isofix FIAT FREEMONT 2011 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2011, Model line: FREEMONT, Model: FIAT FREEMONT 2011Pages: 289, PDF Size: 5.06 MB
Page 152 of 289

VEILIGHEID
VEILIGHEIDSGORDELSYSTEMEN
Een zeer belangrijke veiligheidsvoorziening in uw auto
is het beveiligingssysteem voor de inzittenden:
Driepuntsveiligheidsgordels voor alle zitstanden.
Geavanceerde voorairbags voor de bestuurder en voorpassagier
Extra actieve hoofdsteunen (AHR) op de bovenkant van de voorstoelen (geïntegreerd in de hoofdsteun)
Extra gordijn-zijairbags (SABIC) langs de voorstoe- len, de tweede en derde zitrij voor de bestuurder en
passagiers die naast een raam zitten.
Extra zijairbags in de voorstoelen
Een krachtabsorberende stuurkolom en stuur.
Kniebescherming/-blokkering voorpassagiers.
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van gor- delspanners, die de inzittenden betere bescherming
bieden, doordat tijdens aanrijdingen de door inzit-
tenden uitgeoefende krachten gecontroleerd wor-
den opgevangen.
Alle veiligheidsgordels (behalve die van de bestuur- der) hebben een automatisch vergrendelintrekme-
chanisme (ALR) dat de veiligheidsgordel op zijn
plaats vergrendelt door de riem helemaal uit te
trekken en vervolgens de riem op de gewenste lengte
aan te passen om een kinderzitje te bevestigen of een
groot voorwerp op de stoel vast te maken— indien
aanwezig Als u kinderen vervoert die te klein zijn voor de
normale veiligheidsgordels, kunt u de veiligheidsgordels
of de ISOFIX-voorziening ook gebruiken om baby- en
kinderzitjes te bevestigen. Raadpleeg voor meer infor-
matie: ISOFIX — Bevestigingssysteem voor kinderzit-jes. OPMERKING:
Het opblaasmechanisme van de ge-
avanceerde voor-airbags wordt in meerdere stadia ge-
activeerd. De airbag kan zo meer of minder krachtig
worden opgeblazen, afhankelijk van de soort aanrijding
en de ernst ervan.
Lees de informatie in dit hoofdstuk aandachtig door.
Hier wordt uitgelegd hoe u het gordelsysteem op de
juiste wijze gebruikt om uw passagiers en uzelf opti-
maal te beschermen.
WAARSCHUWING!
Bij een ongeval bestaat het risico dat u
en uw passagiers aanmerkelijk ernstiger
letsel oplopen wanneer de veiligheidsgordels niet
op de juiste wijze worden gedragen. U kunt in
aanraking komen met de binnenkant van uw
auto of met andere passagiers of u kunt uit de
auto worden geslingerd. Zorg altijd dat u en uw
passagiers in uw auto de autogordels op de juiste
wijze dragen.
145
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 164 of 289

kunnen achterstevoren worden gebruikt: babydraagzit-
jes en 'aanpasbare' kinderzitjes.
Het babydraagzitje mag u uitsluitend achterstevoren in
de auto plaatsen. Dit wordt aanbevolen voor kinderen
vanaf hun geboorte tot ze te groot of zwaar zijn
geworden voor het kinderzitje. 'Aanpasbare' kinderzit-
jes gebruikt u in de auto ofwel achterstevoren of
voorwaarts gericht. 'Aanpasbare' kinderzitjes hebben
vaak een hogere gewichtslimiet wanneer ze achterste-
voren zijn gericht dan reguliere kinderzitjes. Daarom
kunnen ze, achterstevoren geplaatst, worden gebruikt
voor kinderen die uit hun reguliere kinderzitje zijn
gegroeid, maar nog geen twee jaar oud zijn. Kinderen
moeten achterstevoren blijven zitten tot ze het maxi-
maal toegestane gewicht of de maximaal toegestane
lengte hebben bereikt voor het 'aanpasbare' kinder-
zitje. Beide typen kinderzitjes zet u in de auto vast met
een driepuntsgordel of het ISOFIX-
bevestigingssysteem van het kinderzitje. Zie "ISOFIX
— Bevestigingssysteem voor kinderzitjes".
WAARSCHUWING!
Achterwaarts gerichte kinderzitjes mo-
gen uitsluitend op de voorstoel van een
auto met passagiersairbag worden geplaatst als
deze airbag is uitgeschakeld. Bij opblazen kan de
airbag anders ernstig en zelfs dodelijk letsel toe-
brengen aan de baby. Oudere kinderen en kinderzitjes
Kinderen die twee jaar oud zijn of die uit hun 'aanpas-
bare' achterstevoren geplaatste kinderzitje zijn ge-
groeid, mogen met hun gezicht naar voren in de auto
zitten. Naar voren gerichte kinderzitjes en 'aanpasbare'
kinderzitjes gebruikt in de voorwaartse richting zijn
voor kinderen die ouder zijn dan twee jaar of die te
zwaar of te groot zijn geworden voor hun achtstevoren
geplaatste 'aanpasbare' kinderzitje. Kinderen moeten
zo lang mogelijk in een voorwaarts gericht kinderzitje
blijven zitten en een tuigje dragen, tot ze het maximaal
toegestane gewicht of de maximaal toegestane lengte
voor het kinderzitje hebben bereikt. Deze kinderzitjes
worden in de auto vastgezet met een driepuntsgordel
of via het ISOFIX-bevestigingssysteem. Zie "ISOFIX —
Bevestigingssysteem voor kinderzitjes".
Alle kinderen die te zwaar of te groot zijn voor het
voorwaarts gerichte kinderzitje, moeten een zitverho-
ger gebruiken tot de veiligheidsgordel van de auto goed
past. Als het kind met de rug tegen de rugleuning op de
zitting zit en de knieën niet kan buigen om de benen te
laten afhangen, moet het kind een verhogingszitje met
gordelbevestiging gebruiken. Het kind en het verho-
gingszitje met gordelbevestiging worden bevestigd met
behulp van de driepuntsgordel.
Ingebouwd verhogingszitje —- indien aanwezig
Het ingebouwde verhogingszitje bevindt zich aan de
plaatsen bij het raam op de tweede zitrij. De zitverho-
ger is bedoeld voor kinderen met een lichaamsgewicht
tussen 22 en 39 kg en een lengte van 119 tot 145 cm.
157
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 167 of 289

kinderzitje goed te bevestigen is in de auto waarin u
het gaat gebruiken.
Het kinderzitje moet zijn afgestemd op het gewicht en de lengte van uw kind. Controleer de sticker op
het zitje en let op de grenswaarden voor gewicht en
lengte.
Volg nauwkeurig de instructies op van de fabrikant wanneer u een kinderzitje installeert. Als u het zitje
niet op de juiste wijze installeert, functioneert het
misschien niet juist wanneer dat nodig is.
Gesp het kind in het zitje vast volgens de aanwijzin- gen van de fabrikant van het zitje.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het baby- of kinderzitje niet
gebruikt , zet dit dan vast met de auto-
gordel of verwijder het uit de auto. Laat het zitje
nooit los in de auto liggen. Bij een noodstop of
ongeval kan het zitje de inzittenden of de stoel-
rugleuningen raken en ernstig letsel veroorzaken. ISOFIX — Bevestigingssysteem voor kinderzitjes
De stoelen op de tweede zitrij zijn voorzien van het
bevestigingssysteem voor kinderzitjes met de naam
ISOFIX. Met het ISOFIX--systeem kunnen kinderzitjes
worden geïnstalleerd zonder gebruik te maken van de
autogordels. Hierbij wordt het kinderzitje aan de car-
rosserie bevestigd met ankerpunten onder en anker-
banden boven.
Er zijn nu ISOFIX--compatibele kinderzitjes verkrijg-
baar. Aangezien de introductie van de lage veranke-
ringspunten een aantal jaren zal vergen, zullen kinder-
zitjes met bevestigingen voor dergelijke
verankeringspunten voorlopig ook voorzieningen heb-
ben voor bevestiging met behulp van de autogordels.
Kinderzitjes voorzien van ankerbanden en haken voor
bevestiging aan de bovenste ankerbanden zijn al langere
tijd leverbaar. Een groot aantal fabrikanten van kinder-
zitjes levert inmiddels voor sommige oudere typen
kinderzitjes een uitbreidings- of aanpassingsset met
ankerbanden. Maak vooral gebruik van alle beschikbare
mogelijkheden om uw kinderzitje stevig in een auto te
bevestigen.
160
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 168 of 289

De drie zitplaatsen op de tweede rij hebben lage
verankeringspunten die geschikt zijn voor ISOFIX-
compatibele kinderzitjes. Zorg bij het bevestigen van
twee ISOFIX-compatibele kinderzitjes dat ze nooit een
laag verankeringspunt delen. Als u kinderzitjes op aan-
grenzende zitplaatsen installeert of als uw kinderzitjes
niet ISOFIX-compatibel zijn, installeer dan de zitjes
met de autogordels. (afb. 124)
(afb. 124)ISOFIX-ankerpunten
1 — Buitenste zitplaats 60%. Gebruik de onderste
ankerlussen A en B. Als er een tweede kinderzitje in de
auto moet worden aangebracht, gebruik dan de buitenste
zitplaats 40% en de onderste ankerlussen D en E. De
middelste zitplaats 60% en de onderste ankerlussen B en
C NIET GEBRUIKEN.
2 — Middelste zitplaats 60%. Gebruik de onderste
ankerlussen B en C. Als er een tweede kinderzitje in de
auto moet worden aangebracht, gebruik dan de buitenste
zitplaats 40% en de onderste ankerlussen D en E. De
buitenste zitplaats 60% en de onderste ankerlussen A en
B NIET GEBRUIKEN.
3 —
Buitenste zitplaats 40%. Gebruik de onderste
ankerlussen D en E. Als er een tweede kinderzitje in de auto
moet worden geplaatst, gebruik dan de buitenste zitplaats
60% en de onderste ankerlussen A en B of de middelste
zitplaats 60% en de onderste ankerlussen B en C.
161UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 169 of 289

Tabel ISOFIX-posities voor het voertuig
Gewichts- klasse Grootteklasse Bevestiging Voorstoel
passagiers- zijde Achter
buitenzijde Achter
midden Zitplaatsen
rechts enlinks aan
het raam op de
tweede zitrij Tweede
zitrij mid- den Andere
plaatsen
Draagbare wieg F ISO/L1 X X X **IUF / X **IUF X
G ISO/L2 X X X X / **IUF X X (1) X X X X X X
0 — tot 10 kg E ISO/R1 X X X *IUF / *IUF *IUF X
(1) X X X X X X
0+ — tot 13 kg E ISO/R1 X X X *IUF / *IUF *IUF X
D ISO/R2 X X X *IUF / *IUF *IUF X C ISO/R3 X X X *IUF / *IUF *IUF X
(1) X X X X X X
I – 9 tot 18 kg D ISO/R2 X X X *IUF / *IUF *IUF X
C ISO/R3 X X X *IUF / *IUF *IUF X
B ISO/F2 X X X IUF / IUF IUF X
B1 ISO/F2X X X X IUF / IUF IUF X A ISO/F3 X X X IUF / IUF IUF X (1) X X X X X X
II – 15 tot 25 kg (1) X X X X X X
III – 22 tot 36 kg (1) X X X X X X
162
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 170 of 289

Legenda voor letters in het schema hierboven:
(1) Voor de CRS die geen ISO/XX -identificatie hebben
(A tot G) voor de geldende gewichtsklasse moet de
autofabrikant het beschermingssysteem voor kinderen
van ISOFIX dat specifiek voor dat voertuig is bedoeld
aanbevelen voor elke positie.
IUF = geschikt voor naar voren gekeerde kinderbevei-
ligingssystemen van ISOFIX in de universele categorie
die voor gebruik bij deze gewichtsklasse is goedge-
keurd.
IL = geschikt voor bepaalde kinderbeveiligingssystemen
(CRS) van ISOFIX zoals vermeld op de aangehechte
lijst. Deze CRS-kinderzitjes van ISOFIX vallen onder de
categorieën van "specifiek voertuig", "beperkt gebruik"
of "semi-universeel".
X = ISOFIX-positie niet geschikt voor ISOFIX-
beschermingssystemen voor kinderen in deze ge-
wichtsklasse en/of deze grootteklasse.
* = Stoelen voor een kinderzitje moeten wellicht naar
voren worden versteld om het kinderzitje te kunnen
installeren.
** = Geen toegang tot de zitplaatsen op de 3de zitrij als
er een draagbare wieg in de auto is aangebracht.
Het ISOFIX-compatibele kinderzitje
installeren
Wij raden u aan de aanwijzingen van de fabrikant
zorgvuldig op te volgen bij het installeren van het
kinderzitje Niet alle kinderzitjes worden geïnstalleerd
volgens deze beschrijving. Nogmaals: volg nauwgezet
de aanwijzingen van de fabrikant op wanneer u een
kinderzitje installeert.OPMERKING:
Wanneer bij het aanbrengen van het
kinderzitje het zitje tegen de hoofdsteun aankomt,
kantel dan de rugleuning zodat dit contact wordt ver-meden.
De lage ankerpunten zijn ronde stangen aan
de achterzijde van de zitting, in de hoek die
wordt gevormd door zitting en rugleuning.
Deze stangen zijn nog net zichtbaar wanneer
u tegen de zitting steunt om het kinderzitje te installe-
ren. U voelt deze stangen wanneer u met de vinger
langs de rand gaat waar rugleuning en zitting samenko-
men. (afb. 125)
(afb. 125) ISOFIX-ankerpunten 163
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 171 of 289

Verder bevinden zich ankerbanden achter de rugleu-
ning van alle zittingen achterin bij de vloer. (afb. 126)
De meeste, maar niet alle, kinderzitjes zijn aan beide
zijden voorzien van aparte banden. Deze banden zijn
voorzien van een haak of een koppelstuk voor beves-
tiging aan het lage verankeringspunt en van een systeem
voor het strak stellen van de band. Voorwaarts ge-
richte kinderzitjes en sommige achterstevoren gerichte
babyzitjes hebben vaak ook een bevestigingsband, een
haak voor bevestiging aan de bandankerpunten en een
versteller waarmee u de strakheid van de band regelt.
U maakt eerst het verstelmechanisme aan de onderste
banden en aan de verankeringsband los, zodat u de
haken of koppelingen gemakkelijker aan de veranke-
ringspunten in de auto kunt vastmaken. Bevestig ver-
volgens de onderste haken of aansluitingen via de
bovenkant van het bekledingsmateriaal van de zitplaats.Bevestig daarna de band aan het ankerpunt dat zich
onmiddellijk achter de stoel bevindt waar het kinder-
zitje op wordt geplaatst en zorg dat de band zo de
kortste weg volgt tussen het ankerpunt en het kinder-
zitje, bij voorkeur tussen de hoofdsteunpennen onder
de hoofdsteun. Plaats bij de middelste zitplaats de
hoofdsteun in de hoogste stand en geleid de band
tussen de pennen van de hoofdsteun door. Bevestig
vervolgens de haak aan het verankeringspunt aan de
achterzijde van de stoel. Trek tot slot alle drie banden
aan terwijl u het kinderzitje naar achteren en omlaag
tegen de bank drukt, en trek de banden strak overeen-
komstig de aanwijzingen van de fabrikant van het kin-
derzitje. OPMERKING:
Voorkom dat de ankerband in de opening tussen de
rugleuningen van de achterbank verdwijnt wanneer u
de band strak trekt.
Wanneer u het ISOFIX-bevestigingssysteem ge-
bruikt om een kinderzitje te installeren, moet u ervoor
zorgen dat alle veiligheidsgordels die op dat moment
niet worden gebruikt, buiten het bereik van kinderen
worden gehouden. Herinner alle kinderen in de auto
eraan dat de autogordels geen speelgoed zijn en dat zij
er niet mee mogen spelen. Laat bovendien nooit kin-
deren zonder toezicht achter in de auto.(afb. 126)
Verankeringspunten bovenste verankeringsband
164
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 172 of 289

WAARSCHUWING!
Onjuiste bevestiging aan de ISOFIX-
ankers kan ertoe leiden dat het kinder-
zitje niet goed functioneert . Het kind kan zo
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen. Volg
daarom bij de bevestiging van een kinderzitje de
aanwijzingen van de fabrikant nauwgezet op.
Kinderzitjes installeren met de
veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels van de passagiersstoelen zijn
voorzien van een automatisch blokkerend oprolmecha-
nisme (ALR) of een bevestigingsgesp ter bevestiging
van een kinderzitje. Bij deze gordeltypen kan het heup-
gedeelte stevig rond het kinderzitje worden getrokken,
zodat geen borgclip hoeft te worden gebruikt. De ALR
produceert een ratelend geluid als u de gordel helemaal
uit de rolautomaat trekt en vervolgens de gordel terug-
rollen in de rolautomaat. Zie "Automatische rolver-
grendeling" onder "Veiligheidsgordels op passagierszit-
plaatsen" voor meer informatie over de ALR. In
onderstaande tabel worden de zitplaatsen vermeld
met een automatische rolvergrendeling (ALR) of een
geschakelde gordelspanner.
Bestuurder Midden Passagier
Vergrendeling CRS Vergrendeling
CRS Vergrendeling
CRS
Eerste rij N.v.t. N.v.t. ALR
Tweede rij ALR ALR ALR N.v.t. — Niet van toepassing
ALR — Oprolautomaat met automatische
vergrendeling
Een kinderzitje plaatsen met een bevestigingsgesp:
1. Om een kinderzitje te plaatsen met een bevesti- gingsgesp, trekt u eerst voldoende gordelband uit
het oprolmechanisme om door de gordelopening
van het kinderzitje te leiden. Schuif de gesp in de
sluiting totdat u een 'klik' hoort.
2. Trek daarna aan eventuele slappe delen van de gordel om het heupgedeelte rond het kinderzitje
strak te trekken. Alle autogordelsystemen worden
na verloop van tijd losser, dus u moet de gordel af en
toe controleren en, indien nodig, aantrekken.
Kinderzitje met ALR installeren:
1. Voor de installatie van een kinderzitje met ALR trekt u voldoende gordelband uit het oprolmecha-
nisme om door de gordelopening van het kinder-
zitje te leiden. Schuif de gesp in de sluiting totdat u
een 'klik' hoort. Trek daarna de hele gordelband uit
het oprolmechanisme en laat de gordel terug oprol-
len in het mechanisme. Terwijl de gordel terugrolt
hoort u een klikgeluid. Dit geeft aan dat de automa-
tische rolvergrendeling is geactiveerd.
2. Trek daarna aan eventuele slappe delen van de gordel om het heupgedeelte rond het kinderzitje
strak te trekken. Alle autogordelsystemen worden
na verloop van tijd losser, dus u moet de gordel af en
toe controleren en, indien nodig, aantrekken.
165
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD