display FIAT DOBLO COMBI 2010 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2010, Model line: DOBLO COMBI, Model: FIAT DOBLO COMBI 2010Pages: 274, PDF Size: 6.36 MB
Page 100 of 274

99
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid van het ESP
ervoor dat de wielen geremd blijven, totdat het noodza-
kelijke motorkoppel is bereikt om weg te rijden (of maxi-
maal 1,75 seconde), zodat u meer tijd heeft om uw rech-
ter voet van het rempedaal naar het gaspedaal te ver-
plaatsen.
Als u na 1,75 seconden niet bent weggereden, schakelt het
systeem automatisch uit en wordt de remdruk geleidelijk
verlaagd.
Tijdens deze fase kunt u een typisch geluid horen. Dit ge-
luid betekent dat de auto ieder moment in beweging kan
komen.
Storingsmeldingen
Bij een storing in het systeem brandt op het instrumen-
tenpaneel het waarschuwingslampje
*bij een digitaal dis-
play en het lampje
ábij een multifunctioneel display (voor
bepaalde uitvoeringen/markten) (zie het hoofdstuk Lamp-
jes en meldingen”).
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is geen handrem;
verlaat dus nooit de auto zonder de handrem aan te trek-
ken, de motor uit te zetten en de eerste versnelling in te
schakelen. STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ESP wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld en gaat het lampje
áop het instrumenten-
paneel continu branden en verschijnt er een melding op
het multifunctionele display (voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten) (zie het hoofdstuk Lampjes en meldingen”).
Bovendien gaat ook het lampje in de knop ASR OFF bran-
den. Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat Ser-
vicenetwerk.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De prestaties van het ESP-systeem mogen
de bestuurder er niet toe verleiden onno-
dige en onverantwoorde risico’s te nemen. De
rijstijl moet altijd zijn aangepast aan het wegdek,
het zicht en het verkeer. De verantwoordelijkheid
voor de verkeersveiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder.
ATTENTIE!
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit in het ESP geïntegreerde systeem helpt bij het weg-
rijden op een helling. Het systeem schakelt automatisch
in als:
❒op een stijgende helling: de auto stilstaat op een helling
van meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt rem-
pedaal en versnellingsbak in vrij of als een andere ver-
snelling dan de achteruit is ingeschakeld.
❒op een dalende helling: de auto stilstaat op een helling
van meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt rem-
pedaal en als de achteruit is ingeschakeld.
Voor de juiste werking van het ESP- en
ASR-systeem is het noodzakelijk dat de
banden van alle wielen van hetzelfde merk en ty-
pe zijn. De banden moeten in perfecte conditie
zijn en de voorgeschreven afmetingen hebben.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 99
Page 101 of 274

100
MSR-systeem
(regeling van motorremwerking)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in de ASR, verhoogt bij
bruusk terugschakelen het motorkoppel, zodat overma-
tige vertraging van de aangedreven wielen wordt voor-
komen. Dit heeft vooral voordelen op een wegdek met
weinig grip, waarop de stabiliteit van de auto snel verlo-
ren kan gaan.
In-/uitschakeling van het systeem
Het ASR-systeem schakelt automatisch in als de motor
wordt gestart.
Tijdens het rijden kan de ASR worden uitgeschakeld en
vervolgens weer worden ingeschakeld door op de knop
fig. 101 te drukken. Deze bevindt zich tussen de voor-
stoelen naast de handrem.
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het lampje op
de schakelaar branden en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (indien aanwezig). ASR-SYSTEEM (Antislip Regulator)
Het ASR-systeem controleert de trekkracht van de auto
en grijpt automatisch in als een of beide aangedreven wie-
len dreigen door te slippen.
Afhankelijk van de oorzaak van het doorslippen, worden
er twee verschillende regelsystemen geactiveerd:
❒als beide aangedreven wielen doorslippen, vermindert
de ASR het motorvermogen;
❒als slechts een aangedreven wiel doorslipt, zorgt het
ASR-systeem ervoor dat het wiel automatisch wordt
afgeremd.
Het ASR-systeem is vooral nuttig onder de volgende om-
standigheden:
❒doorslippen van het binnenste wiel in bochten, door
verandering van de wielbelasting of door te felle acce-
leratie;
❒te hoog vermogen naar de wielen, ook in samenhang
met de condities van het wegdek;
❒acceleratie op gladde wegen en bij sneeuw en ijzel;
❒verlies van grip op natte weggedeelten (aquaplaning).
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Voor de juiste werking van het ESP- en
ASR-systeem is het noodzakelijk dat de
banden van alle wielen van hetzelfde merk en ty-
pe zijn. De banden moeten in perfecte conditie
zijn en de voorgeschreven afmetingen hebben.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 100
Page 102 of 274

101
F0V0124mfig. 101
Voor de juiste werking van de ASR is het noodzakelijk
dat de banden van alle wielen van hetzelfde merk en type
zijn. De banden moeten in perfecte conditie en altijd van
het voorgeschreven type, merk en afmetingen zijn.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ASR-systeem wordt het systeem au-
tomatisch uitgeschakeld en gaat het lampje
áop het ins-
trumentenpaneel continu branden. Bovendien verschijnt
een melding op het multifunctionele display (indien aan-
wezig) (zie het hoofdstuk Lampjes en meldingen”). Wendt
u in dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk. Als het ASR-systeem tijdens het rijden wordt uitgescha-
keld, wordt het systeem weer ingeschakeld als u de mo-
tor opnieuw start.
Schakel het ASR-systeem uit als u met sneeuwkettingen
rijdt: onder deze omstandigheden levert het doorslaan van
de aangedreven wielen bij het wegrijden juist meer trek-
kracht op.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De prestaties van het systeem mogen de
bestuurder er niet toe verleiden onnodige
en onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl
moet altijd zijn aangepast aan het wegdek, het
zicht en het verkeer. De verantwoordelijkheid voor
de verkeersveiligheid ligt altijd en overal bij de be-
stuurder.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:22 Pagina 101
Page 103 of 274

102
EOBD-SYSTEEM
Met het EOBD-systeem (European On Board Diagnosis)
kan een doorlopende diagnose worden uitgevoerd op die
componenten op de auto die van invloed zijn op de emis-
sie. Bovendien meldt het systeem, door het branden van
het lampjeUop het instrumentenpaneel (op enkele uit-
voeringen verschijnt ook een melding op het display) dat
de betreffende componenten defect zijn (zie het hoofd-
stuk Lampjes en meldingen”).
Het doel is:
❒de werking van het systeem controleren;
❒signaleren wanneer door een storing de emissies bo-
ven de wettelijk vastgestelde drempelwaarde uitkomen;
❒signaleren wanneer het noodzakelijk is defecte com-
ponenten te vervangen.
Het systeem beschikt verder nog over een diagnosestek-
ker die het mogelijk maakt, na het aansluiten van speciale
apparatuur, de door de regeleenheid opgeslagen sto-
ringscodes en de specifieke parameters voor de diagnose
en werking van de motor te lezen.
Deze controle kan ook worden uitgevoerd door de ver-
keerspolitie.
BELANGRIJK Na het verhelpen van de storing moet het
Fiat Servicenetwerk voor een complete controle van het
systeem, tests uitvoeren op een testbank en, zo nodig, een
proefrit maken die eventueel een langere afstand kan om-
vatten.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait en het lampje
Ugaat niet branden
of het gaat branden of knipperen tijdens het rij-
den (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een
melding op het display), wendt u dan zo snel mo-
gelijk tot het Fiat Servicenetwerk. De werking van
het lampje
Ukan met speciale apparatuur door
de verkeerspolitie gecontroleerd worden. Houdt
u aan de wetgeving van het land waarin u rijdt.
ATTENTIE!
SPEED BLOCK
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De auto is uitgerust met een snelheidsbegrenzer die op
verzoek van de gebruiker kan worden ingesteld op een van
de volgende 4 waarden: 90, 100, 110, 130 km/h.
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om deze functie te
laten in-/uitschakelen.
Na de instelling zal er op de voorruit een sticker worden
aangebracht waarop de ingestelde maximum snelheid staat
aangegeven.
ATTENTIE De snelheidsmeter kan vanwege wettelijke
voorschriften, een hogere dan de werkelijke maximum
snelheid, die door de dealer is ingesteld, aangegeven.
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:22 Pagina 102
Page 106 of 274

105
MET AUTOMATISCH BEDIENDE
VERSNELLINGSBAK
De motor wordt uitgezet als u de auto stilzet met inge-
trapt rempedaal.
Als u de versnellingspook in stand N zet, blijft deze toe-
stand gehandhaafd zonder het rempedaal in te trappen.
Opmerking: De motor wordt uitsluitend automatisch uit-
gezet nadat sneller is gereden dan circa 10 km/h om het
herhaaldelijk uitzetten van de motor te voorkomen wan-
neer stapvoets wordt gereden.
Het uitzetten van de motor wordt, afhankelijk van de uit-
voering, aangegeven door het lampje fig. 103 op het display.
Startmethode van de motor
MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Trap het koppelingspedaal in om de motor weer te starten.
MET AUTOMATISCH BEDIENDE
VERSNELLINGSBAK
Als de pook van de automatisch bediende versnellingsbak
in stand N staat, moet de pook in een willekeurige rijstand
worden geplaatst of anders het rempedaal worden losge-
laten of de versnellingspook in stand (
+), (–) of R worden
gezet.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0V0039mfig. 104
HANDMATIGE IN-/UITSCHAKELING
Het systeem kan worden in- of uitgeschakeld met de knop
A-fig. 104 die naast de handrem is geplaatst. Als het sys-
teem is uitgeschakeld, brandt het lampje op de knop.
Bovendien worden (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
extra aanwijzingen gegeven op het display over de in- en
uitschakeling van het Start&Stop-systeem.
OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ
DE MOTOR NIET WORDT UITGEZET
Als het systeem ingeschakeld is, dan wordt, vanwege com-
forteisen, ter beperking van de uitstoot en om veilig-
heidsredenen, de motor niet uitgezet onder de volgende
omstandigheden:
❒nog koude motor;
❒zeer lage buitentemperaturen;
❒onvoldoende opgeladen accu;
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:22 Pagina 105
Page 107 of 274

❒door het Start&Stop-systeem langer dan ongeveer
3 minuten uitgezette motor.
❒bij automatische airconditioning, zolang nog niet een
comfortabele temperatuur in het interieur is bereikt of
als de MAX-DEF-functie is ingeschakeld.
Met een ingeschakelde versnelling kan de motor alleen au-
tomatisch worden gestart als het koppelingspedaal geheel
wordt ingetrapt. Via het knipperen van het lampje fig. 103
op het instrumentenpaneel en, voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten, een melding op het display wordt de be-
stuurder verzocht deze handeling uit te voeren.
Opmerking: Als het koppelingspedaal niet wordt ingetrapt
na 3 minuten na het uitzetten van de motor, is een her-
start van de motor alleen mogelijk met behulp van de con-
tactsleutel.
Opmerking: Als de motor ongewenst is afgeslagen, bij-
voorbeeld wanneer het koppelingspedaal te snel is losge-
laten bij een ingeschakelde versnelling, en het Start&Stop-
systeem is ingeschakeld, dan kan de motor gestart wor-
den door het koppelingspedaal helemaal in te trappen of
door de versnellingspook in de vrijstand te zetten.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als de motor is uitgezet door het Start&Stop-systeem en
de bestuurder maakt de eigen veiligheidsgordel los en opent
het bestuurders- of passagiersportier, dan kan de motor
daarna alleen worden gestart m.b.v. de contactsleutel.
De bestuurder wordt op deze situatie geattendeerd door
een geluidssignaal, het knipperen van het lampje fig. 103 op
het instrumentenpaneel en, voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten, een melding op het display.
106
❒ingeschakelde achterruitverwarming;
❒ruitenwisser ingeschakeld op maximale snelheid;
❒tijdens regeneratie van het roetfilter (alleen dieseluit-
voeringen);
❒geopend bestuurdersportier;
❒niet omgelegde veiligheidsgordel van bestuurder;
❒ingeschakelde achteruit (bijv. bij inparkeren);
❒bij automatische airconditioning, zolang nog niet een
comfortabele temperatuur in het interieur is bereikt of
als de MAX-DEF-functie is ingeschakeld;
❒in de eerste gebruiksperiode als het systeem zichzelf
instelt.
In bovengenoemde gevallen gaat het lampje fig. 103 op het
instrumentenpaneel knipperen en verschijnt er, voor be-
paalde uitvoeringen/markten, informatie op het display.
OMSTANDIGHEDEN VOOR HET
HERSTARTEN VAN DE MOTOR
Vanwege comforteisen, beperking van de uitstoot en om
veiligheidsredenen kan de motor weer automatisch wor-
den gestart, zonder ingrijpen van de bestuurder, onder de
volgende omstandigheden:
❒onvoldoende opgeladen accu;
❒ruitenwisser ingeschakeld op maximale snelheid;
❒beperkte onderdruk in het remsysteem (bijvoorbeeld
na herhaaldelijk intrappen van het rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld wanneer bergafwaarts
wordt gereden);
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:22 Pagina 106
Page 115 of 274

114
DPF-ROETFILTER
(Diesel Particulate Filter)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate Filter) is een me-
chanisch filter in het uitlaatsysteem dat de partikels in het
uitlaatgas van dieselmotoren opvangt.
Het roetfilter vangt bijna de totale hoeveelheid roetdeel-
tjes op, waardoor voldaan wordt aan de huidige/toekom-
stige wettelijke normen. Tijdens het normale gebruik van
de auto registreert de inspuitregeleenheid een aantal ge-
gevens met betrekking tot het gebruik (gebruiksduur, ty-
pe traject, bereikte temperatuur enz.) en berekent de hoe-
veelheid verzameld roet in het filter.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Omdat het filter de roetdeeltjes verzamelt, moet het pe-
riodiek worden geregenereerd (schoongemaakt) door de
roetdeeltjes te verbranden. De regeneratieprocedure
wordt geregeld door de regeleenheid van de motor op ba-
sis van de hoeveelheid opgevangen roetdeeltjes en de be-
drijfsomstandigheden van de auto.
Tijdens de regeneratie kan het volgende worden waarge-
nomen: een beperkte toerentalverhoging, inschakeling van
de elektroventilateur, een beperkte toename van de rook
uit de uitlaat en een hogere temperatuur bij de uitlaat.
Dit zijn geen storingen en deze situatie heeft geen invloed
op het milieu of het gedrag van de auto. Als het betreffende
melding op het display verschijnt, zie dan de paragraaf
Lampjes en meldingen”.
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:22 Pagina 114
Page 131 of 274

130
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STA R TEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
FRONTAIRBAG EN ZIJ-AIRBAG AAN
PASSAGIERSZIJDE HANDMATIG
UITSCHAKELEN (sidebag)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als het bij de Doblò M1-uitvoeringen absoluut noodza-
kelijk is een kind op de passagiersstoel voor te vervoe-
ren, moeten de frontairbag en de zij-airbag (sidebag) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten) aan passagierszijde wor-
den uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje
“op het dashboard blijft con-
tinu branden totdat de frontairbag en de zij-airbag (side-
bag) (voor bepaalde uitvoeringen/markten) aan passa-
gierszijde opnieuw worden ingeschakeld.
Bij de Doblò Cargo-uitvoering met inklapbare passa-
giersstoel en deel- en draaibare scheidingswand of roos-
ter moeten de frontairbag en de zij-airbag (sidebag) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten) aan passagierszijde wor-
den uitgeschakeld, als er lading wordt vervoerd met in-
geklapte stoel.
BELANGRIJK Raadpleeg voor het handmatig uitschake-
len van de frontairbag en zij-airbag (sidebag) (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) aan passagierszijde, de paragrafen
„Digitaal display” en „Multifunctioneel display” in het
hoofdstuk „Wegwijs in uw auto”.
ZIJ-AIRBAGS (sidebags)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Bij enkele uitvoeringen is de auto uitgerust met zij-air-
bags voor (sidebags voor) aan bestuurders- en aan passa-
gierszijde voor bescherming van borst-bekken.
De zij-airbags beschermen de inzittenden bij middelzwa-
re en zware zijdelingse aanrijdingen, door het opblazen van
een luchtkussen tussen de inzittende en de interieurde-
len aan de zijkant van de auto.
Als de zij-airbags niet worden geactiveerd bij andere soor-
ten botsingen (frontaal, van achter, over de kop slaan enz.),
betekent dit niet dat het systeem niet goed functioneert.
Bij een zijdelingse aanrijding zorgt een regeleenheid er-
voor, indien nodig, dat de kussens worden opgeblazen. De
kussens blazen onmiddellijk op, waardoor het lichaam van
de inzittenden wordt opgevangen en de kans op letsel be-
perkt wordt. Direct daarna lopen de kussens weer leeg.
De zij-airbags zijn geen vervanging voor de veiligheidsgor-
dels, maar een aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgor-
dels. Bovendien is het dragen van veiligheidsgordels
wettelijk verplicht in Europa (en in de meeste landen daar-
buiten).
Daarom is het gebruik van de veiligheidsgordels absoluut
noodzakelijk, want de gordel houdt de inzittende bij
een zijdelingse botsing in de juiste positie en voorkomt
dat de inzittende uit de auto wordt geslingerd bij zware
botsingen.
115-132 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 130
Page 144 of 274

143
LAMPJES EN MELDINGEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
Als het lampje gaat branden, verschijnt er bij bepaalde uit-
voeringen ook een bijbehorende melding op het instru-
mentenpaneel en/of klinkt een geluidssignaal. Deze mel-
dingen zijn beknopt en uit voorzorg en moeten als een aan-
vulling worden gezien en niet als alternatief voor de in-
formatie in dit instructieboekje. Wij raden u daarom aan
dit instructieboekje goed door te lezen. Houdt u bij een
storing altijd aan de aanwijzingen die in dit hoofdstuk be-
schreven worden.
BELANGRIJK De storingsmeldingen die op het display ver-
schijnen, zijn onderverdeeld in twee categorieën: ernsti-
ge storingen en minder ernstige storingen.
De meldingen voor ernstige storingen worden langdurig
„cyclisch” herhaald.
De meldingen voor minder ernstige storingen worden ge-
durende een kortere tijd „cyclisch” herhaald.
U kunt de weergavecyclus van beide categorieën onder-
breken door op de knop SET ESC te drukken. Het lamp-
je (of het symbool op het display) op het instrumenten-
paneel blijft branden totdat de storing is verholpen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STA R TEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
LAMPJES EN MELDINGEN
Als het lampje xtijdens het rijden gaat
branden (op enkele uitvoeringen verschijnt
ook een melding op het display), stop dan on-
middellijk en wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU
(rood)
AANGETROKKEN HANDREM (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lamp-
je branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
Te laag remvloeistofniveau
Het lampje gaat branden als het remvloeistofniveau in het
reservoir onder het minimum niveau is gedaald, bijvoor-
beeld door lekkage in het remsysteem.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende mel-
ding op het display.
x
Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de handrem wordt aange-
trokken.
Als de auto in beweging is, hoort u bij enkele uitvoeringen
ook een akoestisch signaal.
BELANGRIJK Als het lampje tijdens het rijden gaat bran-
den, controleer dan of de handrem niet is aangetrokken.
143-154 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:52 Pagina 143
Page 145 of 274

144
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STA R TEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STORING AIRBAG (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje branden. Na enkele seconden moet
het lampje doven. Als het lampje continu blijft bran-
den, geeft dit een storing in het airbagsysteem aan. Op en-
kele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding op
het display.
¬
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait en het lampje ¬gaat niet branden
of blijft branden tijdens het rijden, dan is er mo-
gelijk een storing in de veiligheidssystemen; in dat
geval kunnen de airbags of gordelspanners niet ge-
activeerd worden bij een ongeval of, in een zeer
beperkt aantal gevallen, niet op de juiste wijze ge-
activeerd worden. Voordat u verder rijdt, dient
u contact op te nemen met het Fiat Servicenet-
werk om het systeem direct te laten controleren.
ATTENTIE!
Een defect lampje ¬wordt weergegeven
doordat het lampje voor de uitgeschakel-
de frontairbag aan passagierszijde
“langer dan
de normale 4 seconden knippert. Daarnaast wor-
den de airbags aan passagierszijde (frontairbag en
zij-airbag – indien aanwezig) automatisch uitge-
schakeld. In dit geval kan het lampje ¬geen sto-
ringen in de airbag-/gordelspannersystemen aan-
geven. Voordat u verder rijdt, dient u contact op
te nemen met het Fiat Servicenetwerk om het sys-
teem direct te laten controleren.
ATTENTIE!
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE/
ZIJ-AIRBAGS UITGESCHAKELD
(geel)
Het lampje
“gaat branden als de frontairbag en
zij-airbag (voor bepaalde uitvoeringen/markten) aan pas-
sagierszijde worden uitgeschakeld. Als u bij ingeschakel-
de airbags aan passagierszijde de contactsleutel in stand
MAR draait, gaat het lampje
“ongeveer 4 seconden
branden en vervolgens 4 seconden knipperen. Hierna
moet het lampje doven.
Een defect lampje “wordt aangegeven
door het branden van het lampje
¬. Bo-
vendien worden de airbags aan passagierszijde
(frontairbag en zij-airbag – indien aanwezig) au-
tomatisch uitgeschakeld. Voordat u verder rijdt,
dient u contact op te nemen met het Fiat Servi-
cenetwerk om het systeem direct te laten con-
troleren.
ATTENTIE!
143-154 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:52 Pagina 144