CITROEN C5 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2016, Model line: C5, Model: CITROEN C5 2016Pages: 384, PDF Size: 19.75 MB
Page 131 of 384

129
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Parkeerplaatsassistent
Dit systeem meet de afmetingen van een
parkeerplek tussen twee auto's of obstakels en
geeft informatie over:
-
d
e mogelijkheid om in een leeg vak te
parkeren, rekening houdend met het
formaat van de auto en de ruimte die nodig
is voor de parkeermanoeuvre,
-
d
e moeilijkheidsgraad van het inparkeren.
Het systeem meet geen parkeervakken op
waarvan de afmetingen aanmerkelijk groter of
kleiner zijn dan uw auto. Het controlelampje van de
parkeerplaatsassistent kan drie verschillende
toestanden aangeven:
-
g
edoofd: de functie is niet ingeschakeld,
-
p
ermanent brandend: de functie
is ingeschakeld, maar er is nog niet
aan de meetvoor waarden voldaan
(richtingaanwijzer niet bediend, snelheid te
hoog) of de meting is beëindigd,
-
kn
ipperend: bezig met meten, of de
melding wordt weergegeven.
u
kunt de functie parkeerplaatsassistent
selecteren door de schakelaar A in te drukken.
een
permanent brandend controlelampje geeft
aan dat de functie geselecteerd is.
ti
jdens de meting verschijnt op het display van
het instrumentenpaneel de melding "Meting
wordt uitgevoerd -maximumsnelheid 20
km/u".Weergave op het
instrumentenpaneel
4
rijden
Page 132 of 384

130
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Werking
u hebt een beschikbare parkeerplek ontdekt:
F D ruk op de schakelaar A om de functie te
selecteren.
F
s
c
hakel de richtingaanwijzer aan de zijde
van de parkeerplek in.
F
r
i
jd tijdens de meting langs de
parkeerplek, met een snelheid van minder
dan 20
km/h, en bereid u voor op het
inparkeren.
Het systeem meet nu de afmetingen van de plek.
F
H
et systeem geeft de moeilijkheidsgraad
voor het inparkeren aan met een melding
op het display van het instrumentenpaneel,
vergezeld van een geluidssignaal.
F
A
fhankelijk van de melding die het systeem
geeft, kunt u de parkeermanoeuvre al dan
niet uitvoeren. De functie kan de volgende meldingen
weergeven:
Inparkeren JA
Inparkeren moeilijk
Inparkeren NEE De functie wordt automatisch uitgeschakeld:
-
b
ij het inschakelen van de
achteruitversnelling,
-
b
ij het afzetten van het contact,
-
a
ls geen meting nodig is,
-
v
ijf minuten na het selecteren van de functie,
-
a
ls gedurende langer dan een minuut met
meer dan 70
km/h wordt gereden.
Als de zijdelingse afstand tussen uw auto en de
parkeerplek te groot is, bestaat de kans dat het
systeem geen meting uitvoert.
De functie blijft na een berekening
ingeschakeld en kan dus meerdere
parkeermogelijkheden achter elkaar bepalen.
Zorg ervoor dat de sensoren bij slecht weer en
in de winter niet bedekt worden door vuil en
sneeuw.
ti
jdens het bepalen van de beschikbare ruimte
wordt de parkeerhulp vóór uitgeschakeld.
Laat het systeem bij een storing
controleren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
rijden
Page 133 of 384

131
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Parkeerhulp
Werking
De parkeerhulp is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.
Dit systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat
zich achter de auto bevindt. Het waarschuwt u
echter niet voor objecten die zich direct onder
de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden
of gelijksoortige voorwerpen worden
waargenomen bij aanvang van de manoeuvre,
maar niet meer wanneer de auto te dicht
genaderd is.
Voor en/of achter
Dit systeem bestaat uit afstandssensoren
die zijn aangebracht in de voor- en/of
achterbumper.
Grafische weergave en
geluidssignalen
De afstand tot het obstakel wordt aangegeven
door:
-
g
eluidssignalen, die elkaar sneller
opvolgen naarmate de auto dichter bij het
obstakel komt,
-
e
en grafische weergave op het
multifunctionele display, met blokjes die
steeds dichter bij de auto komen.
De plaats van het obstakel wordt aangegeven
door de luidsprekers die het geluidssignaal
weergeven (voor/achter en links/rechts).
Als de auto minder dan ongeveer
30
centimeter van het obstakel ver wijderd is,
is het geluidssignaal continu hoorbaar en/
of verschijnt het symbool "Gevaar" op het
multifunctionele display.
Zorg ervoor dat de sensoren in de
winter of bij slecht weer niet bedekt
zijn met modder, ijs of sneeuw. Als
de sensoren vuil zijn, wordt dit bij het
inschakelen van de achteruitversnelling
aangegeven door een geluidssignaal
(lange piep).
Als de wagensnelheid lager is dan
10
km/h, kunnen door sommige
geluiden (motorfiets, vrachtwagen,
wegwerkzaamheden, ...) de
geluidssignalen van de parkeerhulp
onnodig worden geactiveerd. Het systeem wordt ingeschakeld
:
-
z
odra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld,
-
b
ij vooruitrijden met een snelheid lager dan
10
km/h.
Dit wordt aangegeven door een geluidssignaal
en door de weergave van de auto op het
multifunctionele display.
De parkeerhulp wordt uitgeschakeld :
-
a
ls de achteruit wordt uitgeschakeld,
-
a
ls bij het vooruitrijden de wagensnelheid
hoger dan 10
km/h is,
-
a
ls de auto langer dan 3
seconden stilstaat.
4
rijden
Page 134 of 384

132
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Activeren
Deactiveren
Het systeem zal automatisch worden
uitgeschakeld bij het trekken van een
aanhangwagen of de montage van een
fietsendrager (bij een door CI
t
ro
Ën
a
anbevolen trekhaak of fietsendrager).
Met de knop op het dashboard
F Druk op de knop A om het systeem uit te schakelen.
Dit wordt bevestigd door het branden van het
lampje van de knop.
Via het touchscreen
F Druk op de toets MENU .
F se lecteer in het hoofdmenu het menu
" Rijden ".
F
G
a naar de secundaire pagina en selecteer
" Configuratie auto ".
F
V
ink de regel " Parkeerhulp " uit om het
systeem uit te schakelen.
F
D
ruk op " Bevestigen " om de wijziging op
te slaan en het menu af te sluiten.
Met de knop op het dashboard
F Druk nogmaals op de knop A om het systeem weer in te schakelen.
Dit wordt bevestigd door het doven van het
lampje van de knop.
Via het touchscreen
F Druk nogmaals op de toets MENU .
F se lecteer in het hoofdmenu het menu
"
Rijden ".
F
G
a naar de secundaire pagina en selecteer
" Configuratie auto ".
F
V
ink de regel " Parkeerhulp " aan om het
systeem weer in te schakelen.
F
D
ruk op " Bevestigen " om de wijziging op
te slaan en het menu af te sluiten.
rijden
Page 135 of 384

133
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Achteruitrijcamera (tourer)
De achteruitrijcamera wordt automatisch
geactiveerd wanneer de versnellingsbak in de
achteruit staat.
De beelden van de camera worden
weergegeven op het display van het
navigatiesysteem. De afstand tussen de blauwe strepen
correspondeert met de breedte van uw auto
zonder de buitenspiegels.
De blauwe strepen geven de rijrichting van de
auto weer.
De rode steep geeft een ruimte van 30
cm direct
achter de achterbumper van uw auto weer.
De groene strepen geven een afstand van circa
1
en 2 meter weer achter de achterbumper van
uw auto.
Aan de hand van de weergegeven
strepen is het niet mogelijk de positie
van de auto ten opzichte van hoge
objecten (zoals andere auto's dicht bij
uw auto) te bepalen. Het is normaal dat
het beeld enigszins vervormd wordt
weergegeven.
Maak de achteruitrijcamera regelmatig
schoon met een spons of een zachte doek.
Als u bij het wassen van de auto
gebruikmaakt van een hogedrukspuit,
houd dan het uiteinde van de spuit op
een afstand van ten minste 30 cm van
de lens van de camera.
Dit systeem is een hulpsysteem: de
bestuurder moet waakzaam blijven en
permanent de controle over zijn auto
bewaren.
4
rijden
Page 136 of 384

134
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
elektronisch gestuurde vering Hydractive III +
De vering past zich onmiddellijk automatisch
aan uw rijstijl en het profiel van de weg aan
en zorgt zo voor een optimaal comfort en een
perfecte wegligging.
Het veersysteem heeft het voordeel om
afwisselend soepel en stug te zijn, waardoor
een voortdurend samenspel van maximaal
comfort en hoge veiligheid mogelijk is.
De vering verzorgt ook de automatische
wagenhoogteregeling, afhankelijk van de
belading en de rijomstandigheden.
bov
endien kunt u met de vering Hydractive III +
kiezen uit twee standen van de vering.
De stand van de vering kan zowel rijdend als bij
stilstaande auto worden gewijzigd door op de
toets A te drukken.
Weergave op het
instrumentenpaneel
De geselecteerde stand van de vering
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Normale stand
Deze stand zorgt dankzij de soepele
demping voor een optimaal comfort.
Indien de voor een bepaalde
stand toegestane snelheid wordt
overschreden, keert de auto
automatisch terug naar de normale
wagenhoogte.
Stand SPORT
Deze stand is meer geschikt voor
een dynamische rijstijl.
Het controlelampje van de
bedieningsknop A gaat branden
en er wordt een melding
weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Wanneer de motor wordt afgezet,
blijft de vering in de stand SPORT
staan.
Standen van de wagenhoogte
De wagenhoogte kan alleen bij draaiende
motor versteld worden.
Dankzij de verstelbare wagenhoogte kunt u
elke situatie het hoofd bieden.
b
e
houdens
enkele uitzonderingen moet altijd in de normale
rijstand gereden worden.
F
D
ruk één keer op een van de
bedieningsschakelaars.
De verandering van de wagenhoogte wordt
aangegeven door een melding op het display
van het instrumentenpaneel.
rijden
Page 137 of 384

135
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Niet toegestane wagenhoogte
Het display van het instrumentenpaneel
geeft tijdelijk een melding dat de gekozen
wagenhoogte niet mogelijk is.
De wagenhoogte blijft in de toegestane stand;
deze stand wordt op het display van het
instrumentenpaneel aangegeven.
Automatische aanpassing van de hoogte- Als op een goed wegdek de wagensnelheid boven de 110 km/uur uitkomt, wordt de
wagenhoogte automatisch verlaagd.
o
p
een
slechter wegdek of wanneer de snelheid onder
de 90
km/uur zakt, keert de wagenhoogte
automatisch terug in de normale stand.
- op een slechter wegdek wordt bij lagere of gemiddelde snelheid de wagenhoogte automatisch
verhoogd. Zodra de omstandigheden het toelaten,
keert de auto terug in de normale stand.
- Wanneer u het contact afzet, zakt de wagenhoogte naar de parkeerstand.
Normale stand
Indien de voor een bepaalde stand toegestane
snelheid wordt overschreden, keert de auto
automatisch terug naar de normale stand.
Laagste stand
Handig bij het in- of uitladen van bagage.
Deze stand wordt gebruikt voor controles in de
werkplaats.
ni
et gebruiken om mee te rijden (niet mogelijk
bij snelheden > 10
km/h).
Hoogste stand
niet mogelijk bij snelheden > 10 km/h.
Gebruik deze stand voor het verwisselen van
een wiel.
Verhoogde stand
Geeft een grotere bodemvrijheid (niet mogelijk
bij snelheden > 40 km/h).
Voor gebruik op slechte wegen en bij het in- en
uitrijden van bijvoorbeeld een parkeergarage.
ri
jd in deze stand altijd met lage snelheid.
Omwille van uw eigen veiligheid is het
verplicht om uw auto met goedgekeurde
blokken of assteunen te stutten, wanneer
u ingrepen onder de auto verricht.
4
rijden
Page 138 of 384

136
C5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
schakelaar verlichting exterieur
Hoofdverlichting
De verlichting van de auto voor en achter is
ontwikkeld om de zichtbaarheid van de auto en
het zicht van de bestuurder aan te passen aan
de omgeving en de weersomstandigheden:
-
p
arkeerlicht: om gezien te worden,
-
d
imlicht: voor een optimaal zicht zonder
medeweggebruikers te verblinden,
-
g
rootlicht: voor een optimaal zicht op
wegen zonder tegenliggers.
Aanvullende verlichting
uw auto is voorzien van aanvullende verlichting
voor specifieke rijomstandigheden:
-
m
istachterlicht: voor een optimale
zichtbaarheid van achteren,
-
m
istlampen vóór: voor extra zicht bij slecht
w e e r,
-
b
ochtverlichting: voor een optimaal zicht in
bochten.
-
a
ppèllichten: voor een betere zichtbaarheid
van uw auto overdag.
Instellingen
bepaalde functies kunnen worden ingesteld:
- v erlichting overdag,
-
a
utomatische verlichting,
-
bochtverlichting,
-
f
ollow me home verlichting.
ond
er bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Met de lichtschakelaar kunt u de verlichting van de auto selecteren en inschakelen.
Zicht
Page 139 of 384

137
C5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Handbediende functies
Lichten uit (afgezet contact) /
Dagrijverlichting (draaiende motor).
Automatische verlichting.
Parkeerlicht.Dimlicht of grootlicht.
B.
t
r
ek de hendel naar u toe om over te
schakelen van dim- naar grootlicht en
terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal geven door de hendel naar u
toe te trekken.
Verklikkerlampjes
De lichtschakelaar bestaat uit de ring A en de
hendel B . A.
r
i
ng voor de selectie van de stand van de
hoofdverlichting: draai aan de ring om het
symbool van de gewenste stand tegenover
het merkteken te zetten. C.
r
i
ng voor de selectie van de
mistverlichting.
De mistlampen werken in combinatie met
parkeerlicht, dimlicht en grootlicht.
ee
n verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
5
Zicht
Page 140 of 384

138
C5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
- schakelaar één stand naar voren draaien: inschakelen mistachterlichten.
-
s
chakelaar één stand naar achteren
draaien: uitschakelen mistachterlichten. -
s chakelaar één stand naar voren draaien:
inschakelen mistlampen voor.
-
s
chakelaar twee standen naar voren
draaien: inschakelen mistachterlicht.
-
s
chakelaar één stand naar achteren
draaien: uitschakelen mistachterlicht.
-
s
chakelaar twee standen naar achteren
draaien: uitschakelen mistlampen voor.
Uitvoering met alleen
mistachterlichten Uitvoering met mistlampen
voor en achter
bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts,
zijn de mistlampen vóór en de
mistachterlichten verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan. Gebruik de mistlampen
vóór en de mistachterlichten uitsluitend
bij mist of sneeuwval.
ond
er deze weersomstandigheden
dient u de mistlampen vóór en het
dimlicht handmatig in te schakelen,
omdat de lichtsensor voldoende licht
kan waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten
zodra ze niet meer nodig zijn.
Zicht