display FIAT DOBLO COMBI 2010 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2010, Model line: DOBLO COMBI, Model: FIAT DOBLO COMBI 2010Pages: 274, PDF Size: 6.36 MB
Page 56 of 274

55
Drukknop AUTO (A)
(automatische werking)
Als u de knop AUTO indrukt, regelt het systeem auto-
matisch de hoeveelheid en de verdeling van de naar het in-
terieur toegevoerde lucht en worden alle voorafgaande
handmatige instellingen opgeheven.
Dit wordt aangeven door het verschijnen van het opschrift
FULL AUTO op het display voor.
Als er een of meerdere handmatige instellingen zijn uit-
gevoerd (luchtrecirculatie, luchtverdeling, aanjagersnelheid
of uitschakeling aircocompressor), dooft het opschrift
FULL op het display om aan te geven dat het systeem niet
langer alle functies automatisch regelt (behalve de tem-
peratuur die altijd automatisch wordt geregeld).
BELANGRIJK Als het systeem vanwege handmatige in-
stellingen de gewenste temperatuur niet meer kan garan-
deren en handhaven, knippert de ingestelde temperatuur
om aan te geven dat het systeem een probleem heeft ge-
signaleerd; daarna dooft het opschrift AUTO.
Voor het hervatten van de automatische werking van het
systeem na een handmatige instelling (een of meerdere),
moet de knop AUTO worden ingedrukt. Drukknoppen voor regelen aanjagersnelheid (H)
Als u op de uiteinden van knop H drukt, wordt de aanja-
gersnelheid verhoogd of verlaagd en daarmee de hoe-
veelheid lucht die in het interieur wordt gevoerd om de
gewenste temperatuur te handhaven.
De aanjagersnelheid wordt weergegeven door verlichte
staafjes op het display:
❒Maximum aanjagersnelheid = alle staafjes verlicht
❒Minimum aanjagersnelheid = één staafje verlicht.
De aanjager kan worden uitgeschakeld, maar alleen als u de
aircocompressor hebt uitgeschakeld met de knop F-fig. 42.
BELANGRIJK Voor het hervatten van de automatische
werking van de aanjager na een handmatige instelling, moet
de knop AUTO worden ingedrukt.
BELANGRIJK Als de auto met hoge snelheid rijdt, wordt
door de rijwind de luchtopbrengst in het interieur ver-
hoogd; dit wordt niet door de staafjes van de aanjager-
snelheid weergegeven.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 55
Page 57 of 274

56
Knop voor inschakelen/uitschakelen
compressor van airconditioning (F)
Als u op de knop√drukt, wordt de aircocompressor,
indien ingeschakeld, uitgeschakeld en dooft het symbool
op het display.
Als u op de knop drukt als het lampje gedoofd is, wordt
de inschakeling van de compressor weer automatisch
door het systeem geregeld; dit wordt aangegeven door
een brandend symbool op het display.
Als u de aircocompressor uitschakelt, wordt de recircu-
latie uitgeschakeld om het eventuele beslaan van de ruiten
te voorkomen. Ook als het systeem de ingestelde tem-
peratuur kan handhaven, verdwijnt het opschrift FULL van
het display. Als het systeem de ingestelde temperatuur ech-
ter niet meer kan handhaven, gaat de temperatuur knip-
peren en dooft het opschrift AUTO. Drukknop voor in-/uitschakelen
luchtrecirculatie (G)
De luchtrecirculatie werkt als volgt:
❒geforceerde inschakeling (recirculatie altijd ingescha-
keld); het lampje op de knop G en het symboolí
op het display branden;
❒geforceerde uitschakeling (recirculatie altijd uitgescha-
keld met luchttoevoer van buiten); lampje op de knop
en het symboolêop het display gedoofd.
Deze mogelijkheden kunnen worden ingeschakeld door
meerdere keren op de recirculatieknop G te drukken.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen de ge-
wenste omstandigheden (verwarming of koeling van het
interieur) sneller worden bereikt.
Het is echter niet raadzaam deze functie handmatig in te
schakelen op regenachtige of koude dagen, omdat dan de
ruiten aan de binnenzijde aanzienlijk sneller kunnen be-
slaan, vooral als de airconditioning niet is ingeschakeld.
Bij lage buitentemperaturen wordt de recirculatie uitge-
schakeld (met luchttoevoer van buiten) om het beslaan van
de ruiten te voorkomen.
Bij lage buitentemperaturen raden wij u aan om de recir-
culatiefunctie niet te gebruiken, omdat hierdoor de ruiten
sneller kunnen beslaan.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 56
Page 58 of 274

57
ontdooien/ontwasemen van de voorruit en de zijruiten
voor. D.w.z. dat het systeem:
❒de aircocompressor inschakelt wanneer de klimato-
logische omstandigheden dit toestaan;
❒de luchtrecirculatie uitschakelt;
❒de maximale luchttemperatuur HI in beide zones in-
stelt;
❒een aanjagersnelheid inschakelt op basis van de koel-
vloeistoftemperatuur, om toevoer van nog te koude
lucht voor de ontwaseming van de ruiten, te beperken;
❒de luchtstroom naar de luchtroosters voor de voor-
ruit en de zijruiten voor leidt;
❒de achterruitverwarming inschakelt.
BELANGRIJK De functie voor snelle ontwaseming/ont-
dooiing van de ruiten blijft ongeveer 3 minuten ingescha-
keld, nadat de koelvloeistoftemperatuur de juiste tem-
peratuur heeft bereikt voor het snel ontwasemen van de
ruiten.
Als de functie is ingeschakeld, gaan het lampje op de be-
treffende knop en het lampje op de knop van de achter-
ruitverwarming branden; op het display dooft het opschrift
FULL AUTO.
Als de functie is ingeschakeld, kunnen alleen de aanjager-
snelheid en de uitschakeling van de achterruitverwarming
handmatig worden geregeld.
Als u op de knop B drukt of op de recirculatieknop G of
op de knop van de compressor F of op de knoppen
AUTO A, worden de functies die hiervoor waren inge-
steld, weer geactiveerd. BELANGRIJK Met uitgeschakelde aircocompressor is het
niet mogelijk lucht in het interieur in te voeren met een
temperatuur die lager is dan de buitentemperatuur; bo-
vendien kunnen (in bijzondere omstandigheden) de rui-
ten zeer snel beslaan omdat de lucht niet gedroogd kan
worden.
De uitschakeling van de aircocompressor blijft in het ge-
heugen opgeslagen, ook na het afzetten van de motor.
De automatische werking van de aircocompressor wordt
automatisch hervat als u opnieuw op de knop√drukt (in
dat geval werkt het systeem alleen als verwarming) of op
de knop AUTO.
Als bij uitgeschakelde compressor de buitentemperatuur
hoger is dan de ingestelde temperatuur, kan het systeem
niet aan de wens voldoen. Dit wordt als volgt aangegeven:
de ingestelde temperatuur knippert op het display en ver-
volgens dooft het opschrift AUTO.
Als de compressor is uitgeschakeld, kan de aanjagersnel-
heid handmatig op nul worden gezet (geen enkel staafje
verlicht).
Als de compressor bij draaiende motor wordt ingescha-
keld, kan de aanjagersnelheid niet onder de minimale waar-
de (één staafje verlicht) zakken.
Drukknop voor snelle ontwaseming/ontdooiing
van de voorruit en de zijruiten voor (D)
Als u deze knop indrukt, schakelt de klimaatregeling au-
tomatisch alle functies in die noodzakelijk zijn voor het snel
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 57
Page 59 of 274

58
Systeem uitschakelen OFF (E)
Het systeem schakelt uit en het display dooft als u op de
knop E drukt.
Als het systeem is uitgeschakeld: is het display gedoofd, is
de ingestelde temperatuur niet meer zichtbaar, is de re-
circulatie ingeschakeld, waarbij geen lucht van buiten
binnenkomt (recirculatielampje brandt), en zijn de airco-
compressor en de aanjager uitgeschakeld. Als u de volle-
dig automatische werking van het systeem weer wilt in-
schakelen, druk dan op de knop AUTO. Drukknop voor snelle ontwaseming/ontdooiing
van de achterruit en de
elektrisch bedienbare
buitenspiegels
(L)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Drukknop voor snelle ontwaseming/ontdooiing van de ach-
terruit
en de elektrisch bedienbare buitenspiegels.
Het lampje op de knop gaat branden als deze functie wordt
ingeschakeld.
De functie schakelt na 20 minuten automatisch uit, of als
opnieuw de knop wordt ingedrukt. De functie wordt ook
uitgeschakeld als u de motor uitzet en blijft uitgeschakeld
als u de motor opnieuw start.
BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes op de
elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde van de
achterruit, om beschadiging van de achterruitverwarming
te voorkomen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 58
Page 60 of 274

59
F0V0052mfig. 45
DIMLICHT/BUITENVERLICHTING fig. 45
Draai met de contactsleutel in stand MAR, de draaiknop
in stand
2. Als het dimlicht wordt ingeschakeld, schakelt
de dagverlichting uit en schakelen de buitenverlichting en
het dimlicht in. Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
3branden. Draai met de contactsleutel in
stand STOP of met uitgenomen sleutel, de draaiknop van
standOin stand
2; de buitenverlichting en de kente-
kenplaatverlichting schakelen in. Op het instrumentenpa-
neel gaat het controlelampje
3branden.
GROOTLICHT fig. 45
Druk de hendel naar voren in de richting van het dash-
board, als de draaiknop reeds in stand
2staat (vergren-
delde stand). Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
1branden. Als vervolgens de hendel naar het
stuurwiel wordt getrokken, dan dooft het grootlicht en
wordt het dimlicht weer ingeschakeld.
BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel fig. 45 bedient u de buitenverlichting.
De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleu-
tel in stand MAR staat. Als u de buitenverlichting inscha-
kelt, gaat ook de verlichting van het instrumentenpaneel
en van de bedieningsknoppen op het dashboard branden.
DAGVERLICHTING (DRL) fig. 45
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u met de sleutel in stand MAR de draaiknop in stand
Ozet, wordt automatisch de dagverlichting ingeschakeld;
de andere lampen en de interieurverlichting blijven uitge-
schakeld. De automatische inschakeling van de dagverlich-
ting kan worden in- of uitgeschakeld via het menu op het
display (zie de paragrafen Digitaal display/Multifunctioneel
display” in dit hoofdstuk). Als de dagverlichting wordt uit-
geschakeld, dan wordt met de draaiknop in stand
Ogeen
enkele verlichting ingeschakeld.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De dagverlichting is een alternatief voor
het dimlicht tijdens het rijden overdag. De-
ze dagverlichting is in bepaalde landen verplicht
en waar niet verplicht, toegestaan. De dagver-
lichting is geen vervanging voor het dimlicht tij-
dens het rijden in tunnels of in het donker. Het ge-
bruik van de dagverlichting is afhankelijk van de
wettelijke voorschriften van het land waarin u zich
bevindt. Houdt u aan de voorschriften.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 59
Page 61 of 274

60
FV0053mfig. 46
Functie „lane change” (wisselen van rijbaan)
Als u bij wisseling van rijstrook kort richting wilt aange-
ven, moet u de linker hendel korter dan een halve secon-
de in de onvergrendelde stand zetten. De richtingaanwij-
zer aan de gekozen zijde knippert 5 keer en dooft daarna
automatisch.
„FOLLOW ME HOME” SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de auto een bepaal-
de tijd worden verlicht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de contactsleutel in stand
STOP te draaien of uit te nemen en de linker hendel bin-
nen 2 minuten na het uitzetten van de motor naar het stuur
te trekken.
Telkens als u de hendel bedient, blijft de verlichting 30 se-
conden langer branden, tot een maximum van 210 se-
conden; hierna schakelt de verlichting automatisch uit.
Telkens als de hendel wordt bediend, gaat het controle-
lampje op het instrumentenpaneel branden en verschijnt
er een melding op het display (zie het hoofdstuk Lamp-
jes en meldingen”) gedurende de tijd die de functie actief
blijft. Het lampje gaat branden als de hendel voor het eerst
bediend wordt en blijft branden totdat de functie auto-
matisch uitschakelt. Telkens als de hendel wordt bediend,
wordt alleen de inschakeltijd van de verlichting verlengd.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het stuur ge-
trokken. GROOTLICHTSIGNAAL fig. 45
Trek de hendel naar het stuur (stand zonder vergrende-
ling). Op het instrumentenpaneel gaat het controlelamp-
je
1branden.
RICHTINGAANWIJZERS fig. 46
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
❒omhoog (stand 1): inschakeling rechter richtingaan-
wijzer;
❒omlaag (stand 2): inschakeling linker richtingaanwijzer.
Op het instrumentenpaneel knippert het controlelampje
¥ofÎ.
De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als de au-
to weer rechtuit rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven, voor het uitvoeren van
een handeling waarvoor het stuurwiel slechts weinig hoeft
te worden verdraaid, dan drukt u de hendel iets omhoog
of omlaag zonder dat de hendel vergrendelt. Zodra u de
hendel loslaat, gaat deze automatisch terug.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 60
Page 71 of 274

F0V0019mfig. 56
MISTLAMPEN VOOR fig. 56
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Ze gaan branden als op knop5wordt gedrukt. Op het
instrumentenpaneel gaat het controlelampje5branden.
Als de mistlampen branden, dan brandt ook de buiten-
verlichting, terwijl de dagverlichting gedoofd is, ongeacht
de stand van de draaiknop.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de knop.
MISTACHTERLICHTEN fig. 56
Druk voor inschakeling op knop
4. Deze werken alleen
als het dimlicht of de mistlampen voor zijn ingeschakeld.
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje
4
branden.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de knop of schakel het
dimlicht en/of de mistlampen voor (indien aanwezig) uit.
BRANDSTOFNOODSCHAKELING
Deze schakelt in bij een ongeval waardoor:
❒de toevoer van brandstof wordt gestopt en de motor
afslaat;
❒de portieren automatisch ontgrendelen;
❒de interieurverlichting wordt ingeschakeld.
Bij bepaalde uitvoeringen verschijnt op het display de mel-
ding Brandstofnoodschakeling ingeschakeld zie instruc-
tieboekje” als de brandstofnoodschakeling inschakelt.
Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bij-
voorbeeld in de motorruimte, onder de auto of in de na-
bijheid van de brandstoftank.
BEDIENINGSKNOPPEN
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN
Druk voor inschakeling op de schakelaar A-fig. 56, onge-
acht de stand van de contactsleutel. Als het systeem is in-
geschakeld, branden de lampjes
Îen¥op het instru-
mentenpaneel. De lichten schakelen uit als u de schakelaar
A nogmaals indrukt.
BELANGRIJK Het gebruik van de waarschuwingsknipper-
lichten is afhankelijk van de wetgeving van het land waar-
in u zich bevindt. Houdt u aan de voorschriften.
Noodstop
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Bij een noodstop schakelen automatisch de waarschu-
wingsknipperlichten in en gaan gelijktijdig de lampjes
Îen¥op het instrumentenpaneel branden. De functie
schakelt automatisch uit als de remvertraging niet meer
het karakter van een noodstop heeft. Deze functie voldoet
aan de huidige wettelijke voorschriften.
70
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 70
Page 97 of 274

96
ABS
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem, voorkomt
dat tijdens het remmen de wielen blokkeren, ongeacht de
conditie van het wegdek en de pedaaldruk, en verhindert
daarmee het doorslippen van een of meerdere wielen.
Hierdoor blijft de auto bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd met een elektronische
remdrukverdeling EBD (Electronic Braking Force Distri-
bution), die de remdruk verdeelt tussen de voor- en ach-
terwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale werking van het rem-
systeem is een inrijperiode nodig van ongeveer 500 km:
tijdens deze periode moet bruusk, herhaaldelijk of lang-
durig remmen worden voorkomen.
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Als het ABS in werking treedt, merkt de bestuurder dit
aan een trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met enig
geluid: dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw snelheid aan
te passen aan de beschikbare grip op het wegdek. Koplampverstelling
De koplampen kunnen worden versteld met de knoppen
Òenfig. 100 op het schakelaarpaneel.
Op het display van het instrumentenpaneel wordt de stand
aangegeven.
Stand 0 – een of twee personen op de voorstoelen.
Stand 1 – vijf personen.
Stand 2 – vijf personen + bagage.
Stand 3 – bestuurder + maximale lading in de bagage-
ruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen
telkens als het gewicht van de lading wijzigt.
MISTLAMPEN VOOR AFSTELLEN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wendt u voor controle of afstelling tot het Fiat Service-
netwerk.
KOPLAMPAFSTELLING
IN HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waar-
in de auto is verkocht. In die landen waarin aan de ande-
re zijde van de weg wordt gereden, moet om het tege-
moetkomende verkeer niet te verblinden, de vorm van de
lichtbundel worden gewijzigd door het aanbrengen van een
speciaal daarvoor ontwikkelde sticker. Deze sticker is op-
genomen in het Fiat Lineaccessori-programma en ver-
krijgbaar bij het Fiat Servicenetwerk.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat
aan een trilling in het rempedaal. Verlaag
de remdruk niet maar houd het rempedaal juist
goed ingetrapt; op deze manier hebt u de kortste
remweg in relatie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 96
Page 98 of 274

97
Storing in EBD
Bij een storing branden de lampjes
>enxop het ins-
trumentenpaneel (op enkele uitvoeringen verschijnt ook
een melding op het display (zie het hoofdstuk Lampjes
en meldingen”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de achterwielen
vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan slippen. Rijd
zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het
Fiat Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschuwingslampje
>op het
instrumentenpaneel (op enkele uitvoeringen verschijnt ook
een melding op het display) (zie het hoofdstuk Lampjes
en meldingen”).
In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar
zonder de mogelijkheden van het ABS. Rijd voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat Service-
netwerk om het systeem te laten controleren.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het ABS in werking treedt, dan is de
grip van de banden op het wegdek be-
perkt: u dient uw snelheid te verlagen en aan te
passen aan de beschikbare grip.
ATTENTIE!
Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik
van de beschikbare grip maar kan deze
niet verhogen. Daarom moet op gladde wegge-
deelten altijd voorzichtig worden gereden en mo-
gen er geen onnodige risico’s worden genomen.
ATTENTIE!
Als het waarschuwingslampjexop het in-
strumentenpaneel gaat branden (op en-
kele uitvoeringen verschijnt ook een melding op
het display), stop dan onmiddellijk en wendt u tot
het Fiat Servicenetwerk. Als er vloeistof lekt uit
het hydraulische systeem, wordt de werking van
zowel het conventionele remsysteem als het ABS
in gevaar gebracht.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 97
Page 99 of 274

98
ESP-SYSTEEM
(Electronic Stability Program)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wie-
len hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers
blijft.
De werking van het ESP is uitermate nuttig als de grip op
het wegdek wisselt.
Naast het ESP-, ASR- en Hill Holder-systeem beschikt de
auto (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ook over MSR
(regeling van het afremmen op de motor tijdens terug-
schakelen) en HBA (automatische remdrukverhoger bij
noodstops).
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje
áop het instrumentenpa-
neel knipperen, om de bestuurder er op te wijzen dat de
auto de stabiliteit en de grip dreigt te verliezen.
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM
Het ESP wordt automatisch ingeschakeld als de motor
wordt gestart en kan niet worden uitgeschakeld. BRAKE ASSIST (remregeling bij
noodstops geïntegreerd in ESP)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem, dat niet kan worden uitgeschakeld, herkent
noodstops (op basis van de snelheid waarmee het rem-
pedaal wordt ingetrapt) en verhoogt de druk in het rem-
circuit aanzienlijk, waardoor sneller en krachtiger door het
systeem wordt geremd.
De Brake Assist wordt, bij uitvoeringen die zijn uitgerust
met ESP, uitgeschakeld bij een storing in het ESP (lampje
ábrandt en er verschijnt een melding op het multifunc-
tionele display – indien aanwezig).
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat
aan een trilling in het rempedaal. Verlaag
de remdruk niet maar houd het rempedaal juist
goed ingetrapt; op deze manier hebt u de kortste
remweg in relatie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 98