FIAT DOBLO COMBI 2010 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2010, Model line: DOBLO COMBI, Model: FIAT DOBLO COMBI 2010Pages: 274, PDF Size: 6.36 MB
Page 131 of 274

130
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STA R TEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
FRONTAIRBAG EN ZIJ-AIRBAG AAN
PASSAGIERSZIJDE HANDMATIG
UITSCHAKELEN (sidebag)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als het bij de Doblò M1-uitvoeringen absoluut noodza-
kelijk is een kind op de passagiersstoel voor te vervoe-
ren, moeten de frontairbag en de zij-airbag (sidebag) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten) aan passagierszijde wor-
den uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje
“op het dashboard blijft con-
tinu branden totdat de frontairbag en de zij-airbag (side-
bag) (voor bepaalde uitvoeringen/markten) aan passa-
gierszijde opnieuw worden ingeschakeld.
Bij de Doblò Cargo-uitvoering met inklapbare passa-
giersstoel en deel- en draaibare scheidingswand of roos-
ter moeten de frontairbag en de zij-airbag (sidebag) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten) aan passagierszijde wor-
den uitgeschakeld, als er lading wordt vervoerd met in-
geklapte stoel.
BELANGRIJK Raadpleeg voor het handmatig uitschake-
len van de frontairbag en zij-airbag (sidebag) (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) aan passagierszijde, de paragrafen
„Digitaal display” en „Multifunctioneel display” in het
hoofdstuk „Wegwijs in uw auto”.
ZIJ-AIRBAGS (sidebags)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Bij enkele uitvoeringen is de auto uitgerust met zij-air-
bags voor (sidebags voor) aan bestuurders- en aan passa-
gierszijde voor bescherming van borst-bekken.
De zij-airbags beschermen de inzittenden bij middelzwa-
re en zware zijdelingse aanrijdingen, door het opblazen van
een luchtkussen tussen de inzittende en de interieurde-
len aan de zijkant van de auto.
Als de zij-airbags niet worden geactiveerd bij andere soor-
ten botsingen (frontaal, van achter, over de kop slaan enz.),
betekent dit niet dat het systeem niet goed functioneert.
Bij een zijdelingse aanrijding zorgt een regeleenheid er-
voor, indien nodig, dat de kussens worden opgeblazen. De
kussens blazen onmiddellijk op, waardoor het lichaam van
de inzittenden wordt opgevangen en de kans op letsel be-
perkt wordt. Direct daarna lopen de kussens weer leeg.
De zij-airbags zijn geen vervanging voor de veiligheidsgor-
dels, maar een aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgor-
dels. Bovendien is het dragen van veiligheidsgordels
wettelijk verplicht in Europa (en in de meeste landen daar-
buiten).
Daarom is het gebruik van de veiligheidsgordels absoluut
noodzakelijk, want de gordel houdt de inzittende bij
een zijdelingse botsing in de juiste positie en voorkomt
dat de inzittende uit de auto wordt geslingerd bij zware
botsingen.
115-132 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 130
Page 132 of 274

131
BELANGRIJK De inzittende wordt bij een zijdelingse bot-
sing optimaal door het systeem beschermd als hij/zij in
de juiste positie in de stoel zit. Hierdoor kan de sidebag
op de juiste wijze worden opgeblazen.
BELANGRIJK De stoelen mogen niet met water worden
afgenomen of met stoom worden gereinigd (met de hand
of in een automatisch wasapparaat).
ALGEMENE OPMERKINGEN
De frontairbags en/of zij-airbags (indien aanwezig) kun-
nen ook worden geactiveerd bij krachtige stoten aan de
onderzijde van de carrosserie, bijvoorbeeld bij zware bots-
ingen tegen drempels of stoepranden of obstakels op het
wegdek of als de auto terecht komt in grote gaten of ver-
zakkingen in het wegdek.
Als de airbag in werking treedt, ontsnapt een beetje rook.
Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brand; bo-
vendien kan het oppervlak van het opgeblazen kussen en
het interieur van de auto bedekt zijn met een laagje poe-
der: dit poeder kan de huid en de ogen irriteren. Als
u hiermee in aanraking bent gekomen, moet u zich met
neutrale zeep en water wassen.
Na een ongeval waarbij een of meerdere veiligheidssys-
temen zijn geactiveerd, dient u contact op te nemen met
het Fiat Servicenetwerk om de geactiveerde systemen te
laten vervangen en de werking van het systeem te laten
controleren.
Alle controlewerkzaamheden, reparaties en vervanging van
het airbagsysteem moeten door het Fiat Servicenetwerk
worden uitgevoerd. SIDEBAG fig. 125
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De sidebag is een kussen dat zich snel opblaast en bevindt
zich in de rugleuning van de voorstoel. De sidebag heeft
tot doel het bovenlichaam en het bekken van de inzitten-
den te beschermen bij middelzware en zware zijdelingse
aanrijdingen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STA R TEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0V0026mfig. 125
115-132 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 131
Page 133 of 274

132
Aan het einde van de lange levensduur van uw auto, moet
u contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk om het
systeem buiten werking te laten stellen. Bovendien moet
bij verkoop van de auto de nieuwe eigenaar op de hoog-
te gesteld worden van het gebruik en de instructies, en
moet hij het instructieboekje ontvangen.
Het in werking treden van de gordelspanners, de fron-
tairbags en de zij-airbags voor wordt door de elektroni-
sche regeleenheid bepaald, afhankelijk van het type onge-
val. Als een van deze onderdelen niet in werking treedt,
dan duidt dat niet op een storing in het systeem.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STA R TEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het lampje ¬niet gaat branden als
u de contactsleutel in stand MAR draait
of blijft branden tijdens het rijden (op enkele uit-
voeringen verschijnt ook een bericht op het dis-
play), dan is er mogelijk een storing in de veilig-
heidssystemen; in dat geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd worden bij een
ongeval of, in een zeer beperkt aantal gevallen,
niet op de juiste wijze geactiveerd worden. Voor-
dat u verder rijdt, dient u contact op te nemen met
het Fiat Servicenetwerk om het systeem direct te
laten controleren.
ATTENTIE!
De geldigheidsduur van de pyrotechnische
lading en die van het spiraalmechanisme
zijn vermeld op het betreffende plaatje in het
dashboardkastje. Laat ze voor het verstrijken van
deze termijn door het Fiat Servicenetwerk ver-
vangen.
ATTENTIE!
Reis niet met voorwerpen op schoot of
voor de borst en houd vooral geen pijp,
potlood enz. in de mond. Bij een ongeval waarbij
de airbag in werking treedt, kan dit ernstig letsel
veroorzaken.
ATTENTIE!
115-132 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 132
Page 134 of 274

133
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gas-
pedaal in te trappen;
❒draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel
los zodra de motor is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de
sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw
start.
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje
Y
op het instrumentenpaneel samen met het lampje Ublijft
branden, raden wij u aan de sleutel in stand STOP te draai-
en en vervolgens weer in stand MAR; als het lampje nog
steeds blijft branden, probeer het dan met de andere ge-
leverde sleutels. Als de motor nog niet aanslaat, voer dan
zelf een noodstart uit (zie „Noodstart” in het hoofdstuk
„Noodgevallen”) en wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektronische startblokke-
ring: zie bij startproblemen de paragraaf „Fiat CODE-sys-
teem” in het hoofdstuk „Dashboard en bediening”.
Direct na het starten van de motor, vooral als de auto lan-
gere tijd niet is gebruikt, kan de motor iets meer geluid
produceren. Dit geluid, dat niet schadelijk is voor de wer-
king van de motor, wordt veroorzaakt door de hydrauli-
sche klepstoters: het distributiesysteem op de benzine-
motor van de auto, dat bijdraagt aan een vermindering van
de onderhoudswerkzaamheden.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STARTEN EN RIJDEN
Het verdient aanbeveling om gedurende de
eerste kilometers niet de maximale pres-
taties van uw auto te eisen (bijv. snel ac-
celereren, langdurig rijden met hoge toerentallen,
krachtig remmen enz.).
Laat de contactsleutel niet in stand MAR
staan als de motor stilstaat, zodat de accu
niet onnodig wordt ontladen.
Het is zeer gevaarlijk om de motor in af-
gesloten ruimten te laten draaien. De mo-
tor verbruikt zuurstof en produceert kooldioxi-
de, koolmonoxide en andere giftige gassen.
ATTENTIE!
133-142 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 133
Page 135 of 274

134
DIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒draai de contactsleutel in stand MAR: op het instru-
mentenpaneel gaan de controlelampjes
Yen m
branden;
❒wacht tot de lampjes Yen mgedoofd zijn. Hoe
warmer de motor, hoe sneller het lampje dooft;
❒trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gas-
pedaal in te trappen;
❒draai de contactsleutel in stand AVV direct nadat het
lampje
mgedoofd is. Als u te lang wacht, zijn de voor-
gloeibougies weer afgekoeld.
Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.
BELANGRIJK Bij een koude motor mag het gaspedaal
niet worden ingetrapt als u de contactsleutel in stand
AVV draait.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de
sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw
start.
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje
Yblijft
branden, raden wij u aan de sleutel in stand STOP te draai-
en en vervolgens weer in stand MAR; als het lampje nog
steeds blijft branden, probeer het dan met de andere ge-
leverde sleutels. Als de motor nog niet aanslaat, wendt
u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het lampje mgedurende 60 seconden
gaat knipperen na het starten of tijdens een
langdurige startpoging, dan duidt dat op
een storing in het voorgloeisysteem. Als de motor
aanslaat, kunt u de auto op de gewone manier ge-
bruiken, maar wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toeren-
tallen draaien en trap het gaspedaal niet bruusk in;
❒verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties.
Wij raden u aan te wachten tot de wijzernaald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter begint te bewegen.
NOODSTART
Als het lampje Yop het instrumentenpaneel constant blijft
branden, kan een noodstart worden uitgevoerd met de code die
op de CODE-card staat vermeld (zie het hoofdstuk „Noodge-
vallen”).
133-142 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 134
Page 136 of 274

135
HANDREM
De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen.
Om de handrem in te schakelen, moet u de hendel om-
hoog trekken zodat de auto blokkeert.
MOTOR UITZETTEN
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutel in
stand STOP.
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware rit
even „op adem” te laten komen. Zet de motor niet on-
middellijk uit, maar laat hem even stationair draaien. Hier-
door kan de temperatuur in de motorruimte dalen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Probeer auto’s nooit te starten door ze aan
te duwen, te slepen of van een helling af
te laten rijden. Op die wijze kan er onver-
brande brandstof in de katalysator terechtkomen,
waardoor deze onherstelbaar zal beschadigen.
De auto moet geblokkeerd zijn als de
handrem enkele tanden is aangetrokken.
Als dit niet het geval is, laat dan het Fiat Service-
netwerk de handrem afstellen.
ATTENTIE!
Als de handrem is aangetrokken en de contactsleutel in
stand MAR staat, gaat op het instrumentenpaneel het
waarschuwingslampje
xbranden.
Handrem uitschakelen:
❒trek de hendel iets omhoog en druk op de ontgren-
delknop A-fig. 126;
❒houd knop A ingedrukt en laat de hendel zakken. Het
lampje
xop het instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachtse bewegingen van de auto te voorko-
men, moet bij het bedienen van de handrem het rempe-
daal worden ingetrapt.
133-142 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 135
Page 137 of 274

136
F0V0069mfig. 127
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0V0087mfig. 126
PARKEREN
Ga als volgt te werk:
❒zet de motor uit en trek de handrem aan;
❒schakel een versnelling in (de 1eals de weg omhoog
loopt, de achteruit als de weg omlaag loopt) en zet de
voorwielen iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat, blokkeer de wie-
len dan met stenen of wiggen.
Laat de contactsleutel nooit in stand MAR staan omdat
hierdoor de accu ontlaadt en neem bovendien de sleutel
altijd uit het contactslot als u de auto verlaat.
Laat kinderen nooit alleen achter in de auto. Neem de sleu-
tel altijd uit het contactslot als u de auto verlaat en neem
de sleutel mee.
GEBRUIK VA N DE
VERSNELLINGSBAK
Om de versnellingen in te schakelen, moet u het koppe-
lingspedaal geheel intrappen en vervolgens de versnelling-
spook A-fig. 127 in de gewenste stand plaatsen (het scha-
kelschema staat op de knop van de pook fig. 127).
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande
auto worden ingeschakeld. Wacht bij een draaiende mo-
tor en een geheel ingetrapt koppelingspedaal minstens
2 seconden, voordat u de achteruit inschakelt. Hiermee
wordt voorkomen dat de tandwielen beschadigen.
Ga als volgt te werk om de achteruit R vanuit de vrijstand
in te schakelen: trek de schuifring B onder de knop om-
hoog en verplaats de pook naar rechts en vervolgens naar
achteren (zoals op het schakelschema is aangegeven).
133-142 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 136
Page 138 of 274

137
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Om op de juiste wijze te schakelen, moet
u het koppelingspedaal geheel intrappen.
Daarom mag er niets onder het pedaal liggen dat
dit kan verhinderen: let erop dat de vloermatten
niet zijn dubbelgevouwen, waardoor de slag van
de pedalen kan worden beperkt.
ATTENTIE!
Laat uw hand tijdens het rijden niet op de
pookknop rusten omdat door de uitgeoe-
fende druk, ook als deze licht is, de inter-
ne onderdelen van de versnellingsbak na verloop
van tijd kunnen slijten. Gebruik het koppelingspe-
daal uitsluitend voor het overschakelen. Laat tij-
dens het rijden de voet nooit – zelfs niet licht – op
het koppelingspedaal rusten. Bij uitvoeringen voor
bepaalde markten kan de regelelektronica van het
koppelingspedaal een foutief gebruik door de be-
stuurder beschouwen als een storing.
BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het brand-
stofverbruik zo laag mogelijk blijft en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen, zowel CO
2als andere schadelij-
ke stoffen (stikstofoxiden, onverbrande koolwaterstoffen,
fijn stof (PM) enz.) zoveel mogelijk beperkt wordt.
PRAKTISCHE TIPS VOOR EEN LAAG
BRANDSTOFVERBRUIK EN BESCHERMING
VAN HET MILIEU
Bedrijfsomstandigheden van de auto
1. Zorg voor een goed onderhoudvan de auto door de
controles en afstellingen die in het „Geprogrammeerd
Onderhoudsschema” staan vermeld, te laten uitvoeren.
2. Controleer regelmatig, ten minste een keer per maand,
de spanningvan de banden: Als de bandenspanning
veel te laag is, wordt de rolweerstand groter en neemt
het verbruik toe. Onder deze omstandigheden slijt de
band bovendien sneller en zijn de prestaties minder.
3. Gebruik winterbandenuitsluitend onder die klima-
tologische omstandigheden, waaronder ze vereist zijn.
Ze veroorzaken een hoger verbruik en bovendien
meer rolgeluid.
4. Vermijd het rijden met te zware lading(overbeladen
auto): het gewicht van de auto (vooral in stadsverkeer)
en de carrosseriestand hebben grote invloed op het
brandstofverbruik en de stabiliteit van de auto.
133-142 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 137
Page 139 of 274

138
2. Vermijd overbodige handelingenzoals gasgeven als
u stilstaat voor een stoplicht of voordat u de motor af-
zet. Deze laatste handeling heeft evenals het over-
schakelen met tussengas, geen enkel nut. Het kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uit-
laatgassen.
3.Keuze van de versnellingen: schakel zo snel mo-
gelijk naar de hoogste versnelling (afhankelijk van de
draai-eigenschappen van de motor en de verkeerssi-
tuatie), waarbij doortrekken naar hoge toerentallen
in de lagere versnellingen moet worden vermeden. Het
gebruik van lage versnellingen met hoge toerentallen
voor een „sportieve” acceleratie verhoogt het verbruik
en de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen, en vergroot
de motorslijtage.
4.Snelheid van de auto: het brandstofverbruik neemt
aanzienlijk toe bij een hogere snelheid. Rijd daarom
zoveel mogelijk met een aangepaste en gelijkmatige
snelheid, vermijd overbodig remmen en optrekken.
Dit kost brandstof en verhoogt de uitstoot van schade-
lijke uitlaatgassen. Een gepaste en veilige afstand tot
een voorligger is een basisvoorwaarde voor gelijkma-
tig rijden.
5.Acceleratie: met vol gas optrekken kost veel brand-
stof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uitlaat-
gassen. Het is beter geleidelijk op te trekken en het
toerental waarbij het maximum koppel wordt geleverd,
niet te overschrijden. 5 Verwijder de imperiaal of skidragerals u deze niet
meer gebruikt. Deze accessoires verminderen de aero-
dynamica van de auto, waardoor het brandstofverbruik
toeneemt.
6. Gebruik voor het vervoer van volumineuze voorwer-
pen bij voorkeur een aanhanger.
7. Gebruik bij voorkeur de functies van het ventilatiesys-
teem: rijden met geopende ruiten heeft een negatief ef-
fect op de aerodynamica van de auto.
8. Gebruik elektrische accessoires uitsluitend als u ze no-
dig hebt. De achterruitverwarming, de verstralers, de
ruitenwissers en de aanjager van het ventilatie-/ver-
warmingssysteem vragen veel stroom, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stads-
verkeer).
9. De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waar-
door het brandstofverbruik sterk toeneemt (tot ge-
middeld +30%): gebruik wanneer de buitentempera-
tuur het toelaat, bij voorkeur de functies van het
ventilatiesysteem.
Rijstijl
1. Het verdient aanbeveling na het starten van de mo-
tordirect en rustig weg te rijden, waarbij hoge toe-
rentallen van de motor moeten worden vermeden. Laat
de motor als de auto stilstaat, niet warmdraaien met
stationair toerental en ook niet met een verhoogd toe-
rental: onder deze omstandigheden warmt de motor
veel langzamer op, terwijl het verbruik, de uitlaatgas-
emissie en de slijtage van de mechanische delen toe-
nemen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
133-142 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 138
Page 140 of 274

139
TREKKEN VA N AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens of caravans moet de
auto uitgerust zijn met een trekhaak van een goedgekeurd
type en een adequate elektrische installatie. De montage
van de trekhaak moet door gespecialiseerd personeel wor-
den uitgevoerd. Ook moet documentatie worden over-
handigd m.b.t. het rijden met een aanhanger.
Monteer zo nodig speciale en/of extra achteruitkijkspiegels,
waarmee u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogen van de auto
door het gewicht van een aanhanger of caravan wordt be-
perkt. Ook de remweg wordt langer en u hebt langer de
tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen om te
voorkomen dat u constant moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak rust,
moet worden afgetrokken van het laadvermogen van de
auto.
Om er zeker van te zijn dat u het maximum toelaatbaar
aanhangergewicht (vermeld op het kentekenbewijs) niet
overschrijdt, moet u er rekening mee houden dat het maxi-
mum betrekking heeft op het totale gewicht van de aan-
hangwagen of caravan, inclusief accessoires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor auto’s met
aanhanger gelden. U mag in geen geval harder rijden
dan 80 km/h. GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt de mo-
tor niet de optimale bedrijfstemperatuur.
Hierdoor neemt niet alleen het brandstofverbruik toe
(van 15 tot aan 30% in stadsverkeer), maar ook de uitstoot
van uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op een drukke weg, bijvoorbeeld bij filerijden, waarbij
overwegend lage versnellingen worden gebruikt, of in de
stad waar zich veel verkeerslichten bevinden, zal het brand-
stofverbruik aanzienlijk hoger zijn. Bochtige trajecten, berg-
wegen en een slecht wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegovergangen), is
het raadzaam de motor uit te zetten.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
133-142 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 139