ECU CITROEN C4 CACTUS 2018 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2018, Model line: C4 CACTUS, Model: CITROEN C4 CACTUS 2018Pages: 334, PDF Size: 11.09 MB
Page 99 of 334

97
C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Als de wagensnelheid hoger is 
dan 20 km/h, knippert (knipperen) 
het pictogram (de pictogrammen) 
gedurende twee minuten in 
combinatie met een geluidssignaal. 
Na deze 2
 m
inuten blijft (blijven) 
het pictogram (de pictogrammen) 
branden zolang de bestuurder of 
voorpassagier zijn gordel niet heeft 
vastgemaakt.
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s) 
losgemaakt/niet vastgemaakt
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s) vóór
Bij het aanzetten van het contact gaat het 
pictogram  1 op h
et instrumentenpaneel en de 
desbetreffende pictogrammen ( 2 en  3) op het 
pictogrammendisplay van de veiligheidsgordels 
en airbag vóór aan passagierszijde 
rood branden als de bestuurder en/of 
de voorpassagier zijn gordel niet heeft 
vastgemaakt of weer heeft losgemaakt.
1. Pictogram veiligheidsgordels vóór 
los gemaakt/niet vastgemaakt, op het 
instrumentenpaneel.
2.
 Pi
ctogram veiligheidsgordel links voor.
3.
 Pi
ctogram veiligheidsgordel rechts voor.
4.
 Pi
ctogram veiligheidsgordel rechts achter.
5.
 Pi
ctogram veiligheidsgordel midden achter.
6.
 Pi
ctogram veiligheidsgordel links achter.
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s) achter
Het desbetreffende pictogram ( 4 t / m 6) 
op  het pictogrammendisplay van de 
veiligheidsgordels en de airbag vóór 
aan passagierszijde gaat rood branden 
als een van de achterpassagiers zijn 
gordel heeft losgemaakt.
5 
Veiligheid  
Page 100 of 334

98
C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder 
te controleren of alle passagiers hun 
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan 
en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het 
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al 
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels 
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende 
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een 
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte 
van de gordel automatisch wordt aangepast 
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De 
gordel wordt automatisch opgerold als deze 
niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van 
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het 
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle 
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van 
een automatische blokkeerinrichting die 
in werking treedt bij een aanrijding, een 
noodstop of het over de kop slaan van 
de auto. U kunt de blokkeerinrichting 
deblokkeren door stevig aan de riem te 
trekken en deze weer los te laten, zodat de 
riem weer een stukje wordt opgerold.Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 
1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan 
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens 
het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over kinderzitjes.
Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel:- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen,- moet deze in een vloeiende beweging naar voren 
worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid 
raakt,
- mag deze door niet meer dan één persoon worden 
ged ragen,
- mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen,- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed 
werkt, niets aan worden gewijzigd.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van 
de aard en de kracht van de aanrijding , 
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. 
Het activeren van de gordelspanners gaat 
gepaard met wat onschadelijke rook en een 
knal, als gevolg van de activering van de 
pyrotechnische lading die in het systeem is 
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van 
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding 
controleren en eventueel vervangen door het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften 
moeten werkzaamheden en controles aan de 
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats, die tevens voor de garantie 
zorgt en de werkzaamheden volgens de 
voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto 
regelmatig controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, 
vooral als de gordels beschadigingen 
vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of 
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar 
bij het CITROËN-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen 
van een stoel of de achterbank of de gordel 
zich op de juiste plaats bevindt en goed is 
opgerold.
Adviezen 
Veiligheid  
Page 101 of 334

99
C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Airbags
Algemeen
De airbags zijn speciaal ontworpen om de 
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd 
de middelste passagier achter) bij ernstige 
aanrijdingen te verbeteren. De airbags 
vormen een aanvulling op de werking van 
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers 
(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren 
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan 
de registratiezones voor een aanrijding worden 
blootgesteld:
-
 bi
j een ernstige aanrijding gaan de airbags 
onmiddellijk af om de inzittenden van de 
auto (uitgezonderd de middelste passagier 
achter) te helpen beschermen. Direct 
na de aanrijding ontsnapt het gas snel 
uit de airbags, zodat het zicht niet wordt 
belemmerd en de inzittenden de auto 
eventueel kunnen verlaten,
-
 bi
j een minder ernstige aanrijding of een 
aanrijding van achteren en in bepaalde 
gevallen waarbij de auto over de kop 
slaat, treden de airbags niet in werking. 
De veiligheidsgordels helpen u in deze 
situaties voldoende te beschermen. De airbags werken alleen als het 
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal. 
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt 
(tijdens hetzelfde of een volgend 
ongeval), worden de airbags niet meer 
opgeblazen.Het activeren van (een van) de airbags 
gaat gepaard met wat rook en een 
knal, als gevolg van de activering van 
de pyrotechnische lading die in het 
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan 
voor personen die hier gevoelig voor 
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt 
geproduceerd, kan het gehoor 
gedurende een korte periode enigszins 
verminderen.
Registratiezones voor een 
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impa ctzone opzij.
5 
Veiligheid  
Page 102 of 334

100
C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Uitschakelen airbag aan 
passagierszijde
Alleen de airbag aan passagierszijde kan 
worden uitgeschakeld.
F
 Zet het contact af en steek de sleutel in de schakelaar 
voor het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.
F Draai deze in de stand "OFF".
F Ve r wijder de sleutel zonder de stand van 
de schakelaar te veranderen.
Bij het aanzetten van het contact 
brandt dit waarschuwingslampje in 
het display van de veiligheidsgordels. 
Het blijft branden zolang de airbag is 
uitgeschakeld. Schakel voor de veiligheid van uw kind 
de airbag aan passagierszijde altijd uit 
als u een kinderzitje met de rug in de 
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan 
van de airbag levensgevaarlijk gewond 
raken.
Opnieuw inschakelen airbag aan 
passagierszijde
Als u het met de rug in de rijrichting geplaatste
 
kinderzitje hebt verwijderd, zet dan met afgezet 
contact  de schakelaar weer op "ON"  om de 
airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid 
van uw voorpassagier te garanderen.
Frontairbags
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de 
airbag aan passagierszijde wanneer deze is 
uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding 
binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór
 (
A), 
in de lengterichting van de auto en vanaf de 
voorzijde richting de achterzijde van de auto, die 
zich op een horizontale ondergrond moet bevinden.
De frontairbag wordt opgeblazen tussen de 
bestuurder en het stuur of tussen de passagier 
voorin en het dashboard om te verhinderen dat 
deze naar voren wordt geslingerd.
De frontairbags beschermen de bestuurder 
en voorpassagier bij een ernstige frontale 
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel 
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in 
het stuur wiel en de passagiersairbag is 
geïntegreerd in het dak om ruimte vrij te maken 
in het dashboardkastje.
Bij het aanzetten van het contact 
gaat dit waarschuwingslampje in het 
display van de veiligheidsgordels 
gedurende ongeveer één minuut 
branden om aan te geven dat de 
airbag aan passagierszijde weer is 
ingeschakeld. 
Veiligheid  
Page 103 of 334

101
C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Zijairbags
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende 
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse 
aanrijding binnen (een gedeelte van) de 
impactzone opzij (B), loodrecht op de lengteas 
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de 
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de 
inzittende voorin en het desbetreffende 
portierpaneel. De zijairbags beschermen de bestuurder en 
de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse 
aanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van 
de rugleuning, aan de portierzijde.
Detectiezones voor een 
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impa ctzone opzij.
Storing
Als dit lampje op het 
instrumentenpaneel gaat branden, 
raadpleeg dan altijd het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats. De kans bestaat dat de 
airbags bij een ernstige aanrijding 
niet worden geactiveerd.
5 
Veiligheid  
Page 104 of 334

102
C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of 
bij over de kop slaan kan het zijn dat de 
airbags niet worden geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een 
frontale aanrijding worden de zij- en 
window-airbags niet geactiveerd.
De window-airbags helpen de bestuurder 
en passagiers (uitgezonderd de middelste 
passagier achter) te beschermen bij een 
ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op 
letsel aan de zijkant van het hoofd te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen 
en in de hemelbekleding.
Window-airbags
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met 
de zijairbag aan de desbetreffende zijde 
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse 
aanrijding binnen (een gedeelte van) de 
impactzone opzij (
B), waarbij de krachten 
loodrecht op de lengterichting van de auto en 
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van 
de auto worden uitgeoefend.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de 
inzittenden voor en achter en de ruiten.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden 
raadpleeg dan altijd het CITROËN-netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats om het 
systeem te laten controleren.
Storing
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige 
aanrijding niet worden geactiveerd. 
Veiligheid  
Page 105 of 334

103
C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Maak er een gewoonte van om normaal 
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde 
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag 
en de inzittenden (kinderen, huisdieren, 
objecten...) en bevestig niets in de buurt van 
de airbags of in het gebied waar de airbags 
afgaan. Dit kan de inzittende bij het afgaan van 
de airbag verwonden.
Verander niets aan de oorspronkelijke 
uitvoering van uw auto, voer met name geen 
wijzigingen door aan de onderdelen in de 
directe nabijheid van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto 
de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen 
uitsluitend door het CITROËN-netwerk of 
door een gekwalificeerde werkplaats worden 
uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften 
worden nageleefd, blijft de kans bestaan op 
letsel of lichte brandwonden aan het hoofd, 
de borst of de armen als de airbag wordt 
geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer 
snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) 
en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij 
de warme gassen via de daarvoor bestemde 
openingen naar buiten stromen.Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken 
vast en laat uw handen niet op het 
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op 
het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat, 
kunnen brandende sigaretten of een pijp 
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten 
in de stuur wielbekleding en sla er niet op.
Bevestig geen voorwerpen of stickers 
op het stuur wiel, op het dashboard of op 
de zonneklep aan passagierszijde. Deze 
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel 
veroorzaken.
Adviezen
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor 
goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie 
met actieve zijairbags gebruikt kunnen 
worden. Voor informatie over de stoelhoezen 
die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich 
wenden tot het CITROËN-netwerk.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over de accessoires.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de 
stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van 
de airbags kunnen leiden tot verwondingen 
aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel 
zitten.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; 
dit zou bij het afgaan van de window-airbags 
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak 
(indien aanwezig); deze maken deel uit van 
de bevestiging van de window-airbags.
Houd u aan de onderstaande veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
5 
Veiligheid  
Page 106 of 334

104
C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Algemene informatie met betrekking tot kinderzitjes
CITROËN beveelt u aan kinderen op de 
achterzitplaatsen  van uw auto te vervoeren:
- met de rug in de rijrichting tot 3 j aar,- met het gezicht in de rijrichting v anaf 
3 j a a r.
Hoewel CITROËN bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende 
adviezen op:
-
 co
nform de Europese wetgeving dienen 
kinderen jonger dan 12
 j
aar of kleiner 
dan 1,50
 m i
n gehomologeerde, aan 
het lichaamsgewicht aangepaste 
kinderzitjes  op met veiligheidsgordels of 
ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen 
te worden vervoerd*,
-
 de v
eiligste plaats voor het ver voeren 
van een kind is volgens de statistieken 
een plaats op de achterbank van uw 
auto,
-
 ki
nderen tot 9
 kg m
 oeten zowel  
voor- als achterin met de rug in de 
rijrichting worden vervoerd.
* 
 De r
egelgeving met betrekking tot het vervoer 
van kinderen zijn per land verschillend. 
Raadpleeg de in uw land geldende regels. 
Veiligheid  
Page 107 of 334

105
C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Kinderzitje achterin
"Rug in de rijrichting"
Schuif als u een kinderzitje "met de rug in de 
rijrichting" achterin plaatst de voorstoel naar 
voren en zet de rugleuning van de voorstoel 
rechtop, zodat het kinderzitje de voorstoel niet 
raakt.
"Gezicht in de rijrichting"
Schuif als u een kinderzitje "met het gezicht 
in de rijrichting" achterin  plaatst de voorstoel 
naar voren en zet de rugleuning van de 
voorstoel rechtop, zodat de benen van het kind 
de voorstoel niet raken.
Controleer of de veiligheidsgordel goed 
is aangetrokken.
Controleer bij kinderzitjes met een 
steun of deze steun stabiel op de vloer 
staat. Verzet indien nodig de voorstoel 
van de auto.
Middelste zitplaats achter
Een kinderzitje met steun mag nooit op de 
middelste zitplaats achter  worden bevestigd.
5 
Veiligheid  
Page 108 of 334

106
C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Kinderzitje op de passagiersstoel voor*
"Met de rug in de rijrichting""Met het gezicht in de rijrichting"
Passagiersstoel in de middelste stand van 
de verstelling in lengterichting.
Controleer of de veiligheidsgordel goed 
strak staat.
Controleer bij kinderzitjes met een 
steun of deze goed op de vloer rust. 
Verstel indien nodig de passagiersstoel.
Wanneer een kinderzitje met de rug in de 
rijrichting op de passagiersstoel voor
 wordt 
geplaatst, moet de stoel in de middelste stand 
van de verstelling in lengterichting worden 
geschoven en moet de rugleuning rechtop 
worden gezet.
De airbag vóór aan passagierszijde moet 
zijn uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan 
kan het kind bij het afgaan van de airbag 
levensgevaarlijk gewond raken .Wanneer een kinderzitje met het gezicht in de 
rijrichting op de passagiersstoel voor
 wordt 
geplaatst, moet de stoel in de middelste stand 
van de verstelling in lengterichting worden 
geschoven, moet de rugleuning rechtop 
worden gezet en mag de airbag vóór aan 
passagierszijde niet worden uitgeschakeld.
* 
 Ra
adpleeg de wetgeving in uw land voordat u 
een kinderzitje op deze plaats bevestigt. 
Veiligheid