lane assist CITROEN C5 AIRCROSS 2022 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2022, Model line: C5 AIRCROSS, Model: CITROEN C5 AIRCROSS 2022Pages: 276, PDF Size: 7.91 MB
Page 5 of 276

3
Inhoudsopgave
Snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem 128
Programmeerbare snelheidsbegrenzer 131
Snelheidsregelaar - specifieke adviezen 133
Programmeerbare snelheidsregelaar 133
Snelheden opslaan 135
Highway Driver Assist 136
Adaptieve cruise control 136
Lane Positioning Assist 140
Active Safety Brake met Collision Risk Alert
en intelligente noodremassistentie
144
Systeem voor detecteren van
onoplettendheid
146
Active Lane Departure Warning System 147
Dodehoekbewaking 151
Actief dodehoekbewakingssysteem 153
Parkeerhulp 153
Top Rear Vision - Top 360 Vision 154
Park Assist 159
7Praktische informatieCompatibiliteit van brandstoffen 164
Tanken 164
Tankbeveiliging (diesel) 165
Plug-in hybridesysteem 166
De tractiebatterij opladen
(motor plug-in hybride)
172
Trekhaak 174
Eco-stand 178
Sneeuwkettingen 178
Sneeuwscherm 179
Dakdragers 180
Motorkap 181
Onder de motorkap 182
Niveaus controleren 182
Controles 184
AdBlue® (BlueHDi) 186
Overgaan op vrijloop 188
Onderhoudstips 189
8In geval van pechGevarendriehoek 191
Brandstoftank leeg (diesel) 191
Boordgereedschap 191
Bandenreparatieset 193
Reservewiel 195
Een lamp vervangen 198
Een zekering vervangen 203
12V-accu 207
Hulpaccu (plug-in hybride) 210
De auto slepen 213
9Technische gegevensTechnische gegevens motoren en
aanhangergewichten 216
Benzinemotoren 217
Dieselmotoren 218
Motor van plug-in hybride 219
Afmetingen 220
Identificatie 220
10CITROËN Connect RadioDe eerste stappen 221
Stuurkolomschakelaars 222
Menu's 223
Applicaties 224
Radio 225
Digitale radio (DAB, Digital Audio
Broadcasting)
226
Media 227
Telefoon 228
Configuratie 231
Veelgestelde vragen 233
11CITROËN Connect NavDe eerste stappen 235
Stuurkolomschakelaars 236
Menu's 237
Gesproken commando's 238
Navigatie 242
Online navigatie 244
Applicaties 247
Radio 250
Digitale radio (DAB, Digital Audio
Broadcasting)
251
Media 251
Telefoon 253
Configuratie 256
Veelgestelde vragen 258
■
Trefwoordenregister
bit.ly/helpPSA
Toegang tot aanvullende video's
Page 7 of 276

5
Overzicht
G.Weergave van de lijst van radiozenders /
muzieknummers
5. Bediening snelheidsregelaar /
snelheidsbegrenzer / Adaptieve cruise control
Schakelaarpaneel aan de zijkant
1. Hoogteafstelling van de koplampen
2. Active Lane Departure Warning System
3. Openen/sluiten van de handsfree achterklep
4. Lane Positioning Assist
5. Voorruitverwarming
6. Alarm
7. Elektrische kinderbeveiliging
8. Controlelampje voor de werking van het extra
verwarmings-/ventilatiesysteem
9. Openen van de brandstofvulklep
Centraal schakelaarpaneel (onder en
boven)
1. Toegang tot de menu's van het touchscreen
(CITROËN Connect Radio of CITROËN
Connect Nav)
2. Stoelverwarming
3. Toegang tot het menu Energy
4. Ontwaseming van voorruit en zijruiten voorin
5. Handmatige luchtrecirculatie in het interieur
6. Achterruitverwarming
7. Ventilatie uit
8. Centrale vergrendeling
9. Controlelampje Stop & Start of
voorverwarming
10. Alarmknipperlichten
Plug-in hybridesysteem
1.Benzinemotor
2. Elektromotor
3. Tractiebatterij
4. 12 V-accu's voor accessoires
5. Elektrische automatische transmissie, 8
versnellingen (e-EAT8)
6. Klep van de laadaansluiting
7. Brandstofvulklep
8. Rijkeuzeschakelaar
9. Kabel voor opladen via een normaal
stopcontact
De plug-in hybridetechnologie combineert
twee energiebronnen: de benzinemotor en
de elektromotor, die de voorwielen aandrijven
(tractie).
Deze twee motoren kunnen afzonderlijk
of gelijktijdig werken, afhankelijk van de
geselecteerde rijstand en de rijomstandigheden.
Page 16 of 276

14
Instrumentenpaneel
Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot
van uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.
Het AdBlue®-waarschuwingslampje
knippert zodra het contact wordt
aangezet, in combinatie met het permanent
branden van het lampje Zelfdiagnose motor, een
geluidssignaal en een melding met betrekking tot
de actieradius.
Afhankelijk van de weergegeven melding kan er
nog maximaal 1.100 km worden gereden voordat
de startblokkering wordt geactiveerd.
Voer (3) direct uit, om te voorkomen dat de
motor niet kan worden gestart .
Het AdBlue®-waarschuwingslampje
knippert zodra het contact is
aangezet, in combinatie met het branden van het
lampje Zelfdiagnose motor, een geluidssignaal
en een melding die aangeeft dat de motor niet
kan worden gestart.
De startonderbreker voorkomt dat de motor weer
start (de toegestane rijlimiet is overschreden
na bevestiging van een storing van het
emissieregelsysteem).
Start de motor en zie (2).
Zelfdiagnosesysteem motorKnippert.
Er is een storing in het
motormanagementsysteem.
De katalysator kan onherstelbaar beschadigd
raken.
Uitvoeren (2) zonder defect.
Permanent.
Er is een storing in de emissieregeling. Het lampje moet na het starten van de motor
uitgaan.
Snel (3) uitvoeren.
Collision Risk Alert/Active Safety BrakeKnippert.
Het systeem wordt geactiveerd.
De auto remt kort af om de snelheid van
de frontale aanrijding met de voorligger te
beperken.
Permanent, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Voer (3) uit.
Collision Risk Alert / Active Safety BrakePermanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Het systeem is uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Active Lane Departure Warning SystemBrandt permanent.
Het systeem is automatisch uitgeschakeld
of in de wachtstand gezet.
Knippert.
De auto dreigt een onderbroken
rijstrookmarkering te overschrijden zonder dat de
richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Het systeem wordt geactiveerd en corrigeert
vervolgens de koers afhankelijk van de zijde van
de rijstrookmarkering die overschreden dreigt te
worden.
Permanent.
Er is een storing in het systeem. Zie (3).
Lane Positioning AssistBrandt permanent, in combinatie
met het waarschuwingslampje
Service.
Er is een storing in het systeem.
Voer (3) uit.
Dynamische stabiliteitscontrole (DSC)/
antispinregeling (ASR)
Permanent.
De functie wordt uitgeschakeld.
De functie DSC/ASR wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart en bij
ongeveer 50 km/h.
Bij snelheden tot 50
km/h kunt u het systeem
handmatig weer inschakelen.
Knipperen.
De afstelling van de DSC/ASR wordt
ingeschakeld als er sprake is van verlies van grip
of koersstabiliteit.
Permanent.
Dit duidt op een storing in het ESP-/
ASR-systeem.
(3) uitvoeren.
Storing noodremassistentie (met
elektrische parkeerrem)
Brandt permanent, in combinatie
met de melding "Storing
parkeerrem".
De noodremassistentie werkt niet optimaal.
Als automatisch uitschakelen niet mogelijk is,
gebruik de handmatige uitschakeling of zie (3).
Page 19 of 276

17
Instrumentenpaneel
1Knippert tijdelijk.
De STOP-modus is momenteel niet
beschikbaar of de START-modus wordt
automatisch geactiveerd.
Auto is klaar om te rijden (plug-in hybride)Brandt permanent, in combinatie met een
geluidssignaal als het gaat branden.
De auto is klaar om te rijden.
Het lampje gaat uit wanneer er een snelheid van
ongeveer 5 km/h is bereikt en gaat weer branden
als de auto tot stilstand komt.
Het lampje gaat uit als u de motor afzet en uit de
auto stapt.
Park AssistPermanent.
De functie is geactiveerd.
Lane Keeping SystemPermanent.
De functie is geactiveerd.
Er is aan alle voorwaarden voldaan: het systeem
is in werking.
Richtingaanwijzers
Knippert, met geluidssignaal.
De richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
ParkeerlichtenPermanent.
De lampen zijn ingeschakeld.
DimlichtPermanent.
De lampen zijn ingeschakeld.
GrootlichtassistentPermanent.
De functie is via het touchscreen
geactiveerd (menu Rijverlichting/Auto).
De lichtschakelaar staat in de stand "AUTO".
Mistlampen vóórPermanent.
De mistlampen vóór zijn ingeschakeld.
Automatische ruitenwissersPermanent.
De automatische stand van de
ruitenwissers vóór is geactiveerd.
Blauwe verklikkerlampjes
Grootlicht
Permanent.
Het grootlicht is ingeschakeld.
eSave-functie (plug-in hybride)Permanent, samen met de gereserveerde
actieradius.
De
eSave-functie is geactiveerd.
Zwarte/witte waarschuwingslampjes
Hill Assist Descent Control
Brandt permanent.
(grijs)
De functie is geactiveerd, maar de werking is
onderbroken omdat de snelheid te hoog is.
Verlaag de rijsnelheid tot onder de 30
km/h.
Meters
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de
uitvoering van de auto:
–
de kilometerteller geeft de resterende
kilometers
tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt
aan of de afgelegde afstand sinds de vorige
verstreken onderhoudsdatum, voorafgegaan
door het teken “-”.
–
een waarschuwingsmelding geeft de
resterende kilometers en de tijd tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt aan of
verstreken is.
OnderhoudssleutelBrandt tijdelijk bij het aanzetten van het
contact.
Er kan nog 1.000 tot 3.000 km worden gereden
totdat de eerstvolgende beurt moet worden
uitgevoerd.
Permanent, bij het aanzetten van het
contact.
De volgende onderhoudsbeurt moet binnen
1.000 km worden uitgevoerd.
Laat zeer binnenkort een onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
Page 138 of 276

136
Rijden
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de snelheidsbegrenzer of de
snelheidsregelaar.
Highway Driver Assist
Alleen beschikbaar op uitvoeringen met een automatische transmissie.
Dit systeem past automatisch de snelheid aan
en corrigeert de koers van de auto, met behulp
van de Adaptieve cruise control met Stop&Go-
functie in combinatie met de Lane Positioning
Assist.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en
storingsvrij zijn.
Dit systeem is vooral geschikt voor gebruik op
snelwegen en autowegen.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer
informatie over de Adaptieve cruise control en
de Lane Positioning Assist.
Het systeem ondersteunt de bestuurder
bij het besturen, accelereren en remmen
van de auto binnen de natuurkundige grenzen
en de mogelijkheden van de auto. Bepaalde
elementen van de infrastructuur en sommige
voertuigen op de weg kunnen niet goed
worden gedetecteerd of slecht worden
geïnterpreteerd door de camera en de radar.
Dit kan leiden tot onverwachtse
koersveranderingen, het uitblijven van een
stuurcorrectie en/of het onjuist regelen van
het accelereren of remmen.
Adaptieve cruise control
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen en het
gedeelte Snelheidsregelaar - specifieke
adviezen.
Met behulp van dit systeem wordt automatisch
de door de bestuurder ingestelde snelheid
aangehouden (snelheidsinstelling), terwijl
voldoende afstand tot de voorligger wordt
gehouden. Dit systeem regelt automatisch het
accelereren en decelereren van de auto.
Met de Stopfunctie regelt het systeem het
remmen totdat de auto volledig tot stilstand is
gekomen.
Met de Stop&Go-functie regelt het systeem het
remmen totdat de auto volledig tot stilstand is
gekomen en wordt de motor opnieuw gestart.
De remlichten gaan branden als de auto
langzamer gaat rijden omdat het systeem
ingrijpt.
Het kan gevaarlijk zijn om door te rijden als
de remlichten niet goed werken.
Hiervoor is de auto voorzien van een camera
boven aan de voorruit en, afhankelijk van de
uitvoering, een radar in de voorbumper.
Dit systeem is vooral bedoeld voor
gebruik op snelwegen en autowegen.
Het werkt alleen bij bewegende voertuigen
die in dezelfde richting als uw auto rijden.
Als de bestuurder een richtingaanwijzer inschakelt bij het inhalen van een
langzamer voertuig, staat de
snelheidsregelaar tijdelijk toe dat u de
voorligger dichter nadert om het inhalen te
vergemakkelijken; de ingestelde snelheid
wordt hierbij niet overschreden.
Sommige voertuigen op de weg worden
mogelijk niet goed gedetecteerd of
verkeerd geïnterpreteerd door de camera en/
of radar (bijvoorbeeld een vrachtwagen), wat
kan leiden tot een slechte inschatting van de
afstanden en het onjuist versnellen of
afremmen van de auto.
Schakelaars op en rondom
het stuurwiel
1. ON (stand CRUISE) / OFF (stand 0)
2. Activeren van de snelheidsregelaar met de
actuele rijsnelheid/verlagen van de ingestelde
snelheid
3. Activeren van de snelheidsregelaar met
de actuele rijsnelheid/verhogen van de
ingestelde snelheid
4. Snelheidsregelaar onderbreken/hervatten
met eerder opgeslagen snelheid
Bevestiging van herstarten van de auto na
automatische stop (uitvoeringen met Stop &
Start-functie)
5. Gebruiken van de snelheid
die wordt voorgesteld door het
Snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem ( MEM)
6. Weergeven en instellen van de
afstandsinstelling tot de voorligger
Page 142 of 276

140
Rijden
Schakel de snelheidsregelaar weer in zodra de
omstandigheden dit toelaten.
Situaties waarin de bestuurder wordt
verzocht om meteen de controle over te
nemen:
–
De voorligger remt zeer sterk af.
– Er voegt plotseling een voertuig in tussen uw
auto en de voorligger .
Let vooral op:
– Bij de aanwezigheid van motorfietsen
en bij het invoegen van voertuigen.
–
W
anneer u een tunnel binnenrijdt of over
een brug rijdt.
Gebruik het systeem niet:
– Na een schok tegen de voorruit ter
hoogte van de camera of een schok tegen de
voorbumper (uitvoeringen met radar).
–
Als de remlichten niet werken.
Het systeem mag niet worden gebruikt:
– Bij lange voorwerpen op dakdragers.
–
Als de auto een aanhanger trekt of wordt
gesleept.
–
Als het noodreservewiel is gemonteerd
(afhankelijk van de uitvoering).
– Als de voorkant van de auto is aangepast
(bijvoorbeeld door de montage van verstralers
of het overspuiten van de voorbumper).
Storing
Bij een storing van de
snelheidsregelaar worden
streepjes weergegeven in plaats
van de ingestelde snelheid van
de snelheidsregelaar.
Dit waarschuwingslampje gaat branden,
in combinatie met een
waarschuwingsmelding en een geluidssignaal,
om een systeemstoring aan te geven.
Laat het systeem controleren door een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Lane Positioning Assist
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Met behulp van een boven aan de voorruit
geplaatste camera identificeert het systeem
rijstrookmarkeringen en houdt het de auto op de door de bestuurder gekozen positie binnen de
rijstrook.
Deze functie is vooral geschikt voor het rijden op
snelwegen en autowegen.
Werkingsvoorwaarden
– Adaptieve cruise control actief.
– Rijstrook gemarkeerd met lijnen aan beide
zijden.
–
ESP
in werkende staat.
–
ASR-/DSC-systeem ingeschakeld.
–
Er wordt geen aanhanger gedetecteerd.
–
Er wordt geen noodreservewiel gebruikt.
–
De auto wordt niet blootgesteld aan hoge,
zijdelingse g-krachten.
–
Richtingaanwijzers niet ingeschakeld.
Inschakelen/uitschakelen
► Druk terwijl de Adaptieve cruise control met
Stop & Go-functie is ingeschakeld op deze toets.
Dit wordt bevestigd door:
–
Het groen branden van het controlelampje in
de toets.
– Het volgende symbool wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
De kleur van het symbool op het
instrumentenpaneel is afhankelijk van de
werkingsstatus van het systeem:
(grijs)
Er is aan een of meerdere
werkingsvoorwaarden niet voldaan; het systeem
is gepauzeerd.
(groen)
Er is aan alle werkingsvoorwaarden
voldaan; het systeem is actief.
(oranje)
Storing in het systeem.
Als de bestuurder het systeem langere tijd niet
wil gebruiken, kan hij het systeem uitschakelen
door nogmaals op de toets te drukken.
Het controlelampje in de toets gaat uit en het
symbool op het instrumentenpaneel verdwijnt.
De status van het systeem wordt
opgeslagen bij het uitzetten van het
contact.
Snelheidsregelaar
De bestuurder moet het stuurwiel goed
vasthouden.
Als de snelheidsregelaar is geactiveerd, wordt
het symbool groen weergegeven: het systeem
maakt kleine stuurbewegingen om de auto in
de door de bestuurder gekozen positie op de
rijstrook te houden. Deze positie hoeft niet het
midden van de rijstrook te zijn.
Page 144 of 276

142
Rijden
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
In de onderstaande tabellen worden de weergaven beschreven die behoren b\
ij de belangrijkste rijsituaties. Deze waarschuwingen worden niet
opeenvolgend weergegeven.
Lampje van de knopRolknop
snelheidsregelaar Symbolen
Weergave Aanwijzingen
Uit CRUISE
(grijs)
(grijs)Snelheidsregelaar gepauzeerd; Lane
Positioning Assist niet actief.
Uit CRUISE
(groen)
(grijs)Snelheidsregelaar actief; Lane Positioning
Assist niet actief.
Groen CRUISE
(groen)
(groen)Highway Driver Assist actief, werkt
normaal (correctie wordt uitgevoerd op het
stuurwiel).
Groen CRUISE
70
(grijs)
(grijs)Highway Driver Assist gepauzeerd.
Groen CRUISE
(groen)/(grijs)
(grijs)Highway Driver Assist actief; er is niet aan
alle voorwaarden voor de Lane Positioning
Assist voldaan.
Groen OFF of LIMIT
(grijs)
(grijs)Snelheidsregelaar niet actief; er is niet aan
alle voorwaarden voor de Lane Positioning
Assist voldaan.
Werkingslimieten
Wanneer de auto op een lange rechte
rijstrook en een glad wegdek rijdt en de
bestuurder het stuur stevig vasthoudt, kan het
Lane Keeping System toch een
waarschuwing geven.
Het systeem werkt mogelijk niet of voert mogelijk
ongeschikte correcties van de besturing uit in de
volgende situaties:
– slecht zicht (onvoldoende verlicht wegdek,
sneeuw, regen, mist),
Page 145 of 276

143
Rijden
6Lampje van de knopRolknop
snelheidsregelaar Symbolen
Weergave Aanwijzingen
Groen CRUISE
(groen)/(grijs)
(grijs)Highway Driver Assist onderbroken:
snelheidsregelaar en Lane Positioning
Assist zijn onderbroken.
Meldingen
Rijsituaties
"Activeer de snelheidsregelaar om het Lane Positioning Assist- systeem te gebruiken" Activering van de Lane Positioning Assist terwijl de snelheidsregelaar niet actief
is.
"Omstandigheden ongeschikt, activering in stand-by" Activering van Lane Positioning Assist terwijl er niet aan alle voorwaarden is voldaan.
"Houd uw handen op het stuurwiel" Langere tijd rijden zonder het stuurwiel vast te houden of terwijl het s\
tuurwiel
verkeerd of onvoldoende stevig wordt vastgehouden.
"Houd het stuurwiel vast" Lane Positioning Assist wordt op dat moment of spoedig uitgeschakeld.
"Neem de controle over" Gelijktijdig uitschakelen van de snelheidsregelaar en de Lane Positionin\
g Assist.
Werkingslimieten
Wanneer de auto op een lange rechte
rijstrook en een glad wegdek rijdt en de
bestuurder het stuur stevig vasthoudt, kan het
Lane Keeping System toch een
waarschuwing geven.
Het systeem werkt mogelijk niet of voert mogelijk
ongeschikte correcties van de besturing uit in de
volgende situaties:
–
slecht zicht (onvoldoende verlicht wegdek,
sneeuw
, regen, mist), –
verblinding (verlichting van een tegenligger
,
laagstaande zon, spiegeling op een nat wegdek,
uitrijden van een tunnel, afwisseling van
schaduw en licht),
–
gedeelte van de voorruit voor de camera
vuil, beslagen, bevroren, bedekt door sneeuw
,
beschadigd of bedekt door een sticker,
–
wegmarkeringen beschadigd, deels
niet zichtbaar door sneeuw of modder
, of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden, wegsplitsingen),
–
bij het rijden in een scherpe bocht,
–
bij het rijden op bochtige wegen,
– bij de aanwezigheid van asfaltverbindingen op
de weg.
Het systeem mag niet worden gebruikt:
– bij het rijden met een noodreservewiel,
–
bij het trekken van een aanhanger
,
met name als deze niet aangekoppeld of
goedgekeurd is,
–
bij slechte weersomstandigheden,
–
bij het rijden op een glad wegdek (kans op
aquaplanning, sneeuw
, ijzel),
–
bij het rijden op een circuit,
–
op een testbank.
Page 154 of 276

152
Rijden
– De inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal
en het ingehaalde voertuig blijft in de dode hoek.
–
U rijdt in een rechte lijn of in een flauwe bocht.
–
Uw auto trekt geen aanhanger of caravan enz.
Werkingslimieten
In de volgende gevallen wordt er geen
waarschuwing gegeven:
–
Bij stilstaande voorwerpen (geparkeerde
auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden enz.).
–
Bij tegemoetkomend verkeer
.
–
Op bochtige wegen of in zeer scherpe
bochten.
–
Bij het inhalen van of ingehaald worden door
een zeer lang voertuig (vrachtwagen, autobus
enz.) die én in de dode hoek achter wordt
gedetecteerd én zich in het gezichtsveld van de
bestuurder bevindt.
–
Bij snelle inhaalmanoeuvres.
–
Bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en
achter worden gedetecteerd, worden aangezien
voor een vrachtwagen of een stilstaand object.
–
Als de functie Park
Assist is geactiveerd.
Storing
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en wordt er
een melding weergegeven.
Neem contact op met een CITROËN-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Bij slechte weersomstandigheden (zware
regenval, hagel enz.) kan het systeem
tijdelijk minder nauwkeurig werken.
Vooral als de auto op een nat wegdek rijdt of
van een droog wegdek op een nat wegdek
terechtkomt, kan er een vals alarm worden
gegeven (zo kan een wolk waterdruppels in
de dode hoek worden aangezien voor een
voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op
dat de sensoren niet met modder, sneeuw of
ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere voorwerpen op
het gedeelte van de buitenspiegels waar het
waarschuwingsgebied zich bevindt of op de
detectiezones op de voor- en achterbumper,
omdat de dodehoekbewaking dan mogelijk
niet goed werkt.
Actief dodehoekbe- wakingssysteem
Als aanvulling op het permanent branden
van het lampje in de buitenspiegel aan de
desbetreffende zijde, geeft het systeem bij het
overschrijden van een rijstrookmarkering met
ingeschakelde richtingaanwijzers een rukje aan
het stuurwiel voor een koerscorrectie om u te
helpen een aanrijding met het voertuig in de
dode hoek te voorkomen.
Dit systeem is een combinatie van de Active
Lane Departure Warning System en de
Dodehoekbewaking.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en
storingsvrij zijn.
De snelheid van de auto moet liggen tussen 65
en 140 km/h.
Deze functies zijn met name geschikt voor het
rijden op autowegen en snelwegen.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken voor
meer informatie over de Active Lane Departure
Warning System en de Dodehoekbewaking.
Parkeerhulp
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Page 267 of 276

265
Trefwoordenregister
L
Laadkabel 169
Laadkabel (plug-in hybride)
167, 173
Laadniveaumeter (plug-in hybride)
21
Laadstekker (plug-in hybride)
167, 172–174
Laadtoestand van de tractiebatterij
25
Laden accu ~ Accu laden
209, 211–212
Laden tractiebatterij
169
Laden via een normaal stopcontact
169
Lader voor versneld laden (wallbox)
167
Lak
189, 220
Lampen
199
Lampen (vervangen)
198–199, 201
Lampen vervangen
198–199, 201, 201–202
Lane Departure Warning System
147, 153
Lane Keeping System
136, 140–142, 144
Leder (onderhoud)
190
LED-verlichting
73, 199, 201
Leeslampjes
67
Lekke band
193–195
Lendensteun
48
Lendensteun, verstelling
48
Lichtschakelaar
71, 73
Lokaliseren van de auto
30
Luchtfilter
185
Luchtfilter (vervangen)
185
Luchtrecirculatie
57–59
M
Make-upspiegel 64
Massagefunctie 50
Massages op meerdere punten
50
Matten
66, 128
Mat verwijderen
66
Meldingen
255
Menu
228
Menu's (audio)
223–224, 237–238
Menustructuren display
228
Milieu
7, 35, 62
Mistachterlicht
71, 202
Mistlampen vóór
71, 76, 200
Mobiele app
25, 27, 62, 172, 174
Monteren allesdragers ~ Allesdragers
monteren
180–181
Motor
186
Motoren
216–218
Motorkap
181
Motorkapsteun
181
Motorolie
182
Motorolieniveaumeter
18, 22
N
Navigatiesysteem 242–244
Neerklappen stoelen achter
53–54
Netaansluiting (standaardstekker)
167
Niveau AdBlue®
184
Niveau brandstofadditief diesel ~
Brandstofaddititiefniveau
184–185
Niveau koelvloeistof ~
Koelvloeistofniveau
19, 183
Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau
183
Niveau ruitensproeiervloeistof ~
Ruitensproeiervloeistofniveau
77, 184
Niveaus controleren
182–184
Niveaus en controles
182–184
Noodbediening achterklep
37
Noodbediening portieren
34
Noodoproep ~ Urgence-oproep
81–82
Noodprocedure afzetten van de motor
109
Noodprocedure starten
109, 208
Noodremassistentie ~ Brake Assist System
(BAS)
83–84, 145
Noodremassistentie (AFU) ~ Brake Assist
System (BAS)
83–84
Nulstelling dagteller ~ Dagteller resetten
21
O
Oliefilter 185
Oliefilter (vervangen)
185
Olieniveau
18, 182
Oliepeilstok
18, 182
Olieverbruik
182
Onder de motorkap ~ Motorruimte
181–182
Onderhoud
186
Onderhoud (adviezen)
166, 189
Onderhoudsadviezen
166, 189
Onderhoudscontroles
17, 184
Onderhoudsindicator ~
Onderhoudsintervalindicator
17, 22
Ontdooien
60
Ontgrendelen
28–29, 31
Ontgrendelen achterklep
29, 31