CITROEN DS5 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2016, Model line: DS5, Model: CITROEN DS5 2016Pages: 745, PDF Size: 50.09 MB
Page 241 of 745

239
DS5_nl_Chap09_verifications_ed02-2015
BrandstoftankInhoud van de brandstoftank: ongeveer 60 liter.A ls er minder dan 5   liter brandstof getankt wordt, 
wordt deze stijging van het brandstofniveau niet 
weergegeven op de brandstofmeter.
Tijdens het openen van de tankdop kan een 
geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn. 
Dit wordt veroorzaakt door de onderdruk 
die ontstaat door de afdichting van het 
brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.
F
 
Kies bij het tankstation de juiste brandstof (deze 
staat vermeld op de sticker aan de binnenzijde 
van de brandstofvulklep van uw auto).
F Open de vuldop door deze een kwart omwenteling linksom te draaien.
F
 
V
 er wijder de vuldop en plaats deze op de 
steun (aan de klep).
Openen
Indien u per vergissing de verkeerde 
brandstof voor uw auto tankt, moet 
de tank beslist worden afgetapt 
voordat de motor kan worden 
gestart.
Tank nooit als de motor door het Stop
 
& 
Start-systeem in de STOP-stand is 
geschakeld; zet in dat geval altijd het 
contact af met "START/STOP"-knop.
Ta n k e n
F Steek bij een benzine-uitvoering het  vulpistool zo ver mogelijk in de vulopening 
en druk hierbij de metalen klep A in.
F
 
V
 ul de brandstoftank. Laat het vulpistool 
maximaal drie keer afslaan, aangezien er 
anders storingen kunnen optreden.
F
 
P
 laats de vuldop terug en sluit deze door 
de dop een kwart omwenteling rechtsom te 
draaien.
F
 
D
 ruk de klep van de tankdop dicht.
Uw auto is voorzien van een katalysator, die de 
schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen 
vermindert.
Door de vernauwde vulpijp kan alleen benzine 
worden getankt.
Bij benzinemotoren mag uitsluitend 
loodvrije benzine worden gebruikt.
F
 
D
ruk op de toets.
Na afzetten van het contact is deze toets 
nog enkele minuten actief. Zet eventueel 
opnieuw het contact aan om deze toets weer te 
activeren. 
Onderhoud  
Page 242 of 745

DS5_nl_Chap09_verifications_ed02-2015
Minimumbrandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau is 
bereikt, gaat dit waarschuwingslampje 
branden, in combinatie met een 
geluidssignaal en een melding op het 
display van het instrumentenpaneel.
Onderbreking 
brandstoftoevoerBrandstof voor 
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen rijden 
op biobrandstoffen van het type E10
  (deze 
bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de 
Europese richtlijnen EN 228
  en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85
  (deze bevatten 
tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor 
auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type 
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de 
ethanol moet voldoen aan de Europese  
richtlijn EN 15293.
Als dit lampje gaat branden, zit er nog 
ongeveer 6
 
liter brandstof in de tank.
Zolang er niet voldoende brandstof is 
bijgetankt, gaat dit lampje elke keer dat het 
contact wordt aangezet opnieuw branden in 
combinatie met een geluidssignaal en een 
melding. Dit geluidssignaal en deze melding 
worden met een toenemende frequentie 
herhaald naarmate het niveau daalt en dichter 
bij de "0" komt.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen 
dat u zonder brandstof komt te staan. Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij 
een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer 
afsluit. 
Page 243 of 745

DIESEL
241
DS5_nl_Chap09_verifications_ed02-2015
Brandstof voor 
dieselmotoren
De dieselmotoren zijn geschikt voor 
biobrandstoffen die aan de huidige en 
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en 
die aan de pomp getankt kunnen worden:
- 
D
 iesel die voldoet aan de richtlijn 
EN590
  gemengd met biobrandstof die 
voldoet aan de richtlijn EN14214,
-
 
D
 iesel die voldoet aan de richtlijn 
EN16734
  gemengd met biobrandstof die 
voldoet aan de richtlijn EN14214
  (met een 
gehalte aan methyl-estervetzuren van 0
  tot 
10 %) ,
-
 P
araffinehoudende diesel die voldoet 
aan de richtlijn EN15940
  gemengd met 
biobrandstof die voldoet aan de richtlijn 
EN14214
  (met een gehalte aan methyl-
estervetzuren van 0
  tot 7%). De brandstof B20
  of B30   die voldoet aan 
de richtlijn EN16709   is ook geschikt voor 
de dieselmotor van uw auto. Maar als deze 
brandstof, ook al is het slechts incidenteel, 
wordt gebruikt, moeten de bijzondere 
onderhoudsvoorschriften (voor "Zware 
rijomstandigheden") strikt worden nageleefd. 
Raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof 
(zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke 
olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden 
(kans op schade aan de motor en het 
brandstofcircuit).
Alleen het gebruik van dieseladditieven die 
voldoen aan de norm B715000
  is toegestaan. 
Onderhoud  
Page 244 of 745

DS5_nl_Chap09_verifications_ed02-2015
Het vullen van de brandstoftank met 
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht, 
druk deze niet tegen de klep van de 
tankbeveiliging en giet voorzichtig om 
ervoor te zorgen dat de brandstof netjes 
in de vulopening stroomt.
Tankbeveiliging (diesel)*
Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om 
benzine te tanken. Hiermee wordt schade aan motoren, ontstaan door het tanken van de verkeerde 
brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de brandstoftankdop ver wijdert.
Wanneer u bij een dieseluitvoering een 
benzinetankpistool in de tankopening plaatst, 
wordt dit tegengehouden door een klep, 
waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet 
getankt kan worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken 
maar kies een dieseltankpistool.
Werking
Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken 
van Diesel per land kunnen verschillen, 
kan de aanwezigheid van een 
tankbeveiliging op de auto er toe leiden 
dat tanken niet mogelijk is.
Niet alle auto's met een dieselmotor 
zijn voorzien van een tankbeveiliging. 
Daarom adviseren wij u voordat u naar 
het buitenland afreist bij het CITROËN-
netwerk te informeren of uw auto 
geschikt is om in het desbetreffende 
land te kunnen tanken.
* Volgens land van verkoop. 
Page 245 of 745

243
DS5_nl_Chap09_verifications_ed02-2015
Motorkap
Openen
Schakel het Stop & Start-systeem 
altijd uit als u handelingen onder de 
motorkap wilt uitvoeren, om letsel door 
het automatisch activeren van de  
START-stand te voorkomen.
Sluiten
F Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het 
slot vallen.
F
 
C
 ontroleer of de motorkap goed 
vergrendeld is.
F
 
A
 an de buitenzijde
: beweeg de hendel 
omhoog en til de motorkap op.
Een gasdemper opent de motorkap en houdt 
deze omhoog.
In verband met de aanwezigheid 
van elektrische uitrustingen in de 
motorruimte wordt geadviseerd om 
blootstelling aan water (regen,  
wassen, ...) te beperken. De koelventilator kan ook nog gaan 
draaien nadat de motor is afgezet: 
houd daarom voor werpen en kleding 
uit de buur t van de ventilator.
F
 
I
n het interieur
: trek de handgreep links 
onder het dashboard naar u toe. 
Onderhoud  
Page 246 of 745

DS5_nl_Chap09_verifications_ed02-2015
1. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof.
2. Reservoir ruiten- en 
koplampsproeiervloeistof.
3.
 R
eservoir koelvloeistof.
4.
 R
eservoir remvloeistof.
5.
 
Accu/zekeringen.
6.
 
Zekeringkast.
7.
 A
fzonderlijk massapunt (-).
8.
 
Luchtfilter.
9.
 
Oliepeilstok.
10.
 M
otorolie (bij)vullen.
Benzinemotoren 
Page 247 of 745

245
DS5_nl_Chap09_verifications_ed02-2015
1. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof.
2. Reservoir ruiten- en 
koplampsproeiervloeistof.
3.
 R
eservoir koelvloeistof.
4.
 R
eservoir remvloeistof.
5.
 
Accu/zekeringen.
6.
 
Zekeringkast.
7.
 A
fzonderlijk massapunt (-).
8.
 
Luchtfilter.
9.
 
Oliepeilstok.
10.
 M
otorolie (bij)vullen.
Dieselmotoren
Het brandstofcircuit staat onder hoge druk:
- V oer nooit werkzaamheden aan dit 
circuit uit.
-
 
I
 n de HDi-motoren is veel 
hoogwaardige technologie toegepast.
Laat werkzaamheden aan deze motoren 
daarom altijd over aan het personeel van 
het CITROËN-netwerk, dat daar speciaal 
voor is opgeleid. 
Onderhoud  
Page 248 of 745

DS5_nl_Chap09_verifications_ed02-2015
Bij auto's met dieselmotor is het in het geval 
van een lege brandstoftank noodzakelijk om 
het brandstofsysteem te ontluchten.
Brandstoftank leeg (diesel)
Raadpleeg de desbetreffende 
rubriek voor meer informatie over de 
dieseltankbeveiliging.
Als de motor niet direct aanslaat, 
beëindig dan uw startpoging en herhaal 
de procedure.
BlueHDi-motoren
F Vul de brandstoftank met minimaal 5  liter 
diesel.
F
 
Z
 et het contact aan (zonder de motor te 
st a r te n).
F
 
W
 acht ongeveer 6   seconden en zet het 
contact af.
F
 
H
 erhaal de handelingen 10
 
 keer.
F
 
B
 edien de startmotor om de motor te 
starten. 
Page 249 of 745

247
DS5_nl_Chap09_verifications_ed02-2015
Niveaus controleren
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de 
motorventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet 
contact worden gecontroleerd 
via de motorolieniveaumeter op 
het instrumentenpaneel (volgens 
uitvoering) of met de oliepeilstok.
Het is normaal dat u tussen twee 
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. 
CITROËN adviseert u om elke 5000
  km het 
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie 
bij te vullen. De controle van het motorolieniveau is 
alleen betrouwbaar als de auto op een 
horizontale ondergrond staat en de motor 
ten minste 30
  minuten niet heeft gedraaid.
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voor waarden zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Controle met de oliepeilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven 
op de desbetreffende afbeelding van de 
motorruimte.
F 
T
 rek aan het gekleurde uiteinde om de 
oliepeilstok volledig uit de schacht te 
trekken.
F
 
V
 eeg de peilstok af met een schone, niet 
pluizende doek.
F
 
S
 teek de oliepeilstok weer volledig in de 
schacht en trek hem er weer uit om het 
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct 
als het tussen de merktekens A en B ligt. A = MA XI
B = MINI
Als u ziet dat het oliepeil boven het merkteken 
A of onder het merkteken B ligt, star t de 
motor dan niet .
-
 
A
 ls het oliepeil boven het merkteken MAXI 
ligt (kans op motorschade), neem dan 
contact op met het CITROËN-netwerk of 
met een gekwalificeerde werkplaats.
-
 
A
 ls het oliepeil lager is dan het merkteken 
MINI , vul dan altijd motorolie bij. 
Onderhoud  
Page 250 of 745

DS5_nl_Chap09_verifications_ed02-2015
Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau
 Het  stuurbekrachtigingsvloeistofniveau 
dient zich zo dicht mogelijk bij het 
merkteken "MA XI" te bevinden. Draai 
bij koude motor de dop open om het 
niveau te controleren.
Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht 
mogelijk bij het merkteken "MA XI" te 
bevinden. Controleer indien dit niet het geval is 
of de remblokken van uw auto zijn versleten.
Remvloeistofniveau
Remvloeistof ver versen
Raadpleeg het onderhoudsschema van 
de fabrikant voor het voorgeschreven 
verversingsinterval.
Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven 
remvloeistof.
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ververst of 
de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt 
met de door de fabrikant aanbevolen motorolie 
voor uw auto en motoruitvoering.
Motorolie bijvullen
De plaats van de vulopening voor de motorolie 
is aangegeven op de desbetreffende 
afbeelding van de motorruimte.
F 
D
 raai de dop van de vulopening.
F
 
G
 iet de olie voorzichtig in de opening om 
morsen op motoronderdelen te voorkomen 
(dit kan brand veroorzaken).
F
 
W
 acht enkele minuten en controleer 
vervolgens nogmaals het oliepeil met de 
peilstok.
F
 
V
 ul indien nodig nog olie bij.
F
 
D
 raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt 
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de 
vulopening en steek de peilstok weer in de 
schacht. Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het 
dashboard bij het aanzetten van het contact na 
30
  minuten de juiste waarde aangeven.
Olie ver versen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de 
fabrikant voor het verversingsinterval voor uw 
auto.
Maak om een verminderde 
betrouwbaarheid van de motor en de 
emissieregeling te voorkomen nooit 
gebruik van additieven in de motorolie.