sensor CITROEN JUMPER SPACETOURER 2021 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2021, Model line: JUMPER SPACETOURER, Model: CITROEN JUMPER SPACETOURER 2021Pages: 324, PDF Size: 10.5 MB
Page 168 of 324

166
Rijden
Rij- en
parkeerhulpsystemen -
Algemene adviezen
Ondanks de aanwezigheid van rij- en
parkeerhulpsystemen moet de
bestuurder altijd alert blijven.
De bestuurder moet zich altijd aan de
verkeersregels houden, moet onder alle
omstandigheden de auto in zijn macht
hebben en moet te allen tijde in staat zijn
om de controle weer over te nemen. De
bestuurder moet de snelheid aanpassen aan
de weersomstandigheden, het verkeer en de
toestand van de weg.
De bestuurder moet te allen tijde het verkeer
in de gaten blijven houden en de snelheid
en afstand van achteropkomend verkeer
inschatten voordat richting aangegeven en
van rijstrook gewisseld wordt.
De systemen werken uitsluitend binnen de
grenzen van de natuurkundige wetten.
Rijhulpsystemen
De bestuurder moet beide handen aan
het stuurwiel houden, altijd de binnen- en
buitenspiegels gebruiken, altijd de voet
dichtbij de pedalen houden en iedere twee
uren pauze nemen.
Parkeerhulpsystemen
De bestuurder moet voorafgaand aan en
tijdens het manoeuvreren altijd en met name
met behulp van de spiegels de omgeving van
de auto in de gaten houden.
Radar(s)
De werking van de radar(s), en die van
bijbehorende functies, kan worden beïnvloed
door opgehoopt vuil (zoals modder en
ijs), onder slechte weersomstandigheden
(bijvoorbeeld zware regenval of sneeuw) of
als de bumpers beschadigd zijn.
Neem contact op met een CITROËN-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats
voordat de voorbumper wordt gespoten of
de lak ervan wordt bijgewerkt. Bepaalde
laksoorten kunnen de werking van de radar(s)
beïnvloeden.
Rijhulpcamera
Deze camera en bijbehorende functies
werken mogelijk minder goed of helemaal
niet als het gedeelte van de voorruit vóór
de camera vuil, beslagen, bevroren, bedekt
met sneeuw, beschadigd of bedekt met een
sticker is.
Bij vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Slecht zicht (slecht verlichte weg, zware
regenval, dichte mist, sneeuw) en
verblinding (koplampen van tegenliggers,
laagstaande zon, reflecties op nat wegdek,
uitrijden van een tunnel, snelle overgangen
tussen schaduw en licht) kunnen ook de
detectieprestaties negatief beïnvloeden.
CITROËNWanneer de voorruit wordt
vervangen, neem dan contact op met een
dealer of gekwalificeerde werkplaats om
de camera opnieuw te laten kalibreren; de
werking van de bijbehorende rijhulpsystemen
kan anders worden verstoord.
Overige camera’s
De beelden van de camera('s) op het
touchscreen of het instrumentenpaneel
kunnen door het terrein worden vervormd.
Bij de aanwezigheid van schaduwzones,
bij zonnig weer of bij onvoldoende
omgevingslicht kan het beeld donkerder en
minder contrastrijk zijn.
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze
in werkelijkheid zijn.
Sensoren
De werking van de sensoren en de
bijbehorende functies kan worden verstoord
door omgevingsgeluiden van bijvoorbeeld
luidruchtige voertuigen en machines (zoals
vrachtwagens of drilboren), door de ophoping
van sneeuw of dode bladeren op de weg, of
bij beschadigde bumpers en spiegels.
Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling geeft een geluidssignaal
(lange pieptoon) aan dat de sensoren
mogelijk vuil zijn.
Een aanrijding aan de voorzijde of achterzijde
van de auto kan de sensorinstellingen
verstoren, wat niet altijd door het systeem
wordt vastgesteld: de afstandsmetingen
kunnen hierdoor incorrect zijn.
De sensoren detecteren geen obstakels die
te laag (trottoirbanden, drempels) of te dun
(bomen, palen, draadhekken) zijn.
Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel
worden gedetecteerd, worden mogelijk niet
meer gedetecteerd als ze zich in de dode
hoek van het detectiebereik van de sensoren
bevinden.
Bepaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
Onderhoud
Reinig de bumpers, de spiegels en het
gezichtsveld van de camera's regelmatig.
Houd het uiteinde van de hogedrukspuit
tijdens het wassen van de auto op minimaal
30 cm van de radar, sensoren en camera's.
Page 169 of 324

167
Rijden
6vrachtwagens of drilboren), door de ophoping
van sneeuw of dode bladeren op de weg, of
bij beschadigde bumpers en spiegels.
Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling geeft een geluidssignaal
(lange pieptoon) aan dat de sensoren
mogelijk vuil zijn.
Een aanrijding aan de voorzijde of achterzijde
van de auto kan de sensorinstellingen
verstoren, wat niet altijd door het systeem
wordt vastgesteld: de afstandsmetingen
kunnen hierdoor incorrect zijn.
De sensoren detecteren geen obstakels die
te laag (trottoirbanden, drempels) of te dun
(bomen, palen, draadhekken) zijn.
Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel
worden gedetecteerd, worden mogelijk niet
meer gedetecteerd als ze zich in de dode
hoek van het detectiebereik van de sensoren
bevinden.
Bepaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
Onderhoud
Reinig de bumpers, de spiegels en het
gezichtsveld van de camera's regelmatig.
Houd het uiteinde van de hogedrukspuit
tijdens het wassen van de auto op minimaal
30
cm van de radar, sensoren en camera's.
Matten
Het gebruik van matten die niet door
CITROËN zijn goedgekeurd, kan de
bediening van de snelheidsbegrenzer of de
snelheidsregelaar hinderen.
Voorkomt dat de pedalen blijven hangen:
–
Controleer of de mat goed op zijn plaats
ligt.
–
Leg nooit meerdere matten boven op
elkaar
.
Snelheidseenheden
Als u in een ander land bent, controleer
dan of de eenheid van snelheid die door het
instrumentenpaneel wordt gebruikt (mph
of km/h), overeenkomt met de in het land
geldende eenheid.
Zo niet, verander dan bij stilstaande
auto de door het instrumentenpaneel
gebruikte eenheid van snelheid zodat deze
overeenkomt met de ter plaatse geldende
eenheid.
Neem bij twijfel contact op met een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Head-up display
Systeem dat bepaalde informatie op een getint
scherm projecteert, in het directe gezichtsveld
van de bestuurder zodat deze zijn ogen niet van
de weg hoeft af te wenden.
Informatie die tijdens
gebruik wordt weergegeven
Als het head-up display is ingeschakeld, geeft
het de volgende informatie weer:
A. De rijsnelheid.
B. De informatie van de
snelheidsregelaar/-begrenzer.
C. Indien de auto met deze systemen is
uitgerust: informatie van de Distance Alert,
waarschuwingen van het automatische
noodremsysteem en aanwijzingen van het
navigatiesysteem.
D. Indien de auto met dit systeem is uitgerust:
informatie van de snelheidsbegrenzer.
Zie het hoofdstuk over Audio en
telematica voor meer informatie over
Navigatie.
Page 186 of 324

184
Rijden
houden of te voorkomen dat de bestuurder
achter het stuur in slaap valt.
Het is altijd de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de auto aan de kant te zetten
als hij/zij vermoeid is.
Neem een pauze wanneer u moe bent en in
elk geval elke 2 uur.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden ingesteld
via het configuratiemenu van de
auto.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Coffee Break Alert
Het systeem geeft een waarschuwing
zodra het detecteert dat de bestuurder
langer dan twee uur heeft gereden met een
snelheid van meer dan 65
km/h zonder dat deze
een pauze heeft genomen.
Deze waarschuwing bestaat uit een melding die
de bestuurder adviseert een pauze te nemen, en
een geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt
de waarschuwing elk uur herhaald tot de auto
wordt stilgezet.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voorwaarden is voldaan:
–
De auto staat langer dan 15 minuten stil met
draaiende motor
.
– Het contact is enkele minuten afgezet
geweest.
–
De veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 65 km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra de
snelheid hoger is dan 65
km/h.
Driver Attention Warning
Afhankelijk van de uitvoering wordt het systeem
"Coffee Break Alert" gecombineerd met het
systeem "Driver Attention Warning”.
Met behulp van een boven aan de
voorruit geplaatste camera beoordeelt het
systeem de waakzaamheid, vermoeidheid of
afleidingen van de bestuurder door afwijkingen in
de koers van de auto ten opzichte van de
wegmarkeringen te signaleren.
Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)
wegen (snelheden hoger dan 65 km/h).
In eerste instantie wordt de bestuurder
gewaarschuwd door de melding “ Voorzichtig!”,
samen met een geluidssignaal.
Als het systeem drie waarschuwingen heeft
gegeven, geeft het systeem een nieuwe
waarschuwing met de melding " Doorrijden
gevaarlijk: Las een rustpauze in!", en wordt
het geluidssignaal harder.
Onder bepaalde omstandigheden (slecht
wegdek of harde windstoten) kan het
systeem waarschuwingen geven zonder dat
er sprake is van vermoeidheid bij de
bestuurder.
Het systeem werkt in de volgende
situaties mogelijk minder goed of
helemaal niet:
–
wegmarkeringen afwezig, versleten,
niet zichtbaar (door sneeuw of modder), of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden enz.);
–
geringe afstand tot de voorligger (geen
detectie van wegmarkeringen);
–
smalle of bochtige weg.
Dodehoekbewaking
Lees de algemene adviezen over het
gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen.
Het systeem omvat sensoren op de zijkanten
van de bumpers en waarschuwt de bestuurder
voor de mogelijk gevaarlijke aanwezigheid
van andere voertuigen (auto's, vrachtwagens,
motoren) in de blinde hoeken van de auto
(gebieden die de bestuurder niet kan zien).
In de buitenspiegel aan de zijde waar
dat voertuig zich bevindt, gaat er een
waarschuwingslampje branden:
– direct, wanneer u wordt ingehaald;
Page 187 of 324

185
Rijden
6Dodehoekbewaking
Lees de algemene adviezen over het
gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen.
Het systeem omvat sensoren op de zijkanten
van de bumpers en waarschuwt de bestuurder
voor de mogelijk gevaarlijke aanwezigheid
van andere voertuigen (auto's, vrachtwagens,
motoren) in de blinde hoeken van de auto
(gebieden die de bestuurder niet kan zien).
In de buitenspiegel aan de zijde waar
dat voertuig zich bevindt, gaat er een
waarschuwingslampje branden:
–
direct, wanneer u wordt ingehaald; –
na ongeveer een seconde, wanneer u
langzaam een ander voertuig inhaalt.
Werking
Sensoren in de voor- en achterbumper bewaken
de dode hoeken.
Indien een voertuig - een (motor)fiets, een auto
of een vrachtwagen - zich in de dode hoek van
de auto bevindt, zal er een oranje lampje gaan
branden in de desbetreffende buitenspiegel.
Daarbij moet aan de volgende voorwaarden zijn
voldaan:
–
de voertuigen rijden in dezelfde richting op
aangrenzende rijstroken,
–
de
snelheid van de auto moet liggen tussen 12
en 140
km/h,
–
u haalt een voertuig in waarbij het
snelheidsverschil met het andere voertuig kleiner
is dan 10
km/h,
–
u wordt ingehaald door een voertuig waarbij
het snelheidsverschil met het andere voertuig
kleiner is dan 25
km/h,
–
het verkeer stroomt vloeiend door
,
–
de inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal
en het ingehaalde voertuig blijft zich ophouden in
de dode hoek,
–
u rijdt in een rechte lijn of in een flauwe bocht,
–
uw auto trekt geen aanhanger
, caravan of iets
dergelijks.
Er wordt geen waarschuwingssignaal afgegeven
in de volgende situaties:
–
bij stilstaande objecten (geparkeerde auto's,
vangrails, lantaarnpalen, borden enz.),
Page 188 of 324

186
Rijden
– bij tegemoetkomende voertuigen,
– bij rijden over bochtige wegen of in zeer
scherpe bochten,
–
bij het inhalen van of ingehaald worden door
een zeer lang voertuig (vrachtwagen, autobus
enz.) die én in de dode hoek achter wordt
gedetecteerd én zich in het gezichtsveld van de
bestuurder bevindt,
–
bij snelle inhaalmanoeuvres,
–
bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en
achter worden gedetecteerd, worden aangezien
voor een vrachtwagen of een stilstaand object.
Inschakelen/uitschakelen
Met/zonder audiosysteem
► U kunt het systeem in- of uitschakelen door
op deze toets te drukken.
Het controlelampje brandt
als het systeem is
ingeschakeld.
Met touchscreen
De instellingen kunnen via het
configuratiemenu van de auto worden
gewijzigd.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger trekt
met een door CITROËN gehomologeerde
trekhaak.
Storing
Afhankelijk van de uitvoering van de auto:
Bij een storing gaan een of meerdere van deze
waarschuwingslampjes knipperen.
of
Het waarschuwingslampje in deze toets
knippert en er wordt een melding
weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Parkeerhulp
Lees de algemene adviezen over het
gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen.
Dit systeem waarschuwt met behulp van
sensoren in de bumper voor obstakels in de
nabijheid van de auto (zoals voetgangers,
voertuigen, bomen en slagbomen) die binnen het
detectiebereik van de sensoren vallen.
Parkeerhulp achter
Het systeem wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbij
klinkt een geluidssignaal.
Het systeem wordt uitgeschakeld als er weer
een andere versnelling wordt geselecteerd.
Geluidssignalen
De functie geeft de aanwezigheid van onstakels
aan binnen het detectiegebied van de sensor.
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen
van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het
obstakel nadert.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner wordt dan ongeveer dertig centimeter,
klinkt het geluidssignaal ononderbroken.
Aan de hand van het geluid dat via de
luidspreker (rechts of links) wordt weergegeven,
is te herkennen aan welke zijde van de auto het
obstakel zich bevindt.
Grafische weergave
Dit is een aanvulling op het geluidssignaal. Op
het scherm worden balken weergegeven die
geleidelijk naar de auto toe bewegen (groen:
obstakels veraf, geel: obstakels dichtbij en rood:
obstakels zeer dichtbij)
Als de auto het obstakel zeer dicht is genaderd,
verschijnt het symbool "Gevaar" op het scherm.
Page 190 of 324

188
Rijden
Top Rear Vision
Lees de algemene adviezen over het
gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen.
Wanneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld bij draaiende motor, geeft dit
systeem beelden van de directe omgeving van
de auto op het touchscreen weer met behulp van
een camera aan de achterzijde van de auto.
Het scherm is in twee delen opgedeeld, met
in het ene deel de omgeving zoals die door de
camera('s) wordt geregistreerd en in het andere
deel het beeld van bovenaf van de directe
omgeving van de auto.
De informatie van de parkeerhulpsensoren vult
het beeld van bovenaf aan.
Er kunnen diverse weergaven worden
weergegeven:
– Standaardweergave.
–
180° weergave.
–
Ingezoomde weergave.
Standaard is de stand
AUTO geactiveerd.
In deze stand kiest het systeem voor de beste
weergave (standaard of ingezoomd).
U kunt tijdens het manoeuvreren op elk gewenst
moment de weergave wijzigen.
De systeemstatus wordt niet opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Werkingsprincipe
Dit systeem registreert met de camera
achterop de omgeving van de auto tijdens het
manoeuvreren bij lage snelheid.
Van boven de auto wordt er, in realtime en
terwijl de manoeuvre wordt uitgevoerd, een
beeld van de directe omgeving gereconstrueerd
(weergegeven tussen de haakjes).
Deze weergave maakt het recht inparkeren
gemakkelijker en biedt de mogelijkheid om de
obstakels in de buurt van de auto te zien. Dit
beeld verdwijnt automatisch als de auto langere
tijd stilstaat.
De weergave verdwijnt bij een rijsnelheid
van ongeveer 10 km/h.
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld
ongeveer 7 seconden nadat er vanuit
de achteruitversnelling naar een andere
versnelling wordt geschakeld of als een deur
of de bagageruimte wordt geopend.
Activeren
Het systeem wordt automatisch geactiveerd bij
het inschakelen van de achteruitversnelling, bij
een rijsnelheid lager dan 10 km/h.
U kunt op elk gewenst moment de
weergavemodus kiezen door op deze zone te
drukken.
Wanneer het submenu wordt weergegeven, kunt
u een van de vier weergavemodi kiezen:
"Standaardweergave".
"180°-weergave".
"Ingezoomde weergave".
"Stand AUTO".
De functie wordt uitgeschakeld:
– Zodra er een aanhanger wordt
aangekoppeld of een fietsendrager op de
trekhaak wordt gemonteerd (bij auto's met
Page 191 of 324

189
Rijden
6Activeren
Het systeem wordt automatisch geactiveerd bij
het inschakelen van de achteruitversnelling, bij
een rijsnelheid lager dan 10 km/h.
U kunt op elk gewenst moment de
weergavemodus kiezen door op deze zone te
drukken.
Wanneer het submenu wordt weergegeven, kunt
u een van de vier weergavemodi kiezen:
"Standaardweergave".
"180°-weergave".
"Ingezoomde weergave".
"Stand AUTO".
De functie wordt uitgeschakeld:
– Zodra er een aanhanger wordt
aangekoppeld of een fietsendrager op de
trekhaak wordt gemonteerd (bij auto's met
een trekhaak die volgens de voorschriften van
de fabrikant is gemonteerd).
–
Als de snelheid hoger wordt dan ongeveer
10
km/h.
–
W
anner de achterklep wordt geopend.
–
Als er uit de achteruitversnelling wordt
geschakeld (het beeld wordt dan nog 7
seconden weergegeven).
–
Als op de witte pijl linksboven in de hoek
van het touchscreen wordt gedrukt.
Stand AUTO
Deze stand is standaard geactiveerd.
Wanneer een obstakel zich ter hoogte van de
rode lijn bevindt (minder dan 30
cm van de auto)
wordt dankzij de sensoren in de achterbumper
automatisch overgeschakeld van de weergave
van de omgeving achter de auto (standaard)
naar de weergave van het beeld van bovenaf
(ingezoomd) van de auto.
Standaardweergave
Het gebied achter de auto wordt weergegeven
op het scherm.
De blauwe lijnen ( 1) geven de breedte van de
auto weer met uitgeklapte buitenspiegels; ze
verplaatsen zich afhankelijk van de stand van
het stuurwiel.
De rode lijn 2 geeft een afstand van 30
cm vanaf
de achterbumper weer; de twee blauwe lijnen 3
en 4 een afstand van respectievelijk 1 m en 2 m.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
Page 192 of 324

190
Rijden
Ingezoomde weergave
De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld
van bovenaf van de achterzijde van de auto en
van zijn nabije omgeving te creëren zodat de
obstakels rondom de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u de
zijkanten van de auto via de buitenspiegels in
de gaten houden.
De parkeersensoren geven ook extra
informatie over het gebied rondom de auto.
180°-weergave
Wanneer u achteruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave
voertuigen, voetgangers of fietsers zien
aankomen.
Wij raden u aan om deze weergave niet tijdens
de gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A, midden B
en rechts C.
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze
te selecteren in het menu voor het veranderen
van de weergave.
Snelstartmodus
Met de snelstartmodus kan zo snel mogelijk de
omgeving van de auto (linker gedeelte) en de
bovenzijde van de auto worden weergegeven.
Een melding (in het Engels) geeft aan dat u de
omgeving van de auto moet controleren voordat
u de manoeuvre uitvoert.
Page 218 of 324

216
Praktische informatie
► Laat het rempedaal los en schakel het
contact uit.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de
motor .
Met selectiehendel of
keuzeschakelaar van de
transmissie (elektrische
auto) en elektrische
parkeerrem
/
Procedure voor het activeren van de
vrijloop
► Trap het rempedaal in terwijl de auto stilstaat
en de motor draait, en selecteer stand N .
Binnen 5 seconden:
►
Houd het rempedaal ingetrapt en doe het
volgende in deze volgorde: zet het contact uit
en beweeg de selectieschakelaar naar voren of
naar achteren.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact
weer aan.
►
T
rap het rempedaal in en druk op de hendel
van de elektrische parkeerrem om deze vrij te
zetten.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact af.
Er wordt een melding op het
instrumentenpaneel weergegeven om te
bevestigen dat de wielen 15 minuten worden
vrijgezet.
In de wasstand kan er een melding op het
instrumentenpaneel worden weergegeven
om aan te geven dat er geen update van het
audiosysteem kan worden uitgevoerd.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de
motor .
Keyless entry and start
Trap het rempedaal niet in terwijl u het
contact aan en weer uit zet. Als u dat wel
doet, start de motor waardoor u de procedure
opnieuw moet uitvoeren.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende aanbevelingen om
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de
motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer
lage temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat
wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, haal de
elektronische sleutel uit de detectiezone en
schakel de "handsfree" functie (Handsfree
toegang) uit.
Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt, houd
de spuitmond dan op minimaal 30 cm van
de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken met
chemicaliën die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de
auto vaker wassen om zoutafzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden)
of modder (in natte of koude gebieden) te
verwijderen. Deze materialen kunnen zeer
corrosief zijn.
Neem contact op met een CITROËN-dealer
of gekwalificeerde werkplaats voor advies
over het verwijderen van hardnekkige vlekken
waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals
verwijdermiddelen voor teer en insecten).
Laat lakschade bij voorkeur repareren door
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Page 230 of 324

228
In geval van pech
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals een lage temperatuur of vocht)
kan er een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
ontstaan; dit verdwijnt als de lampen enkele
minuten branden.
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
– Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
– Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.
– Wanneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen,
houd de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten en de
randen ervan gericht, om beschadiging
van de vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet het
contact en de koplampen/lampen
minstens enkele minuten zijn uitgeschakeld
- risico op ernstige brandwonden!
Raak de lamp niet met de vingers aan, maar
gebruik een niet-pluizende doek.
Monteren van het wiel
► Monteer het wiel op de naaf.
► Draai de bouten met de hand vast.
►
W
anneer het wiel is voorzien van een
slotbout, moet u deze handvast aandraaien met
wielsleutel 1 voorzien van dop 4.
►
Draai de overige wielbouten met alleen
wielsleutel
1
handvast.
► Laat de auto weer volledig zakken.
► V ouw krik 2 op en verwijder deze.
► Wanneer het wiel is voorzien van een
slotbout, moet u deze vastdraaien met
wielsleutel 1 voorzien van dop 4.
►
Draai de overige wielbouten met alleen
wielsleutel
1
vast.
►
Berg het gereedschap op in de
gereedschapskist.
Een reservewiel met stalen velg of
noodreservewiel monteren
Als de auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, raken de ringen ( A) de stalen velg of
het noodreservewiel niet. Het wiel wordt door
het conische contactvlak ( B) van elke bout op
zijn plek gehouden.
Na het verwisselen van een wiel
Berg het wiel met de lekke band op in de
reservewielhouder.
Ga meteen naar een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie
kan de monteur u vertellen of de band
kan worden gerepareerd of moet worden
vervangen.
Bepaalde rijhulpsystemen moeten
worden uitgeschakeld, bijvoorbeeld de
Active Safety Brake.
Als uw auto is uitgerust met een bandenspanningscontrolesysteem,
controleer dan de spanning van de banden en
reset het systeem.
Zie het betreffende hoofdstuk
voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Bandenspanningscontrolesysteem
Het stalen reservewiel is niet voorzien
van een bandenspanningssensor.
Wiel met naafdop
Monteren: plaats de naafdop met de
inkeping tegenover het ventiel en druk de
rand ervan vervolgens rondom met de hand
vast.