dashboard FIAT DUCATO 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2012, Model line: DUCATO, Model: FIAT DUCATO 2012Pages: 288, PDF Size: 3.44 MB
Page 92 of 288

F0N0146mfig. 97F0N0055mfig. 96
ASBAK fig. 97
De uitneembare kunststof asbak kan in de
beker/blikjeshouder geplaatst worden in het midden op het
dashboard.
BELANGRIJK Gebruik de asbak niet als prullenbak voor
papiertjes; als deze in contact komen met smeulende peuken
kan er brand ontstaan. AANSTEKER fig. 96
Deze bevindt zich in het midden op het dashboard.
Druk voor het inschakelen van de aansteker op de knop op
de aansteker, als de contactsleutel in stand MAR staat.
Na ongeveer 15 seconden springt de knop in de beginstand
en is de aansteker klaar voor gebruik.
BELANGRIJK Controleer altijd of de aansteker na het
indrukken ook uitschakelt.
88
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De aansteker wordt erg heet. Gebruik de
aansteker voorzichtig en voorkom dat hij
gebruikt wordt door kinderen: risico op brand en/of
brandwonden.
ATTENTIE!
Page 93 of 288

F0N0057mfig. 99F0N0056mfig. 98
ZONNEKLEPPEN fig. 98
De zonnekleppen zitten aan beide zijden naast de
binnenspiegel.
Ze kunnen voor de voorruit of voor de zijruit worden
gedraaid.
Op de zonneklep aan passagierszijde is voor alle uitvoeringen
een spiegel voorzien.
89
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STEKKERDOOS fig. 99
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De stekkerdoos bevindt zich in het midden op het
dashboard, naast de aansteker.
Open voor gebruik de dop A.
Page 94 of 288

90
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
SCHRIJF/LEESTAFELTJE fig. 100
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
In het midden van het dashboard, boven de inbouwplaats van
de autoradio, bevindt zich een schrijftafeltje A; op enkele
uitvoeringen kan het schrijftafeltje gebruikt worden als
leestafeltje door het aan de achterzijde omhoog te trekken
en de steun op het dashboard te laten rusten, zoals
afgebeeld.
Bij uitvoeringen met airbag aan passagierszijde is het
schrijftafeltje vast ingebouwd.
Laat het schrijftafeltje niet in verticale stand
staan als de auto rijdt.
ATTENTIE!
OPBERGRUIMTE BOVEN CABINE fig. 101
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze ruimte bevindt zich boven de bestuurderscabine en is
geschikt voor het opbergen van lichte voorwerpen.
Maximale belasting:
– op één plaats ......................................................................... 10 kg
– verdeeld over de gehele ruimte ....................................... 20 kg
F0N0058mfig. 100F0N0190mfig. 101
Page 95 of 288

91
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BOVENSTE OPBERGRUIMTE IN CABINE fig. 102
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De opbergruimte bevindt zich boven de zonnekleppen en is
zo ontworpen dat u er snel lichte voorwerpen in kunt
opbergen (bijv. documenten, wegenkaarten enz.).
TAFEL OP BANK fig. 103
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Trek voor gebruik aan het lipje A en klap de tafel neer.
De tafel is voorzien van twee bekerhouders en een steunvlak
met kaartenklem.
MONTAGEVOORBEREIDING VOOR DRAAGBAAR
NAVIGATIESYSTEEM fig. 104
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bevindt zich op de aangegeven plaats op het dashboard
en dient voor het aansluiten van het draagbare
navigatiesysteem.
F0N0191mfig. 102
F0N0149mfig. 103
F0N0512mfig. 104
De draagbare navigatiesystemen die in de
zitting op figuur 104 kunnen worden gestoken,
zijn voorzien van een mechanische
ontgrendeling die bediend wordt door op de
twee knoppen op de zijkanten van de voet te drukken.
Als de ontgrendeling niet wordt bediend, dan kan de
zitting van het navigatiesysteem worden beschadigd.
Page 102 of 288

F0N0047mfig. 112F0N0132mfig. 113
BELANGRIJK Als de centrale portiervergrendeling is
ingeschakeld en een van de voorportieren wordt van
binnenuit geopend met de handgreep, dan wordt de
portiervergrendeling uitgeschakeld. Als een van de deuren
van de laadruimte van binnenuit wordt geopend met de
handgreep, dan wordt de betreffende deur ontgrendeld.
Bij een onderbreking in de elektrische voeding
(doorgebrande zekering, losgekoppelde accu enz.) kunnen de
portieren altijd met de hand worden vergrendeld.
Als u harder dan 20 km/h rijdt, worden alle portieren
automatisch vergrendeld als in het setup-menu deze functie is
ingeschakeld (zie de paragraaf “Multifunctioneel display” in dit
hoofdstuk).
KNOP VOOR LAADRUIMTE fig. 113
De vergrendeling wordt aangegeven door een lampje op de
knop. Portierver-/ontgrendeling vanuit het interieur
Druk op de knop A-fig. 112 om de portieren/deuren te
vergrendelen en op de knop B om de portieren/deuren te
ontgrendelen. De portieren/deuren worden centraal ver-
/ontgrendeld. Als de portieren/deuren vergrendeld zijn,
brandt het lampje op de knop A; als de knop B wordt
ingedrukt, worden alle portieren/deuren ontgrendeld en
dooft het lampje. Als de portieren/deuren zijn ontgrendeld, is
het lampje gedoofd; als de knop wordt ingedrukt, worden alle
portieren/deuren vergrendeld. Alleen als alle
portieren/deuren goed gesloten zijn, wordt de
portiervergrendeling uitgevoerd.
Als de portieren zijn vergrendeld met behulp van:
❒de afstandsbediening
❒het portierslot
kunt u de portieren/deuren niet meer ontgrendelen met de
knop A-fig. 112 op het dashboard.
98
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 103 of 288

Het lampje gaat in de volgende gevallen branden:
❒iedere keer nadat met de knop D of met de knop Áop
het dashboard het commando voor vergrendeling is
gegeven;
❒als het instrumentenpaneel wordt ingeschakeld;
❒als een van de voorportieren wordt geopend;
❒als de portieren/deuren bij 20 km/h worden vergrendeld
(indien ingeschakeld in het menu).
Het lampje dooft als een van de deuren van de laadruimte
wordt geopend of als het commando voor
portierontgrendeling wordt gegeven (laadruimte of centraal),
of als via de afstandsbediening of het portierslot het
commando voor ontgrendeling wordt gegeven.
DEAD LOCK-SYSTEEM
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit veiligheidssysteem verhindert de werking van:
❒de binnenhandgrepen
❒de ont-/vergrendelknoppen A-B fig. 112
hierdoor kunnen de portieren niet van binnenuit worden
geopend bij een inbraakpoging (bijvoorbeeld bij het inslaan
van een ruit).
Het dead lock-systeem biedt dus de beste bescherming tegen
inbraakpogingen. Daarom raden wij u aan om iedere keer als
u de auto verlaat, het systeem in te schakelen.
99
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het dead lock-systeem is ingeschakeld,
kunnen de portieren/deuren op geen enkele
wijze van binnenuit worden geopend. Controleer
daarom, voordat u de auto verlaat, of er geen
personen meer aan boord zijn. Als de batterij van de
sleutel met afstandsbediening leeg is, kan het
systeem alleen worden uitgeschakeld door de
metalen baard van de sleutel in beide portiersloten
te steken en te draaien, zoals hiervoor is beschreven:
in dat geval blijft het systeem alleen op de deuren
van de laadruimte ingeschakeld.
ATTENTIE!
Systeem inschakelen
Het systeem schakelt op alle portieren/deuren automatisch in
als de knop
Áop de sleutel met afstandsbediening
fig. 109 twee keer snel wordt ingedrukt.
Als het systeem is ingeschakeld, knipperen de
richtingaanwijzers 3 keer en knippert het lampje op de knop
A-fig. 112 op het schakelaarpaneel op het dashboard.
Het systeem schakelt niet in als een of meerdere portieren
niet goed gesloten zijn: zo wordt voorkomen dat een
persoon via het geopende portier/de deur het interieur van
de auto kan betreden en, als het portier/de deur vervolgens
wordt gesloten, de auto niet meer kan verlaten.
Page 117 of 288

Voor de juiste werking van de ASR is het noodzakelijk dat de
banden van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn.
De banden moeten in perfecte conditie en altijd van het
voorgeschreven type, merk en afmetingen zijn.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in de ASR wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld, gaat het lampje áop het instrumentenpaneel
constant branden en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) (zie het hoofdstuk “Lampjes en meldingen”).
Bovendien gaat ook het lampje in de ASR-knop branden.
Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk. In-/uitschakeling van het systeem fig. 129
Het ASR-systeem schakelt automatisch in als de motor
wordt gestart.
Tijdens het rijden kan het ASR-systeem worden
uitgeschakeld en vervolgens weer ingeschakeld door de
schakelaar A op het dashboard in te drukken.
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het lampje op de
knop branden en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (voor bepaalde
uitvoeringen/markten).
Als het ASR-systeem tijdens het rijden wordt uitgeschakeld,
schakelt het automatisch weer in als de auto opnieuw wordt
gestart.
F0N0077mfig. 129113
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTERDe prestaties van het systeem mogen de
bestuurder er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl moet
altijd zijn aangepast aan het wegdek, het zicht en
het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de
verkeersveiligheid ligt altijd en overal bij de
bestuurder van de auto.
ATTENTIE!
Schakel het ASR-systeem uit als u met sneeuwkettingen rijdt:
onder deze omstandigheden levert het doorslaan van de
aangedreven wielen juist meer trekkracht op.
Page 118 of 288

114
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
TRACTION PLUS-SYSTEEM
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Traction Plus is een hulpmiddel bij het rijden en
optrekken op wegen met weinig grip (sneeuw, ijs,
modder, enz.). Met dit systeem kan de aandrijfkracht
goed over de as worden verdeeld, wanneer beide
wielen slippen.
Traction Plus remt de wielen die grip verliezen (of meer
slippen dan de andere wielen), zodat de aandrijfkracht
op de wielen met de beste grip op het terrein wordt
overgebracht.
Deze functie kan handmatig ingeschakeld worden met
de knop T+ op het dashboard fig. 130 en is actief onder
de grens van 30 km/h. Als deze snelheid wordt
overschreden, wordt de functie automatisch
uitgeschakeld (de led op de knop blijft branden) om
weer te worden ingeschakeld zodra de snelheid onder
de grens van 30 km/h daalt.Werking vanTraction Plus
Tijdens het starten is het systeem uitgeschakeld. U kunt
het "Traction Plus"-systeem inschakelen door te
drukken op de knop T+ fig. 130: de led op de knop gaat
branden.
Bij inschakeling van het Traction Plus-systeem worden
de volgende functies ingeschakeld:
❒uitschakeling van de ASR-functie om het motorkoppel
volledig te kunnen benutten;
❒effect differentieelblokkering op de vooras via het
remsysteem om de trekkracht op een ongelijke
ondergrond te verbeteren.
Bij een storing van het Traction Plus-systeem gaat het
lampje
áop het instrumentenpaneel vast branden.
F0N0509mfig. 130
Page 131 of 288

GORDELSPANNERS
Voor een nog effectievere bescherming zijn de voorste
veiligheidsgordels van de auto voorzien van gordelspanners.
Dit systeem trekt bij een heftige frontale en zijdelingse
botsing de gordel enige centimeters aan. Op deze wijze
worden de inzittenden veel beter op hun plaats gehouden en
wordt de voorwaartse beweging beperkt.
Als de gordelspanners hebben gewerkt, dan is dit herkenbaar
aan een gordelsluiting die naar beneden is teruggetrokken; de
gordel wordt niet meer opgerold, ook niet als hij wordt
begeleid.
BELANGRIJK Voor een maximale bescherming door de
gordelspanner moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed aansluit op borst en bekken.
Tijdens de werking van de gordelspanner kan er een beetje
rook ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet
op brand.
De gordelspanner behoeft geen enkel onderhoud of smering.
Elke verandering van de oorspronkelijke staat zal de
doelmatigheid verminderen.
Als de gordelspanner door extreme natuurlijke
omstandigheden (bijv. overstromingen, vloedgolven) met
water en modder in contact is geweest, dan moet de spanner
worden vervangen.
127
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De gordelspanner werkt slechts eenmaal.
Als de gordelspanners hebben gewerkt, moet
u zich tot het Fiat Servicenetwerk wenden om ze te
laten vervangen. De geldigheid van het systeem
staat vermeld op een plaatje dat zich in het
dashboardkastje bevindt: laat voor het verstrijken
van deze termijn het systeem door het Fiat
Servicenetwerk vervangen.
ATTENTIE!
Werkzaamheden waarbij stoten, sterke
trillingen of verhitting (maximaal 100 °C
gedurende ten hoogste 6 uur) optreden,
kunnen de gordelspanners beschadigen of
activeren: bij die omstandigheden horen niet trillingen
die voortgebracht worden door een slecht wegdek of
door contacten met kleine obstakels zoals
trottoirbanden. Wendt u altijd tot het Fiat
Servicenetwerk.
TREKKRACHTBEGRENZERS
Om de bescherming van de inzittenden bij een ongeval te
vergroten, zijn de oprolautomaten van de gordels voor
voorzien van trekkrachtbegrenzers die tijdens een frontale
aanrijding de piekbelasting op de borst en schouders
beperken.
Page 134 of 288

Kinderen met een lengte van meer dan 1,50 m worden, met
betrekking tot de veiligheidssystemen, gelijkgesteld met
volwassenen en moeten dan ook normaal de
veiligheidsgordels omleggen.KINDEREN VEILIG VERVOEREN
Voor optimale bescherming bij een ongeval moeten alle
inzittenden zittend reizen en beschermd worden door
goedgekeurde veiligheidssystemen. Dit geldt met name voor
kinderen. Dit is een wettelijk voorschrift volgens richtlijn
2003/20/EU in alle lidstaten van de Europese Unie.
Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding met de rest
van het lichaam groter en zwaarder dan dat van volwassenen,
terwijl spieren en botstructuur nog niet volledig zijn
ontwikkeld. Daarom moeten kleine kinderen door andere
systemen beschermd worden dan door de veiligheidsgordels.
De resultaten van het onderzoek over de optimale
bescherming van kleine kinderen zijn opgenomen in de
Europese ECE/R44-voorschriften die wettelijk verplicht zijn.
De systemen zijn onderverdeeld in vijf groepen:
Groep 0 gewicht tot 10 kg
Groep 0+ gewicht tot 13 kg
Groep 1 gewicht: 9-18 kg
Groep 2 gewicht: 15-25 kg
Groep 3 gewicht: 22-36 kg
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke overlapping tussen de
groepen; daarom zijn in de handel systemen verkrijgbaar die
geschikt zijn voor verschillende gewichtsgroepen. Alle
systemen moeten zijn voorzien van de typegoedkeuring en
van een goed vastgehecht plaatje met het controlemerk, dat
absoluut niet mag worden verwijderd.
130
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Monteer absoluut geen kinderzitje
achterstevoren op de passagiersstoel voor
als de airbag aan passagierszijde is ingeschakeld. Als
bij een ongeval de airbag in werking treedt
(opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot
gevolg hebben, ongeacht de zwaarte van het
ongeluk. Wij raden u aan kinderen altijd in een
kinderzitje op de zitplaatsen achter te vervoeren,
omdat die plaatsen bij een ongeval de meeste
bescherming bieden.
ATTENTIE!
ZEER GEVAARLIJK Als het absoluut
noodzakelijk is een kind op de
passagiersstoel voor te vervoeren, in een
kinderzitje dat achterstevoren is geplaatst,
moeten de airbags aan passagierszijde
(frontairbag en zij-airbag voor de
bescherming van borstkas/bekken (sidebag), voor
bepaalde uitvoeringen/markten) in het setup-menu
worden uitgeschakeld. Controleer direct of de airbags
daadwerkelijk zijn uitgeschakeld: het
waarschuwingslampje Fop het instrumentenpaneel
moet continu branden. Bovendien moet de stoel zo
ver mogelijk naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard.
ATTENTIE!