FIAT FULLBACK 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: FULLBACK, Model: FIAT FULLBACK 2018Pages: 332, PDF Size: 10.64 MB
Page 141 of 332

Knie-airbag bestuurderszijde (waar
aanwezig)
De knie-airbag aan bestuurderszijde
bevindt zich onder het stuurwiel. De
knie-airbag aan bestuurderszijde is
ontworpen om tegelijkertijd te worden
opgeblazen met de frontairbag aan
bestuurderszijde.
Opengaan frontairbags
en knie-airbag
bestuurderszijde
(indien aanwezig)
De frontairbags en de knie-airbag
aan bestuurderszijde ZIJN
ONTWORPEN OM OPEN TE GAAN
als...
De frontairbags en de knie-airbag aan
bestuurderszijde zijn ontworpen om
open te gaan als het voertuig betrokken
raakt bij een middelmatige tot ernstige
frontale botsing. De gebruikelijke
omstandigheden worden weergegeven
in de afbeelding.
1. Frontale botsingen met een
massieve muur bij een snelheid van
ongeveer 25 km/u of hoger
2. Middelmatige tot ernstige frontale
botsingen in het gearceerde gebied
tussen de pijlenDe frontairbags en de knie-airbag aan
bestuurderszijde gaan open als de
ernst van de botsing hoger is dan de
ontworpen grens, die vergelijkbaar is
met een botsing van ongeveer 25 km/u
als recht in een massieve muur wordt
gereden die niet meegeeft. Als de ernst
van de botsing zich onder die grens
bevindt, gaan de frontairbags en de
knie-airbag aan bestuurderszijde niet
open. Deze drempelsnelheid is echter
aanmerkelijk hoger als het voertuig een
voorwerp raakt dat de botskracht
absorbeert door ofwel te vervormen of
bewegen (zoals een ander stilstaand
voertuig, een paal of een vangrail).
Omdat we bij frontale botsingen
gemakkelijk van positie veranderen, is
het belangrijk altijd de veiligheidsgordel
naar behoren te dragen. Uw
veiligheidsgordel zorgt ervoor dat u
tijdens de eerste fasen van het
opblazen van de airbag op een veilige
afstand van het stuurwiel en het
instrumentenpaneel blijft. De eerste fase
van het opblazen van de airbag is het
krachtigst en zou ernstig of dodelijk
letsel kunnen veroorzaken. Bovendien
zijn de veiligheidsgordels in uw voertuig
uw primaire beschermingsmiddel in
geval van een botsing. De SRS-airbags
zijn ontworpen als aanvullende
bescherming. Zorg er daarom voor uw
eigen veiligheid en die van alle
inzittenden voor dat iedereen zijn
veiligheidsgordel naar behoren draagt.
226AA0001988
227AHA105697
228AHA103130
139
Page 142 of 332

De frontairbags en de knie-airbag
aan bestuurderszijde GAAN
WELLICHT NIET OPEN als...
De carrosserie van het voertuig is
ontworpen om de inzittenden bij
bepaalde soorten frontale botsingen
veilig te houden. (De voorkant van de
carrosserie kan enorm vervormen, door
de absorptie van de botskracht) Onder
dergelijke omstandigheden gaan de
frontairbags en de knie-airbag aan
bestuurderszijde wellicht niet open,
ongeacht de vervorming en schade aan
de carrosserie van het voertuig.
Voorbeelden van een aantal
gebruikelijke omstandigheden worden
weergegeven in de afbeelding.
1. Bij botsingen met palen, bomen of
andere smalle objecten. 2. Als het
voertuig onder de achterkant van een
vrachtwagen schuift 3. Schuine
frontale botsingenZorg ervoor dat u altijd uw
veiligheidsgordel naar behoren draagt,
aangezien de frontairbags en de
knie-airbag aan bestuurderszijde de
inzittende niet tegen alle soorten
frontale botsingen beschermen.
De frontairbags en de knie-airbag
aan bestuurderszijde ZIJN NIET
ONTWORPEN OM OPEN TE GAAN
als...
De frontairbags en de knie-airbag aan
bestuurderszijde zijn niet ontworpen om
open te gaan onder omstandigheden
waarin ze de inzittende niet de
gebruikelijke bescherming kunnen
bieden.
Dergelijke omstandigheden worden
weergegeven in de afbeelding.
1. Staartbotsingen 2. Flankbotsingen
3. Als het voertuig op de zijkant of het
dak kanteltZorg ervoor dat u altijd uw
veiligheidsgordel naar behoren draagt,
aangezien de frontairbags en de
knie-airbag aan bestuurderszijde de
inzittende niet tegen alle soorten
botsingen beschermen.
De frontairbags en de knie-airbag
aan bestuurderszijde ZOUDEN
OPEN KUNNEN GAAN als...
De frontairbags en de knie-airbag aan
bestuurderszijde zouden open kunnen
gaan als de onderkant van het voertuig
betrokken raakt bij een middelmatige
tot ernstige botsing (schade aan het
onderstel).
Voorbeelden van een aantal
gebruikelijke omstandigheden worden
weergegeven in de afbeelding.
1. Botsing met een verhoogd
verkeerseiland of stoeprand 2. Als het
voertuig over een diepe kuil/put rijdt
3. Als het voertuig een steile helling
afrijdt en de grond raakt
229AHA103143
230AHA103156231AHA103169
140
VEILIGHEID
Page 143 of 332

Aangezien de frontairbags en de
knie-airbag aan bestuurderszijde door
bepaalde soorten onverwachte
botsingen, waarbij u eenvoudig uit
positie gebracht kunt worden, open
kunnen gaan, zoals weergegeven in de
afbeelding, is het van belang dat u uw
veiligheidsgordel altijd naar behoren
draagt. Uw veiligheidsgordel zorgt
ervoor dat u tijdens de eerste fasen van
het opblazen van de airbag op een
veilige afstand van het stuurwiel en het
instrumentenpaneel blijft. De eerste fase
van het opblazen van de airbag is het
krachtigst en zou ernstig of dodelijk
letsel kunnen veroorzaken, als u er in
deze fase mee in contact komt.
181) 182) 183) 184) 185) 186) 187) 188) 189) 190)
Zijairbagsysteem
(indien aanwezig)
De zijairbags (A) bevinden zich in de
rugleuningen van de bestuurdersstoel
en de voorste passagiersstoel. De
zijairbags zijn ontworpen om alleen
open te gaan bij flankbotsingen, zelfs
als er geen passagier in de voorstoel
zit.Het etiket dat hier wordt weergegeven
is aangebracht in de rugleuningen met
een zijairbag.
Grdijnairbagsysteem (waar
aanwezig)
191) 192)
De gordijnairbags bevinden zich in de
voorstijlen en dakstijlen. De
gordijnairbags zijn ontworpen om alleen
open te gaan bij flankbotsingen, zelfs
als er geen passagiers op de voorstoel
of de achterbank zitten.
Wanneer de airbagcontrole-unit
detecteert dat het voertuig omrolt,
zullen de gordijnairbags ook open gaan
(indien zo uitgerust).
232AHA105701
233AHA105714
234AHA103198
235AHA103202
141
Page 144 of 332

Opengaan zijairbags en
gordijnairbags*
De zijairbags en gordijnairbags
ZIJN ONTWORPEN OM OPEN TE
GAAN als...
De zijairbags en gordijnairbags zijn
ontworpen om open te gaan als het
voertuig betrokken raakt bij een
middelmatige tot ernstige botsing in het
midden van de passagiersruimte.
De gebruikelijke omstandigheden
worden weergegeven in de afbeelding.1 — Middelmatige tot strenge botsing
tegen het midden van de zijstructuur
van de carrosserie.
2 — Wanneer omrollen van het voertuig
wordt gedetecteerd (Alleen
gordijnairbag, indien aanwezig).
De veiligheidsgordels in uw voertuig zijn
uw primaire beschermingsmiddel in
geval van een botsing. De
SRS-zijairbags en gordijnairbags zijn
ontworpen als aanvullende
bescherming.
Zorg er daarom voor uw eigen veiligheid
en die van alle inzittenden voor dat
iedereen zijn veiligheidsgordel naar
behoren draagt.
De zijairbags en gordijnairbags
GAAN WELLICHT NIET OPEN als...
De carrosserie van het voertuig is
ontworpen om de inzittenden bij
bepaalde soorten flankbotsingen veilig
te houden. (De zijkant van de
carrosserie kan enorm vervormen, doorde absorptie van de botskracht) Onder
dergelijke omstandigheden gaan de
zijairbags en gordijnairbags wellicht niet
open, ongeacht de vervorming en
schade aan de carrosserie van het
voertuig.
Voorbeelden van een aantal
gebruikelijke omstandigheden worden
weergegeven in de afbeelding.
1. Flankbotsingen op een andere
236AJA102937237AH3101226
238AHA103231
239AHA103244
142
VEILIGHEID
Page 145 of 332

plaats dan de passagiersruimte. 2. Als
een motor of ander klein voertuig tegen
de zijkant van het voertuig botst. 3. Bij
botsingen met palen, bomen of andere
smalle objecten. 4. Bij schuine
flankbotsingen. 5. Als het voertuig op
de zijkant of het dak kantelt.
Zorg ervoor dat u altijd uw
veiligheidsgordel naar behoren draagt,
aangezien de zijairbags en
gordijnairbags de inzittende niet tegen
alle soorten flankbotsingen
beschermen.
De zijairbags en gordijnairbags
ZIJN NIET ONTWORPEN OM OPEN
TE GAAN als...
De zijairbags en gordijnairbags zijn niet
ontworpen om open te gaan onder
omstandigheden waarin ze de
inzittende niet de gebruikelijke
bescherming kunnen bieden. Dergelijke
omstandigheden worden weergegeven
in de afbeelding.
1. Frontale botsingen
2. Staartbotsingen 3. Over de kop
slaan *
* - Indien aanwezig
Zorg ervoor dat u altijd uw
veiligheidsgordel naar behoren draagt,
aangezien de zijairbags en
gordijnairbags de inzittende niet tegen
alle soorten botsingen beschermen.
193) 194) 195) 196) 197) 198) 199) 200) 201)
Onderhoud SRS
202) 203) 204) 205) 206)
Opmerking Volg de plaatselijke
wetgeving en neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk, om het
airbagsysteem op een veilige manier uit
elkaar te nemen, als uw voertuig
gesloopt moet worden.
240AHE100469
241AA0082019
242AHA105727
143
Page 146 of 332

BELANGRIJK
167)Bedek bij auto's met zijairbags de
rugleuning van de voor- en achterstoelen
niet met extra hoezen.
168)Reis niet met voorwerpen op schoot
of voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.). Dit kan ernstig letsel
veroorzaken als de airbag in werking treedt.
169)Laat bij diefstal of poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door het Fiat
Servicenetwerk controleren.
170)Reinig de stoelen niet met water of
stoom onder druk (met de hand of in een
automatisch autowasstraat).
171)De frontairbag heeft een hogere
activeringsdrempel dan die van de
gordelspanners. Bij aanrijdingen die tussen
deze twee drempelwaarden liggen, treden
alleen de gordelspanners in werking.
172)Airbags worden met een extreem
hoge snelheid opgeblazen. In bepaalde
situaties kan contact met een opengaande
airbag leiden tot schaafwonden,
bloeduitstortingen, lichte snijwonden en
dergelijke.173)HET IS HEEL BELANGRIJK DAT U
FATSOENLIJK IN UW STOEL ZIT. Een
bestuurder of voorpassagier die te dichtbij
het stuurwiel of het instrumentenpaneel zit
op het moment dat de airbag opengaat,
kan ernstig of dodelijk letsel oplopen.
Airbags worden zeer snel en met veel
kracht opgeblazen. De bestuurder en
voorpassagier zouden ernstig of dodelijk
letsel op kunnen lopen, als ze niet
fatsoenlijk zitten of vastzitten op het
moment dat de airbag wordt opgeblazen,
omdat de airbags dan geen adequate
bescherming bieden. Zie fig. 220 .
174)Ga niet op de rand van uw stoel zitten
of met uw onderbenen te dichtbij het
instrumentenpaneel, en houd uw hoofd of
borst niet te dichtbij het stuurwiel of het
instrumentenpaneel. Leg uw voeten of
benen niet op of tegen het
instrumentenpaneel.
175)Rijd altijd met de handen op de rand
van het stuurwiel zodat de airbag indien
nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden. Rijd niet met voorover gebogen
lichaam. Houd de rug goed rechtop tegen
de rugleuning gedrukt.
176)Plaats baby's en kleine kinderen altijd
op de achterbank en zet ze goed vast in
een geschikt kinderzitje. De achterbank is
de veiligste plek voor baby's en kinderen.
177)Baby's en kleine kinderen mogen
nooit los worden vervoerd, tegen het
instrumentenpaneel staan of in uw armen
of op schoot worden gehouden. Hierdoor
zouden ze in geval van een botsing, en zelfs
als de airbag wordt opgeblazen, ernstig of
dodelijk letsel kunnen oplopen. Ze moeten
altijd fatsoenlijk in een geschikt kinderzitje
zitten. Zie fig. 221. Zie het gedeelte
"Kinderzitje" van dit Instructieboek.178)Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de passagiersstoel van
auto's met een actieve passagiersairbag.
Bij een ongeval, hoe klein ook, kan de
airbag ernstig letsel en zelfs de dood van
het kind tot gevolg hebben. Daarom moet
de passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
179)Oudere kinderen moeten ook
fatsoenlijk en indien nodig op een verhoger
zitten en de veiligheidsgordel naar behoren
dragen.
180)Zeer gevaarlijk! Gebruik NOOIT een
kinderzitje dat achterstevoren geplaatst
moet worden, op een voorstoel met een
GEACTIVEERDE FRONTAIRBAG; hierdoor
kan het KIND ERNSTIG of DODELIJK
LETSEL oplopen.
181)Breng geen accessoires aan
waardoor het indicatielampje niet goed te
zien is, en dek het indicatielampje niet af
met een sticker. Hierdoor zou u de status
van het passagiersairbagsysteem niet
kunnen controleren.
144
VEILIGHEID
Page 147 of 332

182)Draai altijd de contactschakelaar naar
de stand "LOCK" of zet de
bedieningsmodus op "OFF", voordat de
aan-/uitschakelaar van de frontairbag aan
passagierszijde wordt bediend, om het
risico op ernstig of dodelijk letsel te
verkleinen. Als u dit niet doet, zou dit
nadelige gevolgen voor de werking van de
airbag kunnen hebben; wacht ten minste
60 seconden nadat u de contactschakelaar
in de stand "LOCK" of de
bedieningsmodus op "OFF" hebt gezet,
voordat u de aan-/uitschakelaar van de
frontairbag aan passagierszijde bedient.
Het SRS-airbagsysteem is ontworpen om
genoeg spanning vast te houden om de
airbag op te blazen; neem na bediening van
de de aan-/uitschakelaar van de frontairbag
aan passagierszijde altijd de sleutel uit de
schakelaar. Als u dit niet doet, zou dit
kunnen leiden tot een onjuiste stand van de
aan-/uitschakelaar van de frontairbag aan
passagierszijde; schakel de aan-/
uitschakelaar van de frontairbag aan
passagierszijde alleen UIT als een
kinderzitje op de voorste passagiersstoel is
aangebracht; installeer geen kinderzitje op
de voorste passagiersstoel, als het
indicatielampje "OFF" niet gaat branden,
terwijl de aan-/uitschakelaar van de
frontairbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld. We raden u aan het systeem
te laten nakijken bij een Fiat Servicepunt;
laat niemand op de voorste passagiersstoel
zitten als het indicatielampje "OFF" blijft
branden, terwijl de aan-/uitschakelaar van
de frontairbag aan passagierszijde AAN is
gezet. We raden u aan het systeem te laten
nakijken bij een Fiat Servicepunt.183)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel, op het
dashboard in de zone van de
passagiersairbag en op de stoelen aan.
Plaats nooit voorwerpen (bijv. mobiele
telefoons) op het dashboard aan
passagierszijde, omdat deze het correct
openen van de passagiersairbag kunnen
hinderen en tevens de inzittenden ernstig
kunnen verwonden.
184)Plaats niets op of bevestig niets aan
het instrumentenpaneel boven het
dashboardkastje. Als de airbag wordt
opgeblazen zou dit een inzittende kunnen
raken en verwonden.
185)Bevestig geen accessoires aan of zet
geen accessoires voor de voorruit. Deze
objecten zouden het opblazen van de
airbag kunnen verhinderen of inzittenden
kunnen verwonden als de airbag wordt
opgeblazen.
186)Bevestig geen extra sleutels of
accessoires (harde, puntige of zware
voorwerpen) aan de contactsleutel.
Dergelijke voorwerpen zouden het opblazen
van de knie-airbag aan bestuurderszijde
kunnen verhinderen of weg kunnen vliegen
en ernstig letsel kunnen veroorzaken als de
airbag wordt opgeblazen. Zie fig. 233.
187)Bevestig geen accessoires aan de
onderkant van het instrumentenpaneel aan
bestuurderszijde. Dergelijke voorwerpen
zouden het opblazen van de knie-airbag
aan bestuurderszijde kunnen verhinderen of
weg kunnen vliegen en ernstig letsel
kunnen veroorzaken als de airbag wordt
opgeblazen.188)Plaats geen pakketten, huisdieren of
andere voorwerpen tussen de airbags en
de bestuurder of de voorpassagier. Dit zou
van invloed kunnen zijn op de werking van
de airbag of letsel kunnen veroorzaken als
de airbag wordt opgeblazen.
189)Direct na het opblazen van de airbag,
zijn verschillende componenten van het
airbagsysteem heet. Raak deze
componenten niet aan. Er bestaat een
risico op brandwonden.
190)Het airbagsysteem is ontworpen om
één keer te werken. Als de airbags eenmaal
opgeblazen zijn geweest, werken ze niet
meer. Ze moeten dan naar behoren worden
vervangen en we raden u aan het volledige
airbagsysteem bij een Fiat Servicepunt te
laten nakijken.
191)Hang geen harde voorwerpen aan de
kledinghaken of de steunhandgrepen.
192)Steun niet met het hoofd, de armen of
de ellebogen tegen het portier, de ruiten of
in het gebied van de hoofdairbag om
mogelijke verwondingen tijdens het
opblazen te voorkomen.
193)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden ingeschakeld bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden de inzittenden in die
gevallen uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd, die dus altijd
gedragen moeten worden.
145
Page 148 of 332

194)De zijairbags en gordijnairbags zijn
ontworpen als aanvulling op de
veiligheidsgordels aan bestuurders- en
passagierszijde, in geval van bepaalde
flankbotsingen. Veiligheidsgordels moeten
altijd naar behoren worden gedragen en de
bestuurder en passagier dienen goed naar
achteren en rechtop op de stoel te zitten,
zonder tegen de ruit of het portier te
leunen.
195)De zijairbag en gordijnairbag worden
met veel kracht opgeblazen. De bestuurder
en passagier dienen hun armen niet uit het
raam te steken, en dienen niet tegen het
portier te leunen, om het risico op ernstig of
zelfs dodelijk letsel door het opblazen van
de zijairbag en gordijnairbag te verkleinen.
196)Sta niet toe dat de achterpassagiers
de rugleuning van een van de voorstoelen
vasthoudt, om het risico op letsel tijdens
het opengaan van de zijairbag te verkleinen.
Wees extra voorzichtig met kinderen.
197)Plaats geen objecten in de buurt van
of voor de rugleuning van een van de
voorstoelen. Ze zouden het opblazen van
de zijairbag kunnen verhinderen en letsel
kunnen veroorzaken als ze door het
voertuig vliegen door het opengaan van de
airbag.
198)Breng geen stoelhoezen op
voorstoelen met zijairbags aan. Laat stoelen
met zijairbags niet opnieuw bekleden.
Hierdoor zou het opengaan van de airbag
verhinderd kunnen worden.199)Bevestig geen microfoon (A in
fig. 242 ) of enig ander toestel of object om
het gedeelte waar de gordijnairbags (B in
fig. 242 ) worden geactiveerd, zoals de
voorruit, de portierruiten, de voor- en
achterstijlen en de plafondhandgrepen. Als
de gordijnairbags worden opgeblazen,
slingert de microfoon of ander toestel met
grote kracht weg of wordt het opblazen van
de gordijnairbags verhinderd, wat kan
leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
200)Laat kinderen niet tegen of in de buurt
van het voorportier leunen, zelfs niet als het
kind in een kinderzitje zit. Bovendien dient
het hoofd van het kind niet tegen of in de
buurt van het gebied te leunen waar de
zijairbag en gordijnairbag zich bevinden. Dit
is gevaarlijk als de zijairbag en gordijnairbag
worden opgeblazen. Door niet-naleving van
deze instructies zou het kind ernstig of
dodelijk letsel kunnen oplopen.
201)We raden u aan om werkzaamheden
rondom en op het zijairbag- en
gordijnairbagsysteem te laten verrichten bij
een Fiat Servicepunt.
202)We raden u aan onderhoud op of in
de buurt van componenten van het SRS te
laten verrichten bij een Fiat Servicepunt.
Onjuist verrichte werkzaamheden aan de
SRS-componenten of -bedrading zou
kunnen leiden tot abusievelijk opengaan
van de airbags, of zou de werking van het
SRS kunnen annuleren; beide situaties
zouden tot ernstig letsel kunnen leiden.203)Modificeer niet het stuurwiel, de
oprolautomaat van de veiligheidsgordel of
enige andere SRS-componenten.
Vervanging van het stuurwiel of modificaties
van de voorbumper of de structuur van de
carrosserie kunnen nadelige gevolgen
hebben voor de werking van het SRS en
leiden tot letsel.
204)Als uw voertuig schade heeft
opgelopen, raden we u aan het SRS te
laten controleren om een veilige werking te
garanderen.
205)Modificeer niet de voorstoelen,
middenstijl en tunnelconsole op voertuigen
met zijairbags. Dit kan nadelige gevolgen
hebben voor de werking van het SRS en
leiden tot letsel.
206)Als u scheuren, krassen of schade
waarneemt op het gedeelte waar de airbag
is ondergebracht, dient u het te laten
controleren bij een Fiat Servicepunt.
146
VEILIGHEID
Page 149 of 332

ACTIEVE
VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN
Rembekrachtigingssysteem (waar
aanwezig)
Het rembekrachtigingssysteem is een
inrichting die bestuurders bijstaat die
het rempedaal niet stevig in kunnen
trappen, in bijv. noodgevallen, en biedt
meer remkracht.
Als het rempedaal plotseling wordt
ingetrapt, wordt meer kracht op de
remmen uitgeoefend dan normaal.
207)
Opmerking Als het
rembekrachtigingssysteem eenmaal is
ingeschakeld, blijft de grote remkracht
zelfs behouden als het rempedaal iets
wordt losgelaten. Neem uw voet
volledig van het rempedaal, om de
werking te onderbreken.
Opmerking Als het
rembekrachtigingssysteem tijdens het
rijden wordt gebruikt, zou u enige
weerstand van het rempedaal kunnen
waarnemen; het rempedaal beweegt
kleine stukjes naargelang het
werkingsgeluid, of de trillingen van de
carrosserie en het stuurwiel. Dit gebeurt
als het rembekrachtigingssysteem
normaal werkt en duidt niet op een
gebrekkige werking. Blijf het rempedaal
intrappen.Opmerking Als het indicatielampje van
de elektronische stabiliteitscontrole
(ESC) brandt, is het mogelijk dat het
rembekrachtigingssysteem niet werkt.
Noodstopsignaleringssysteem
(waar aanwezig)
Dit is een systeem dat het risico op
staartbotsingen verkleint door het snel
en automatisch knipperen van de
alarmknipperlichten om voertuigen die
van achteren naderen te waarschuwen
als er plotseling wordt geremd. Als het
noodremsysteem werkt, knippert het
indicatielampje van de
alarmknipperlichten op het
instrumentenpaneel tegelijkertijd ook
snel.
Opmerking Inschakelomstandigheden
van het noodremsysteem > Wordt
ingeschakeld als aan alle onderstaande
voorwaarden wordt voldaan.
De snelheid is ca. 55 km/u of hoger.
Het rempedaal is ingetrapt en het
systeem maakt uit de deceleratie van
het voertuig en de inschakeling van het
antiblokkeersysteem (ABS) op dat er
plotseling is geremd.
Uitschakelomstandigheden van het
noodremsysteem > Wordt
uitgeschakeld als aan een van de
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan.
Het rempedaal wordt losgelaten.
De schakelaar van de
alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
Het systeem maakt uit de deceleratie
van het voertuig en de inschakeling van
het antiblokkeersysteem (ABS) op dat
er niet plotseling is geremd.
Antiblokkeersysteem (ABS) (waar
aanwezig)
Het antiblokkeersysteem (ABS) helpt
voorkomen dat de wielen blokkeren
tijdens het remmen. Dit komt de
bestuurbaarheid van het voertuig ten
goede.
Adviezen voor het rijden
Bewaar altijd een veilige afstand tot het
voertuig voor u. Behoud zelfs als uw
voertuig is uitgerust met ABS een
grotere remafstand wanneer:
Op onverharde of besneeuwde
wegen wordt gereden.
Met sneeuwkettingen wordt gereden.
Op wegen met kuilen of andere
hoogteverschillen wordt gereden.
Over ongelijke ondergronden wordt
gereden.
Gebruik van ABS is niet beperkt tot
situaties waarin de remmen plotseling
worden ingetrapt. Het systeem kan ook
voorkomen dat de wielen blokkeren als
over putten, stalen platen bij
wergwerkzaamheden, wegmarkeringen
of ongelijke ondergronden wordt
gereden.
Als het ABS wordt gebruikt, zou u een
stotende werking van het rempedaal en
trillingen van de carrosserie en het
stuurwiel kunnen waarnemen. Het zou
147
Page 150 of 332

ook kunnen voelen alsof het rempedaal
weerstand biedt als het wordt ingetrapt.
Houd in deze situatie het rempedaal
stevig ingetrapt. Pomp niet met de
remmen, want dit kan leiden tot een
verminderde remwerking.
Als direct na het starten van de motor
wordt weggereden, kan er een
werkingsgeluid uit de motorruimte
komen of kan het rempedaal schokken.
Dit zijn normale geluiden of
omstandigheden als het ABS-systeem
een zelfcontrole uitvoert. Het duidt niet
op een storing.
Het ABS kan worden gebruikt als het
voertuig een snelheid van meer dan
ongeveer 10 km/u heeft behaald. De
werking wordt geannuleerd als de
voertuigsnelheid daalt tot onder 7 km/u.
208) 209) 210) 211) 212) 213) 214) 215) 216)
Na het rijden over bevroren wegen
Verwijder eventuele sneeuw en ijs van
de wielen, nadat over bevroren of
besneeuwde wegen is gereden. Wees
bij voertuigen met ABS voorzichtig dat
u de wielsnelheidssensoren (A) of de
kabels bij ieder wiel niet beschadigt.Elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) (waar aanwezig)
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) neemt de controle over het
antiblokkeersysteem, de actieve
stabiliteitsregeling en de actieve
tractieregeling over om te helpen de
tractie en controle over het voertuig te
behouden. Lees dit gedeelte samen
met de pagina over het
antiblokkeersysteem, de actieve
stabiliteitsregeling en de actieve
tractieregeling.
217) 218) 219) 220)
Opmerking In de volgende situaties kan
er een werkingsgeluid uit de
motorruimte komen. Het geluid gaat
gepaard met de
controlewerkzaamheden van de ESC.
In dit geval kan het rempedaal
schokken als u het intrapt. Dit duidt niet
op een storing:
Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt
gezet.
Als een tijdje met het voertuig is
gereden nadat de motor is gestart.
Opmerking Als de ESC wordt
geactiveerd, zou de carrosserie van het
voertuig kunnen trillen en zou er een
gierend geluid uit de motorruimte
kunnen komen. Dit duidt op een
normale werking van het systeem. Het
duidt niet op een storing.
Opmerking Als het
waarschuwingslampje van het
antiblokkeersysteem brandt, is de ESC
niet actief.
Opmerking Op voertuigen met
differentieelslot aan de achterkant wordt
de werking van de ESC en het ABS
geannuleerd zolang het achterste
differentieelslot is ingeschakeld. Het
indicatielampje ESC, het indicatielampje
ESC OFF en het waarschuwingslampje
ABS branden zolang de werking is
geannuleerd. Dit duidt niet op een
probleem. Als het achterste
differentieelslot is uitgeschakeld, gaan
de lampjes uit en treden de systemen
weer in werking. Raadpleeg
"Waarschuwingslampje
antiblokkeersysteem (ABS)",
"Indicatielampje ESC en Indicatielampje
ESC OFF".
243AHA103693
148
VEILIGHEID