FIAT 500 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: 500, Model: FIAT 500 2018Pages: 224, PDF Size: 3.92 MB
Page 51 of 224

49
ESC (Electronic
Stability Control) -
systeem 15)
Dit is een elektronisch systeem dat de
voertuigstabiliteit regelt als de wielen
hun grip verliezen, het helpt de juiste
koers te handhaven.
Het systeem herkent potentieel
gevaarlijke situaties voor de stabiliteit
van de auto en grijpt automatisch en op
gedifferentieerde manier in op de
remmen van de vier wielen door een
stabiliserend koppel te leveren.
Het ESC-systeem bestaat uit de
volgende subsystemen:
❒ HH (Hill Holder): wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de auto
stilstaat, op een weg met een
helling groter dan 5%.
❒ ASR (AntiSlip Regulation): Het
systeem grijpt automatisch in als
één of beide aandrijfwielen slippen,
grip verliezen op natte wegen
(aquaplaning) en bij het optrekken
op glad, besneeuwd of met ijzel
bedekt wegdek.
De ASR schakelt automatisch in
wanneer de motor wordt gestart.
Tijdens het rijden kan het ASR-systeem
uitgeschakeld en daarna weer
ingeschakeld worden door op de knop
A fig. 50 te drukken: de inschakeling
van het systeem wordt aangegeven
door het aangaan van de led op de
knop zelf en, bij sommige versies, door
het verschijnen van een bericht op het
display.
❒ HBA (Hydraulic Brake Assist): werkt
automatisch en verbetert de
remcapaciteit van het voertuig
tijdens remmen in noodgevallen.
50DVDF0S0151c
IN WERKING TREDING
VAN HET SYSTEEM
Als het systeem wordt ingeschakeld,
gaat het lampje
Iop het
instrumentenpaneel knipperen, om de
bestuurder te waarschuwen dat de
stabiliteit en de grip van de auto erg
beperkt is.
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
Het ESC-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart; het kan niet worden
uitgeschakeld.
Page 52 of 224

KENNISMAKING MET DE AUTO
50
iTPMS-systeem
(indirect Tyre
Pressure
Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
48)
RESETPROCEDURE
Het iTPMS-systeem heeft een
“inleerfase” nodig (met een duur die
afhangt van de rijstijl en de
wegomstandigheden: bij optimale
omstandigheden wordt gereden op
een rechte weg met 80 km/h
gedurende minstens 20 minuten) die
begint wanneer de resetprocedure
wordt uitgevoerd.
De resetprocedure moet worden
uitgevoerd:
❒ elke keer dat de bandenspanning
wordt gewijzigd;
❒ wanneer zelfs slechts een wiel
verwisseld wordt;
❒ wanneer er banden worden
gedraaid/omgewisseld;
❒ wanneer het noodreservewiel
wordt gemonteerd.
In enkele situaties, zoals sportief rijden,
bijzondere omstandigheden van het
wegdek (bijv. ijs, sneeuw, onverharde
wegen), kan de signalering vertraagd
worden of kan het gelijktijdige
spanningsverlies van meer dan één
band slechts gedeeltelijk gedetecteerd
worden.
Onder speciale omstandigheden (bijv.
voertuig asymmetrisch beladen aan
één kant, trekken van een aanhanger,
beschadigde of versleten band,
montage van het noodreservewiel,
gebruik van de snelle
bandenreparatieset “Fix&Go”, gebruik
van sneeuwkettingen, verschillende
banden op de assen gemonteerd) kan
het systeem onjuiste indicaties geven
of tijdelijk uitgeschakeld zijn.
Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld
is,
nknippert het
waarschuwingslampje ongeveer 75
seconden en blijft daarna continu
branden; tegelijkertijd wordt op het
display een speciaal bericht
weergegeven.
Deze aanduiding wordt ook
weergegeven na het afzetten en
opnieuw starten van de motor, als de
correcte bedrijfsomstandigheden niet
hersteld worden. Pomp, voordat de “Reset”-procedure
wordt uitgevoerd, de banden tot de
juiste bandenspanning op, vermeld in
de bandenspanningstabel (zie de
paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”).
Als de resetprocedure niet wordt
uitgevoerd in alle bovenstaande
gevallen, kan het
nwaarschuwingslampje verkeerde
aanduidingen over een of meer
banden geven.
Om de procedure Reset uit te voeren,
bij stilstaand voertuig en de
contactsleutel op MAR, het
Setupmenu openen (zie de
beschrijving in paragraaf “Display”). Na
afronding van de Resetprocedure
verschijnt op display het bericht “Reset
opgeslagen” wat aangeeft dat het
“inleren” is gestart.
Als het ITPMS inleren niet goed wordt
uitgevoerd, wordt het bericht niet
weergegeven.
WERKINGSCONDITIES
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.
Page 53 of 224

51
BRANDSTOFAF-
SLUITSYSTEEM 8)
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
❒ de afsluiting van de
brandstoftoevoer waarna de motor
afslaat
❒ automatisch ontgendelen van de
portieren
❒ inschakeling van de
interieurverlichting.
Wanneer het systeem in werking
treedt, verschijnt er een bericht op het
display.
BELANGRIJK Controleer de auto
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
de auto of in de buurt van de tank.
Draai, na een botsing, de
contactsleutel op STOP om te
voorkomen dat de accu leegloopt.
Volg deze procedure om de werking
van de auto te herstellen:
❒ draai de contactsleutel naar MAR;
❒ schakel de richtingaanwijzer rechts
in
❒ schakel de richtingaanwijzer rechts
uit
❒ schakel de richtingaanwijzer links in
❒ schakel de richtingaanwijzer links uit
❒ schakel de richtingaanwijzer rechts
in
❒ schakel de richtingaanwijzer rechts
uit
❒ schakel de richtingaanwijzer links in
❒ schakel de richtingaanwijzer links uit
❒ contactsleutel op de stand OFF
gedraaid
❒ draai de contactsleutel naar MAR.PARKEERSENSOREN
18) 25)
(voor bepaalde versies/markten)
Deze sensoren bevinden zich in de
achterbumper fig. 51 en detecteren de
aanwezigheid van obstakels achter het
voertuig en waarschuwen de
bestuurder met een intermitterend
geluidssignaal.
De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate het obstakel
dichter bij de auto komt. De zoemer
klinkt ononderbroken als de afstand
tussen het voertuig en het obstakel
minder is dan ongeveer 30 cm.
Het blijft constant als de afstand
tussen het voertuig en het obstakel
onveranderd blijft.
Als deze situatie de sensoren aan de
zijkant betreft, zal het signaal na
ongeveer 3 seconden stoppen om,
bijvoorbeeld, aanwijzingen te
voorkomen tijdens manoeuvres langs
een muur.
Wanneer de sensoren meerdere
obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het
dichtstbijzijnde obstakel.
Page 54 of 224

KENNISMAKING MET DE AUTO
52
Versies met kleurendisplay
Wanneer de sensoren worden
ingeschakeld, verschijnt het scherm
van fig. 52 op het display.
De informatie over de aanwezigheid en
afstand van een obstakel ten opzichte
van de auto wordt gegeven door zowel
het geluidssignaal als de weergave op
het instrumentenpaneel.
51DVDF0S0182c
52DVDF0S0459c
Het systeem geeft een gedetecteerd
obstakel aan met de weergave van een
boog in overeenstemming met de
afstand tot het obstakel en de plaats
hiervan ten opzichte van het voertuig.
Als een voorwerp wordt gedetecteerd
in de linker of rechter zone of midden
achter, toont het display een
knipperende boog in de
overeenkomende zone en klinkt er een
geluid.
Terwijl de auto het voorwerp benadert,
toont het display een of meer
knipperende bogen die de auto
benaderen, en het geluid klinkt
frequenter totdat deze onafgebroken
klinkt.
De kleur op het display hangt af van de
afstand van en de positie van het
obstakel.
De auto is dicht bij het obstakel
wanneer er een knipperende rode
boog verschijnt op het display (rechts,
in het midden of links) en een
ononderbroken geluid wordt gehoord.
Wanneer er meerdere obstakels zijn,
wordt het dichtstbijzijnde obstakel
aangegeven.Storingsmeldingen
Alle storingen van de parkeersensoren
worden aangegeven zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld
door het aangaan van het lampje
è
(of het verschijnen van het pictogram
top het kleurendisplay) in het
instrumentenpaneel en het
bijbehorende bericht op het display
(voor bepaalde versies/markten.)
Werking met een aanhanger
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld als de
stekker van de elektrische kabel van de
aanhanger wordt ingebracht.
Page 55 of 224

53
START&STOP-
SYSTEEM 19)
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer de
auto stilstaat en start de motor zodra
de bestuurder wil wegrijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van het
voertuig dankzij een beperking van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
❒ Met handgeschakelde
versnellingsbak:bij stationair
draaiende motor, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in
de vrijstand staat en het
koppelingspedaal niet is ingetrapt.
❒ Met Dualogic versnellingsbak:
de motor wordt afgezet als hij stil
staat en het rempedaal is ingetrapt.
Deze toestand kan gehandhaafd
worden zelfs als het rempedaal niet
wordt ingetrapt, maar als de
versnellingspook in de stand N
staat.
OPMERKING: De motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van meer dan 10 km/h, om
herhaaldelijk afzetten van de motor te
voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.
❒ Het lampje
Uop het
instrumentenpaneel geeft aan dat
de motor gestopt is, en bij sommige
versies wordt deze aanduiding op
het display vermeld.
De motor opnieuw starten
❒ handgeschakelde
versnellingsbak:het
koppelingspedaal intrappen.❒ Met Dualogic versnellingsbak:als
de keuzehendel in de stand N, staat,
plaats hem dan in een willekeurige
versnelling, of laat anders het
rempedaal los of verplaats de
keuzehendel naar +, – of R.
HANDMATIG IN- EN
UITSCHAKELEN
❒ Het Start&Stop-systeem kan
ingeschakeld/uitgeschakeld worden
met de toets A - fig. 53 op het
dashboard.
Wanneer het systeem uitgeschakeld
is, gaat het lampje of symbool
T
branden.
❒ Bij sommige versies wordt de
informatie door het display verstrekt.
53DVDF0S0154c
Page 56 of 224

KENNISMAKING MET DE AUTO
54
TANKEN
21) 29)
BENZINE- EN
DIESELMOTOREN
fig. 54
Tankdop openen
❒ Het klepje openen;
❒ draai de contactsleutel linksom in het
slot en draai de dop B los;
❒ plaats tijdens het tanken de dop
zoals afgebeeld.
54DVDF0S033c
Benzinemotoren
Gebruik alleen loodvrije benzine met
een octaangehalte niet lager dan
95 R.O.N. (EN228 specificatie).
Dieselmotoren
Gebruik uitsluitend diesel voor
motorvoertuigen (EN590-specificatie).
LPG-VERSIES
LPG-vulopening
De LPG-vulopening bevindt zich naast
de benzinevuldop.
Hij heeft een terugslagklep, die in het
feitelijke vullichaam zit.
55DVDF0S034c
Open, om de vulopening te bereiken,
de toegangsklep A-fig. 55 en draai de
dop B los.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht tijdens
het tanken:
❒ zet de motor af;
❒ trek de handrem aan;
❒ draai de contactsleutel op STOP;
❒ rook niet;
❒ geef het speciale verloopstuk aan
het personeel dat LPG tankt.
BELANGRIJK Voordat de tank met
LPG wordt gevuld, dient het
gekwalificeerde personeel te
controleren of het verloopstuk correct
op de vulopening is geschroefd.
BELANGRIJK Afhankelijk van het land
zijn er verschillende soorten
verloopstukken voor LPG-tankstations.
Het verloopstuk C-fig. 56 dat bij de
auto in een speciaal doosje wordt
geleverd, is speciaal ontworpen voor
het land waarin de auto verkocht is.
Als u in een ander land rijdt, moet u
uitzoeken welke soort adapter hier
gebruikt wordt.
Page 57 of 224

55
BELANGRIJK Gebruik uitsluitend LPG
voor motorvoertuigen.
BELANGRIJK Bewaar uw
LPG-verloopstuk zorgvuldig zodat het
niet beschadigd raakt.
Brandstof - Grafisch
symbool voor
consumenteninformatie
voor de identificatie van
de compatibiliteit van
het voertuig in
overeenstemming met
EN16942
Controleer, alvorens te tanken, de
symbolen aan de binnenkant van het
brandstofklepje (waar voorzien) en
vergelijk ze met de symbolen op de
pomp (waar voorzien).
56DVDF0S035c
De onderstaande symbolen
vereenvoudigen de herkenning van het
correcte type brandstof dat u in uw
voertuig moet gebruiken.
Symbolen voor voertuigen
op benzine
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal
5,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228
E10: Ongelode benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal
10,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228
E5E10
Symbolen voor voertuigen
op diesel
B7: Diesel met maximaal 7% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstig EN590
B10: Diesel met maximaal 10% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstig EN16734
Symbolen voor voertuigen
op benzine/LPG
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal
5,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228
E10:Ongelode benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal
10,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228
LPG:Auto-LPG overeenkomstig
EN589
B7B10
LPGE5E10
Page 58 of 224

VERSIE MET
LPG-SYSTEEM
45) 29)
INLEIDING
De LPG-uitvoering heeft twee
brandstoftoevoersystemen: een voor
benzine en een voor LPG.
Het LPG-systeem is, net als dat voor
benzine, een multipoint sequentieel
gefaseerd systeem met speciale
elektrische injectoren.
PASSIEVE
VEILIGHEID/ACTIEVE
VEILIGHEID
Passieve veiligheid
De auto heeft dezelfde passieve
veiligheidsspecificaties als andere
uitvoeringen. Met name zijn de
bevestigingen van de tank (die in de
ruimte voor het reservewiel is geplaatst)
zodanig ontworpen dat ze de
botsproeven in overeenstemming met
de veiligheidsstandaards van Fiat
hebben doorstaan.
Actieve veiligheid
De auto heeft dezelfde actieve
veiligheidskenmerken als de andere
versies.
Alhoewel het LPG-systeem talrijke
veiligheidsvoorzieningen heeft, wordt
geadviseerd als volgt te werk te gaan
als de auto lange tijd niet gebruikt
wordt of als de auto verplaatst wordt in
een noodgeval na pech of een ongeval:
❒ maak de bevestigingselementen
A - fig. 57, los en verwijder
vervolgens het deksel B;
57DVDF0S036c
❒ sluit de LPG-kraan door de
gekartelde ring C - fig. 58 rechtsom
te draaien;
❒ zet het deksel terug en draai de
bevestigingen weer vast.
58DVDF0S037c
KENNISMAKING MET DE AUTO
56
Page 59 of 224

57
LPG-TANK
De auto heeft een tank (onder druk)
A-fig 59 voor de opslag van LPG in
vloeibare staat. Deze heeft de vorm
van een ring en zit in de ruimte voor
het reservewiel en heeft geschikte
bescherming.
Certificatie LPG-TANK
De LPG tank is gecertificeerd in
overeenstemming met de geldende
voorschriften.
In Italië heeft de tank een levensduur
van 10 jaar vanaf de
kentekenregistratiedatum van de auto.
Als de auto in een ander land dan Italië
is geregistreerd, kunnen de duur en
test- en inspectieprocedures van de
LPG-tank variëren, afhankelijk van de
wettelijke voorschriften die in dat land
van kracht zijn.
59DVDF0S039c
Ga in ieder geval, als de tijdslimiet in uw
land verstreken is, naar een Fiat dealer
om de tank te laten vervangen.
De identificatiegegevens van de tank
zijn op de tank zelf gedrukt, onder de
multikleppengroep:
❒ identificatienummer van land van
typegoedkeuring en
typegoedkeuringsnummer;
❒ soort gas waarvoor de tank is
ontworpen (LPG);
❒ naam van tankfabrikant;
❒ keuringsdruk van de tank (30 bar);
❒ maximum vulpercentage (80%);
❒ tankafmetingen;
❒ nominale tankinhoud in liters;
❒ fabricagedatum tank (maand/jaar);
❒ serienummer van de tank.KEUZE VAN
BRANDSTOFTOEVOER
BENZINE OF LPG
De keuzeschakelaar
(benzine/LPG) bevindt zich op de
centrale tunnel fig. 60 en bevat:
❒ A benzine-/LPG-schakelaar.
❒ B LPG-meter; 5 leds, vier groene en
een oranje om de reserve aan te
geven. De oranje led gaat branden
als er nog maar één groene led
brandt.
❒ C aanduiding werking op benzine:
gele led naast schakelaar A. Deze
functie wordt rechtstreeks door de
LPG-regeleenheid geregeld.
❒ D aanduiding werking op LPG:
groene led naast schakelaar A.
Deze functie wordt rechtstreeks
door de LPG-regeleenheid
geregeld.
BELANGRIJK Als de contactsleutel
naar MAR wordt gedraaid, gaan alle
leds gedurende ongeveer 4 seconden
branden (controlefunctie).
De motor wordt altijd gestart op
benzine om te starten waarna,
afhankelijk van de schakelaar
A-fig. 60 het volgende kan gebeuren:
Page 60 of 224

KENNISMAKING MET DE AUTO
58
❒ schakelaar A naar rechts ingerukt
(herkenbaar door symbool Kduidt
op werking op benzine met gaan
branden van de respectievelijke gele
LED C;
❒ de schakelaar A naar links ingedrukt
(aangegeven met het symbool G)
geeft werking op LPG aan, samen
met de inschakeling van de
bijbehorende groene LED D.
Vijf leds B (een geel en vier groene) aan
de bovenkant van de schakelaar geven
de hoeveelheid LPG in de tank aan.
Als de LPG op is, schakelt het systeem
automatisch over op benzine: de gele
LED C naast de schakelaar gaat aan en
de groene LED D die duidt op werking
op LPG gaat uit.
60DVDF0S0189c
Na tanken met LPG, na een normaal
opstarten op benziene, keert het
brandstofsysteem automatisch terug
naar LPG: de gele LED C naast de
schakelaar gaat uit en de groene LED
D voor werking op LPG gaat aan.
Als u uitdrukkelijk op benzine wilt rijden,
drukt u op de rechterkant van de
schakelaar A.
De gele LED C naast de schakelaar
gaat branden om aan te geven dat de
omschakeling heeft plaatsgevonden
(het LPG-brandstofsysteem is volledig
uitgeschakeld).
De brandstoftoevoer kan alleen
teruggezet worden op LPG door de
schakelaar opnieuw te bedienen, de
groene led D naast de schakelaar gaat
weer branden om aan te geven dat de
omschakeling heeft plaatsgevonden.
Bovendien kan, bij het starten bij een
buitentemperatuur van minder dan
ongeveer –10°C, de omschakeltijd van
benzine naar LPG langer zijn om de
drukregelaar voor te verwarmen.
BELANGRIJK Als de omschakeling
tijdens een acceleratie of
tussenacceleratie gebeurt, dan kan een
korte onderbreking worden gevoeld.MULTIMEDIA
47)
10)
TIPS, BEDIENING EN
ALGEMENE
INFORMATIE
Verkeersveiligheid
Zorg ervoor dat u weet hoe de
verschillende systeemfuncties gebruikt
moeten worden voordat u gaat rijden.
Lees de gebruiksaanwijzingen van het
systeem zorgvuldig door voordat u gaat
rijden.
Ontvangstomstandigheden
Tijdens het rijden veranderen de
ontvangstomstandigheden voortdurend.
De ontvangst kan gestoord worden
door de aanwezigheid van bergen,
gebouwen of bruggen, vooral wanneer
u ver verwijderd bent van de zender.
BELANGRIJK Het volume kan
toenemen wanneer verkeersinformatie
of nieuws wordt ontvangen.