FIAT DUCATO BASE CAMPER 2015 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2015, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2015Pages: 367, PDF Size: 19.31 MB
Page 61 of 367

Beweeg, om een lagere snelheid dan
de weergegeven snelheid op te slaan,
hendel A omlaag (-). Elke beweging van
de hendel komt overeen met een
snelheidsverlaging van ongeveer 1
km/h, terwijl als de hendel omlaag
wordt gehouden, een verlaging van 5
km/h wordt verkregen.
Inschakeling/
uitschakeling van het
systeem
Druk op de toets CANC RES om het
systeem te activeren/deactiveren.
De inschakeling van het systeem wordt
aangegeven door het aangaan van
het controlelampje
op het
instrumentenpaneel.
De uitschakeling van het systeem wordt
daarentegen aangegeven met het
symbool op het display.
De geprogrammeerde
snelheid overschrijden
Als het gaspedaal volledig wordt
ingetrapt, kan de geprogrammeerde
snelheid overschreden worden, ook als
het systeem is ingeschakeld.BELANGRIJK Wanneer het gaspedaal
helemaal wordt ingetrapt, moet u meer
kracht zetten. Dit is om de bestuurder
te laten weten dat het
snelheidsregelsysteem uitgeschakeld
wordt.
Wanneer de geprogrammeerde
snelheid bereikt wordt door het volledig
intrappen van het gaspedaal, is het
normaal extra weerstand te merken op
het pedaal zelf.
In dat geval wordt het systeem tijdelijk
uitgeschakeld en gaat de ingestelde
snelheid op het display knipperen.
Als de snelheid verlaagd wordt
tot onder de geprogrammeerde
waarde, wordt het systeem
automatisch weer ingeschakeld.
BELANGRIJK Wanneer het systeem is
uitgeschakeld, wordt de
maximumsnelheid van het voertuig
bereikt voordat het gaspedaal volledig
is ingetrapt en moet u meer kracht
zetten.De geprogrammeerde
snelheid knippert
In de volgende gevallen gaat de
geprogrammeerde snelheid knipperen:
❒wanneer het gaspedaal volledig is
ingetrapt en de voertuigsnelheid
de geprogrammeerde snelheid heeft
overschreden;
❒wanneer het systeem de
voertuigsnelheid niet kan verlagen
vanwege de hellingshoek van de
weg;
❒bij snelle acceleratie.
Het systeem
uitschakelen
Om het systeem uit te schakelen,
draaischakelaar A naarOdraaien.
De uitschakeling van het systeem wordt
aangegeven door het uitgaan van het
controlelampje
op het
instrumentenpaneel en, bij sommige
versies, door een bericht en
symbool
op het display.
57
Page 62 of 367

Automatische
uitschakeling van het
systeem
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld in geval van een
systeemstoring.
BELANGRIJK
27) Als met actieve cruise-control
wordt gereden, mag de
versnellingspook nooit in de
vrijstand worden gezet.
28) Draai bij een defect van het
systeem de draaischakelaar A
naarO, controleer de zekering en
neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING
VOOR MET SPOTS
Schakelaar A fig. 69 wordt gebruikt om
de plafondverlichting in/uit te
schakelen. Zet de schakelaar A in de
middelste stand: de lampjes C en
D gaan aan/uit bij het openen/sluiten
van de voorportieren. Met schakelaar A
links ingedrukt zijn de lampjes C en D
altijd uit. Met schakelaar A rechts
ingedrukt blijven de lampjes C en D
altijd ingeschakeld.
De verlichting gaat geleidelijk aan/uit.
Schakelaar B is een spot; bij
uitgeschakelde plafondverlichting gaan
deze spots op de volgende manieren
branden:
❒links ingedrukt: het lampje C gaat
aan;❒rechts ingedrukt: het lampje D gaat
aan.
BELANGRIJK Controleer alvorens het
voertuig te verlaten of beide
schakelaars in de middelste stand
staan; wanneer de portieren worden
gesloten, gaan de lampjes uit, zodat
wordt voorkomen dat de accu ontlaadt.
Als de schakelaar in de ingeschakelde
stand is blijven staan, wordt de
plafondverlichting in ieder geval 15
minuten na het uitzetten van de motor
automatisch uitgeschakeld.
Tijdregeling
plafondverlichting
Om het in- en uitstappen 's nachts of
bij slechte verlichting te
vereenvoudigen, zijn er bij sommige
versies 2 verschillende tijdregelingen
voor het inschakelen van de verlichting.
TIJDEGEREGELDE WERKING OM IN
HET VOERTUIG TE STAPPEN
De plafondverlichting schakelt op de
volgende manieren in:
❒ongeveer 10 seconden wanneer de
voorportieren worden ontgrendeld;
❒ongeveer 3 minuten wanneer een
portier worden geopend;
❒ongeveer 10 seconden wanneer de
portieren worden gesloten.
69F1A0074
58
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 63 of 367

De tijdregeling wordt onderbroken
wanneer de sleutel in de stand "MAR"
wordt gezet.
TIJDEGEREGELDE WERKING OM UIT
HET VOERTUIG TE STAPPEN
Als de sleutel uit het contactslot wordt
verwijderd, gaat de plafondverlichting
op de volgende manieren branden:
❒binnen twee minuten nadat de motor
is uitgezet, gaat de plafondverlichting
ongeveer 10 seconden branden;
❒ongeveer 3 minuten wanneer een van
de portieren wordt geopend;
❒ongeveer 10 seconden wanneer een
van de portieren wordt gesloten.
De tijdregeling stopt automatisch
wanneer de portieren worden
vergrendeld.
INSTAPVERLICHTING
LAADRUIMTE ACHTER
Deze bevindt zich boven het
achterportier. Druk op het lampenglas
op het aangegeven punt fig. 70 om het
licht in te schakelen.INSTAPVERLICHTING
AAN ZIJKANT IN
LAADRUIMTE
(voor bepaalde versies/markten)
Druk op het lampenglas op het
aangegeven punt fig. 71 om het licht in
te schakelen.VERWIJDERBARE
INSTAPVERLICHTING
(voor bepaalde versies/markten)
Deze kan zowel als vast licht en als
elektrische zaklamp gebruikt worden.
Wanneer de verwijderbare
instapverlichting aangesloten is op de
vaste houderfig. 72, wordt de batterij
van de elektrische zaklamp
automatisch opgeladen.
Het opladen van de instapverlichting
wanneer het voertuig stilstaat en met
de contactsleutel in de stand STOP of
verwijderd, is beperkt tot maximaal
15 minuten.
70F1A0075
71F1A0076
72F1A0077
59
Page 64 of 367

BEDIENINGSELEMENTEN
ALARMKNIPPERLICHTEN
De lichten worden ingeschakeld door
op schakelaar A fig. 73te drukken,
ongeacht de stand van de
contactsleutel.
Wanneer de alarmknipperlichten zijn
ingeschakeld, knipperen de
controlelampjes
enop het
instrumentenpaneel. Druk opnieuw op
schakelaar A om de
alarmknipperlichten uit te schakelen.
BELANGRIJK Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld
door de wegenverkeerswetgeving van
het land waar u rijdt: neem de wettelijke
voorschriften in acht.Noodremmen
(voor bepaalde versies/markten)
Bij het remmen in noodsituaties gaan
de alarmknipperlichten automatisch
branden, evenals de controlelampjes
enop het instrumentenpaneel.
Deze functie wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer de remwerking
weer normaal is. Deze functie voldoet
aan de geldende wettelijke
voorschriften.
MISTLAMPEN VOOR
(voor bepaalde versies/markten)
Druk op de knop
fig. 74 om de
mistlampen in te schakelen. Om deze
lichten in te kunnen schakelen, moet
het stadslicht branden. Het
controlelampje
gaat op het
instrumentenpaneel branden.
Druk opnieuw op de knop om de
mistlampen uit te schakelen.
Het gebruik van mistlampen wordt
geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het land
waar u rijdt. Neem de wettelijke
voorschriften in acht.MISTACHTERLICHT
De mistachterlichten gaan alleen bij
ingeschakeld dimlicht of bij
ingeschakelde stadslichten en
mistlampen (voor bepaalde versies/
markten) branden als op de knopfig. 75 wordt gedrukt. Het
controlelampje
gaat op het
instrumentenpaneel branden. Druk
opnieuw op de knop om de lichten uit
te schakelen, of schakel het dimlicht
en/of de mistlampen voor uit (waar
voorzien). Het gebruik van de
mistachterlichten wordt geregeld door
de wegenverkeerswetgeving van het
land waar u rijdt: neem de wettelijke
voorschriften in acht.
73F1A0306
MODE
74F1A0331
60
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 65 of 367

PARKEERLICHTEN
Deze lichten kunnen alleen worden
ingeschakeld met de contactsleutel in
de stand STOP of verwijderd, door
de linker ring eerst naar de standOen
vervolgens naar de stand
ofte
draaien. Het
controlelampje op
het instrumentenpaneel gaat branden.
ACHTERRUITVERWARMING
(voor bepaalde versies/markten)
Druk op de knop A fig. 76 om in te
schakelen. Dit is een tijdgeregelde
functie die na 20 minuten automatisch
uitschakelt.ACCULOSKOPPELFUNCTIE
(ACCUSCHAKELAAR)
(voor bepaalde versies/markten)
De acculoskoppelfunctie wordt
ingeschakeld met de contactsleutel in
de stand BATT, zoals aangegeven
op het speciale plaatje in de zone
getoond in fig. 77.Druk, om de contactsleutel naar de
stand BATT te draaien, op de (rode)
knop A fig. 78.
De accu wordt losgekoppeld d.m.v.
onderbreking van de massakabel, circa
45 seconden nadat de sleutel in de
stand BATT is gedraaid.
Deze 45 seconden zijn noodzakelijk
om:
❒de bestuurder de tijd te geven uit te
stappen en de portieren te
vergrendelen met de
afstandsbediening;
❒te kunnen garanderen dat alle
elektrische systemen van het voertuig
zijn uitgeschakeld.
Bij losgekoppelde accu, kan het
voertuig uitsluitend worden geopend
door het mechanische slot van het
bestuurdersportier te ontgrendelen.
MODE
75F1A032376F1A0330
77F1A0082
78F1A0083
61
Page 66 of 367

Steek, om de accuverbinding te
herstellen, de contactsleutel in het slot
en draai hem naar de stand MAR.
Nu kan het voertuig op normale wijze
worden gestart.
Na het loskoppelen van de accu kan
het nodig zijn om sommige elektrische
systemen (bv. klok, datum, etc.)
opnieuw in te stellen.
CENTRALE
PORTIERVERGRENDELING
Druk op de knop A fig. 79 op de
middenconsole om alle portieren
tegelijkertijd te vergrendelen, ongeacht
de stand van de contactsleutel.
Bij vergrendeling van de portieren gaat
de led op de knop branden.
Op het paneel voor de elektrische
ruitbediening bevindt zich een knop D
fig. 80 waarmee de laadruimte
onafhankelijk kan worden ver-/
ontgrendeld.
.
AFSLUITER
BRANDSTOFTOEVOER
Het voertuig is voorzien van een
afsluiter voor de brandstoftoevoer. Bij
een ongeval springt deze schakelaar
omhoog, waardoor de
brandstoftoevoer wordt gestopt en de
motor afslaat.
Wanneer de afsluiter van de
brandstoftoevoer in werking treedt,
wordt niet alleen de brandstoftoevoer
gestopt, maar worden ook de
waarschuwingsknipperlichten, de
buitenverlichting en de
plafondverlichting ingeschakeld,
worden alle portieren ontgrendeld en
verschijnt er een bericht. Druk op knop
A om uit te schakelen. Er is, bij
sommige versies, ook een extra
veiligheidsschakelaar voorzien die in
werking treedt bij een ongeval
waardoor de elektrische voeding wordt
onderbroken. Zo wordt
brandstoflekkage bij leidingbreuk en
vonkvorming of elektrische ontladingen
bij beschadiging van de elektrische
onderdelen van het voertuig
voorkomen.
29) 30)
79F1A0303
80F1A0085
62
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 67 of 367

BELANGRIJK Vergeet niet na een
ongeval de sleutel uit het contactslot te
nemen om het ontladen van de accu
te voorkomen. Als er na een ongeval
geen brandstoflekkage of beschadiging
van elektrische onderdelen van het
voertuig (bijv. koplampen) wordt
vastgesteld en het voertuig verder kan
rijden, de automatische afsluiter van
de brandstoftoevoer weer inschakelen.
De afsluiter van de
brandstoftoevoer weer
inschakelen
Druk op knop A fig. 81 om de afsluiter
van de brandstoftoevoer weer in te
schakelen.
BELANGRIJK
29) Als na een botsing een
brandstoflucht wordt geroken of
brandstoflekkage wordt
geconstateerd, de afsluiter niet
opnieuw inschakelen om gevaar
van brand te voorkomen.
30) Controleer, voordat de afsluiter
van de brandstoftoevoer weer
wordt ingeschakeld, zorgvuldig op
brandstoflekkage of beschadiging
van elektrische onderdelen van
het voertuig (bijv. koplampen).
INTERIEURUITRUSTING
BOVENSTE OPBERGVAK
- KOELVAK
(voor bepaalde versies/markten)
Til voor het gebruik het deksel op zoals
getoond in fig. 82.
Wanneer het voertuig over
klimaatregeling beschikt, kan het vak
met bekerhouder gekoeld/verwarmd
worden via een uitstroomopening
die verbonden is met de
klimaatregeling.
DASHBOARDKASTJE
Gebruik de handgreep A fig. 83 om het
dashboardkastje te openen.
81F1A0086
82F1A0088
63
Page 68 of 367

DASHBOARDKASTJE
MET SLOT
(voor bepaalde versies/markten)
Draai de sleutel naar rechts/links om
het slot te ver-/ontgrendelen fig. 84.
Gebruik de handgreep om het
dashboardkastje te openen.DASHBOARDKASTJE
(voor bepaalde versies/markten)
Het opbergvak A fig. 85 bevindt zich
midden op het dashboard.
Het opbergvak B fig. 86 bevindt zich
rechts op het dashboard, net boven het
dashboardkastje.BEKERHOUDER -
BLIKJESHOUDER -
FLESHOUDER OP
DASHBOARD
(voor bepaalde versies/markten)
Bij sommige versies zijn twee
bekerhouders/blikjeshouders/fleshouders
(0,5/0,75 liter) fig. 87 op het middelste
dashboard op de plaats van het
opbergvak aanwezig.
HOUDER MOBIELE
TELEFOON
(voor bepaalde versies/markten)
Bevindt zich op de tunnelconsole op de
plaats getoond in fig. 88
83F1A0089
84F1A0090
85F1A0091
86F1A0092
87F1A0327
64
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 69 of 367

PORTIERVAKKEN
Alle portierpanelen zijn voorzien van
opbergvakken/documentenvakken fig.
89.OPBERGVAK ONDER
VOORSTE
PASSAGIERSSTOEL
Ga als volgt te werk om dit opbergvak
te gebruiken:
❒Open en verwijder de klep A fig. 90
zoals is aangegeven;
❒draai de vergrendelknop B linksom
en verwijder hem om het vak te
kunnen uitschuiven.
SCHEIDINGSWAND
Het voertuig kan uitgerust zijn met een
blinde scheidingswand of een wand
met een schuifruit.
Gebruik de knop A fig. 91 om de
schuifruit te openen/sluiten.
Sommige uitrustingsniveaus zijn
voorzien van een beschermrooster dat
op de ruit aan de kant van de
laadruimte is aangebracht.BEKERHOUDER -
BLIKJESHOUDER
De beker-/blikjeshouder bevindt zich
midden op het dashboard fig. 92.
88F1A0343
89F1A0093
90F1A0095
91F1A0096
92F1A0307
65
Page 70 of 367

AANSTEKER
De aansteker bevindt midden op het
dashboard fig. 93.
Druk op de knop op de aansteker, met
de contactsleutel in de stand MAR,
om de aansteker in te schakelen.
Na ongeveer 15 seconden keert de
knop terug naar de beginstand en is de
aansteker gebruiksklaar.
31)
BELANGRIJK Controleer na gebruik
altijd of de aansteker is uitgeschakeld.USB-POORTEN
(voor versies/markten, daar waar
aanwezig)
Deze zijn te vinden:
❒in het midden van het dashboard op
de plaats van de aansteker en kan
alleen gebruikt worden als
oplaadbron voor externe apparaten;
❒op de tunnelconsole, boven de
houder voor de mobiele telefoon fig.
94, hierop kunnen USB/iPod externe
apparaten worden aangesloten (zie
het Uconnect Supplement).ASBAK
De asbak bestaat uit een uitneembare
kunststof houder fig. 95 die in de
beker-/blikjeshouders midden op het
dashboard geplaatst kan worden.
BELANGRIJK Gebruik de asbak niet als
prullenbak: brandgevaar.
ZONNEKLEPPEN
Deze bevinden zich aan beide kanten
van de achteruitkijkspiegel fig. 96.
Ze kunnen naar voren en opzij worden
gedraaid.
Op de zonneklep aan passagierszijde is
voor alle uitvoeringen een spiegel
voorzien.
93F1A0309
95F1A0099
66
WEGWIJS IN UW AUTO
94F1A0395