FIAT 500 2019 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2019, Model line: 500, Model: FIAT 500 2019Pages: 244, PDF Size: 6.18 MB
Page 121 of 244

TANKDOP
Dop B fig. 84 wordt bevestigd met
antiverliesvoorziening C die de dop aan
klep A bevestigt.
Tankprocedure
open het klepje A;
draai de contactsleutel linksom in
het slot en draai de dop B los. De
afdichting kan voor een lichte
druktoename in de tank zorgen. Een
eventueel ontluchtingsgeluid wanneer
de dop wordt losgedraaid is volkomen
normaal;
haak tijdens het tanken de dop aan
de uitsparing aan de binnenkant van
het tankklepje vast, zoals afgebeeld in
fig. 84.LPG-VERSIES
BELANGRIJK Gebruik uitsluitend LPG
voor motorvoertuigen.
De vulopening voor het gas zit naast de
benzinevuldop. Hij heeft een
terugslagklep, die in het feitelijke
vullichaam zit.
Open, om de vulopening te bereiken,
de toegangsklep A fig. 85 en draai
de dop B los.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht tijdens
het tanken:
zet de motor af;
trek de handrem aan;
draai de contactsleutel op STOP;
rook niet;
geef het speciale verloopstuk aan
het personeel dat LPG tankt.BELANGRIJK Voordat de tank met LPG
gevuld wordt, dient het gekwalificeerde
personeel te controleren of de adapter
correct op de vulopening is geschroefd.
BELANGRIJK Afhankelijk van het land
zijn er verschillende soorten adapters
voor tankstations. Het verloopstuk
C fig. 86 dat bij de auto in een speciaal
doosje wordt geleverd, is speciaal
ontworpen voor het land waarin de
auto verkocht is. Als u in een ander
land rijdt, moet u uitzoeken welke soort
adapter hier gebruikt wordt.
BELANGRIJK Bewaar uw LPG-adapter
zorgvuldig zodat hij niet beschadigd
raakt.
BELANGRIJK Gebruik uitsluitend LPG
voor motorvoertuigen.
84F0S0104
85F0S0538
86F0S0539
119
Page 122 of 244

BELANGRIJK Gebruik alleen de bij het
voertuig geleverde adapter, aangezien
deze van een specifiek
brandstofvoorfilter is voorzien.
Brandstof - Grafisch
symbool voor
consumenteninformatie
voor de identificatie van
de compatibiliteit van
het voertuig in
overeenstemming met
EN16942
De onderstaande symbolen
vereenvoudigen de herkenning van het
correcte type brandstof dat u in uw
voertuig moet gebruiken.
Controleer alvorens te gaan tanken de
symbolen aan de binnenzijde van de
klep van de brandstofvulopening (indien
aanwezig) en vergelijk deze met de
symbolen op de pomp (indien
aanwezig).
Symbolen voor voertuigen op
benzine
E5: Loodvrije benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228.
E10: Loodvrije benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal
10,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228.Symbolen voor voertuigen op
benzine/LPG
E5: Loodvrije benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228.
E10: Loodvrije benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal
10,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228.
LPG: Auto-LPG overeenkomstig
EN589.
BELANGRIJK
138)Breng geen open vuur of brandende
sigaretten in de buurt van de vulopening
van de tank: brandgevaar. Kom niet te
dicht met het gezicht bij de vulopening, om
geen schadelijke dampen in te ademen.
139)Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon in de buurt van de benzinepomp:
brandgevaar.
140)Tijdens normaal bedrijf bereikt de
katalysator hoge temperaturen; daarom
moet de auto niet worden geparkeerd op
ontvlambare materialen (gras, droge
bladeren, dennennaalden, etc.):
brandgevaar.
87F0S0666
88F0S0667
120
STARTEN EN RIJDEN
Page 123 of 244

EEN AANHANGER
TREKKEN
(voor bepaalde versies/markten)
141) 142)
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
Voor het trekken van caravans of
aanhangers moet de auto voorzien zijn
van een goedgekeurde trekhaak en
een geschikte elektrische installatie. De
trekhaak moet door gespecialiseerd
personeel worden gemonteerd dat ook
de noodzakelijke documenten voor
het rijden op de openbare weg zal
afgeven.
Monteer eventuele speciale en/of extra
buitenspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van
de auto door het gewicht van een
aanhanger of caravan wordt
gereduceerd. Ook de remafstand wordt
langer en er is meer tijd nodig om in te
halen. Schakel een lage versnelling in bij
een helling omlaag om een continu
gebruik van de rem te voorkomen.Op de trekhaak rust het gewicht van de
aanhanger waardoor het laadvermogen
van de auto proportioneel wordt
gereduceerd. Om er zeker van te zijn
dat het maximum toelaatbaar
getrokken gewicht (op het kenteken
van het voertuig vermeld) niet wordt
overschreden, moet er rekening mee
gehouden worden dat deze waarde
betrekking heeft op het toelaatbaar
gewicht van de volgeladen
aanhangwagen, inclusief accessoires
en bagage.
Respecteer de lokale
snelheidsbeperkingen voor auto’s met
aanhanger. Rijd in geen geval harder
dan 100 km/h.
BELANGRIJK De motor moet lopen
wanneer extra ladingen, m.u.v. de
buitenverlichting, worden gebruikt.
BELANGRIJK Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk voor de
montage van de trekhaak.
BELANGRIJK
141)Het ABS waarmee de auto is
uitgerust heeft geen controle over het
remsysteem van de aanhanger. Wees dus
bijzonder voorzichtig op gladde wegen.
142)Probeer nooit de remwerking van de
aanhanger te beïnvloeden door wijzigingen
aan het remsysteem van het voertuig uit
te voeren. Het remsysteem van de
aanhanger moet volledig onafhankelijk zijn
van het hydraulisch systeem van het
voertuig.
121
Page 124 of 244

NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen
dat in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele
telefoonnummer bellen om het
dichtstbijzijnde Servicepunt te vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN ..............123
EEN LAMP VERVANGEN ................123
ZEKERINGEN VERVANGEN ............131
EEN WIEL VERVANGEN .................137
FIX&GO-KIT ....................................142
STARTEN MET HULPACCU ............144
AFSLUITSYSTEEM
BRANDSTOFTOEVOER ..................146
SLEPEN VAN HET VOERTUIG ........147
122
NOODGEVALLEN
Page 125 of 244

ALARM-
KNIPPERLICHTEN
Druk op knop A (fig. 89) om de
alarmknipperlichten in/uit te schakelen
ongeacht de stand van de
contactsleutel.
Wanneer deze lichten zijn ingeschakeld,
gaan de waarschuwingslampjes
en
op het instrumentenpaneel branden.
Druk opnieuw op knop A om de lichten
uit te schakelen.
BELANGRIJK Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld
door de wegenverkeerswetgeving van
het land waar u rijdt: neem de wettelijke
voorschriften in acht.Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties worden
de alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld, evenals de lampjes
en
op het instrumentenpaneel.
De lichten gaan automatisch uit
wanneer het noodremmen ophoudt.
EEN LAMP
VERVANGEN
143) 144) 145) 146)
49) 50)
ALGEMENE INSTRUCTIES
Controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
vervang defecte lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
controleer na vervanging van een
lamp altijd de hoogte van de lichtbundel
van de koplampen;
als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk.
89F0S0614
123
Page 126 of 244

BELANGRIJK Bij koude of vochtige
weersomstandigheden of na hevige
regen of een wasbeurt, kan de
binnenzijde van de koplampen of
achterlichten enigszins beslagen zijn
en/of kunnen er condensdruppels
aanwezig zijn. Dit is geen defect maar
een natuurlijk verschijnsel dat
veroorzaakt wordt door de
temperatuur- en
luchtvochtigheidsverschillen tussen de
binnen- en buitenzijde van het glas,
en dat geen negatieve invloed heeft op
de normale werking van de lichten.
Deze aanslag verdwijnt geleidelijk aan
(van het midden tot de randen) zodra
de lichten worden ingeschakeld.
124
NOODGEVALLEN
Page 127 of 244

Lampen
Gebruik Type Vermogen Ref. Figuur
Grootlicht H7 55W D
Dimlicht H7 55W D
Dimlicht met Xenon gasontladingslampen (voor
bepaalde versies/markten)D1S 35W F
Stadslichten voor / dagrijlichten W21W / LL 5/2IW A
Richtingaanwijzers voor WY21W / PY24W 21W B
Richtingaanwijzers voor (met Xenon
gasontladingslampen)PY24W 24W B
Zijrichtingaanwijzer W5W 5W A
Richtingaanwijzers achter PY21W 21W B
Achter-/remlicht P21 / 5W 10W B
Achteruitrijlicht W16W 21W B
Mistachterlicht W16W 2IW B
Plafondverlichting C5W 5W C
Bagageruimteverlichting W5W 5W A
Kentekenverlichting C5W 5W C
Mistlampen H3 55W E
Derde remlicht W5W 5W A
125
Page 128 of 244

LAMP
BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
KOPLAMPUNITS
De koplampunits bevatten de
gloeilampen van stadslicht, dimlicht,
grootlicht en richtingaanwijzers.
Richtingaanwijzers voor
(alleen POP-versies)
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
ga te werk vanuit de motorruimte en
verwijder de rubber dop A fig. 90;
draai de lamphouder A fig. 91
linksom en verwijder hem;
verwijder de vastgeklemde lamp en
vervang hem;
monteer de lamphouder A door hem
rechtsom te draaien en controleer of
hij goed vast zit;
monteer de rubberen dop weer.Richtingaanwijzers voor
(behalve POP-versies)
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
ga te werk vanuit de motorruimte en
verwijder de plastic dop A fig. 92 door
deze linksom te draaien;
draai de lamphouder linksom en
verwijder hem;
vervang de lamp + lamphouder;
monteer de lamphouder in zijn
behuizing A fig. 93 door hem rechtsom
te draaien en controleer of hij goed
vastzit;
breng de afdekkap weer in de
behuizing aan en draai hem rechtsom.
Zijrichtingaanwijzer
BELANGRIJK Deze ingreep moet
verricht worden door alle
voorzorgsmaatregelen te treffen om
beschadiging van de carrosserie te
voorkomen (gebruik een voldoende dik
en stevig plastic kaartje).
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
verwijder het lampenglas door eerst
kracht uit te oefenen van de voorkant
naar de achterkant (1-fig. 94);
90F0S0050
91F0S0052
92F0S0591
93F0S0608
126
NOODGEVALLEN
Page 129 of 244

verwijder nu in de tegenovergestelde
richting, door kracht uit te oefenen
vanaf de achterkant (2-fig. 94) en
verwijder de unit;
draai de lamphouder linksom,
verwijder de vastgeklemde lamp en
vervang hem;
monteer de lamphouder weer in het
lampenglas, zet de unit op zijn plaats
en controleer of de klemveer weer
in zijn zitting vastklikt.
51)
Dimlicht
(alleen POP-versies)
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
ga te werk vanuit de motorruimte en
verwijder de rubber beschermdop B
fig. 90;
druk op de bevestiging A fig. 95 en
verwijder de lamphouder;
verwijder de vastgeklemde lamp en
vervang hem;
monteer de lamphouder weer en
controleer of hij goed vast zit;
monteer de rubberen dop weer.
Dimlicht
(behalve POP-versies)
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
ga te werk vanuit de motorruimte en
verwijder de plastic beschermdop B
fig. 92 door deze linksom te draaien;
maak de stekker A fig. 96 los en
verwijder de lamphouderklem;
verwijder de lamp en vervang hem;
plaats de lamp terug in de zitting
en sluit de stekker weer aan;
breng de afdekkap weer in de
behuizing aan en draai hem rechtsom.Dimlicht met Xenon-
gasontladingslampen
(voor bepaalde versies/markten)
147)
Neem voor het vervangen contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Grootlicht
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen als de beschermflap C fig.
97 (in de wielkuip in de buurt van de
lichten) aanwezig is:
draai de wielen volledig naar een
kant en open de beschermflap.
Verwijder vervolgens de rubberen dop
D fig. 97;
maak de lamphouder uit de zijclips A
fig. 98 los en verwijder hem;
94F0S0355
95F0S0053
96F0S0593
127
Page 130 of 244

monteer de nieuwe lamp, waarbij
het profiel van het metalen gedeelte in
de uitsparing in de reflector moet vallen;
haak vervolgens de borgclips van de
lamp vast;
plaats de rubberen dop terug;
sluit de flap C.
OPMERKING Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk om de lamp te
laten vervangen als de beschermflap
ontbreekt.Stadslicht/dagverlichting
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen als de beschermflap C fig.
97 (in de wielkuip in de buurt van de
lichten) aanwezig is:
draai de wielen volledig naar een
kant en open de beschermflap.
Verwijder vervolgens de rubberen dop
D fig. 97;
draai de lamphouder B fig. 98
linksom en verwijder hem;
verwijder de lamp en vervang hem;
monteer de lamphouder B door hem
rechtsom te draaien en controleer of
hij goed vastzit;
plaats de rubberen dop terug;
sluit de flap C.
OPMERKING Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk om de lamp te
laten vervangen als de beschermflap
ontbreekt.
Mistlampen
Neem voor de vervanging van een
mistlamp contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
ACHTERLICHTUNITS
Deze bevatten de lampen van het
stadslicht, de remlichten en de
richtingaanwijzers. De achteruitrijlichten
en de mistachterlichten zijn in de
achterbumper opgenomen.De plaatsing van de lampen is als volgt
fig. 99:
C: achter-/remlichten;
D: richtingaanwijzers.
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:open de achterklep;
draai de twee
bevestigingsschroeven A fig. 100 los en
trek de lichtunit recht naar achteren
weg zonder hem te draaien;
97F0S0051
98F0S0054
99F0S0580
100F0S0579
128
NOODGEVALLEN