CITROEN JUMPER MULTISPACE 2014 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2014, Model line: JUMPER MULTISPACE, Model: CITROEN JUMPER MULTISPACE 2014Pages: 260, PDF Size: 9.57 MB
Page 101 of 260

ESP OFF
99
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEI
D
4
De ESC
-stand is de normale
stand voor situaties waarin weinig
wielslip optreedt, gebaseerd
op de meest voorkomende
omstandigheden tijdens het rijden
op autowegen en snelwegen.
Elke keer als u het contact afzet, wordt het
ESC automatisch weer ingeschakeld.
De stand ESC OFF
is
alleen geschikt voor
het wegrijden en bij
lage snelheden.
Deze stand is alleen mogelijk bij snelheden
tot 50 km/h.
In de stand " Sneeuw
" past het
systeem bij het wegrijden de
regeling aan op de hoeveelheid
grip die elk voorwiel op dat
moment heeft.
Tijdens het optrekken optimaliseert
het systeem de wielslip zodanig dat de
beschikbare grip effectief wordt gebruikt
voor een maximale acceleratie.
In de stand " Off road
" wordt
bij het wegrijden veel wielslip
toegestaan bij het wiel met de
minste grip, zodat de modder
van de band wordt verwijderd en het wiel
vervolgens weer grip krijgt. Er wordt zo veel
mogelijk koppel naar het wiel met de meeste
grip overgebracht.
Tijdens het optrekken verdeelt het systeem
de wielslip zodanig dat de handelingen
van de bestuurder zo veel mogelijk effect
hebben.
In de stand " Zand
" is het
gelijktijdig licht doorslippen
van de aangedreven wielen
toegestaan, zodat de auto vooruit
komt en het risico van ingraven wordt
beperkt.
Activeer op zand geen andere standen,
omdat anders de kans bestaat dat de auto
vast komt te zitten in het terrein.
Page 102 of 260

100
Veiligheidsgordels
Hoogteverstelling
Knijp de knop van de geleider in en schuif
deze omhoog of omlaag (veiligheidsgordel
bestuurdersstoel en enkele passagiersstoel).
Als uw auto is voorzien van een
tweezitsbank, is de veiligheidsgordel
van de middelste zitplaats niet in hoogte
verstelbaar.
Losmaken
Druk op de rode knop.
VEILIGHEIDSGORDELS
Gebruiksvoorschrift
De bestuurder dient er vóór het wegrijden
zeker van te zijn dat alle inzittenden hun
veiligheidsgordels op de juiste manier
hebben vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan uw lichaamsbouw.
Gebruik geen accessoires om de
veiligheidsgordels minder strak te laten
aansluiten (zoals wasknijpers, klemmen,
veiligheidsspelden, ...).
Controleer zowel voor als na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of
verplaatsen van een stoel of de achterbank
of de gordel goed is opgerold en de
gordelsluiting zich op de juiste plaats
bevindt.
De gordelspanners van de veiligheidsgordels
vóór kunnen, afhankelijk van de aard en
de kracht van de aanrijding, onafhankelijk
van de airbags afgaan. De gordelspanners
trekken de veiligheidsgordels direct stevig
tegen het lichaam van de inzittenden.
Het afgaan van de gordels gaat gepaard met een
lichte onschadelijke rookvorming en een geluid als
gevolg van de pyrotechnische lading in het systeem.
Vastmaken
Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
Trek aan de gordel om de vergrendeling van
de gesp te controleren.
Verklikkerlampje
veiligheidsgordel bestuurder
Als de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt, gaat bij het starten
van de motor het verklikkerlampje
branden.
Verklikkerlampje
veiligheidsgordel passagier
Als uw auto is voorzien van een
passagiersstoel vóór, gaat als
bij het starten van de motor de
passagier zijn veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt, dit verklikkerlampje branden.
Page 103 of 260

101
Veiligheidsgordels
VEILIGHEI
D
4
De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van de
auto.
De veiligheidsgordels met pyrotechnische
gordelspanners werken alleen als het
contact aan staat.
U kunt de gordel losmaken door de rode
knop op de gesphouder in te drukken.
Geleid de gordel tijdens het oprollen.
Als de gordelspanners zijn geactiveerd,
gaat het verklikkerlampje airbag branden.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Voorschriften voor kinderen:
- maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner
dan 1,50 m gebruik van een geschikt
kinderzitje.
- laat nooit een kind op schoot zitten
tijdens het rijden. De veiligheidsgordel
mag door niet meer dan één persoon
gedragen worden. VEILIGHEIDSGORDELS ZITPLAATSEN VÓÓR
VEILIGHEIDSGORDELS
ACHTERZITPLAATSEN
Als uw auto is voorzien van een losse stoel
en een tweezitsbank, zijn de 3 zitplaatsen
voorzien van driepunts veiligheidsgordels
met oprolautomaat.
De middelste zitplaats is voorzien van een
gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn
bevestigd aan de rugleuning. Raadpleeg voor meer informatie over
kinderzitjes in rubriek 4 het gedeelte
"Kinderen in de auto".
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door
het CITROËN-netwerk, dat tevens voor
de garantie zorgt en de werkzaamheden
volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig (ook na een kleine aanrijding)
controleren door het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats: de gordels
mogen geen slijtagesporen en scheuren
vertonen en er mogen geen wijzigingen aan
de gordels zijn aangebracht.
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel
voor textiel, verkrijgbaar bij het CITROËN-
netwerk.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- mag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
- moet worden voorkomen dat de gordel
gedraaid raakt en moet de gordel in een
vloeiende beweging naar voren worden
getrokken,
- dient deze strak om het lichaam te
worden gedragen.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief. Als de zitplaatsen zijn voorzien
van armsteunen, moet de heupgordel altijd
onder de armsteun door worden geleid.
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
Met airbags vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien
van pyrotechnische gordelspanners en
gordelkrachtbegrenzers.
Zonder airbags vóór
Als uw auto is voorzien van een
tweezitsbank vóór zonder airbags vóór,
is de veiligheidsgordel van de middelste
passagier niet voorzien van een
pyrotechnische gordelspanner.
Zorg ervoor dat de gordels op de 2
e en
3e zitrij in de juiste gordelsluiting worden
vastgemaakt. Bevestig de gordels van de
buitenste zitplaatsen niet in de gordelsluiting
van de middelste zitplaats en andersom.
Page 104 of 260

102
Page 105 of 260

103
Airbags
VEILIGHEI
D
4
De airbags zijn speciaal ontworpen voor
een betere veiligheid van de inzittenden
(behalve op de middelste zitplaatsen van
zitrij 2 en 3) bij ernstige aanrijdingen:
ze vormen een aanvulling op de
werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren
in dat geval de frontale en zijdelingse
aanrijdingen waaraan de registratiezones
voor een aanrijding worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding worden de
airbags onmiddellijk opgeblazen en deze
zorgen voor een betere bescherming van de inzittenden van de auto. Direct
na de aanrijding ontsnapt het gas zodat
noch het zicht, noch het eventueel
verlaten van de auto door de inzittenden
wordt belemmerd.
- bij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarin de auto over de kop
slaat, treden de airbags niet in werking.
De veiligheidsgordels zorgen in deze
situaties voor uw bescherming.
De kracht van de aanrijding is afhankelijk
van het soort obstakel en de snelheid van
de auto op dat moment. Wanneer een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op de passagiersstoel
is geplaatst, moet de airbag aan
passagierszijde zijn uitgeschakeld. Zie in
rubriek 4 het gedeelte "Kinderen aan boord".
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal. Als er
een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens
hetzelfde of een volgend ongeval), werken
de airbags niet meer.
Het activeren van de airbags gaat gepaard
met wat rook en een knal, als gevolg van de
activering van de pyrotechnische lading die
in het systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan voor
personen die daar gevoelig voor zijn,
irriterend zijn.
De knal die bij de ontsteking wordt
geproduceerd, kan het gehoor gedurende
een korte periode enigszins verminderen.
AIRBAGS
Page 106 of 260

104
Airbags
Gebruiksvoorschrift
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...). Dit kan de goede
werking van de airbag belemmeren en/of
de inzittende bij het opblazen van de airbag
verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw
auto de airbagsystemen controleren.
Het is beslist niet toegestaan om
werkzaamheden uit te voeren aan
airbagsystemen, raadpleeg hiervoor het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Zij-airbags
Bedek de stoelen uitsluitend met de
goedgekeurde stoelhoezen. Deze
belemmeren het activeren van de zij-airbags
niet. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van
de stoelen; dit zou bij het afgaan van de
airbags kunnen leiden tot verwondingen aan
armen of middel.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
Zorg ervoor dat de passagier zijn voeten niet
op het dashboard laat rusten; hij kan anders
ernstig letsel oplopen als de airbag wordt
opgeblazen.
Het is raadzaam niet te roken in de
auto. Als de airbag wordt opgeblazen,
kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen
gaten in de stuurwielbekleding en sla niet op
het stuurwiel.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan
op letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen, als de airbag
wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens even
snel leeg, waarbij de warme gassen via de
daarvoor bestemde openingen naar buiten
stromen.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding,
dit zou bij het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het
dak; deze maken deel uit van de bevestiging
van de window-airbags.
Page 107 of 260

105
Airbags
VEILIGHEI
D
4
Zij-airbags
De zij-airbags (volgens uitvoering)
beschermen de bestuurder en voorpassagier
bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de
kans op borstletsel te verkleinen.
De zij-airbags zijn aan de zijde van de
portieren in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
Registratiezones voor een aanrijding
A.
Impactzone vóór
B.
Impactzone opzij Als dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het display, raadpleeg dan het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
om het systeem te laten controleren. De
kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Activering
De zij-airbags worden aan de
desbetreffende zijde opgeblazen bij een
ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij ( B
),
loodrecht op de lengteas van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde
van de auto, die zich op een horizontale
ondergrond moet bevinden.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het desbetreffende
portierpaneel.
Window-airbags
De window-airbags beschermen de
bestuurder en passagiers (uitgezonderd de
middelste zitplaatsen van zitrij 2 en 3) bij
een ernstige zijdelingse aanrijding, om de
kans op hoofdletsel te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de
stijlen en het bovenste gedeelte van het
interieur.
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met de zij-
airbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen
bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen
(een gedeelte van) de impactzone opzij ( B
),
loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf
de buitenzijde richting de binnenzijde van de
auto, die zich op een horizontale ondergrond
moet bevinden.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór of achter in de auto en de
ruiten.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of
bij over de kop slaan, kan het zijn dat
de airbag niet wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een
frontale aanrijding wordt de airbag niet
geactiveerd.
Storing
Page 108 of 260

106
Airbags
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld:
- Zet het contact af
, steek de sleutel in
de schakelaar voor uitschakelen van de
airbag aan passagierszijde,
- draai deze in de stand "OFF"
,
- verwijder de sleutel zonder de stand van
de sleutel te veranderen.
Airbags vóór
Deze zijn voor de bestuurder in het midden
van het stuurwiel en voor de passagier in
het dashboard aangebracht.
Inschakelen
In de stand "OFF"
werkt de airbag aan
passagierszijde bij een eventuele aanrijding
niet.
Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet dan
de schakelaar weer op "ON"
om de airbag
opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid
van uw passagier te garanderen. Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd
uit als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders
kan een kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel brandt zolang
de airbag is uitgeschakeld.
Activering
Ze worden tegelijkertijd geactiveerd,
behalve als de airbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen de impactzone A
, in de
lengterichting van de auto en vanaf de
voorzijde richting de achterzijde van de auto,
die zich op een horizontale ondergrond moet
bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het dashboard om
te voorkomen dat de inzittende naar voren
wordt geworpen.
Storing airbag vóór
Als dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het display, laat het systeem dan
controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de twee verklikkerlampjes airbag
permanent branden, plaats dan geen
kinderzitje met de rug in de rijrichting.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Page 109 of 260

107
Kinderen aan boord
VEILIGHEI
D
4
ALGEMENE INFORMATIE MET BETREKKING TOT
KINDERZITJES
"Met de rug in de rijrichting"
Aanbevolen op de zitplaatsen achter tot
2 jaar.
Wanneer een kinderzitje met de rug in
de rijrichting op de passagiersstoel vóór
wordt geplaatst, moet de airbag aan
passagierszijde zijn uitgeschakeld. Anders
kan het kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
"Met het gezicht in de rijrichting"
Aanbevolen op de zitplaatsen achter vanaf
2 jaar.
Wanneer een kinderzitje met het gezicht
in de rijrichting op de passagiersstoel
vóór wordt geplaatst, mag de airbag aan
passagierszijde niet worden uitgeschakeld.
KINDERZITJE VÓÓR
De regels voor het vervoeren van kinderen
zijn per land verschillend. Raadpleeg
hiervoor de wetgeving in uw land.
Raadpleeg de lijst met de voor uw land
goedgekeurde kinderzitjes. De aanwezigheid
van ISOFIX-bevestigingen, achterzitplaatsen
en een (uitschakelbare) passagiersairbag is
afhankelijk van de uitvoering.
Hoewel CITROËN bij het ontwerp van uw
auto veel aandacht heeft besteed aan
veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen,
is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk
van uzelf.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
- kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner
dan 1,50 meter dienen in goedgekeurde,
aan het lichaamsgewicht aangepaste
kinderzitjes op met veiligheidsgordels
of ISOFIX-bevestigingen uitgeruste
plaatsen te worden vervoerd,
- de veiligste plaats voor het vervoeren
van een kind is volgens de statistieken
een plaats op de achterbank van uw
auto,
- kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als
achterin met de rug in de rijrichting
worden vervoerd,
- een kind mag nooit op de schoot van
een passagier worden vervoerd.
Page 110 of 260

108
Kinderen aan boord
De procedure voor kinderzitjes en de
functie uitschakelen van de airbag
aan passagierszijde zijn gelijk voor het hele
CITROËN-gamma.
Als de airbag aan passagierszijde niet
kan worden uitgeschakeld, is het absoluut
verboden een kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" op de zitplaatsen voor te bevestigen.
Zie rubriek 4, gedeelte "Airbags".
Airbag aan passagierszijde OFF
Sticker op beide zijden van de zonneklep
aan passagierszijde