air condition CITROEN C5 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2016, Model line: C5, Model: CITROEN C5 2016Pages: 384, PDF Size: 19.75 MB
Page 4 of 384

.
.
C5_nl_Chap00a_sommaire_ed01-2015
Instrumentenpaneel 14
bo
ordcomputer
1
7
Meters
21
re
gelknoppen
25
Verklikkerlampjes
26
Monochroom display C
3
7
to
uchscreen
4
0
overzicht
Voor stoelen 6 4
s
tuurwielverstelling
68
s
piegels
69
Achterbank
7
1
Ventilatie
73
Automatische airconditioning met centrale
regeling
75
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
7
9
Plafonniers
83
sf
eerverlichting
8
4
Voorzieningen voorin
8
6
Vloermatten
87
Armsteun voorin
8
8
Voorzieningen achter
8
9
Voorzieningen bagageruimte
9
1
rija
dviezen
96
st
arten - afzetten van de motor
9
7
Mechanische handrem
1
00
el
ektrische parkeerrem
1
01
Hill s
t
art Assist
1
08
Handgeschakelde 6-versnellingsbak
1
09
Automatische transmissie
1
10
sc
hakelindicator
114
st
op & s
t
art
1
15
Controlesysteem bandenspanning
1
18
s
tuurwiel met bedieningstoetsen
op vaste naaf
1
20
sn
elheidsbegrenzer
122
s
nelheidsregelaar
125
Lane Departure Warning sy stem (LDWs) 1 28
Parkeerplaatsassistent 129
Parkeerhulp
131
Achteruitrijcamera (
tou
rer)
1
33
el
ektronisch gestuurde vering
Hydractive III +
1
34
eco-rijden
Controle tijdens het rijden
to
egang tot de auto
er
gonomie en comfort
ri
jden
sleutel met afstandsbediening 4
5
Alarm
5
0
el
ektrisch bedienbare ruiten
5
3
Portieren
55
Achterklep
5
8
s
chuif-/kanteldak (
s
edan)
6
1
Glazen panoramadak (
tou
rer)
62
Inhoudsopgave
Page 9 of 384

7
C5_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2015
Cockpit
Instrumentenpanelen 14-16bo
ordcomputer 1 7, 19
Verklikkerlampjes
26-36
Meters
21-25
kno
ppen
25
-
dagteller
-
weerstand
sc
hakelindicator
114
Parkeerplaatsassistent
129-130
ru
itbediening
53-54
bu
itenspiegels
69
Motorkap openen
2
24
Zekeringen dashboard
2
04-207
Handgeschakelde versnellingsbak
1
09
Automatische transmissie
1
10-113
Hill
s
t
art Assist
1
08Plafonniers
83-85bi
nnenspiegel 70
sf
eerverlichting
84
Zonneklep
86
Handrem
1
00
el
ektrische handrem
1
01-107
el
ektronisch geregelde vering
"Hydractive III +"
1
34-135Multifunctionele displays
3
7-39, 40 - 44
bo
ordcomputer
18-19
Alarmverlichting
148
Ventilatie
73-74
Automatische airconditioning met centrale regeling
7
5 -78
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
7
9-82
u
rgence-oproep
of Assistance-oproep
1
49, 251-252
to
uchscreen
253-314
Datum/tijd instellen
4
3 - 44
Autoradio
315-332
Datum/tijd instellen
3
8 -39
s
tuurwielverstelling
68 Dashboardkastje
8
6
uit
schakeling airbag vóór aan
passagierszijde
1
58-159, 164-167
.
overzicht
Page 14 of 384

12
C5_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2015
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak,
rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in
en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie of een
elektronisch gestuurde versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
Gebruik op slimme wijze de elektrische
voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is
opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
sl
uit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de
ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging
kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak,
zonneschermen, enz.).
sc
hakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is
bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning).
sc
hakel de achterruitver warming en de ontwaseming uit zodra deze
niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd.
sc
hakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit.
sc
hakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op
als u rijdt.
sl
uit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur
(DVD-speler, MP3 -speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het
elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.
ko
ppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de Co2-uitstoot van uw auto verminderen.
De schakelindicator adviseert u de versnelling in te schakelen die
het best geschikt is voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies zo snel mogelijk op.
bi
j auto's met een elektronisch gestuurde versnellingsbak of een
automatische transmissie wordt de opschakelindicator uitsluitend in de
handmatige stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk
in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de
C
o
2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van
ongeveer 40
km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
eco-rijden
Page 39 of 384

37
C5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Monochroom display C
SchermweergaveBediening
Afhankelijk van de context wordt weergegeven:
-
d e tijd,
-
d
e datum,
-
d
e buitentemperatuur bij uitvoeringen met
airconditioning (de weergegeven waarde
knippert in geval van kans op gladheid),
-
d
e parkeerhulp,
-
d
e audiofuncties,
-
d
e waarschuwingsmeldingen. A.
t
o
egang tot het "Hoofdmenu"
B.
H
uidige bewerking annuleren of terug naar
het vorige scherm.
C.
s
c
rollen door de schermmenu's.
b evestigen via het stuurwiel.
D.
b
e
vestigen via het bedieningspaneel van
de autoradio.
Kiezen van het type weergegeven
informatie (Mode)
Wanneer u herhaalde malen op het uiteinde
van de ruitenwisserschakelaar of op de toets
MODE van de autoradio drukt, kunt u het type
informatie selecteren dat wordt weergegeven
op het multifunctionele display (datum of
autoradio/CD/MP3).
om
veiligheidsredenen dient de
bestuurder dit bij stilstaande auto in te
stellen.
1
Controle tijdens het rijden
Page 69 of 384

67
C5_nl_Chap03_ergo-et-confort_ed01-2015
Opslaan van zitposities in
het geheugen
Dit systeem slaat de instellingen van de
bestuurdersstoel op. er k unnen twee standen
worden opgeslagen.
Gebruik hiervoor de toetsen op het portier aan
bestuurderszijde.
ti
jdens het opslaan van de zitposities van de
bestuurdersstoel worden de instellingen van de
airconditioning eveneens opgeslagen.
Opslaan van een zitpositie
Met de toetsen M / 1
/ 2
F Zet het contact aan.
F Z et uw stoel in de gewenste stand.
F
D
ruk op de toets M en vervolgens binnen
vier seconden op de toets 1
of 2.
e
e
n geluidssignaal geeft aan dat de
zitpositie is opgeslagen.
Het opslaan van een andere stand annuleert de
vorige in het geheugen opgeslagen stand.
In-/uitstapfunctie
De instapfunctie vergemakkelijkt het in- en
uitstappen.
Zo schuift de bestuurdersstoel automatisch
naar achteren bij het afzetten van het contact
of bij het openen van het bestuurdersportier;
de stoel blijft in deze stand staan tot u weer
instapt.
bi
j aanzetten van het contact schuift de stoel
weer naar voren in de geprogrammeerde
stand.
Zorg ervoor dat het verplaatsen van de stoel
niet gehinderd wordt door voor werpen of
personen.
Deze functie is standaard uitgeschakeld.
u
kunt deze functie activeren of uitschakelen
via het configuratiemenu van de auto.
Voor het instellen van de
airconditioning, raadpleeg de rubriek
"Airconditioning".Voor uw veiligheid: probeer niet een
stand op te slaan tijdens het rijden.
Oproepen van een opgeslagen zitpositie
Contact aan of draaiende motor
F Druk kort op de toets 1
of 2 om de
desbetreffende zitpositie op te roepen.
ee
n geluidssignaal geeft aan dat de
opgeslagen zitpositie is ingenomen.
Als bij aangezet contact een opgeslagen stand
een aantal keer achter elkaar is opgeroepen,
zal om het ontladen van de accu te voorkomen
de functie worden uitgeschakeld totdat de
motor wordt gestart.
3
ergonomie en comfort
Page 76 of 384

74
C5_nl_Chap03_ergo-et-confort_ed01-2015
Het is aan te raden de automatische regeling
van de airconditioning te gebruiken.
Hiermee worden de luchthoeveelheid, de
binnentemperatuur en de luchtverdeling
automatisch en optimaal geregeld aan
de hand van signalen van verschillende
sensoren (buitentemperatuursensor,
zonnesensor), zodat u de instelling niet
handmatig hoeft te wijzigen.
F
D
ek de zonnesensor A niet af.
Als u de automatische regeling van
de airconditioning gebruikt (door de
toets "A
u
to
" i
n te drukken) en alle
uitstroomopeningen open laat, geniet u
van een optimaal comfort, wordt vocht
aan de lucht onttrokken en worden
beslagen ruiten voorkomen, ongeacht de
weersomstandigheden.
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kan
de temperatuur in het interieur niet lager
worden dan de buitentemperatuur.
Het systeem kan alleen efficiënt werken als
de ruiten gesloten zijn. Als de auto lang in de
zon heeft gestaan en het interieur erg warm
is geworden, zet dan de ruiten gedurende
een paar minuten open zodat de warmte kan
ontsnappen.
Gebruiksadviezen voor de ventilatie, verwarming en airconditioning
Zet de airconditioning minstens een keer
per maand aan om het systeem in per fecte
staat te houden.
Wanneer de airconditioning in werking is,
onttrekt deze energie aan de motor, hetgeen
leidt tot een hoger brandstofverbruik.
In sommige omstandigheden waarbij veel
van de motor wordt gevraagd (trekken van
een zware aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan, door
de airconditioning uit te schakelen, meer
vermogen van de motor worden gebruikt
voor het trekken van de aanhanger.
Luchttoevoer
Zorg ervoor dat het luchtinlaatrooster onder
de voorruit van de auto schoon is (vrij van
bladeren, sneeuw, etc.).
Als u voor het wassen van uw auto gebruik
maakt van een hogedrukreiniger, richt dan
de straal nooit op de luchtinlaatroosters.
ee
n aangenaam interieurklimaat wordt in
de eerste plaats verkregen door een goede
luchtverdeling in de auto, zowel voor als
a c h t e r.
Let er voor een optimale luchtverdeling
op dat het luchtinlaatrooster onder
de voorruit, de ventilatieroosters, de
luchttoevoeropeningen onder de voorstoelen
en de luchtafvoerkanalen achter de
afdekplaatjes in de bagageruimte niet
worden afgedekt.
De ventilatieroosters voor en achter
zijn voorzien van wieltjes waarmee de
luchthoeveelheid en de luchtstroomrichting
afgesteld kunnen worden. Aangeraden wordt
om alle ventilatieroosters open te houden.
Pollenfilter/Geurfilter
(actief koolstof)
Het systeem is uitgerust met een filter
dat pollen en geuren in de lucht kan
tegenhouden.
Dit filter moet overeenkomstig de
onderhoudsvoorschriften worden
vervangen (raadpleeg het garantie- en
onderhoudsboekje).
Airconditioning Luchtverdeling
ergonomie en comfort
Page 77 of 384

75
C5_nl_Chap03_ergo-et-confort_ed01-2015
Automatische airconditioning (met centrale regeling)
Dit is de normale stand voor
het gebruik van het systeem.
Druk op deze toets (het
lampje A gaat branden) om het
systeem, afhankelijk van het
ingestelde comfortniveau, de volgende functies
automatisch te laten regelen:
-
Luchthoeveelheid.
-
Luchttemperatuur.
-
Luchtverdeling.
-
Luchttoevoer.
-
Airconditioning.
1. Automatische werking
Aangeraden wordt om alle ventilatieroosters
open te houden.
Door op een van de toetsen (uitgezonderd
toets 2 ) te drukken, schakelt u over op de
handmatige stand.
Het controlelampje A zal uitgaan.
2. Temperatuurregeling
Draai aan de knop 2 om de
t emperatuur te wijzigen:
-
r
e
chtsom om de
temperatuur te verhogen.
1.
A
utomatische werking
2.
t
e
mperatuurregeling
3.
Luchtverdeling
4.
A
irconditioning A A
n/uIt5.
Aanjagersnelheid
6.
o
n
tdooiing/ontwaseming vóór
7.
Achterruitverwarming
8.
L
uchtrecirculatie in het interieur /
t
o
evoer
van buitenlucht
9.
Display -
L
inksom om de temperatuur te verlagen.
De gewenste temperatuur wordt weergegeven.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en niet
op een temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit
(afhankelijk van de instelling van het display).
Instelling op een waarde van ongeveer 21
biedt een optimaal comfort. Desgewenst kunt
u een andere waarde instellen, waarbij het
raadzaam is deze niet lager dan 18
en niet
hoger dan 24
in te stellen.
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Centrale regeling:
de temperatuur, de luchtverdeling en de luchtopbrengst worden voor het gehele
interieur geregeld.
De symbolen en meldingen van de verschillende instellingen van de automatische airconditioning
verschijnen op het display.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde waarde, heeft het geen zin
om voor een optimale temperatuur de
ingestelde waarde te wijzigen.
Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
3
ergonomie en comfort
Page 78 of 384

76
C5_nl_Chap03_ergo-et-confort_ed01-2015
Handmatige werking
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, terwijl
de overige functies automatisch worden
geregeld.
F
D
ruk daarvoor op een van de toetsen,
maar niet op de toets 2
van de
temperatuurregeling. Het controlelampje A
zal uitgaan.
De overgang naar de handmatige stand kan
negatieve effecten hebben (temperatuur, vocht,
stank, beslagen ruiten) en zorgt niet voor een
optimaal comfort.
bi
j het indrukken van de toets "AUTO" zal
het systeem weer volledig automatisch
functioneren.
3. Regeling luchtverdeling
F Druk op de toetsen 3 om de
luchtverdeling te wijzigen.
4. Airconditioning
F Druk op toets 4 . Het
controlelampje B gaat
branden.
Voor een doeltreffende werking van de
airconditioning moeten alle ruiten gesloten zijn.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (temperatuur, vocht,
onaangename geur, beslagen ruiten).
De bijbehorende controlelampjes tonen de
gekozen stand van de luchtverdeling:
-
V
oorruit en zijruiten vóór.
-
V
entilatie vóór (centrale ventilatieroosters,
zijventilatieroosters en rooster voor de
zachte luchtstroom (indien open)) en
a c h t e r.
-
V
oetenruimte voor en achter. De airconditioning werkt alleen bij draaiende
motor. De aanjager (regeling aanjagersnelheid)
moet geactiveerd zijn om de airconditioning te
laten werken.
Het is niet mogelijk om gelijktijdig de
luchtverdeling naar de voorruit en de
zijruiten en de ventilatie voor en achter
weer te geven.
ergonomie en comfort
Page 79 of 384

77
C5_nl_Chap03_ergo-et-confort_ed01-2015
bij auto's met een st op & st art-
systeem geldt dat zolang de
voorruitontwaseming in werking is, de
s
to
P
-functie niet beschikbaar is.
Uitschakelen van de ventilatie
F Draai de knop 5 naar links
om de luchttoevoer te
onderbreken.
5. Aanjagersnelheid
F Draai de knop 5 rechtsom
om de aanjagersnelheid
te verhogen of linksom om
deze te verlagen.
6. Ontdooiing/ontwaseming voor
In sommige gevallen (bijv.
regen, veel inzittenden, vorst)
is het programma "AUTO"
niet toereikend om de ruiten
condens- en ijsvrij te houden.
op h
et display wordt het symbool "OFF"
weergegeven.
er w
ordt niets meer weergegeven op het
display en de controlelampjes gaan uit.
Alle functies van het systeem worden
uitgeschakeld, met uitzondering van de
achterruitverwarming.
Het thermische comfort (temperatuur, vocht,
geur, ontwaseming) wordt niet meer geregeld.
De aanjagersnelheid wordt op het display 9
van
het bedieningspaneel weergegeven: hoe hoger
de snelheid, hoe meer balkjes zichtbaar zijn.
Zorg om te voorkomen dat de ruiten beslaan en
de luchtkwaliteit in het interieur minder wordt,
dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is.
Het is raadzaam om niet langdurig met
uitgeschakelde airconditioning te rijden.
Om de airconditioning weer in te schakelen:
F
D
ruk op de toets 1 . F
D
ruk op de toets 6 om de ruiten snel
te ontwasemen of te ontdooien. Het
controlelampje gaat branden.
In deze stand regelt het systeem de
temperatuur, de aanjagersnelheid en de
luchttoevoer. Het stuurt de luchtstroom naar de
voorruit en de zijruiten vóór.
Door de handmatige bediening te gebruiken
wordt de functie “
on
twasemen” uitgeschakeld.
Zet deze functie zo snel mogelijk weer uit zodra
de omstandigheden dit toelaten, om de lucht in
het interieur te verversen en om te voorkomen
dat de ruiten beslaan.
Druk als het zicht voldoende is op de toets
1
om naar de instellingen van het programma
"AUTO" te gaan.
3
ergonomie en comfort
Page 80 of 384

78
C5_nl_Chap03_ergo-et-confort_ed01-2015
F Druk bij draaiende motor op de toets 7 om de achterruit-
en buitenspiegelverwarming
in te schakelen. Het
controlelampje gaat branden.
7. Achterruitverwarming
Met deze functie kan de toevoer van
buitenlucht bij stank- en stofoverlast worden
afgesloten.
sc
hakel zodra de omstandigheden
het toelaten de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit om
onnodig stroom- en brandstofverbruik
te voorkomen. F
D
ruk op de toets 8
o
m
de luchttoevoermodus te
kiezen. Het desbetreffende
controlelampje gaat branden.
Afhankelijk van de buitentemperatuur wordt
de achterruit- en buitenspiegelverwarming
automatisch uitgeschakeld om onnodig
stroomverbruik te voorkomen.
Druk opnieuw op de toets 7
of zet de motor af
om de achterruit- en buitenspiegelverwarming
uit te schakelen.
Als de achterruitver warming wordt
uitgeschakeld door de motor af te zetten, zal
deze opnieuw worden ingeschakeld na het
starten van de motor. Zet deze functie zo snel mogelijk weer uit
zodra de omstandigheden dit toelaten, om
de lucht in het interieur te ver versen en om
te voorkomen dat de ruiten beslaan.
De achterruitverwarming werkt onafhankelijk
van de airconditioning.
u kunt de instellingen voor de automatische
a irconditioning opslaan in het geheugen.
ra
adpleeg de rubriek "
op
slaan van de
instellingen tijdens het rijden".
na het starten bij koude motor bereikt
de aanjager pas na enige tijd zijn
maximale snelheid, om te voorkomen
dat er een te grote hoeveelheid koude
lucht wordt aangevoerd.
Het heeft geen zin om de ingestelde
temperatuur te veranderen als de
auto langere tijd stil heeft gestaan en
de temperatuur in het interieur sterk
afwijkt (kouder of warmer) van wat als
comfortabel wordt ervaren. Het systeem
werkt automatisch met de maximale
capaciteit om het temperatuurverschil
zo snel mogelijk op te heffen.
Condenswater van de airconditioning
wordt langs de onderzijde van de
auto afgevoerd. Daardoor kan er een
waterplasje onder de auto ontstaan.
oo
k in koude seizoenen is het gebruik
van de airconditioning nuttig. Het
systeem onttrekt vocht aan de lucht
en voorkomt daarmee het beslaan van
de ruiten.
r
i
jd niet te lang zonder de
airconditioning te gebruiken.
8. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie in interieur
ergonomie en comfort