air conditioning CITROEN JUMPER 2019 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2019, Model line: JUMPER, Model: CITROEN JUMPER 2019Pages: 232, PDF Size: 8.27 MB
Page 4 of 232
2
.
.
Instrumentenpanelen 7
V erklikkerlampjes 8
Meters
18
C
onfiguratie van de auto
2
2
Datum en tijd instellen
2
8
Boordcomputer
28
T
achograaf
2
9Sleutel
30
Afstandsbediening
30
Voorportieren
33
Schuifdeur
33
Achterdeuren
34
Alarm
35
Elektrische ruitbediening
3
6
Voor stoelen 37
Voor bank 3 9
Achterzitplaatsen
4
0
Achterbanken
40
Stuurwielverstelling
41
Spiegels
4
2
Verwarming/handbediende
airconditioning
4
3
Automatische airconditioning
4
4
Extra verwarmingssystemen
4
6
Verwarming/airconditioning achter
4
6
Programmeerbare standkachel
4
7
Ontwasemen – ontdooien voorruit en
zijruiten
5
1
Ontdooien achterruit
5
1
Voorzieningen van de cabine
5
2
Voorzieningen achter
5
7
Voorzieningen aan de buitenzijde
6
0Lichtschakelaar
61
Automatisch grootlicht
6
3
Koplampen in hoogte verstellen
6
5
Ruitenwisserschakelaar
6
5
Algemene aanbevelingen met
betrekking tot de veiligheid
6
7
Alarmknipperlichten 68
Claxon 68
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)
6
8
Veiligheidsgordels
7
2
Airbags
75
Kinderzitjes
77
Uitschakelen airbag aan passagierszijde
7
8
ISOFIX-kinderzitjes
83
Kinderbeveiliging
86
Overzicht
Instrumentenpaneel Toegang tot de auto
Ergonomie en comfort Veiligheid
Verlichting en zicht
Eco-rijden
Inhoudsopgave
Page 6 of 232
4
Cockpit10.Bestuurdersairbag/claxon.
11. Stuurkolomschakelaars autoradio.
MiddenconsoIe
3.Opbergvak/verplaatsbare asbak.
4. 12 V-aansluiting (max. 180
W).
5. USB-aansluiting/aansteker.
6. Dynamische stabiliteitscontrole (DSC/ASR).
7. Hill Descent Control.
8. Lane Departure Warning System.
9. Alarmknipperlichten.
10. Centrale vergrendeling/verklikkerlampje
vergrendeling.
11. Ontwaseming/ontdooiing.
12 . Versnellingshendel.
1. Zekeringkast.
2. Programmeerbare standkachel.
3. Luchtvering/leeslampjes/extra ventilatie
a c h t e r.
4. Schakelaars snelheidsregelaar/-begrenzer.
5. Configuratie van de auto/hoogteverstelling
van de koplampen/mistlampen voor/achter.
6. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers.
7. Instrumentenpaneel met display.
8. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer.
9. Contactslot.
1.Audiosysteem/navigatie.
2. Verwarming/airconditioning.
Overzicht
Page 7 of 232
5
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-
apparatuur (DVD-speler, MP3-speler,
spelcomputer enz.) op de auto aan om het
elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik,
te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde
versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel
mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij het
accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische
transmissie, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal niet
bruusk of diep in.
De schakelindicator adviseert u
de versnelling
in te schakelen die het best geschikt is
voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies
zo snel mogelijk op.
Bij auto's met een automatische transmissie wordt
de schakelindicator uitsluitend in de handmatige
stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur
af op de motor in plaats van het rempedaal te
gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in.
Als u
deze aanwijzingen naleeft, nemen het
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot af en wordt de
geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan
vanaf een snelheid van ongeveer 40
km/h de
snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Matig het gebruik van uw
elektrische uitrusting
Als het passagierscompartiment te warm is,
ventileer dit dan voordat u gaat rijden door de ruiten
en de ventilatieopeningen te openen voordat u
de
airconditioning gaat gebruiken.
Sluit bij snelheden boven 50
km/h de ruiten, maar
laat de ventilatieopeningen open staan.
Maak gebruik van alle voorzieningen die kunnen
bijdragen aan een verlaging van de temperatuur
in het interieur (zonneschermen van het schuif-/
kanteldak of de zijruiten enz.). Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het
zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet
stationair warmdraaien: uw auto warmt sneller op
als u
rijdt.
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een
automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als
deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit.
.
.
Eco-rijdensommaire
Page 45 of 232
43
Verwarming/handbediende
airconditioning
1.Airconditioning aan/uit.
2. Regeling temperatuur.
3. Regeling luchtopbrengst.
4. Regeling luchtverdeling.
5. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie.
Airconditioning
De airconditioning werkt alleen bij draaiende motor.
De aanjager moet minimaal op stand 1
staan.
Druk op deze toets om de
airconditioning in te schakelen; de LED
gaat branden.
Druk nogmaals op deze toets om de functie uit te
schakelen; de LED gaat uit.
Comforttemperatuur
F Draai de knop van blauw (koel) naar rood (warm) om de temperatuur
naar behoefte in te stellen.
Luchtopbrengst
F Draai de knop naar de gekozen stand om voldoende luchtopbrengst
te verkrijgen.
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand 0
staat
(uitschakeling van het systeem), wordt het
thermische comfort niet meer geregeld. Er
blijft door de rijwind echter nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Luchtverdeling
Draai de knop in de gewenste stand om de
luchtstroom te verdelen naar: de beenruimte,
de voorruit, de beenruimte en de
zijruiten,
de voorruit en de zijruiten.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan
van de voorruit en zijruiten.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van uitlaatgassen)
af te sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt ter wijl de
airconditioning en de aanjager (stand 1
t /m 4)
zijn ingeschakeld, wordt de capaciteit van de
ver warming (knop temperatuurregeling naar rood) of
de airconditioning (knop temperatuurregeling naar
blauw) vergroot.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht
weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het
interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.
de zijventilatieroosters en de middelste
ventilatieroosters,
de zijventilatieroosters, de middelste
ventilatieroosters en de beenruimte, F
S
tel deze stand in om de lucht in het
interieur te laten recirculeren.
F
S
tel deze stand in voor de toevoer
van buitenlucht naar het interieur.
3
Ergonomie en comfort
Page 46 of 232
44
Automatische airconditioning
met centrale regeling
1.Stand AUTO.
2. Koeling stoppen.
3. Systeem volledig stoppen.
4. Regeling luchtverdeling.
5. Regeling luchtopbrengst.
6. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie.
7. Snel ontwasemen/ontdooien.
Stand AUTO
Inschakelen FULL AUTO : F
S
tel met de draaiknop om de toets AUTO de
temperatuur naar wens in tussen:
-
H
I (High tot ≈ 32) en
-
L
O (Low tot ≈ 16).
Het systeem regelt aan de hand van de
temperatuurinstelling de luchtverdeling, de
luchtopbrengst en de luchttoevoer om het comfort en
de luchtcirculatie in het interieur optimaal te houden.
F
D
ruk op de knop AUTO. De
systeemfuncties worden
verlicht. Dit wordt bevestigd
door de weergave van FULL
AUTO . Dit is de normale
gebruiksstand van de
automatische airconditioning.
Instelbare stand AUTO
Als de stand AUTO is geselecteerd, kunnen
verschillende instellingen worden gewijzigd:
luchtverdeling, luchtopbrengst, airconditioning en
luchttoevoer/luchtrecirculatie.
Op het display wordt in plaats van de melding FULL
AUTO de melding AUTO weergegeven.
Druk nogmaals op deze toets
om terug te keren naar de
volautomatische werking. Op het
bedieningspaneel verschijnt in
plaats van de melding AUTO de
melding FULL AUTO .
Als na het handmatig instellen het systeem de
ingestelde temperatuur niet kan vasthouden,
zal de melding AUTO knipperen en vervolgens
verdwijnen. Druk op AUTO om terug te keren naar
de automatische regeling.
Airconditioning onderbreken
F Druk op deze toets om de werking van de airconditioning te
onderbreken. De sneeuwvlok op
het display verdwijnt.
Volledig uitschakelen
F Druk op deze knop om het systeem te onderbreken. De LED en het
display gaan uit.
Comforttemperatuur
De waarde kan worden ingesteld tussen:
- e en maximale waarde van 32 in de stand HI
(High), waarbij de toegevoerde lucht wordt
opgewarmd.
-
e
en minimale waarde van 16 in de stand LO
(Low), waarbij de toegevoerde lucht wordt
afgekoeld.
Luchtverdeling
F Druk op één of meer toetsen om de luchtstroom te verdelen naar:
de uitstroomopeningen voor het
ontwasemen/ontdooien van de voorruit
en de zijruiten vóór,
Ergonomie en comfort
Page 48 of 232
46
Uitstroom van lucht
Door op deze schakelaar te drukken
wordt de lucht naar buiten geblazen, de
LED gaat branden. Door opnieuw op
de schakelaar te drukken wordt deze
functie uitgeschakeld en gaat de LED uit.
Luchttoevoer
Door op deze schakelaar te drukken
wordt de lucht van buitenaf toegevoerd
in het interieur, de LED gaat branden.
Door opnieuw op de schakelaar
te drukken wordt deze functie
uitgeschakeld en gaat de LED uit.
Extra verwarmingssystemen
Extra ver warming
Dit is een extra ver warming van het interieur als
aanvulling op de standaarduitrusting.
De werking is onafhankelijk van de motor.
Standkachel of aanvullende
programmeerbare
ver warming
Dit is een aanvullend, programmeerbaar en
afzonderlijk systeem dat het korte koelvloeistofcircuit
van de dieselmotor opwarmt om het starten te
vergemakkelijken.
Het systeem verbetert de prestaties van het
ontdooien, ontwasemen en (afhankelijk van de
uitvoering) de stoelverwarming.
Automatische aanvullende
ver warming
Dit aanvullende systeem wordt automatisch
ingeschakeld bij het aanzetten van het contact.
De ver warming wordt afhankelijk van de
buitentemperatuur en de temperatuur in de auto
geactiveerd.
Hij wordt automatisch uitgeschakeld zodra de
verwarming handmatig wordt ingeschakeld. Het opwarmen van het interieur kan sneller
plaatsvinden.
Het systeem kan geprogrammeerd worden om te
worden ingeschakeld voordat u in de auto stapt.
Extra verwarmingsunit
Bij de uitvoering met 2-3 zitplaatsen bevindt deze
z ich onder de bestuurdersstoel en wordt de lucht
naar voren geblazen.
Bij de uitvoering met 5 -9
zitplaatsen
bevindt deze zich achter in de
auto. Afhankelijk van de uitvoering
wordt de lucht rechtstreeks vanaf
de ver warmingsunit of via de
uitstroomopeningen onder de twee
zitrijen het interieur in geblazen.
F
D
ruk op deze schakelaar om de
ver warming in of uit te schakelen.
Het lampje brandt als de
verwarming is ingeschakeld.
Zet de schakelaar uit wanneer u
de ruiten snel wilt
ontdooien of ontwasemen.
Verwarming en/of
airconditioning achter
Afhankelijk van de uitvoering kan uw auto zijn
voorzien van een extra airconditioningsunit achter in
de auto: het luchtverdelingskanaal in het dak en de
afzonderlijke uitstroomopeningen zorgen voor een
per fecte regeling van de verdeling van koele lucht
in de auto.
Ergonomie en comfort
Page 49 of 232
47
De over de vloer verspreide warme lucht wordt
vanuit de airconditioningsunit vóór verdeeld ter
hoogte van de voetenruimte van de passagiers op
zitrij 2 en 3.
Op de wielkast linksachter bevindt zich een
uitstroomopening voor de ver warming van de
voetenruimte van de passagiers op zitrij 3.
Inschakelen/uitschakelen
F Druk vanaf de bestuurdersstoel op deze knop op het bedieningspaneel
MODE om de bediening achter
in de auto in te schakelen. Het
verklikkerlampje gaat branden.
Luchtopbrengst
F Draai de knop naar de gekozen stand om voldoende luchtopbrengst
te verkrijgen.
Instellen van de
comforttemperatuur
F Draai de knop van blauw (koel) naar rood (warm) om de temperatuur
naar behoefte in te stellen.
De functie kan worden uitgeschakeld met de
schakelaar OFF van het centrale "Monozone"
bedieningspaneel.
Om condens te voorkomen, zorgt een
veiligheidssysteem echter automatisch voor de
ventilatie achter, ook als de schakelaar in de
stand 0
staat.
Door deze toets opnieuw in te drukken wordt de
bediening achter in de auto gedeactiveerd. Het
verklikkerlampje dooft.
Programmeerbare
standkachel
Dit vergemakkelijkt ook het verwarmen,
ontwasemen en ontdooien van interieur.
Digitale programmering
Het bedieningspaneel van de programmeerbare
standkachel bevindt zich naast het stuur wiel onder
het schakelaarpaneel MODE .
Tijdweergave
Pictogram verwarmingscyclus
Pictogram instellen en weergave tijd
De programmeerbare standkachel (afhankelijk
van de uitvoering) zorgt voor een geleidelijke
voor ver warming van het koelcircuit, zodat de motor
beter op temperatuur is bij het starten.
Met behulp van de tijdschakelaar kunt u
het
gewenste inschakeltijdstip kiezen. Het systeem zorgt
er voor dat het interieur sneller wordt opgewarmd.
3
Ergonomie en comfort
Page 52 of 232
50
Om het risico van vergiftiging of verstikking
te vermijden, mag de standkachel niet
worden gebruikt, ook niet voor korte
perioden, in afgesloten ruimten, zoals
een garage of een werkplaats zonder een
uitlaatgasafvoersysteem.
De standkachel wordt uitgeschakeld als de
accuspanning laag is, zodat het starten van de
motor niet in gevaar komt.
De standkachel wordt gevoed door brandstof
uit de brandstoftank van de auto. Controleer,
voordat u de standkachel programmeert of
inschakelt, of er nog voldoende brandstof in de
tank aanwezig is.
Schakel de standkachel altijd uit tijdens het
tanken om elk risico van brand of explosie te
vermijden.
De temperatuur bij het verwarmingssysteem
mag niet hoger zijn dan 120
°C. Een hogere
temperatuur (bijv. bij het laten uitharden van de
lak na het spuiten van de auto) kan tot schade
aan componenten van elektronische circuits
leiden.
De standkachel is voorzien van een thermische
beveiliging die in het geval van over verhitting
van de motor als gevolg van een gebrek aan
koelvloeistof de verbranding onderbreekt.
Controleer het koelvloeistofniveau en vul het
indien nodig bij.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van de
niveaus .
Druk vervolgens op de programmaselectietoets
alvorens de standkachel weer in te schakelen.Gebruiksadviezen voor ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van de
verwarming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interieur
de uitstroomopening onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
D
ek de zonnesensor op het dashboard niet af;
deze wordt gebruikt voor het regelen van het
automatische airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot twee
keer per maand 5
tot 10 minuten aan om het
systeem in per fecte staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen. Wij raden u
een
gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel draagt dit
bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden
en een schoon interieur (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag). F L
aat de airconditioning regelmatig controleren
zoals voorgeschreven in het garantie- en
onderhoudsboekje, om het systeem in perfecte
staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet
koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van
een aanhanger op een steile helling bij een hoge
buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht
van de motor.
Om te voorkomen dat de ruiten beslaan en de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat:
-
r
ijd niet te lang met uitgeschakelde ventilatie.
-
h
oud de luchtrecirculatie niet langere tijd
ingeschakeld.
Ergonomie en comfort
Page 53 of 232
51
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan
en de temperatuur in het interieur hoog is
opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht
in het interieur goed ver verst wordt.
Condensvorming door de airconditioning kan
ertoe leiden dat zich een klein plasje water
onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel. Bevat gefluoreerde broeikasgassen
R13 4A .
Afhankelijk van de uitvoering en het
verkoopland kan het aircocircuit het
broeikasgas R13 4A bevatten.
Stop & Star t
De verwarmings- en airconditioningssystemen
werken alleen als de motor draait.
Als u
het thermische comfort in de auto op
het door u
gewenste niveau wilt houden, kunt
u
tijdelijk de functie Stop & Start uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t -
systeem.Ontwasemen – ontdooien
voorruit en zijruiten
Deze opdruk op het bedieningspaneel
geeft aan in welke stand de knoppen
moeten staan om de voorruit en de
zijruiten snel te ontwasemen of te
ontdooien.
Met handbediende
airconditioning
F Zet de knoppen van de aanjagersnelheid en de
luchtverdeling in de met
de desbetreffende opdruk
weergegeven stand.
Snel ontdooien en ontwasemen van de voorruit:
F
z
et de aanjager in de hoogste stand, F
z
et de schakelaar van de
luchttoevoer tijdelijk in de
luchtrecirculatiestand.
Met automatische
airconditioning
F Druk op deze toets; het lampje gaat branden. Het systeem regelt de koeling, de luchtopbrengst
en luchttoevoer, de achterruitverwarming en de
luchtverdeling naar de voorruit en zijruiten.
Schakel wanneer uw auto is voorzien van een extra
ver warming dit systeem uit om de ruiten snel te
kunnen ontwasemen/ontdooien.
Achterruitverwarming
en verwarming
buitenspiegels
F Druk op deze toets om de achterruit
en buitenspiegels te ontwasemen/
ontdooien. Het lampje van de toets
gaat branden.
Deze functie wordt automatisch uitgeschakeld om
onnodig stroomverbruik te voorkomen.
U kunt de achterruit- en buitenspiegelverwarming
ook eerder uitschakelen door nogmaals op deze
toets te drukken. Het lampje van de toets gaat dan
uit. De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
3
Ergonomie en comfort
Page 95 of 232
93
Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af
(STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, files enz.).
De motor wordt automatisch gestart (START-stand)
als u
weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct,
snel en stil.
Het Stop & Start-systeem, dat per fect is aangepast
aan het stadsverkeer, zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke
stoffen en het comfort van totale stilte in het interieur
tijdens het wachten.
Overgang naar de STOP-
stand
Zet, ter wijl de auto stilstaat, de versnellingsbak in de
neutraalstand en laat het koppelingspedaal los.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en de
motor wordt afgezet.
Om te voorkomen dat de motor te vaak wordt
uitgezet als u
langzaam rijdt, wordt de motor
uitsluitend automatisch afgezet als de auto een
snelheid van minimaal 10
km/h heeft bereikt. Verlaat nooit de auto zonder eerst het contact
met de sleutel te hebben afgezet.
Tank nooit ter wijl de motor door het Stop &
Start-systeem is afgezet; zet in dat geval
altijd het contact af en neem de sleutel uit het
contactslot.
Bijzonderheden: STOP-
stand niet beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
-
h et systeem wordt geïnitialiseerd,
-
he
t bestuurdersportier is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder niet is
vastgemaakt,
-
d
e airconditioning in werking is,
-
d
e achterruitverwarming ingeschakeld is,
-
d
e ruitenwissers vóór in de stand hoge snelheid
werken,
-
d
e achteruitversnelling is ingeschakeld, tijdens
het inparkeren,
-
b
epaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
regeneratie van het roetfilter, rembekrachtiging,
buitentemperatuur enz.) dat niet toelaten. -
h
et Stop & Start-systeem zeer intensief wordt
gebruikt. In dat geval kan het systeem worden
uitgeschakeld om de startfunctie te beschermen.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk om
de functie weer te laten activeren.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knippert enkele
seconden en gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Overgang naar de START-
stand
Als een versnelling is ingeschakeld, wordt de
motor alleen automatisch opnieuw gestart als het
koppelingspedaal volledig wordt ingetrapt.
Dit verklikkerlampje gaat uit en de motor
wordt gestart.
Als de motor automatisch is gestart (START-stand)
en de bestuurder gedurende de daaropvolgende
drie minuten de auto niet bedient, zet het systeem de
motor definitief af. De motor kan dan uitsluitend weer
met de contactsleutel worden gestart.
6
Rijden