
► Selecteer in het menu Instellingen de optie
"Lichtsterkte".
► Stel de helderheid af door op de pijlen te drukken of de cursor te bewegen.
De helderheid kan verschillend worden
ingesteld voor de dag en de nacht.
Datum en tijd instellen
Zonder audiosysteem
Stel de datum en tijd in via het display van het
instrumentenpaneel.
► Houd deze toets ingedrukt.
► Druk op een van deze toetsen om de instelling te selecteren die u wilt wijzigen.► Druk kort op deze toets om te bevestigen.► Druk op een van deze toetsen om de instelling te wijzigen en bevestig dit
nogmaals om de nieuwe instelling op te slaan.
Met audiosysteem
► Druk op de toets MENU om het hoofdmenu
weer te geven.
► Druk op de knop "7" of "8" om het menu
"Persoonlijke instelling - configuratie" weer te
geven en druk vervolgens op OK.
► Druk op de knop "5" of "6" om het menu
"Configuratie display" weer te geven en druk
vervolgens op OK.
► Druk op de knop "5" of "6" om de regel
"Datum en tijd instellen" te selecteren en druk
vervolgens op OK.
Page 54 of 244

52
Ergonomie en comfort
– Verwijder het apparaat en probeer het een kwartier later nog eens.
Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
USB-aansluiting
Op de middenconsole bevindt zich een
USB-aansluiting.
Hierop kunt u draagbare apparatuur of een USB-
stick aansluiten.
Via deze aansluiting kunt u de audiobestanden
op uw draagbare apparatuur beluisteren via de
luidsprekers van het audiosysteem.
U kunt deze bestanden beheren met de toetsen
op het stuurwiel of op het touchscreen.
Tijdens het gebruik van de USB-
aansluiting kan de draagbare apparatuur
automatisch worden opgeladen.
Er wordt een melding weergegeven als het
stroomverbruik van de draagbare apparatuur
hoger is dan de door de auto geleverde
stroomsterkte.
► Gebruik altijd de juiste adapter voor aansluiting van een accessoire van 12 V (max. vermogen: 120 W).
Houd u aan het maximaal toegestane
vermogen om schade aan apparatuur te
voorkomen.
Het aansluiten van elektrische
apparatuur die niet door CITROËN is
goedgekeurd, zoals een lader met USB-
aansluitingen, kan leiden tot storingen in de
werking van de elektrische componenten van
de auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Draadloze smartphonelader
Hiermee kunt u apparaten zoals een smartphone
draadloos opladen volgens het principe van
magnetische inductie, in overeenstemming met
de norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel
zijn met de Qi-norm of moet zijn voorzien van
een compatibele hoes of houder.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het
symbool Qi.
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop
& Start-systeem in de STOP-stand staat.
Het opladen wordt aangestuurd door de
smartphone.
Bij Keyless entry and start kan de werking van
de lader kort worden onderbroken als er een
deur wordt geopend of als het contact wordt
uitgeschakeld.
Laden bezig
► Als het laadgedeelte leeg is, kunt u een apparaat in het midden plaatsen.
Als het apparaat wordt waargenomen, gaat het
controlelampje van de lader groen branden.
Het lampje blijft branden terwijl de batterij wordt
opgeladen.
Het systeem is niet bedoeld om
meerdere apparaten tegelijkertijd op te
laden.
Laat geen metalen voorwerpen zoals
munten, sleutels of de
afstandsbediening. in het laadgedeelte liggen,
omdat er dan kans op oververhitting of
onderbreking van het laadproces bestaat.
Controle van de werking
De status van het controlelampje geeft de
werking van de lader aan.
Status van
controlelampje Betekenis
Uit Motor afgezet.
Geen geschikt apparaat
gevonden.
Laden voltooid.
Groen,
permanent Geschikt apparaat
gevonden.
Laden bezig.
Knipperend
oranje Detectie van een
vreemd voorwerp in het
oplaadgedeelte.
Apparaat niet goed
gecentreerd in het
oplaadgedeelte.
Permanent
oranje Storing in de laadindicator
van het apparaat.
Temperatuur van batterij
apparaat te hoog.
Storing in de lader.
Als het controlelampje oranje brandt:– Verwijder het apparaat en plaats het opnieuw in het midden van het oplaadgedeelte.
of
Page 61 of 244

59
Verlichting en zicht
4Lichtschakelaar
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel
van de ledkoplampen. U kunt daarbij
ernstig oogletsel oplopen!
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals een lage temperatuur of vocht)
kan er een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
ontstaan; dit verdwijnt als de lampen enkele
minuten branden.
Reizen naar het buitenland
Auto's uitgerust met halogeenkoplampen
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere kant
van de weg rijdt, moet de afstelling van de
dimlichten worden gewijzigd om te voorkomen
dat tegemoetkomend verkeer wordt verblind.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Als één of meer lampen defect zijn, ontvangt u een melding dat u de
betreffende lampen moet controleren.
Hoofdverlichting
Automatische verlichting/dagrijverlichting
Alleen parkeerlicht
Dimlicht of grootlicht
Overschakelen van dim-
naar grootlicht
► Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dim- naar grootlicht en terug. In de stand "AUTO" en de stand voor de
parkeerlichten kunt u een lichtsignaal met het
grootlicht geven door de hendel naar u toe te
trekken.
Display
Een controlelampje op het instrumentenpaneel
geeft aan dat de geselecteerde verlichting is
ingeschakeld.
Mistachterlichten
Mistachterlicht
Deze functie werkt alleen als de parkeerlichten of het dimlicht zijn/is
ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren om deze in te schakelen en naar achteren om deze uit te
schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (stand " AUTO"), blijven de
mistlampen en het dimlicht branden.
Page 66 of 244

64
Verlichting en zicht
Zonder automatische
ruitenwissers
Met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel omhoog of omlaag in de gewenste stand.Wissen op hoge snelheid (hevige neerslag)Wissen op normale snelheid (matige
regenval)
Intervalwissen (wissnelheid afhankelijk van de rijsnelheid)Uit
Statische bochtverlichting
Deze functie (indien aanwezig) zorgt ervoor
dat tijdens het rijden met dim- of grootlicht
de mistlamp vóór wordt ingeschakeld om de
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40 km/h (handig in de stad, op
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages
enz.).
Zonder statische bochtverlichting
Met statische bochtverlichting
Inschakelen / uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld:– bij het inschakelen van een richtingaanwijzerof– als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid.Het systeem wordt uitgeschakeld:– bij een geringe stuuruitslag.– bij snelheden boven 40 km/u.– als de achteruit is ingeschakeld.
Instellen
Deze functie kan worden geactiveerd of
gedeactiveerd via het configuratiemenu van de
auto.
Deze functie is standaard geactiveerd.
Zonder audiosysteem
► In het menu "VERLICHTING" op het display
van het instrumentenpaneel, inschakelen/
uitschakelen " MEEDR KOPL" (meedraaiende
koplampen).
Met audiosysteem
► Activeer of deactiveer in het menu "Persoonlijke instelling - configuratie "
de functie "Bochtverlichting".
Met touchscreen
► Selecteer in het menu Rijverlichting /
Auto het tabblad" Overige instellingen "
en dan "Verlichting " en activeer/deactiveer
"Bochtverlichting".
Ruitenwisserschakelaar
Onder winterse omstandigheden moet u
sneeuw of ijs van de voorruit, het gebied
rond de ruitenwisserarmen en -bladen, en de
voorruitrand verwijderen voordat u de
ruitenwissers inschakelt.
Schakel de ruitenwissers niet in als de
voorruit droog is. Controleer of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de
voorruit voordat u bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt.
Page 67 of 244

65
Verlichting en zicht
4Zonder automatische
ruitenwissers
Met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel omhoog of omlaag in de gewenste stand.Wissen op hoge snelheid (hevige neerslag)Wissen op normale snelheid (matige
regenval)
Intervalwissen (wissnelheid afhankelijk van de rijsnelheid)Uit
Eén keer wissen (duw de hendel even
omlaag).
of
Automatisch.
Zie de desbetreffende rubriek.
Ruitensproeiers vóór
► Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe.De ruitensproeiers treden in werking en na
enige tijd worden ook de ruitenwissers voor een
bepaalde duur ingeschakeld.
De hoogte van de voorste ruitensproeiers
kan worden afgesteld. U kunt de
fabrieksinstelling aanpassen door een naald
in elke sproeier te steken en deze te richten.
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het
reservoir van de ruitensproeiervloeistof
leeg is; kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen
risico is van bevriezing van de vloeistof op
de voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk
kunnen afnemen. Gebruik tijdens de winter
producten die geschikt zijn voor zeer lage
temperaturen.
Vul nooit bij met water.
Ruitenwisser achter
► Draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te
zetten.
Uit
Interval
Sproeien en wissen
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn geactiveerd op het
moment dat u de achteruitversnelling inschakelt,
treedt ook de ruitenwisser achter in werking.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via
het configuratiemenu van de auto.
Deze functie is standaard ingeschakeld.
Zonder audiosysteem
► In het menu "COMFORT" op het display
van het instrumentenpaneel, inschakelen/
uitschakelen " RW A A UIT". (automatisch wissen
in achteruit).
Met audiosysteem
Open het menu "Persoonlijke instelling
- configuratie " en activeer/deactiveer
"Ruitenw. aan bij achteruit ".
Page 69 of 244

67
Verlichting en zicht
4Pak de ruitenwisserarmen niet vast op de
plek van de ruitensproeiers.
Raak de ruitenwisserbladen niet aan - kans
op onherstelbare vervorming.
Laat de ruitenwisserarmen niet los tijdens het
omhoog zetten - Kans op beschadiging van
de voorruit!
► Reinig de voorruit met behulp van een reinigingsmiddel voor autoruiten.
Gebruik geen waterafstotende producten
van het type "Rain X".
► Maak het versleten wisserblad dat zich het dichtste bij u bevindt los en verwijder het.► Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op de ruitenwisserarm.► Herhaal de procedure voor het andere ruitenwisserblad.► Begin met het ruitenwisserblad dat zich het dichtste bij u bevindt, houd nogmaals elke arm
vast bij het starre gedeelte en leg de ruitenwisser
voorzichtig op de voorruit.
Verwijderen/aanbrengen
ruitenwisserblad achter
► Houd de arm vast bij het starre gedeelte en beweeg deze zo ver mogelijk omhoog.► Reinig de achterruit met reinigingsmiddel voor autoruiten.► Maak het versleten wisserblad los en verwijder het.► Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op de ruitenwisserarm.
► Houd nogmaals de arm vast bij het starre gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig op de
achterruit.
Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO worden de ruitenwissers
vóór automatisch ingeschakeld als neerslag
wordt gedetecteerd. Als het regent, wordt de
wissnelheid automatisch aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
De neerslag wordt gedetecteerd door een
regen-/lichtsensor die zich in het midden aan de
bovenzijde van de voorruit bevindt, achter de
binnenspiegel.
Dek de regen-/lichtsensor niet af.
Schakel de automatische ruitenwissers
uit en zet het contact af als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de
automatische ruitenwissers tot de voorruit
volledig ontdooid is.
Inschakelen
► Duw de hendel kort omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om het
inschakelen te bevestigen.
Afhankelijk van de uitvoering verschijnt dit verklikkerlampje in het display of gaat het
branden op het instrumentenpaneel en er
verschijnt een melding.
Afzetten
► Duw de hendel nog een keer kort omlaag of zet de hendel in een andere stand ( Int., 1 of 2).Afhankelijk van de uitvoering verdwijnt dit verklikkerlampje van het display of gaat
uit op het instrumentenpaneel en er verschijnt
een melding.
Elke keer als het contact meer dan 1
minuut is afgezet, moet u de
automatische ruitenwissers opnieuw activeren
door de hendel één keer omlaag te duwen.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in de
intervalstand.
Laat het systeem controleren door een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Page 79 of 244

77
Veiligheid
5Waarschuwingen
losgemaakte/
niet vastgemaakte
veiligheidsgordel(s)
A.Waarschuwingslampje veiligheidsgordels
voor en/of achter losgemaakt/niet
vastgemaakt
1.Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
linksvoor
2. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsvoor
3. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
linksachter
4. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
middenachter
5. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsachter
Als de bijbehorende veiligheidsgordel niet
is bevestigd of wordt losgemaakt en het
contact wordt ingeschakeld, dan gaat het
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels
op het instrumentenpaneel branden en
het bijbehorende waarschuwingslampje
(1 tot en met 5) gaat rood branden op het
display met waarschuwingslampjes voor
de veiligheidsgordels en de airbag van de
voorpassagier.
Als een veiligheidsgordel achter niet is vastgemaakt, gaat het betreffende
waarschuwingslampje ( 3 t/m 5) ongeveer 30
seconden branden.
Vanaf een snelheid van ongeveer 20
km/ en gedurende 2 minuten gaat elk
waarschuwingslampje van een zitplaats met
een inzittende erop die de veiligheidsgordel
niet heeft bevestigd knipperen en klinkt er een
geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft blijft
het betreffende waarschuwingslampje branden
totdat de bestuurder, voorpassagier en/of
achterpassagier de gordel vastmaakt.
Advies
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle
passagiers hun veiligheidsgordel goed
hebben omgedaan en vastgemaakt.
Maak, ongeacht de reistijd en de plaats waar
u in de auto zit, altijd de veiligheidsgordel
vast.
Wissel de gespen van de veiligheidsgordels
onderling niet om; de gordels zijn dan niet
voldoende effectief.
Controleer zowel voor als na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of verstellen
van een stoel of de achterbank of de gordel
zich op de juiste plaats bevindt en goed is
opgerold.
Omdoen
De heupgordel moet zo laag mogelijk op
het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
– dient deze zo strak mogelijk om het lichaam te worden gedragen;– moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, zonder dat de
gordel gedraaid raakt;
– mag deze door niet meer dan één persoon
worden gedragen;– mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen;– mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Page 99 of 244

97
Rijden
6► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
► Selecteer bij een auto met een
automatische transmissie de stand P en trap
vervolgens het rempedaal stevig in.
► Druk op de toets "START/STOP".
De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van
de motor
Als de elektronische sleutel niet wordt
herkend of zich niet meer in de detectiezone
bevindt, verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel wanneer een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te
zetten.
► Houd, om het afzetten van de motor te bevestigen, de toets "START/STOP" ongeveer 5
seconden ingedrukt. Als de elektronische sleutel niet werkt, neem
dan contact op met een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Noodprocedure voor het
uitschakelen van de motor
De motor kan uitsluitend in noodgevallen worden
afgezet (zelfs tijdens het rijden).
► Houd de toets "START/STOP" ongeveer 5
seconden ingedrukt.
In dit geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Parkeerrem
Vrijzetten
► Trek de hendel van de parkeerrem licht
omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de
hendel geheel omlaag.
Als tijdens het rijden dit lampje en het waarschuwingslampje STOP gaan
branden in combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het display, is de parkeerrem
nog (iets) aangetrokken.
Aantrekken
► Trek de hendel van de parkeerrem aan om de auto op zijn plaats te houden.
Blokkeer bij het parkeren van de auto op
een helling de voorwielen door deze in
de richting van het trottoir te sturen, trek de
parkeerrem aan, schakel een versnelling in
en zet het contact uit.
Als er een aanhangwagen achter uw auto is gekoppeld, uw auto op een steile
helling wordt geparkeerd of uw auto zwaar is
beladen, dan moet u de voorwielen bij het
parkeren naar het trottoir sturen en een
versnelling inschakelen (handgeschakelde