CITROEN DS5 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2016, Model line: DS5, Model: CITROEN DS5 2016Pages: 745, PDF Size: 50.09 MB
Page 221 of 745

219
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Zekeringen vervangen
De tang voor het verwijderen van zekeringen is 
bevestigd aan de binnenzijde van de klep van 
het zekeringkastje in het dashboard.
Toegang:
F 
v
 er wijder de klep en draai hem om,
F
 
t
 rek de tang los.
Toegang tot het gereedschap
Voordat u een zekering vervangt, dient u:
F d e oorzaak van de storing op te sporen en 
te (laten) verhelpen,
F
 
a
 lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F
 
d
 e auto stil te zetten en het contact af te 
zetten,
F
 
d
 e defecte zekering te achterhalen met 
behulp van de zekeringtabellen en de 
schema's op de volgende bladzijden.
Vervangen van een zekering
Goed Defect
Bij het vervangen van een zekering moet u:
F
 
d
e speciale tang gebruiken om de zekering 
uit de zekeringkast te ver wijderen en 
vervolgens de staat van de gloeidraad 
controleren,
F
 
d
e defecte zekering altijd vervangen door 
een zekering met dezelfde stroomsterkte 
(zelfde kleur); een afwijkende 
stroomsterkte kan storingen veroorzaken 
(kans op brand).
Het vervangen van een zekering die 
niet in een van de volgende tabellen is 
opgenomen, kan tot ernstige storingen 
aan uw auto leiden. Raadpleeg 
het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Als de storing zich kort na het vervangen 
van de zekering opnieuw voordoet, laat dan 
het elektrische systeem controleren door het 
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde 
werkplaats. Tang 
Praktische informatie  
Page 222 of 745

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Montage van elektrische 
accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische 
circuit van uw auto is reeds rekening 
gehouden met de montage van zowel de 
standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere 
elektrische voorzieningen of accessoires in 
de auto monteert of laat monteren.
CITROËNis niet aansprakelijk voor 
kosten die voortvloeien uit storingen 
veroorzaakt door het monteren van 
extra accessoires die door CITROËN 
noch aanbevolen noch geleverd worden 
en die bovendien niet volgens haar 
voorschriften zijn gemonteerd. Dit 
geldt met name als het gezamenlijke 
stroomverbruik van de extra 
accessoires meer dan 10
 
milliampère 
bedraagt. 
Page 223 of 745

221
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde 
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap".
Zekeringtabel
Zekeringn r.Stroomsterkte  
  (A)Functies
F6
 
A of B 15Autoradio.
F8 3Inbraakalarm.
F13 10Aansteker vóór, 12V-aansluiting vóór.
F14 1012V-aansluiting achter.
F16 3Kaartleeslampen achter.
F17 3Make-upspiegel.
F28
 
A of B 15Autoradio.
F30 20Ruitenwisser achter.
F32 10Audioversterker. 
Praktische informatie  
Page 224 of 745

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Zekeringen motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de 
motorkap, naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los.
F V ervang de zekering.
Ga naar het begin van deze rubriek 
voor de bijzonderheden en de te nemen 
voorzorgsmaatregelen bij het vervangen van 
een zekering.
F
 
S
 luit na het vervangen van de zekering 
zorgvuldig het deksel voor een goede 
afdichting van de zekeringkast. Zekering
 
 N° Ampère
 
 (A) Functies
F20 15Ruitensproeierpomp voor en achter.
F21 20Koplampsproeierpomp.
F22 15Claxon.
F23 15Grootlicht rechts.
F24 15Grootlicht links.
F27 5Afschermklep koplamp links.
F28 5Afschermklep koplamp rechts.
Zekeringtabel 
Page 225 of 745

223
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
12V- ac c u
De accu bevindt zich in de motorruimte.
Toegang tot de accu:
F 
o
 pen de motorkap via de hendel in 
het interieur en gebruik vervolgens de 
veiligheidshaak aan de buitenzijde,
F
 
b
 eweeg de kunststof afdekkap omhoog 
voor toegang tot de pluspool (+).
Toegang tot de accu
Bescherm uw ogen en gezicht voordat 
u handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend 
uit in een goed geventileerde ruimte, ver 
van open vuur of vonken veroorzakende 
bronnen, om elk risico van brand- of 
explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden 
beëindigd zijn.
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.
Algemeen
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals 
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform 
de regelgeving en mogen in geen geval 
met het huishoudelijke afval worden 
weggegooid.
Breng de gebruikte batterijen en accu's 
naar een speciaal inzamelpunt.
Het aanduwen om de motor te starten 
is bij een auto met een automatische 
transmissie niet toegestaan.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale 
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden 
vervangen door het CITROËN-netwerk 
of door een gekwalificeerde werkplaats.
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.
Aan de voorzijde van de auto is een 
afzonderlijk massapunt aangebracht.
Dit punt is bereikbaar door:
F
 
d
 e kunststof afdekking, naast de linker 
koplamp, los te maken. 
Praktische informatie  
Page 226 of 745

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Starten van de motor 
met een hulpaccu en 
startkabels
Start de motor nooit door een acculader 
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24  V 
o f h o g e r.
Controleer eerst of de nominale 
spanning van de hulpaccu 12
  V 
bedraagt en of de capaciteit van de 
hulpaccu minimaal gelijk is aan die van 
de ontladen accu.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers 
(autoradio, ruitenwissers, verlichting 
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich 
niet in de buurt van bewegende delen 
van de motor (ventilateur, riem enz.) 
bevinden.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet 
los ter wijl de motor draait. F
 
S
 tart de motor van de auto met de 
hulpaccu en laat deze gedurende enkele 
minuten draaien.
F  S tel de startmotor in werking van de auto 
met de lege accu en laat de motor draaien.
 A
ls de motor niet direct start, zet dan het 
contact af en wacht even alvorens een 
nieuwe poging te doen.
Als de accu van uw auto ontladen is, kan 
de motor worden gestart met een hulpaccu 
(externe accu of een accu van een andere 
auto) en startkabels of een startbooster.
F 
W
 acht tot de motor stationair draait en 
neem dan de kabels in omgekeerde 
volgorde los.
F
 
B
 reng, indien uw auto hiermee is uitgerust, 
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
 
L
 aat de motor minimaal 30   minuten 
draaien, rijdend of stilstaand, om het 
laadniveau van de accu op een correct peil 
te krijgen.
F
 
B
 eweeg, indien uw auto hiermee is 
uitgerust, het kunststof kapje van de 
pluspool (+) omhoog.
F
 S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+) van 
de ontladen accu A  (bij het gebogen metalen 
gedeelte) en vervolgens op de pluspool (+) 
van de hulpaccu B  of de startbooster.
F
 
S
 luit de groene of zwarte kabel aan op 
de minpool (-) van de hulpaccu B of de 
startbooster (of op het massapunt van de 
auto met de hulpaccu). Een aantal functies, waaronder 
het Stop & Start-systeem, is niet 
beschikbaar als de laadtoestand van 
de accu onvoldoende is.
F
 
S
 luit het andere uiteinde van de groene of 
zwarte kabel aan op het massapunt C van 
de auto met de lege accu. 
Page 227 of 745

225
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Voor een optimale levensduur van de accu 
is het noodzakelijk om het laadniveau van de 
accu op een voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn 
om de accu op te laden:
- 
a
 ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
 
v
 oordat de auto meerdere weken niet wordt 
gebruikt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
12V-accu opladen met een 
acculader
Probeer niet een bevroren accu op te 
laden. Risico van explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat 
deze dan door het CITROËN-netwerk 
of door een gekwalificeerde werkplaats 
controleren op beschadigingen van de 
inwendige delen en op scheuren in de 
behuizing (kans op lekkage van giftig 
en corrosief zuur).
Als u zelf de accu van uw auto gaat 
opladen, gebruik dan uitsluitend een 
lader die geschikt is voor loodaccu's en 
die een nominale spanning van 12
 
V 
heeft. Volg de door de fabrikant van de lader 
geleverde instructies.
Sluit de kabels nooit aan op de 
verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden 
losgekoppeld.
F
 
Z
et het contact uit.
F
 
S
chakel alle stroomverbruikers (autoradio, 
verlichting, ruitenwissers enz.) uit.
F
 
S
chakel om gevaarlijke vonken te 
voorkomen de lader B uit alvorens de 
kabels op de accu aan te sluiten.
F
 
C
ontroleer of de kabels van de lader in 
goede staat zijn.
F
 S
luit de kabels van de lader B als volgt 
aan:
-
 
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+) 
van de accu A ,
-
 
d
e zwarte minkabel (-) op het massapunt 
C van de auto.
F
 
S
chakel na het laden de lader B uit 
alvorens de kabels los te maken van de 
accu A .
Als deze sticker is aangebracht, mag 
uitsluitend een 12V-lader worden 
gebruikt. Anders kan de elektrische 
uitrusting van het Stop & Start-systeem 
ernstig beschadigd raken. 
Praktische informatie  
Page 228 of 745

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet gaat 
gebruiken, koppel dan de 12V-accu los. Op 
deze manier blijft het laadniveau van de accu 
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de 
accu los te koppelen:
F 
sl
 uit alle te openen carrosseriedelen 
(portieren, achterklep, ruiten, dak),
F
 
s
 chakel alle stroomverbruikers (autoradio, 
ruitenwissers, verlichting enz.) uit,
F
 
z
 et het contact uit en wacht vier minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los 
te nemen.
Accupoolklem met snelsluiting
De (+) klem loskoppelen
F Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog  om de accupoolklem B te ontgrendelen.
Na het weer aansluiten van de 
accukabels
Weer aansluiten van de (+) klem
F Plaats de geopende accupoolklem B op de  pluspool (+) van de accu.
F
 
D
 ruk verticaal op de accupoolklem om 
deze goed tegen de accu aan te drukken.
F
 
Z
 et de accupoolklem vast door de hendel A 
omlaag te bewegen.
Forceer de hendel niet door erop te 
duwen, aangezien de accupoolklem 
niet kan worden vergrendeld als deze 
niet correct is geplaatst; herhaal de 
procedure. Tijdens de rit die volgt op het de eerste 
keer starten van de motor, werkt het 
Stop & Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt de functie pas 
weer als de auto gedurende een 
bepaalde periode, die afhankelijk is 
van de omgevingstemperatuur en de 
laadtoestand van de accu (maximaal 
8
  uur), niet is gebruikt.
Zet na het weer aansluiten van de accu het 
contact aan en wacht 1
  minuut alvorens de 
motor te starten, zodat de elektronische 
systemen geïnitialiseerd kunnen worden.
Mochten er zich na deze handeling kleine storingen 
blijven voordoen, raadpleeg dan het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het 
zelf opnieuw initialiseren van de elektronische 
systemen zoals:
-
 
d
 e sleutel met afstandsbediening of de 
elektronische sleutel (volgens uitvoering),
-
 h
et elektrische zonnescherm/de 
elektrische zonneschermen,
-
 d
e elektrische ruitbediening,
-
 
d
 e datum en de tijd,
-
 de
 voorkeuzezenders. 
Page 229 of 745

227
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van 
de auto aan om het ontladen van de accu te 
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de 
laadtoestand van de accu enkele functies 
(airconditioning, achterruitverwarming,
 
...) 
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch 
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de 
accu dit toelaat. De eco-mode bepaalt de maximale 
gebruiksduur van een aantal functies om te 
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een 
aantal elektrische functies zoals het audio- 
en telematicasysteem, de ruitenwissers, 
dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal 
maximaal 40
 
minuten gebruiken.
Eco-mode
Inschakelen van de  
eco-mode
Vervolgens geeft een melding op het display 
van het instrumentenpaneel aan dat de eco-
mode is ingeschakeld en worden de actieve 
functies in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt 
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het 
gesprek nog gedurende ongeveer 10  minuten 
worden voortgezet via de handsfree set van uw 
autoradio.
Uitschakelen van   
de eco-mode
De functies worden automatisch weer 
ingeschakeld als de motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen 
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
 
m
 inder dan tien minuten om de functies 
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
-
 
m
 eer dan tien minuten om de functies 
ongeveer dertig minuten te kunnen 
gebruiken.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van 
de motor in acht om een juiste lading van de 
accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van 
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor 
niet gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek 
voor meer informatie over de accu. 
Praktische informatie  
Page 230 of 745

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Wisserbladen vervangen
Voordat u een wisserblad 
demonteert
F Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzetten van het contact 
om de ruitenwissers naar het midden van 
de voorruit te verplaatsen.
Demonteren
F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.
F M aak het wisserblad los en verwijder het.
Monteren
F Breng het nieuwe wisserblad aan en klik het vast.
F
 
Z
 et de ruitenwisserarm voorzichtig terug.
Na het monteren van een 
wisserblad vóór
F Zet het contact aan.
F B edien nogmaals de 
ruitenwisserschakelaar om de 
ruitenwissers in de ruststand te zetten.