FIAT 500L 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: 500L, Model: FIAT 500L 2018Pages: 280, PDF Size: 4.78 MB
Page 131 of 280

Symbolen voor voertuigen op diesel
B7: Diesel met maximaal 7% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstigEN590.
B10: Diesel met maximaal 10% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstigEN16734.
Symbolen voor voertuigen op
benzine/autogas
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228.
E10: Ongelode benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal
10,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228.
CNG: Samengeperst autogas
overeenkomstigEN16723.Symbolen voor voertuigen op
benzine/LPG
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228.
E10: Ongelode benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal
10,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228.
LPG: Auto-LPG overeenkomstig
EN589.
BELANGRIJK
119)Monteer geen voorwerp/dop op de
rand van de vulopening die niet geschikt is
voor het voertuig. Het gebruik van
voorwerpen/doppen van het verkeerde
type kan de druk in de tank doen
toenemen, waardoor gevaarlijke situaties
kunnen ontstaan.
120)Breng geen open vuur of brandende
sigaretten in de buurt van de vulopening
van de tank: brandgevaar. Kom niet te
dicht met het gezicht bij de vulopening, om
geen schadelijke dampen in te ademen.
121)Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon in de buurt van de benzinepomp:
brandgevaar.
BELANGRIJK
60)Gebruik voor dieselmotoren uitsluitend
dieselbrandstof voor motorvoertuigen,
conform de Europese EN590 norm. Het
gebruik van andere producten of mengsels
kan de motor onherstelbaar beschadigen
en derhalve de garantie voor de
veroorzaakte schade ongeldig maken. Als
per ongeluk andere brandstofsoorten
worden getankt, mag de motor niet gestart
worden. Ledig de tank. Als de motor ook
maar heel kort heeft gewerkt, moet
behalve de tank het complete
brandstoftoevoercircuit geledigd worden.
61)Op de andere plaatjes (bij de
voertuigdocumenten geleverd) is de
verwachte datum voor de eerste
controle/test van de cilinder aangegeven.
Aardgastankstations zijn niet bevoegd
de cilinders bij te vullen als de
inspectiedatum verstreken is.
114DIESEL-TARGH
115METANO-TARGH
116GPL-TARGH
129
Page 132 of 280

NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen
dat in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele
telefoonnummer bellen om het
dichtstbijzijnde Servicepunt te vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN ..............131
EEN WIEL VERVANGEN .................131
"FIX&GO AUTOMATIC"-KIT .............136
EEN LAMP VERVANGEN ................139
ZEKERINGEN VERVANGEN ............146
STARTEN MET HULPACCU ............151
BRANDSTOFAFSLUITSYSTEEM .....153
SLEPEN VAN DE AUTO ..................153
130
NOODGEVALLEN
Page 133 of 280

ALARMKNIPPER
LICHTEN
BEDIENING
Druk op de knop fig. 117 om de lichten
aan of uit te zetten. Wanneer de
alarmknipperlichten werken, knipperen
de lampjes
en.
Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan
de alarmknipperlichten automatisch
branden, evenals de lampjes
en
op het instrumentenpaneel.
De lichten gaan automatisch uit
wanneer het noodremmen ophoudt.
EEN WIEL
VERVANGEN
122) 123) 124) 125) 128) 127) 126)62)
KRIK
Het is nuttig om het volgende te weten:
de krik weegt 1,76 kg;
de krik behoeft geen afstelling;
de krik niet kan worden gerepareerd:
in geval van een defect moet de krik
door een origineel exemplaar worden
vervangen;
afgezien van de slinger mag geen
enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd worden.
Onderhoud
voorkom dat er vuil op de
“wormschroef” terechtkomt;
zorg ervoor dat de "wormschroef"
altijd gesmeerd is;
breng nooit wijzigingen aan de krik
aan.
Omstandigheden om niet bij te
gebruiken
temperaturen onder −40°C;
op zanderige of modderige grond;
op ongelijke ondergrond;
op steile wegen;
onder extreme
weersomstandigheden: onweer,
tyfonen, orkanen, sneeuwstormen,
stormen, enz.
in direct contact met de motor of
voor reparaties onder de auto;
op schepen.
VERVANGINGS
PROCEDURE WIEL
Ga als volgt te werk:
stop het voertuig op een plek die
niet gevaarlijk is voor het verkeer en
waar het wiel op veilige wijze vervangen
kan worden. De motor moet op
vluchtstroken, in parkeergarages, op
parkeerplaatsen of tankstations worden
afgezet en de ondergrond moet zo
vlak en compact mogelijk zijn;
zet de motor af, trek de handrem
aan en schakel de 1steversnelling of de
achteruit in. Zorg ervoor dat alle
passagiers de auto verlaten en naar
een veilige plek gaan, waar ze het
verkeer niet hinderen of risico op letsel
lopen. Doe het reflecterende
veiligheidsvest (wettelijk verplicht) aan
voordat u uit de auto stapt;
500L-versies: open de
bagageruimte en til de vloerbedekking
op;
117F0Y0649C
131
Page 134 of 280

500L WAGON-versies: open de
bagageruimte en til het laadplatform
"Cargo Magic Space" op; houd het
laadplatform met één hand vast en
neem de gereedschapstas uit.
500L-versies: neem de sleutel A fig.
118 uit de gereedschapshouder, draai
de blokkeerschroef los, neem de
gereedschapkist B uit en plaats deze
naast het te vervangen wiel. Neem het
noodreservewiel C;
500L WAGON-versies: til de flap A
fig. 119 op de vloerbedekking van de
bagageruimte op, neem de sleutel B uit
de gereedschapstas en bevestig die
op voorziening C. Draai de sleutel
B linksom om de bout van de houder
van het noodreservewiel los te draaien,
zodat de houder kan zakken, en
gebruik de sleutel om het wiel uit de
auto te nemen;
500L WAGON-versies: draai de
voorziening D fig. 120 en maak het
noodreservewiel los van de steun E;
neem sleutel A fig. 121 en draai de
wielbouten ongeveer één slag los.
Bij versies met lichtmetalen velgen, de
auto schudden om het loskomen van
de velg van de wielnaaf te
vergemakkelijken;
neem de wig uit de
gereedschapstas en open die (zie fig.
122);
leg de wig achter het wiel diagonaal
tegenover het wiel dat vervangen moet
worden om te voorkomen dat de auto
gaat bewegen als deze wordt
opgekrikt; plaats vervolgens de krik
onder de auto, naast het wiel dat
vervangen moet worden;
118F0Y0096C
119F0Y0355C
120F0Y0357C
121F0Y0093C
122F0Y0211C
132
NOODGEVALLEN
Page 135 of 280

introduceer de sleutel A fig. 123 om
de krik te verlengen tot de bovenkant
van de krik B correct in de rand C
van de chassisbalk past (naast
de markering
op de chassisbalk
zelf);
waarschuw alle omstanders dat de
auto wordt opgekrikt; zorg dat niemand
in de buurt van de auto komt tot deze
weer helemaal op grond staat;
plaats de slinger D fig. 123 in de
zitting in voorziening A en krik het
voertuig op tot het wiel enkele
centimeters van de grond is;
verwijder het wieldeksel na de vier
wielbouten te hebben losgedraaid
en draai vervolgens de vijfde wielbout
los om het wiel te verwijderen (alleen
voor versies met wieldeksel bevestigd
met wielbouten);
zorg dat de contactvlakken van het
noodreservewiel en de velg schoon zijn,
verwijder eventueel vuil om het
losraken van de wielbouten te
voorkomen;
monteer het noodreservewiel door
de eerste wielbout twee slagen aan
te draaien in het gat dat zich het dichtst
bij het ventiel bevindt; haal de bout
enkele slagen aan en doe hetzelfde bij
de andere bouten;
neem sleutel A fig. 118 en draai de
wielbouten volledig vast;
draai aan de slinger van de krik D
om de auto omlaag te brengen.
Verwijder de krik;
gebruik de sleutel A om de
wielbouten kruiselings vast te draaien,
in de volgorde die is aangegeven in
fig. 124;
het wordt aanbevolen om bij
vervanging van een wiel met
lichtmetalen velg het wiel
ondersteboven (met de afgewerkte kant
naar boven) te leggen.
500L WAGON-versies
129)
Ga, na voltooiing van de
werkzaamheden, als volgt te werk:
draai voorziening A fig. 125 weer op
bevestigingsbeugel B;
zet de sleutel C fig. 126 op
voorziening D en draai deze rechtsom
om de bevestigingsbout van de steun
van het noodreservewiel vast te
draaien. De voorziening is correct
vastgezet als de gele balk in de
opening in venster E verschijnt;
plaats de lekke band in de daarvoor
bestemde zak en leg die in de
bagageruimte.
123F0Y0014C
124F0Y0013C
125F0Y0360C
133
Page 136 of 280

De lekke band opbergen (500L
WAGON-versies)
versies met 5 zitplaatsen: leg de lekke
band in de bagageruimte.
versies met 7 zitplaatsen
Met stoelen van de derde rij
ingeklapt: leg de lekke band in de
bagageruimte, boven op de
rugleuningen.
Met stoelen van de derde rij niet
ingeklapt: verwijder de bagage-
afdekhoes (die voor de tweede rij
stoelen gelegd moet worden) en leg de
lekke band in de bagageruimte, zoals
afgebeeld in fig. 127 (wielnaaf gericht
naar de binnenkant van het
passagierscompartiment om te
voorkomen dat het wiel omvalt als de
achterklep gesloten wordt).EEN NORMAAL WIEL
MONTEREN
Versies met stalen velgen
zorg dat de contactvlakken van het
standaardwiel en de naaf schoon
zijn, verwijder eventueel vuil om het
losraken van de wielbouten te
voorkomen;
monteer het standaardwiel en steek
de 5 wielbouten in de gaten;
monteer het wieldeksel, zorg dat de
inkeping (op het wieldeksel) uitgelijnd
is met het ventiel;
draai de wielbevestigingsbouten vast
met de bijgeleverde sleutel;
laat het voertuig zakken en verwijder
de krik;
draai de wielbevestigingsbouten
helemaal vast met de bijgeleverde
sleutel in de eerder aangegeven
volgorde;Versies met lichtmetalen velgen
monteer het wiel op de naaf en draai
met de bijgeleverde sleutel de bouten
vast;
laat het voertuig zakken en verwijder
de krik;
draai de 5 wielbouten helemaal vast
met de bijgeleverde sleutel in de
aangegeven volgorde;
monteer het wieldeksel weer,
vergeet niet de drie kunststof pennen in
de daarvoor bedoelde zittingen op het
wiel te plaatsen. Oefen een licht druk uit
op het deksel om te voorkomen dat
de kunststof pennen beschadigd raken.
BELANGRIJK Indien onmjuist
gemonteerd, kan het wieldeksel
loskomen tijdens het rijden.
Na voltooiing van de
werkzaamheden:
Ga als volgt te werk:
plaats het ruimtebesparende
reservewiel in de daarvoor bestemde
ruimte in de bagageruimte;
berg de krik en de andere
werktuigen in de gereedschapshouder
op;
plaats de gereedschaphouder en de
gereedschappen op het
noodreservewiel;
126F0Y0361C127F0Y0368C
134
NOODGEVALLEN
Page 137 of 280

leg de mat van de bagageruimte
weer goed op zijn plaats.
BELANGRIJK
122)Het ruimtebesparende reservewiel
(voor bepaalde versies/markten) is
specifiek voor de auto; monteer het niet op
andere auto’s en monteer ook geen
ruimtebesparende reservewielen afkomstig
van andere auto’s. Gebruik het
ruimtebesparende reservewiel alleen in
noodgevallen. Gebruik het nooit langer dan
strikt noodzakelijk en rijd nooit harder dan
80 km/h. Op het noodreservewiel is een
oranje sticker aangebracht waarop de
belangrijkste waarschuwingen over het
gebruik en de betreffende beperkingen zijn
vermeld. Deze sticker mag nooit verwijderd
of afgedekt worden. Op de sticker staan
de volgende aanwijzingen in vier talen:
“Waarschuwing! Alleen voor tijdelijk
gebruik! max. 80 km/h! Vervang het
noodreservewiel zo snel mogelijk door het
standaard wiel. Dek deze aanwijzingen
niet af." Monteer nooit een wieldeksel op
het noodreservewiel.123)Waarschuw de andere weggebruikers
voor de stilstaande auto conform de
plaatselijke wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten, gevarendriehoek enz.
Alle inzittenden moeten de auto verlaten,
vooral als de auto zwaar beladen is.
Passagiers moeten op een veilige afstand
van het verkeer wachten terwijl het wiel
wordt verwisseld. Als het voertuig op een
helling of een ongelijkmatige ondergrond
staat, blokkeer de wielen dan met de
bijgeleverde wig (zie de aanwijzingen op de
volgende pagina's).
124)Een gemonteerd reservewiel wijzigt de
rijeigenschappen van de auto. Vermijd
bruusk optrekken en remmen, scherpe
stuurbewegingen en snelle bochten. De
totale levensduur van het
ruimtebesparende reservewiel is ongeveer
3000 km. Hierna moet de band vervangen
worden door een nieuw exemplaar van
hetzelfde type. Monteer nooit een
standaard band op de velg van een
ruimtebesparend reservewiel. Zorg ervoor
dat het verwisselde wiel zo snel mogelijk
wordt gerepareerd en gemonteerd. Het
gebruik van twee of meer
ruimtebesparende reservewielen is
verboden. Smeer de schroefdraad van de
wielbouten niet met vet alvorens het wiel te
monteren: de bouten zouden los kunnen
raken.125)De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor
het vervangen van een wiel, als een band
lek of beschadigd raakt, op het voertuig
waarbij de krik is geleverd of bij voertuigen
van hetzelfde model. Elk ander gebruik, bijv.
om andere modellen voertuigen of andere
dingen op te krikken, is ten strengste
verboden. Gebruik hem nooit voor
onderhoud of reparaties onder het voertuig
of om winterbanden te verwisselen voor
zomerbanden of andersom: wij adviseren u
om contact op te nemen met een Fiat
Servicenetwerk. Zorg dat u zich nooit
onder een opgekrikt voertuig bevindt:
gebruik de krik alleen in de aangegeven
standen. Gebruik de krik niet voor
zwaardere lasten dan is aangegeven op het
plaatje op de krik. Start de motor nooit
wanneer de auto opgekrikt is. Als het
voertuig meer dan noodzakelijk is opgekrikt,
kan alles onstabieler worden, met het
risico dat het voertuig met een harde klap
omlaag komt. Krik de auto daarom alleen
zover op als nodig is om toegang te krijgen
tot het noodreservewiel.
126)Op het noodreservewiel kunnen geen
sneeuwkettingen gemonteerd worden. In
geval van een lekke voorband (aandrijfwiel)
en als er sneeuwkettingen gebruikt moeten
worden, gebruik dan een standaardwiel
en monteer het ruimtebesparende
reservewiel op de achteras. Zo heeft de
vooras twee normale wielen waarop
sneeuwkettingen kunnen worden
gemonteerd.
135
Page 138 of 280

127)Zorg voor voldoende werkruimte bij
het opkrikken om schaafwonden aan
uw hand door contact met de grond te
voorkomen. Ook de bewegende delen van
de krik ("wormschroef" en gewrichten)
kunnen verwondingen veroorzaken: raak
deze delen niet aan. In geval van
accidenteel contact met smeervet, het
betreffende deel zorgvuldig schoonmaken.
128)Als het wieldeksel niet goed
gemonteerd is, kan het tijdens het rijden
losraken. Voer nooit werkzaamheden
aan het ventiel uit. Steek nooit
gereedschap tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de druk van zowel de
banden als het ruimtebesparende
reservewiel, in overeenstemming met de
drukwaarden die zijn aangegeven in het
hoofdstuk “Technische gegevens”.
129)Na het verwisselde wiel te hebben
opgetild/geblokkeerd, moet de sleutel
worden verwijderd. Draai hem NIET
linksom om hem zo gemakkelijker te
kunnen verwijderen en om te voorkomen
dat de bevestiging loskomt en het wiel niet
veilig is vastgezet .
BELANGRIJK
62)Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk om het correcte
aanhaalkoppel van de wielbouten te laten
controleren.
"Fix&Go
Automatic"-KIT
130) 131)
63)2)
BESCHRIJVING
De Fix&Go Automatic-kit zit in een
speciale houder in de bagageruimte. In
deze houder zitten ook een
schroevendraaier, het sleepoog en de
trechter om te tanken in noodgevallen.
Open, om bij de kit te kunnen komen,
de achterklep, verwijder de
herconfigureerbare laadvloer en til de
vloerbedekking op.
LPG-versies
De kit zit in een tas die met klittenband
aan de voering van de bagageruimte
vastzit.
De kit fig. 128 bevat:
één busje A met afdichtmiddel,
voorzien van: een transparante
vulleiding voor het inspuiten van het
afdichtmiddel 4 en een sticker C met
daarop het opschrift MAX 80 km/h / 50
km/h die na reparatie van de band op
een goed zichtbare plaats moet worden
aangebracht (bijv. op het dashboard);
een compressor B;
een folder met aanwijzingen voor het
gebruik van de kit;
een paar handschoenen in het
compartiment van de vulleiding van het
busje D.
REPARATIEPROCEDURE
Ga als volgt te werk:
stop het voertuig op een plek die
niet gevaarlijk is voor het verkeer en
waar het wiel op veilige wijze vervangen
kan worden. De motor moet op
vluchtstroken, in parkeergarages, op
parkeerplaatsen of tankstations worden
afgezet en de ondergrond moet zo
vlak en compact mogelijk zijn;
128F0Y0624C
136
NOODGEVALLEN
Page 139 of 280

zet de motor af, trek de handrem
aan en schakel de 1steversnelling of de
achteruit in. Zorg ervoor dat alle
passagiers de auto verlaten en naar
een veilige plek gaan, waar ze het
verkeer niet hinderen of risico op letsel
lopen. Doe het reflecterende
veiligheidsvest (wettelijk verplicht) aan
voordat u uit de auto stapt;
Plaats het busje A fig. 128 met
afdichtmiddel in de daarvoor bestemde
ruimte in de compressor B en druk
het hard omlaag. Verwijder de sticker C
met de indicatie van de snelheid en
plak deze op een zichtbare plaats.
doe de handschoenen aan;
verwijder de dop van het ventiel van
de lekke band en sluit de transparante
leiding voor de afdichtingsvloeistof D
fig. 128 aan en maak deze goed vast.
Indien een busje van 250 mm aanwezig
is, is de behuizing van de transparante
leiding voorzien van een verwijderbare
ring om het uitnemen te
vergemakkelijken. Zorg ervoor dat de
ON/OFF-knop F fig. 130 in de uitstand
staat (knop niet ingedrukt);
plaats de stekker E fig. 129 in het 12
V-stopcontact van de auto en start de
motor;
schakel de compressor in door op
de ON/OFF-knop F fig. 130 te drukken.
Zodra de druk die vermeld wordt in
de paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens" of op het
daarvoor bestemde label op de
drukmeter G verschijnt, schakelt u de
compressor weer uit met de
ON/OFF-knop;
verwijder het busje A fig. 131 van de
compressor door op knop H te drukken
en het busje voorzichtig omhoog te
trekken.
Als de drukmeter G fig. 130 15 minuten
nadat de compressor ingeschakeld
werd, een druk van minder dan 1,8 bar
/ 26 psi weergeeft, schakelt u de
compressor uit, ontkoppelt u de
vulleiding D fig. 128 van het ventiel van
de band en verwijdert u het busje A
van de compressor.
129F0Y0625C
130F0Y0626C
131F0Y0627C
137
Page 140 of 280

Verplaats het voertuig ca. 10 m voor
een betere verdeling van het
afdichtmiddel. Stop het voertuig op een
veilige wijze, schakel de handrem in
en herstel de druk met de zwarte
vulleiding L fig. 132 tot de vereiste
waarde is bereikt. Als ook 15 minuten
na het starten de druk minder dan
1,8 bar / 26 psi is, rij dan niet verder,
maar neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Zet de auto, na ongeveer 8 km / 5 mijl
fig. 133 gereden te hebben, op een
veilige en geschikte plaats, met de
handrem ingeschakeld. Neem de
compressor en herstel de druk met de
zwarte vulleiding L fig. 132.Als de weergegeven druk hoger is dan
1,8 bar / 26 psi, herstel dan de druk
en rij voorzichtig zo snel mogelijk naar
een dealer van het Fiat Servicenetwerk.
Indien de druk echter lager is dan 1,8
bar / 26 psi, rij dan niet verder, maar
neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
OPPOMPEN
Ga als volgt te werk:
stop de auto op een veilige manier,
zoals hierboven beschreven, en schakel
de handrem in;
neem de zwarte vulleiding uit en
schroef deze stevig op het ventiel van
de band. Volg daarna de onderstaande
instructies.
Druk op de ontluchtingsknop M fig. 130
om eventuele overmatige bandendruk
weg te nemen.VERVANGING
FILTERELEMENT
Ga als volgt te werk:
gebruik alleen originele
filterelementen, die kunnen worden
aangeschaft bij het Fiat Servicenetwerk.
druk op de ontgrendelknop en til
het filterelement op, om het te
verwijderen (zie bovenstaande
beschrijving).
BELANGRIJK
130)WAARSCHUWING Overschrijd de
snelheid van 80 km/h niet. Vermijd abrupt
accelereren of remmen. De Fix&Go-kit
voorziet in een tijdelijke reparatie, daarom
moet de band zo snel mogelijk onderzocht
en gerepareerd worden door een
specialist. Alvorens de kit te gebruiken,
controleren of de band niet buitensporig
beschadigd is en dat de velg in goede
conditie is, gebruik de kit anders niet en bel
pechverhelping. Verwijder vreemde
voorwerpen niet uit de band. Laat de
compressor niet langer dan 20 minuten
achter elkaar aan staan -
oververhittingsgevaar.
131)De informatie die vereist is door het
voorschrift dat van toepassing is, staat
vermeld op het etiket van de verpakking
van de Fix&Go kit. Lees het etiket op het
busje vóór gebruik, vermijd oneigenlijk
gebruik. De kit dient gebruikt te worden
door volwassenen en mag niet gebruikt
worden door kinderen.
132F0Y0629C
133F0Y0628C
138
NOODGEVALLEN