stop start FIAT DUCATO 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2012, Model line: DUCATO, Model: FIAT DUCATO 2012Pages: 288, PDF Size: 3.44 MB
Page 146 of 288

142
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Bedenk dat als de contactsleutel in stand
MAR staat, ook bij uitgezette motor de
airbags geactiveerd kunnen worden als de auto
wordt aangereden door een andere auto. Daarom
mogen, ook als de auto stilstaat, absoluut geen
kinderen op de passagiersstoel voor worden
geplaatst. Als de contactsleutel echter in stand
STOP staat, wordt bij een ongeval geen enkel
beveiligingssysteem (airbag of gordelspanners)
geactiveerd; als een systeem niet in werking treedt,
betekent dit niet dat het systeem niet goed werkt.
ATTENTIE!
Laat bij diefstal of een poging tot diefstal,
bij beschadiging of als de auto bij een
overstroming onder water is geweest, het
airbagsysteem door het Fiat Servicenetwerk
controleren.
ATTENTIE!
Als u de contactsleutel in stand MAR draait,
gaat het lampje
F(met de frontairbag
aan passagierszijde ingeschakeld) enkele seconden
knipperen, om u eraan te herinneren dat de airbag
aan passagierszijde bij een botsing wordt
geactiveerd. Hierna moet het lampje doven.
ATTENTIE!
De stoelen mogen niet met water worden
afgenomen of met stoom worden gereinigd
(met de hand of in een automatisch wasapparaat).
ATTENTIE!
De frontairbag treedt in werking als de
botsing zwaarder is dan een botsing waarbij
alleen de gordelspanners worden geactiveerd. Bij
aanrijdingen die tussen deze twee drempelwaarden
in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking.
ATTENTIE!
Rijd altijd met beide handen op de
stuurwielrand, zodat bij het in werking
treden van de airbag, het systeem niet wordt
gehinderd door obstakels. Rijd niet met voorover
gebogen lichaam maar ga goed rechtop zitten en
steun tegen de rugleuning.
ATTENTIE!
Haak geen harde voorwerpen aan de
kledinghaakjes en aan de steunhandgrepen.
De airbag is geen vervanging voor de
veiligheidsgordels, maar een aanvulling. Omdat de
frontairbags niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheid, bij zijdelingse aanrijdingen
en als de auto van achter wordt aangereden of over
de kop slaat, worden in deze gevallen de inzittenden
uitsluitend door de veiligheidsgordels beschermd. De
gordels moeten dus altijd gedragen worden.
ATTENTIE!
Page 147 of 288

MOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒draai de contactsleutel in stand MAR: op het
instrumentenpaneel gaan de controlelampjes
men Ybranden;
❒wacht tot de lampjes Yen mgedoofd zijn. Hoe
warmer de motor, hoe sneller de lampjes doven;
❒trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal
in te trappen;
❒draai de contactsleutel in stand AVV direct nadat het
lampje
mgedoofd is. Als u te lang wacht, zijn de
voorgloeibougies weer afgekoeld. Laat de sleutel los
zodra de motor is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de
sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start.
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektronische startblokkering:
zie bij startproblemen de paragraaf “Fiat CODE” in het
hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”.
143
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STARTEN EN RIJDEN
Het is zeer gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en produceert kooldioxide,
koolmonoxide en andere giftige stoffen.
ATTENTIE!
Het is raadzaam om gedurende de eerste
gebruiksperiode geen maximale prestaties
van uw auto te verlangen (bijv. snel
accelereren, langdurig rijden met hoge
toerentallen en krachtig remmen).
Laat de contactsleutel niet in het contactslot
zitten als de motor is uitgezet, om te
voorkomen dat de accu ontlaadt.
Houd er rekening mee dat de rem- en de
stuurbekrachtiging niet werken, als de
motor stilstaat, waardoor meer kracht nodig is voor
de bediening van het rempedaal en het stuur.
ATTENTIE!
Page 148 of 288

Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje Yop
het instrumentenpaneel samen met het lampje
mblijft
branden, raden wij u aan de sleutel in stand STOP te draaien
en vervolgens weer in stand MAR; als het lampje nog steeds
blijft branden, probeer het dan met de andere geleverde
sleutels.
BELANGRIJK Als het lampje
Yop het
instrumentenpaneel constant blijft branden, wendt u dan
onmiddellijk tot het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Laat de contactsleutel niet in stand MAR staan
als de motor is uitgezet.
144
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTERAls het lampje mgedurende 60 seconden gaat
knipperen na het starten of tijdens een
langdurige startpoging, dan duidt dat op een
storing in het voorgloeisysteem. Als de motor
aanslaat, kunt u de auto op de gewone manier
gebruiken, maar wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
Houd er rekening mee dat de rem- en de
stuurbekrachtiging niet werken zolang de
motor niet is aangeslagen, waardoor meer
kracht nodig is voor de bediening van het
rempedaal en het stuur.
Probeer auto's nooit te starten door ze aan
te duwen, te slepen of van een helling af te
laten rijden. Op die wijze kan er onverbrande
brandstof in de katalysator terechtkomen,
waardoor deze onherstelbaar zal beschadigen.
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen
draaien en trap het gaspedaal niet bruusk in;
❒verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties.
Wij raden u aan te wachten tot de wijzernaald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter begint te bewegen.MOTOR UITZETTEN
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutel in
stand STOP.
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware rit
even “op adem” te laten komen. Zet de motor niet
onmiddellijk uit, maar laat hem even stationair draaien.
Hierdoor kan de temperatuur in de motorruimte dalen.
Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft
geen enkel nut, verspilt brandstof en is,
vooral voor motoren met turbocompressor,
schadelijk.
In sommige gevallen kan bij het stilleggen
van de motor de elektrische ventilator
maximum 120 seconden beginnen
werken.
Page 153 of 288

Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een stoplicht of
voordat u de motor afzet. Deze handeling heeft evenals het
overschakelen met tussengas, geen enkel nut. Het kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de hoogste
versnelling. Het inschakelen van een lage versnelling voor een
snelle acceleratie verhoogt het brandstofverbruik. Bij het
oneigenlijke gebruik van een hoge versnelling neemt het
verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt
de motor hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een hogere
snelheid. Rijd daarom zoveel mogelijk met een gelijkmatige
snelheid, vermijd overbodig remmen en optrekken. Dit kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof en verhoogt de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen: het is beter geleidelijk
op te trekken en het toerental waarbij het maximum koppel
wordt geleverd, niet te overschrijden. Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uitsluitend als u ze nodig
hebt. De achterruitverwarming, de verstralers, de
ruitenwissers en de aanjager van het ventilatie-
/verwarmingssysteem vragen veel stroom, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor het
brandstofverbruik sterk toeneemt (tot gemiddeld 20%):
gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat, bij
voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aerodynamische
accessoires kan de aerodynamica negatief beïnvloeden,
waardoor het brandstofverbruik zal toenemen.
RIJSTIJL
Starten
Laat de motor als de auto stilstaat, niet warmdraaien met
stationair toerental en ook niet met een hoog toerental: onder
deze omstandigheden warmt de motor veel langzamer op,
terwijl het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie
toenemen. Het is beter om rustig weg te rijden en geen hoge
toerentallen te gebruiken: op deze manier warmt de motor
sneller op.
149
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 161 of 288

LAMPJES EN MELDINGEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
Als het lampje gaat branden, verschijnt er bij bepaalde
uitvoeringen ook een bijbehorende melding op het
instrumentenpaneel en/of klinkt een geluidssignaal. Deze
meldingen zijn beknopt en uit voorzorg en moeten als een
aanvulling worden gezien en niet als alternatief voor de
informatie in dit Instructieboek. Wij raden u daarom aan dit
Instructieboek goed door te lezen. Houdt u bij een storing
altijd aan de aanwijzingen die in dit hoofdstuk beschreven
worden.
BELANGRIJK De storingsmeldingen die op het display
verschijnen, zijn onderverdeeld in twee categorieën: ernstige
storingen en minder ernstige storingen.
De meldingen voor ernstige storingen worden langdurig
“cyclisch” herhaald.
De meldingen voor minder ernstige storingen worden
gedurende een kortere tijd “cyclisch” herhaald.
U kunt de weergavecyclus van beide categorieën
onderbreken door op de knop MODE te drukken. Het
lampje op het instrumentenpaneel blijft branden, totdat de
oorzaak van de storing is verholpen.
Zie voor de meldingen bij uitvoeringen met Comfortmatic-
versnellingsbak, de informatie in het bijgevoegde supplement.
157
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
LAMPJES EN MELDINGEN
Als het lampje xtijdens het rijden gaat
branden (op enkele uitvoeringen verschijnt
ook een melding op het display), stop dan
onmiddellijk en wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
TE LAAG
REMVLOEISTOFNIVEAU (rood)
AANGETROKKEN HANDREM (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het
lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
Te laag remvloeistofniveau
Het lampje gaat branden als het remvloeistofniveau in het
reservoir onder het minimum niveau is gedaald, bijvoorbeeld
door lekkage in het remsysteem.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding
op het display.
x
Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de handrem wordt
aangetrokken.
Als de auto in beweging is, hoort u bij enkele uitvoeringen
ook een akoestisch signaal.
BELANGRIJK Als het lampje tijdens het rijden gaat branden,
controleer dan of de handrem niet is aangetrokken.
Page 162 of 288

158
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STORING AIRBAG (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het
lampje branden. Na enkele seconden moet het
lampje doven.
Als het lampje constant blijft branden, geeft dit een storing in
het airbagsysteem aan.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding op
het display.
Het lampje
¬storing airbag brandt in geval van storing van het
lampje Fvoor uitschakeling passagiersairbag.
¬
Als u de contactsleutel in stand MAR draait
en het lampje
¬gaat niet branden of blijft
branden tijdens het rijden, dan is er mogelijk een
storing in de veiligheidssystemen; in dat geval
kunnen de airbags of gordelspanners niet
geactiveerd worden bij een ongeval of, in een zeer
beperkt aantal gevallen, niet op de juiste wijze
geactiveerd worden. Voordat u verder rijdt, dient u
contact op te nemen met het Fiat Servicenetwerk
om het systeem direct te laten controleren.
ATTENTIE!
TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje branden. Na enkele seconden moet het
lampje doven.
Het lampje gaat branden als de motor te warm is.
ç
Als het lampje gaat branden, moeten de volgende
maatregelen worden genomen:
❒bij normale rij-omstandigheden: stop de auto, zet de
motor uit en controleer of het niveau van de
koelvloeistof in het reservoir niet onder het MIN-
merkteken staat. Als dat het geval is, wacht dan enkele
minuten zodat de motor kan afkoelen, open vervolgens
langzaam en voorzichtig de dop, vul koelvloeistof bij en
controleer of de koelvloeistof tussen het MIN- en MAX-
merkteken op het reservoir staat. Controleer ook of er
geen vloeistof weglekt. Als bij het starten van de motor
het lampje opnieuw gaat branden, wendt u dan tot het
Fiat Servicenetwerk;
❒als de auto onder zware bedrijfsomstandigheden wordt
gebruikt (bijvoorbeeld het trekken van een aanhanger
bergopwaarts of met volbeladen auto): verlaag de
snelheid en breng, als het lampje blijft branden, de auto
tot stilstand. Wacht 2 tot 3 minuten met draaiende
motor en geef iets gas voor een snellere circulatie van de
koelvloeistof. Zet vervolgens de motor uit. Controleer
het vloeistofniveau zoals hiervoor beschreven.
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden is het
raadzaam de motor enkele minuten te laten draaien met iets
ingetrapt gaspedaal voordat u de motor uitzet.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding
op het display.
Page 183 of 288

F0N0182mfig. 174F0N0827mfig. 173
Controleer de bandenspanning op de manometer
F-fig. 173. Voor een nauwkeurige aflezing moet de
compressor worden uitgeschakeld, maar de centrale
keuzeschakelaar moet in de reparatiestand blijven staan;
❒als u er niet in slaagt binnen 10 minuten de
bandenspanning op ten minste 3 bar te krijgen, koppel
dan de doorzichtige vulbuis los van het ventiel, trek de
stekker uit de 12V-stekkerdoos en verplaats vervolgens
de auto ongeveer 10 meter naar voren, zodat de
afdichtvloeistof in de band verdeeld wordt; pomp de band
vervolgens weer op;
❒als u er ook dan niet in slaagt om, binnen 10 minuten na
inschakeling van de compressor, de spanning op ten
minste 3 bar te brengen, mag niet verder worden
gereden, omdat de band te erg beschadigd is en de
reparatieset de vereiste wegligging niet kan garanderen;
wendt u tot het Fiat Servicenetwerk;
❒als de band op de juiste spanning is gebracht (zie de
paragraaf “Bandenspanning” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”), vertrek dan onmiddellijk;
179
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Plaats de sticker op een voor de bestuurder
goed zichtbare plaats om aan te geven dat
de band behandeld is met de snelle
bandenreparatieset. Rijd voorzichtig vooral in
bochten. Rijd niet harder dan 80 km/h. Vermijd
bruusk accelereren en remmen.
ATTENTIE!
❒stop na ongeveer 10 minuten en controleer opnieuw de
bandenspanning; vergeet niet de handrem aan te trekken
Als de bandenspanning onder 3 bar is
gedaald, mag niet verder worden gereden:
de snelle bandenreparatieset Fix & Go automatic
kan de vereiste wegligging niet garanderen omdat de
band te erg beschadigd is. Wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk.
ATTENTIE!
Page 202 of 288

198
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ZEKERINGENTABEL
Zekeringenkast op dashboard fig. 205-206
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Rechter dimlicht F12 7,5
Linker dimlicht F13 7,5
Relais regeleenheid motorruimte, instrumentenpaneel relais regeleenheid (+sleutel) F31 5
Plafondverlichting inzittendenruimte (+accu) F32 7,5
Accusensor voor Start&Stop uitvoeringen (+accu) F33 20
Interieurverlichting minibus (noodgevallen) F34 20
Radio, aircobediening, alarm, tachograaf, "accu-cut-of"-regeleenheid,
Webasto timer (+accu) F36 10
Bediening remlichten (primair), derde remlicht, instrumentenpaneel (+sleutel) F37 7,5
Portiervergrendeling (+accu) F38 20
ABS, ASR, ESP, remlichtbediening (secundair) (+sleutel) F42 5
Ruitensproeier (+sleutel) F43 20
Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
Elektrische ruitbediening passagierszijde F48 20
Regeleenheid parkeersensor, radio, bedieningsorganen op het stuurwiel,
middelste dashboard, linker dashboard, aanvullend dashboard,
"accu-cut-of"-regeleenheid (+sleutel) F49 5
Airbag (+sleutel) F50 7,5
Airconditioningsysteem, regeleenheid stuurbekrachtiging, achteruitrijlichten,
sensor water in dieselfilter, debietmeter, tachograaf (+sleutel) F51 5
Page 204 of 288

200
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Zekeringenkast in motorruimte fig. 207-208
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
ABS pomp (+accu) F01 40
Voorgloeibougies (+accu) F02 50
Startschakelaar (+accu) F03 30
Koplampsproeier (+accu) F04 30
Verstuiver voor Puma motoruitvoering/ventilatie interieur met webasto,
automatische versnellingsbakpomp (+accu) F05 20/20
Hoge snelheid koelventilator (+accu) F06 40/60
Lage snelheid koelventilator (+accu) F07 40/50
Ventilator inzittendenruimte (+sleutel) F08 40
Stopcontact achter (+accu) F09 15
ClaxonF10 15
Elektrisch systeem (secundaire verbruikers) F11 15
Stopcontact (+accu) F14 15
Aansteker (+accu) F15 10
Elektrisch systeem (+sleutel) F16 7,5
Elektrisch systeem (primaire verbruikers) F17 10
Motorregeleenheid, automatische versnellingsbakregeleenheid (+accu) F18 7,5
Aircocompressor F19 7,5
Ruitenwissers F20 30
Brandstofpomp F21 15
Elektrisch systeem (primaire verbruikers) F22 20
ABS-kleppenF23 30
Extra bedieningspaneel voor verstellen en neerklappen spiegels (+sleutel) F24 15
Spiegelverwarming F30 15
Page 205 of 288

201
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Zekeringenkast (optionals) op de middenstijl rechts fig. 209-210
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
AfwezigF54 –
Stoelverwarming F55 15
Stopcontact inzittenden achter F56 15
Extra verwarming onder de stoel F57 10
Verwarmde achteruitkijkspiegel links F58 15
Verwarmde achteruitkijkspiegel rechts F59 15
AfwezigF60 –
AfwezigF61 –
AfwezigF62 –
Extra verwarmingsbediening inzittende F63 10
AfwezigF64 –
Extra verwarmingsaanjager inzittende F65 30