CITROEN C4 CACTUS 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: C4 CACTUS, Model: CITROEN C4 CACTUS 2015Pages: 328, PDF Size: 7.73 MB
Page 131 of 328

129
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
elektronisch stabiliteitsprogramma (esP : el
ectronic  st ability Control) dat de volgende 
systemen omvat:
-
 
h
 et antiblokkeersysteem (A
b
 s
) e
 n de 
elektronische remdrukregelaar (
r
e
F
 ),
-
 d
e noodremassistentie (AF
u)
 ,
-
 d
e antispinregeling (A
s
 r
)
 ,
-
 de
 dynamische stabiliteitscontrole (CD
s)
 .
elektronische stabiliteitscontrole (esP )
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en 
elektronische remdrukregelaar 
(REF)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen 
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid 
van uw auto en dragen bij tot een betere 
controle in bochten, vooral op een slecht of 
glad wegdek.
Het A
b
s  voorkomt het blokkeren van de wielen 
in het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukregelaar verdeelt de 
remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (AFU)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen 
de optimale remdruk sneller wordt bereikt, 
zodat de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het 
rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor 
dat de benodigde bedieningskracht wordt 
verminderd en de effectiviteit van het remmen 
wordt vergroot.
Antispinregeling (ASR)
De Asr  past de aandrijfkracht aan om het 
doorspinnen van de wielen te beperken via 
de remmen van de aangedreven wielen 
en de motor. De A
s
r  zorgt ook voor meer 
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole 
(CDS)
Het CDs  houdt de vier wielen in de gaten en 
grijpt, als de koers van de auto afwijkt van 
de door de bestuurder gewenste richting, 
automatisch in via de remmen van een of 
meerdere wielen en het motorkoppel om de 
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers 
te brengen.
7 
Veiligheid  
Page 132 of 328

130
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
Als dit lampje gaat branden 
in combinatie met het lampje 
STOP, een geluidssignaal en een 
melding op het display, duidt dit 
op een storing in de elektronische 
remdrukregelaar waardoor u tijdens 
het remmen de controle over uw auto 
zou kunnen verliezen.
Werking
Als dit lampje gaat branden in 
combinatie met een geluidssignaal 
en een melding op het display, 
duidt dit op een storing in het A
b
s
-
s
ysteem, waardoor u tijdens het 
remmen de controle over uw auto 
zou kunnen verliezen.
Antiblokkeersysteem (ABS) en 
elektronische remdrukregelaar 
(REF)Zorg er bij vervanging van de wielen 
(banden en velgen) voor dat wielen 
worden gemonteerd die voor uw auto 
zijn gehomologeerd.
De normale werking van het 
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn 
door het trillen van het rempedaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop 
krachtig en volledig in en laat het 
niet los.
Stop onmiddellijk.
ra
adpleeg in beide gevallen het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 
Veiligheid  
Page 133 of 328

131
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
Dynamische stabiliteitscontrole 
(CDS) en antispinregeling (ASR)Het CDs-systeem zorgt voor meer 
veiligheid tijdens het rijden. De 
bestuurder mag zich echter nooit laten 
verleiden tot het nemen van meer 
risico's of te hard rijden.
De goede werking van het systeem 
wordt verzekerd door de naleving van 
de voorschriften van de constructeur 
met betrekking tot de wielen (banden 
en velgen), onderdelen van het 
remsysteem, elektronische onderdelen 
alsmede de montageprocedure en het 
uitvoeren van werkzaamheden door het 
CI
t
ro
Ën-
 netwerk.
Laat het systeem na een aanrijding 
controleren door het CI
t
ro
Ën-
 netwerk 
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Inschakelen
Deze systemen worden automatisch 
ingeschakeld zodra de motor wordt gestart.
Zodra deze systemen signaleren dat de wielen 
te weinig grip hebben of de koers van de auto 
afwijkt van de door de bestuurder gewenste 
richting, grijpen ze in op de werking van de 
motor en het remsysteem.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit 
in de modder, sneeuw, in mulle grond, …) kan 
het nuttig zijn het CD
s-
systeem uit te schakelen, 
zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip 
kunnen krijgen.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje 
op het instrumentenpaneel 
knipperen.
Storing
Het is echter aanbevolen het systeem zo snel 
mogelijk weer in te schakelen. F
 
D
 ruk op de knop.
Als dit verklikkerlampje en het lampje 
op de knop gaan branden, grijpt het 
CD
s-
systeem niet meer in op de 
werking van de motor.
Opnieuw inschakelen
Het systeem wordt automatisch weer 
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt 
aangezet of vanaf snelheden boven 50
  km/h.
F
 
D
 ruk nogmaals op de knop om 
het systeem handmatig weer in 
te schakelen. Als dit verklikkerlampje gaat branden 
in combinatie met een geluidssignaal 
en een melding, duidt dit op een 
storing in het systeem.
ra
adpleeg het CI
t
 ro
Ën-
 netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te 
laten controleren.
7 
Veiligheid  
Page 134 of 328

132
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van 
een pyrotechnische gordelspanner en een 
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra 
bescherming van de bestuurder en passagier 
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. 
bi
j een krachtige aanrijding zorgen de 
pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de 
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen 
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief 
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht 
waarmee de gordel tegen het lichaam van 
de inzittenden getrokken wordt en bevordert 
daarmee de veiligheid.Vast maken
F  trek aan de gordel en steek de gesp in de  gordelsluiting.
F
 
C
 ontroleer of de gordel goed is 
vastgemaakt door even aan de riem te 
trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de  gordelsluiting.
F
 
H
 oud de gordel vast ter wijl deze zich 
oprolt.
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien van een 
driepuntsveiligheidsgordel. 
Veiligheid  
Page 135 of 328

133
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
Als de wagensnelheid hoger is 
dan 20  km/h, knippert (knipperen) 
het pictogram (de pictogrammen) 
gedurende twee minuten in 
combinatie met een geluidssignaal. 
na d
eze 2   minuten blijft (blijven) 
het pictogram (de pictogrammen) 
branden zolang de bestuurder of 
voorpassagier zijn gordel niet heeft 
vastgemaakt.
Pictogram(men) 
veiligheidsgordel(s)  
losgemaakt/niet vastgemaakt Pictogram(men) 
veiligheidsgordel(s) vóór
bij het aanzetten van het contact gaat het 
pictogram 
1
 o p het instrumentenpaneel 
en de desbetreffende pictogrammen 
( 2
 
e
 n 3) op het pictogrammendisplay 
van de veiligheidsgordels en airbag vóór 
aan passagierszijde rood branden als de 
bestuurder en/of de voorpassagier zijn 
gordel niet heeft vastgemaakt of weer 
heeft losgemaakt.
1. Pictogram veiligheidsgordels vóór  losgemaakt/niet vastgemaakt, op het 
instrumentenpaneel.
2.
 P
ictogram veiligheidsgordel links voor.
3.
 P
ictogram veiligheidsgordel rechts voor.
4.
 P
ictogram veiligheidsgordel rechts achter.
5.
 P
ictogram veiligheidsgordel midden achter.
6.
 P
ictogram veiligheidsgordel links achter.
Pictogram(men) 
veiligheidsgordel(s) achter
Het desbetreffende pictogram  
(4
  t /m 6 ) op het pictogrammendisplay 
van de veiligheidsgordels en de 
airbag vóór aan passagierszijde 
gaat rood branden als een van de 
achterpassagiers zijn gordel heeft 
losgemaakt.
7 
Veiligheid  
Page 136 of 328

134
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder 
te controleren of alle passagiers hun 
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan 
en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het 
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al 
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels 
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende 
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een 
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte 
van de gordel automatisch wordt aangepast 
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De 
gordel wordt automatisch opgerold als deze 
niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van 
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het 
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle 
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van 
een automatische blokkeerinrichting die 
in werking treedt bij een aanrijding, een 
noodstop of het over de kop slaan van 
de auto. u  kunt de blokkeerinrichting 
deblokkeren door stevig aan de riem te 
trekken en deze weer los te laten, zodat de 
riem weer een stukje wordt opgerold.Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 
1 ,50   m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan 
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens 
het rijden.
ra
adpleeg voor meer informatie de rubriek 
"
kin
derzitjes".
Voor een effectieve werking van de 
veiligheidsgordel:
-
 d
ient deze strak om het lichaam te 
worden gedragen,
-
 
m
oet deze in een vloeiende beweging 
naar voren worden getrokken, zonder 
dat de gordel gedraaid raakt,
-
 
m
ag deze door niet meer dan één 
persoon worden gedragen,
-
 
m
ag deze geen beschadigingen of rafels 
vertonen,
-
 
m
ag er om te voorkomen dat de gordel niet 
goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van 
de aard en de kracht van de aanrijding , 
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. 
Het activeren van de gordelspanners gaat 
gepaard met wat onschadelijke rook en een 
knal, als gevolg van de activering van de 
pyrotechnische lading die in het systeem is 
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van 
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding 
controleren en eventueel vervangen door het 
CI
t
ro
Ën-
 netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
Vanwege de wettelijke 
veiligheidsvoorschriften moeten 
werkzaamheden en controles aan de 
veiligheidsgordels worden uitgevoerd 
door het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats, die tevens voor 
de garantie zorgt en de werkzaamheden 
volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto 
regelmatig controleren door het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats, 
vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
re
inig de veiligheidsgordels met zeepsop 
of een reinigingsmiddel voor textiel, 
verkrijgbaar bij het CI
t
ro
Ën-
netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen van 
een stoel of de achterbank of de gordel zich op 
de juiste plaats bevindt en goed is opgerold. 
Veiligheid  
Page 137 of 328

135
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de 
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd 
de middelste passagier achter) bij ernstige 
aanrijdingen te verbeteren. De airbags vormen een 
aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels 
met spanbegrenzers (behalve bij de middelste 
passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren de frontale 
en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones 
voor een aanrijding worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags onmiddellijk af om de inzittenden van de auto 
(uitgezonderd de middelste passagier achter) 
te helpen beschermen. Direct na de aanrijding 
ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het 
zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden 
de auto eventueel kunnen verlaten,
-
 
b
 ij een minder ernstige aanrijding of een 
aanrijding van achteren en in bepaalde 
gevallen waarbij de auto over de kop 
slaat, treden de airbags niet in werking. 
De veiligheidsgordels helpen u in deze 
situaties voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als het 
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal. 
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt 
(tijdens hetzelfde of een volgend 
ongeval), worden de airbags niet meer 
opgeblazen. Het activeren van (een van) de airbags 
gaat gepaard met wat rook en een 
knal, als gevolg van de activering van 
de pyrotechnische lading die in het 
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan 
voor personen die hier gevoelig voor 
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt 
geproduceerd, kan het gehoor 
gedurende een korte periode enigszins 
verminderen.
Registratiezones voor een 
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp
actzone opzij.
7 
Veiligheid  
Page 138 of 328

136
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
Uitschakelen airbag aan 
passagierszijde
Alleen de airbag aan passagierszijde kan 
worden uitgeschakeld.
F 
Z
 et het contact af en steek de sleutel in 
de schakelaar voor het uitschakelen van de 
airbag aan passagierszijde.
F
 
D
 raai deze in de stand "OFF" .
F
 
V
 er wijder de sleutel zonder de stand van 
de schakelaar te veranderen.
bi
j het aanzetten van het contact 
brandt dit waarschuwingslampje in 
het display van de veiligheidsgordels. 
Het blijft branden zolang de airbag is 
uitgeschakeld.
sc
 hakel voor de veiligheid van uw kind 
de airbag aan passagierszijde altijd uit 
als u een kinderzitje met de rug in de 
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan 
van de airbag levensgevaarlijk gewond 
raken.
Opnieuw inschakelen airbag aan 
passagierszijde
Als u het met de rug in de rijrichting geplaatste  
kinderzitje hebt verwijderd, zet dan met afgezet 
contact  de schakelaar weer op "ON"  om de 
airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid 
van uw voorpassagier te garanderen.
Frontairbags
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de 
airbag aan passagierszijde wanneer deze is 
uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding 
binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór 
(A) , in de lengterichting van de auto en vanaf de 
voorzijde richting de achterzijde van de auto, die 
zich op een horizontale ondergrond moet bevinden.
De frontairbag wordt opgeblazen tussen de 
bestuurder en het stuur of tussen de passagier 
voorin en het dashboard om te verhinderen dat 
deze naar voren wordt geslingerd. De frontairbags beschermen de bestuurder 
en voorpassagier bij een ernstige frontale 
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel 
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in 
het stuur wiel en de passagiersairbag is 
geïntegreerd in het dak om ruimte vrij te maken 
in het dashboardkastje.
bi
 j het aanzetten van het contact 
gaat dit waarschuwingslampje in het 
display van de veiligheidsgordels 
gedurende ongeveer één minuut 
branden om aan te geven dat de 
airbag aan passagierszijde weer is 
ingeschakeld. 
Veiligheid  
Page 139 of 328

137
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
Als dit lampje knippert, raadpleeg dan 
zo snel mogelijk het CItroËn- netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats. 
De kans bestaat dat de airbag aan 
passagierszijde bij een ernstige 
aanrijding niet wordt geactiveerd.
Storing
Als dit lampje op het 
instrumentenpaneel gaat branden in 
combinatie met een geluidssignaal 
en een melding, laat het systeem 
dan zo snel mogelijk controleren 
door het CI
t
ro
Ën-
 netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats. 
De kans bestaat dat de airbags bij 
een ernstige aanrijding niet worden 
geactiveerd.
Plaats geen kinderzitje op de voorstoel in 
het geval van een storing, waarbij minimaal 
één van beide waarschuwingslampjes van 
de airbags brandt.
Laat het systeem controleren door 
het CIt roËn- netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
7 
Veiligheid  
Page 140 of 328

138
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
Zijairbags
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende 
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse 
aanrijding binnen (een gedeelte van) de 
impactzone opzij (B), loodrecht op de lengteas 
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de 
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de 
inzittende voorin en het desbetreffende 
portierpaneel. De zijairbags beschermen de bestuurder en 
de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse 
aanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van 
de rugleuning, aan de portierzijde.
Detectiezones voor een 
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp actzone opzij. 
Veiligheid