FIAT FULLBACK 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: FULLBACK, Model: FIAT FULLBACK 2018Pages: 332, PDF Size: 10.64 MB
Page 161 of 332

PARKEREN
Schakel de parkeerrem volledig in,
schakel de motor uit en zet de
versnellingspook van voertuigen met
een handgeschakelde versnellingsbak
in de 1e versnelling of "R" (achteruit), of
zet de versnellingspook van voertuigen
met een automatische versnellingsbak
op "P" (parkeren), om het voertuig te
parkeren.
Op een helling parkeren
Volg de onderstaande procedures om
te voorkomen dat het voertuig terugrolt:
Heuvelafwaarts parkeren
Draai de voorwielen richting de
stoeprand en rijd het voertuig vooruit tot
het wiel aan de kant van de stoep, de
stoeprand zachtjes raakt.
Schakel op voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak de
parkeerrem in en zet de
versnellingspook in de stand "R"
(achteruit).
Schakel op voertuigen met een
automatische versnellingsbak de
parkeerrem in en zet de
versnellingspook in de stand "P"
(parkeren). Blokkeer de wielen, indien
nodig, met wielkeggen.
Heuvelopwaarts parkeren
Draai de voorwielen weg van de
stoeprand en rijd het voertuig achterruit
tot het wiel aan de kant van de stoep,
de stoeprand zachtjes raakt.Schakel op voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak de
parkeerrem in en zet de
versnellingspook in de eerste
versnelling.
Schakel op voertuigen met een
automatische versnellingsbak de
parkeerrem in en zet de
versnellingspook in de stand "P"
(parkeren). Blokkeer de wielen, indien
nodig, met wielkeggen.
Opmerking Zorg er op voertuigen met
een automatische versnellingsbak voor
dat de parkeerrem wordt ingeschakeld,
voordat de versnellingspook in de stand
"P" (parkeren) wordt gezet. Als de
versnellingspook in de stand "P"
(parkeren) wordt gezet, voordat de
parkeerrem wordt ingeschakeld, zou
het lastig kunnen zijn de
versnellingspook uit de stand "P"
(parkeren) te halen, als u weer met het
voertuig gaat rijden, waardoor een grote
kracht op de versnellingspook moet
worden uitgeoefend om hem uit de
stand "P" (parkeren) te krijgen.
Opmerking BELANGRIJK: Verlaat de
auto NOOIT met de versnellingsbak in
de vrijstand, of bij versies die uitgerust
zijn met een automatische
versnellingsbak, zonder eerst de
keuzehendel op "P" (PARKEREN) te
hebben gezet.Parkeren terwijl de motor draait
Laat de motor nooit draaien, terwijl u
slaapt/uitrust. Laat de motor ook nooit
in een afgesloten of slecht geventileerde
ruimte draaien.
Het voertuig verlaten
Neem altijd de sleutel mee en
vergrendel alle portieren als u uw
voertuig onbeheerd achterlaat. Probeer
uw voertuig altijd in een goed verlichte
omgeving te parkeren.
228) 229) 230)
BELANGRIJK
228)Door de motor te laten draaien, loopt
u het risico op (dodelijk) letsel door per
ongeluk de versnellingspook te verplaatsen
of door de accumulatie van uitlaatgassen in
het interieur.
229)Laat nooit kinderen zonder toezicht in
het voertuig achter. Verwijder altijd de
contactsleutel als het voertuig wordt
verlaten en neem deze mee.
230)Parkeer uw voertuig niet in
omgevingen waar brandbare materialen,
zoals droog gras of bladeren, in contact
kunnen komen met een hete uitlaat,
aangezien hierdoor brand kan ontstaan.
159
Page 162 of 332

DE MOTOR STARTEN
EN AFZETTEN
231)
93) 94) 95) 96) 97) 98) 99) 100) 101) 102) 103)
Adviezen voor het starten
Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeem
Gebruik de startmotor niet constant
voor meer dan 10 seconden; hierdoor
zou de accu leeg kunnen raken. Als de
motor niet start, draai dan de
contactschakelaar terug naar "LOCK",
wacht een paar seconden en probeer
het vervolgens nog een keer.
Herhaaldelijk proberen terwijl de
startmotor nog draait, leidt tot schade
aan het startmechanisme.
Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem
De bedieningsmodus kan in iedere
modus worden gezet om de motor te
starten.
De startmotor draait ongeveer
15 seconden als de motorschakelaar
direct wordt losgelaten. Als de
motorschakelaar nogmaals wordt
ingedrukt, terwijl de startmotor nog
draait, wordt de startmotor
uitgeschakeld. De startmotor draait
ongeveer 30 seconden terwijl de
motorschakelaar wordt ingedrukt. Als
de motor niet start, wacht dan even en
probeer de motor nog een keer te
starten. Herhaaldelijk proberen terwijl destartmotor nog draait, leidt tot schade
aan het startmechanisme.
De motor starten
Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeem
1. Steek de contactsleutel in en doe uw
veiligheidsgordel om.
2. Controleer of de parkeerrem is
ingeschakeld.
3. Trap het rempedaal stevig met uw
rechtervoet in en houd het ingetrapt.
4. Trap op voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak het
koppelingspedaal volledig in en zet de
versnellingspook in de stand "N"
(vrijstand). Zorg ervoor dat de
versnellingspook op voertuigen met een
automatische versnellingsbak in de
stand "P" (parkeren) staat.5. Draai de contactsleutel naar de stand
"ON". Eerst gaat het indicatielampje van
de dieselvoorverwarming branden, dat
na korte tijd uitgaat om aan te geven
dat de voorverwarming is voltooid.
Opmerking Als de motor koud is, blijft
het indicatielampje van de
dieselvoorverwarming langer branden.
Opmerking Draai de contactschakelaar
weer naar de stand "LOCK", als de
motor niet wordt gestart binnen circa
5 seconden nadat het indicatielampje
van de dieselvoorverwarming is
gedoofd. Draai vervolgens de
schakelaar naar de stand "ON" om de
motor opnieuw voor te verwarmen.
Opmerking Als de motor warm is, gaat
het indicatielampje van de
dieselvoorverwarming zelfs niet aan als
de contactsleutel op "ON" wordt gezet.
Start de motor door de contactsleutel
naar rechts, naar de stand "START" te
draaien.
6. Draai de contactsleutel naar de stand
"START" zonder het gaspedaal in te
trappen en laat de sleutel los, zodra de
motor start.
Opmerking Tijdens het starten van de
motor zijn enige zachte geluiden te
horen. Deze verdwijnen zodra de motor
is opgewarmd.
Opmerking Voertuigen voor specifieke
landen, wanneer de
omgevingstemperatuur laag is zelfs
nadat de motor is opgewarmd, en
wanneer de versnellingspook in de “N”
248AHA106593
160
STARTEN EN RIJDEN
Page 163 of 332

(Vrij) stand is gezet (handmatige
versnellingsbak) of of in de “P” (PARK)
stand of “N” (Vrij) stand (Automatische
versnellingsbak, kan het stationair
draaien toenemen. Het duidt niet op
een storing.
Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem
1. Maak de veiligheidsgordel vast.
2. Controleer of de parkeerrem is
ingeschakeld.
3. Trap het rempedaal stevig met uw
rechtervoet in en houd het ingetrapt.
Opmerking Als de motor niet is gestart,
zou het moeilijk kunnen zijn het
rempedaal in te trappen en is het
mogelijk dat het voertuig de
pedaalstand niet kan detecteren.
Daarom zou het kunnen dat de motor
niet start. Trap in dat geval het
rempedaal nog steviger in dan normaal.
4. Trap op voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak het
koppelingspedaal volledig in en zet de
versnellingspook in de stand "N"
(vrijstand). Zorg ervoor dat de
versnellingspook op voertuigen met een
automatische versnellingsbak in de
stand "P" (parkeren) staat.N— Voertuigen met 6M/T;P—
Voertuigen met A/T
5. Druk op de motorschakelaar. Eerst
gaat het indicatielampje van de
dieselvoorverwarming branden, dat na
korte tijd uitgaat om aan te geven dat
de voorverwarming is voltooid. De
motor start.
Opmerking Als de motor koud is, blijft
het indicatielampje van de
dieselvoorverwarming langer branden.
Opmerking Als de bedieningsmodus
op "ON" wordt gezet, begint de motor
ook met de voorverwarming. Zet de
bedieningsmodus op OFF als de motor
niet is gestart binnen ongeveer
5 seconden nadat het indicatielampje
van de dieselvoorverwarming uit is
gegaan. Probeer vervolgens de
startprocedure van de motor nogmaals
om de motor opnieuw voor te
verwarmen.Opmerking Tijdens het starten van de
motor zijn enige zachte geluiden te
horen. Deze verdwijnen zodra de motor
is opgewarmd.
Opmerking Voertuigen voor specifieke
landen, wanneer de
omgevingstemperatuur laag is zelfs
nadat de motor is opgewarmd, en
wanneer de versnellingspook in de “N”
(Vrij) stand is gezet (handmatige
versnellingsbak) of of in de “P” (PARK)
stand of “N” (Vrij) stand (Automatische
versnellingsbak, kan het stationair
draaien toenemen. Het duidt niet op
een storing.
Afzetten van de motor
Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeem
1. Zet het voertuig volledig stil.
2. Schakel de parkeerrem volledig in,
terwijl u het rempedaal intrapt.
3. Draai de contactschakelaar op
voertuigen met een handgeschakelde
versnellingsbak naar de stand "LOCK"
om de motor af te zetten en zet
vervolgens de versnellingspook in de 1e
versnelling (heuvelopwaarts) of in de
stand "R" (achteruit) (heuvelafwaarts).
Zet de versnellingspook op voertuigen
met een automatische versnellingsbak
in de stand "P" (parkeren) en zet de
motor af.
249AHA106593
161
Page 164 of 332

Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem
232)
Opmerking Als u tijdens het rijden een
noodstop moet maken, houd de
motorschakelaar dan 3 seconden of
meer ingedrukt, of druk er 3 of meer
keer snel achter elkaar op. De motor
wordt afgezet en de bedieningsmodus
wordt op "ACC" gezet.
Opmerking Probeer de motor niet af te
zetten met de bedieningsmodus op een
andere stand dan "P" (parkeren)
(automatische versnellingsbak). Als de
motor wordt afgezet met de
versnellingspook in een andere stand
dan "P" (parkeren), wordt de
bedieningsmodus op "ACC" gezet i.p.v.
"OFF". Zet eerst de versnellingspook in
de stand "P" (parkeren) en zet dan de
bedieningsmodus op "OFF".
1. Breng het voertuig tot stilstand.
2. Schakel de parkeerrem volledig in,
terwijl u het rempedaal intrapt.
3. Druk op voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak op
de motorschakelaar om de motor af te
zetten en zet de versnellingspook in de
1e versnelling (heuvelopwaarts) of de
stand "R" (achteruit) (heuvelafwaarts).
Zet op voertuigen met een
automatische versnellingsbak de
versnellingspook in de stand "P"
(parkeren) en druk op de
motorschakelaar om de motor af te
zetten.Leerproces hoeveelheid ingespoten
brandstof
Om de uitlaatgasemissies en het
motorgeluid zo laag mogelijk te houden,
voert de motor heel soms een
leerproces van de hoeveelheid
ingespoten brandstof uit.
Tijdens het leerproces klinkt de motor
iets anders dan normaal. De
verandering in het motorgeluid duidt
niet op een storing.
Als de Keyless Operation-sleutel
niet naar behoren werkt
Steek de Keyless Operation-sleutel in
het contactslot. Nu zou de motor
gestart en de bedieningsmodus
gewijzigd moeten kunnen worden.
Neem de Keyless Operation-sleutel uit
het contactslot, als de motor is gestart
of als de bedieningsmodus wordt
veranderd.Opmerking Steek niets anders in het
contactslot dan de Keyless
Operation-sleutel. Dit zou schade of
storingen kunnen veroorzaken.
OpmerkingVerwijder objecten of extra
sleutels van de Keyless Operation-sleutel,
voordat de sleutel in het contactslot wordt
gestoken. Anders zou het kunnen
gebeuren dat het voertuig de
geregistreerde ID-code niet van de
geregistreerde sleutel kan ontvangen.
Daardoor start de motor niet en kan de
bedieningsmodus niet worden gewijzigd.
Opmerking Als de Keyless
Operation-sleutel zoals weergegeven in
het contactslot wordt gestoken, zit de
sleutel vast. Trek de sleutel in dezelfde
toestand weer naar buiten.
Herinnering Keyless Operation-
sleutel*
(Indien aanwezig)
250AHA103547251AHA103505
162
STARTEN EN RIJDEN
Page 165 of 332

Als de bedieningsmodus op "OFF"
staat en het bestuurdersportier wordt
geopend, terwijl de Keyless
Operation-sleutel nog in het contactslot
zit, gaat het waarschuwingslampje
knipperen, gaat de externe zoemer
ongeveer 3 seconden af en gaat de
interne zoemer ongeveer 1 minuut af
om u eraan te herinneren dat u de
sleutel moet verwijderen.
BELANGRIJK
93)In sommige gevallen kan, wanneer de
motor wordt afgezet, de elektrische
ventilator nog maximaal 120 seconden
blijven werken.
94)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
95)Probeer de motor nooit te starten door
het voertuig te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan
brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd
wordt.
96)Onthoud dat de rembekrachtiging en
de elektrische stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is gestart; om
die reden is meer kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.
97)Wij adviseren om gedurende de
beginperiode niet de maximale prestaties
van het voertuig te eisen (bijv. snel
accelereren, lange afstanden op
topsnelheid, krachtig remmen etc.).98)Laat de contactsleutel los zodra de
motor is gestart, om schade aan de
startmotor te voorkomen.
99)Probeer de motor nooit te starten door
het voertuig te slepen of te duwen.
100)Voer het motortoerental of de
voertuigsnelheid nooit hoog op, voordat de
motor de kans heeft gekregen om op te
warmen.
101)Zet de motor nooit onmiddellijk af
nadat met hoge snelheid of heuvelopwaarts
is gereden, als het voertuig is uitgerust met
een turbocompressor. Laat eerst de motor
stationair draaien om de turbocompressor
de kans te geven om af te koelen.
102)Wij adviseren om gedurende de
beginperiode niet de maximale prestaties
van het voertuig te eisen (bijv. snel
accelereren, lange afstanden op
topsnelheid, krachtig remmen etc.).
103)Even snel gas geven voordat de
motor wordt uitgezet heeft geen enkel nut,
verspilt brandstof en is, vooral voor
motoren met turbocompressor, schadelijk.
BELANGRIJK
231)Laat de motor nooit langer in een
afgesloten of slecht geventileerde ruimte
draaien dan nodig is om het voertuig uit de
ruimte te rijden. Koolmonoxidegassen zijn
geurloos en kunnen dodelijk zijn.232)Bedien de motorschakelaar nooit
tijdens het rijden, behalve in noodgevallen.
Als de motor tijdens het rijden wordt
afgezet, werkt het servomechanisme van
de remmen niet meer en neemt de
remwerking af. Bovendien werkt de
stuurbekrachtiging niet en moet meer
moeite worden gedaan om te sturen. Dit
zou tot een ernstig ongeval kunnen leiden.
163
Page 166 of 332

WERKING VAN DE
TURBOCOMPRESSOR
(indien aanwezig)
Turbocompressor
104) 105)
De turbocompressor verhoogt het
motorvermogen door grote
hoeveelheden lucht in de cilinders van
de motor te persen. De vinnen in de
turbocompressor draaien op extreem
hoge snelheden en worden
onderworpen aan extreem hoge
temperaturen. Ze worden gesmeerd en
gekoeld door de motorolie. Als de
motorolie niet op de gespecificeerde
intervallen wordt ververst, kunnen de
lagers vastlopen of vreemde geluiden
maken.
1. Luchtcompressor 2. Perslucht
3. Cilinder 4. Vin turbocompressor
5. Turbine 6. Uitlaatgas
BELANGRIJK
104)Laat de motor niet direct na het
starten hoge toeren maken (door bijv. het
toerental op te voeren of snel te versnellen).
105)Zet de motor niet onmiddellijk af nadat
met hoge snelheid of heuvelopwaarts is
gereden. Laat eerst de motor stationair
draaien om de turbocompressor de kans te
geven om af te koelen.
START&STOP-
SYSTEEM
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af en start hem
weer op zonder gebruik van de
contactschakelaar of motorschakelaar,
als het voertuig stilstaat, voor bijv. een
verkeerslicht of in een file, om de
hoeveelheid uitlaatgassen en het
brandstofverbruik te verlagen.
Opmerking De totale tijd dat de motor
door het Start&Stop-systeem is
afgezet, wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay. Raadpleeg
"Start&Stop-bewaking".
106)
De motor automatisch afzetten
Iedere keer dat de contactschakelaar of
de bedieningsmodus op "ON" wordt
gezet, wordt het Start&Stop-systeem
automatisch ingeschakeld.
Het systeem kan worden uitgeschakeld
door op de schakelaar "OFF" van het
Start&Stop-systeem te drukken.
Raadpleeg "Uitschakelen"
Als het Start&Stop-systeem in werking
treedt, gaat het indicatielampje branden
om de bestuurder hiervan op de hoogte
te stellen.
252AA0020860
164
STARTEN EN RIJDEN
Page 167 of 332

1. Breng het voertuig tot stilstand.
2. Trap het rempedaal en het
koppelingspedaal tegelijkertijd volledig
in en zet de versnellingspook in de
stand "N" (vrijstand).
3. Laat het koppelingspedaal los. De
motor wordt automatisch afgezet.Opmerking Als de motor automatisch
is afgezet, verandert de rijwerking. Let
goed op het volgende.
De rembekrachtiging wordt
uitgeschakeld en het pedaal is
moeilijker in te trappen. Trap harder dan
normaal op het rempedaal als het
voertuig in beweging komt.
107)
Opmerking In de volgende gevallen
gaat het Start&Stop-indicatielampje
branden om de bestuurder te
waarschuwen en wordt de motor niet
automatisch afgezet.
De veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet omgelegd
Het bestuurdersportier is open
De motorkap is open
Opmerking In de volgende gevallen
gaat het Start&Stop-indicatielampje uit
en wordt de motor niet automatisch
afgezet.
Als het voertuig na het automatisch
herstarten van de motor geen snelheid
heeft behaald van meer dan ca.
5 km/u.
Als niet meer dan ca. 30 seconden
of meer is verstreken, na het starten
van de motor.
Als het voertuig na het automatisch
herstarten van de motor, binnen
10 seconden weer stopt.
Bij een lage koelvloeistoftemperatuur.
Bij een lage omgevingstemperatuur.
Als de verwarming wordt
ingeschakeld, terwijl de aangegeven
temperatuur in het voertuig nog niet
hoog genoeg is.
Als de airconditioning is ingeschakeld
en het interieur niet voldoende is
gekoeld.
Als de
achterruitverwarmingsschakelaar is
ingedrukt. Raadpleeg "Ontwasemen
van de voor- en portierruiten: snel
ontwasemen".
Als de airconditioning in de
automatische modus werkt, terwijl de
temperatuurregeling op max.
verwarming of max. koeling staat (voor
voertuigen met een automatische
airconditioning).
Als het dieselroetfilter (DPF)
automatisch de opgevangen
roetdeeltjes (PM) verbrandt.
253AHA106317
254AHA106320
255AA0112064
165
Page 168 of 332

Als het elektrische stroomverbruik
hoog is, als bijv. de
achterruitverwarming of andere
elektrische componenten worden
gebruikt of de ventilatorsnelheid op een
hoge stand staat.
Als de accuspanning of het
accurendement laag is.
Controleer of het
waarschuwingslampje van de motor
brandt of het indicatielampje
knippert.
Als de rijmodusschakelaar op
voertuigen met 4WD, op de stand “4H”
of “4L” (Easy Select 4WD), “4HLc” of
“4LLc” (Super Select 4WD II) staat.
Opmerking In de volgende gevallen
wordt de motor zelfs niet automatisch
afgezet als het Start&Stop-
indicatielampje brandt.
Als het gaspedaal wordt ingetrapt
Als de vacuümdruk van de
rembekrachtiging laag is
Als het stuurwiel wordt gebruikt
Als op een steile helling wordt
geparkeerd
Opmerking Laat uw voet tijdens het
rijden niet op het koppelingspedaal
rusten omdat dit tot de detectie van
een defect van de
koppelingspedaalschakelaar leidt en het
indicatielampje van Start&Stop
uitschakelen knippert waardoor het
Start&Stop-systeem niet werkt.Opmerking Als het Start&Stop-systeem
werkt terwijl de airconditioning aanstaat,
wordt zowel de motor als de
aircocompressor afgezet. In dat geval
werkt alleen de ventilator en kunnen de
ruiten beslaan. Druk in dit geval op de
achterruitverwarmingsschakelaar om de
motor opnieuw op te starten.
Raadpleeg
“Achterruitverwarmingsschakelaar”.
Opmerking Als iedere keer dat de
motor is afgezet de ruiten beslaan,
raden we u aan het Start&Stop-
systeem uit te zetten door op de
schakelaar "OFF" van het
Start&Stop-systeem te drukken.
Raadpleeg "Uitschakelen"
Opmerking Als de airconditioning
aanstaat, zet dan de
temperatuurregeling hoger om de tijd
dat de motor automatisch wordt
afgezet, te verlengen.
De motor automatisch herstarten
Trap het koppelingspedaal in met de
versnellingspook in de stand "N"
(vrijstand). Het indicatielampje gaat uit
en de motor herstart automatisch.
Opmerking Zet de versnellingspook
niet in een andere stand dan "N"
(vrijstand) en laat het koppelingspedaal
niet los terwijl de motor automatisch
herstart. Hierdoor zou de startmotor
stoppen en de motor niet automatisch
herstarten.Opmerking Als de motor niet
automatisch herstart of als de motor
afslaat, gaan de waarschuwingslampjes
lading en motor controleren branden. In
dit geval herstart de motor zelfs niet als
het koppelingspedaal weer wordt
ingetrapt. Trap het rempedaal en het
koppelingspedaal tegelijkertijd volledig
in en draai de contactschakelaar naar
de stand "START" of druk op de
motorschakelaar om de motor te
starten. Raadpleeg voor nadere
informatie "De motor starten en
afzetten".
108)
Opmerking In de volgende gevallen
herstart de motor niet automatisch
Als de motor automatisch is afgezet,
is de “OFF” schakelaar van Start&Stop
ingedrukt om het Start&Stop-systeem
uit te schakelen.
Als de motorkap open is.
Opmerking Als de motor automatisch
herstart, kan het audiovolume tijdelijk
lager staan. Dit duidt niet op een
storing.
Opmerking Als de motor automatisch
is afgezet, kan het luchtvolume van de
airconditioning tijdelijk veranderen. Dit
duidt niet op een storing.
166
STARTEN EN RIJDEN
Page 169 of 332

Uitschakelen
Iedere keer dat de contactschakelaar of
de bedieningsmodus op "ON" wordt
gezet, wordt het Start&Stop-systeem
automatisch ingeschakeld. Het systeem
kan worden uitgeschakeld door op de
schakelaar "OFF" van het
Start&Stop-systeem te drukken.
Als het Start&Stop-systeem wordt
uitgeschakeld, gaat het indicatielampje
branden.
Druk op de schakelaar "OFF" van
Start&Stop om het Start&Stop-systeem
opnieuw in te schakelen; het
indicatielampje gaat uit.Opmerking Als de contactschakelaar of
de bedieningsmodus op "ON" wordt
gezet, gaat dit indicatielampje ook een
paar seconden branden.
Als het indicatielampje
knippert
tijdens het rijden
Als het indicatielampje
knippert, is er
sprake van een storing in het
Start&Stop-systeem en werkt het
systeem niet.
We raden u aan het Fiat Servicenetwerk
te raadplegen.
BELANGRIJK
106)Als het voertuig langere tijd stil blijft
staan, of als u het voertuig onbewaakt
achterlaat, zet de motor dan af.
107)Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht als de motor
automatisch wordt afgezet. Anders zou zich
een onverwacht ongeval voor kunnen doen
als de motor automatisch herstart: trap het
gaspedaal niet in om de motor te laten
razen, terwijl het voertuig stilstaat (ongeacht
of de motor draait of is afgezet). Anders zou
zich een onverwacht ongeval voor kunnen
doen als de motor automatisch herstart;
verlaat het voertuig niet als de motor
automatisch is afgezet. Aangezien de motor
automatisch herstart als de
veiligheidsgordel van de bestuurder wordt
losgemaakt of het bestuurdersportier wordt
geopend, zou zich een onverwacht ongeval
voor kunnen doen als het voertuig in
beweging komt; zet de versnellingspook
niet op een andere stand dan "N"
(vrijstand). Als de versnellingspook op een
andere stand dan "N" (vrijstand) wordt
gezet, gaat het indicatielampje/-display
knipperen en gaat de zoemer af. Als de
versnellingspook weer op "N" (vrijstand)
wordt gezet, stopt het indicatielampje met
knipperen en gaat de zoemer uit. De motor
herstart niet als de versnellingspook in een
andere stand staat dan "N" (vrijstand).
256AHA106333
257AHA106346
167
Page 170 of 332

108)In de volgende gevallen herstart de
motor zelfs automatisch als de motor is
afgezet door het Start&Stop-systeem. Pas
goed op omdat anders een ongeval kan
gebeuren als de motor opnieuw start. 1 —
De rijsnelheid is 3 km/h of hoger als een
helling wordt afgereden.2—Deonderdruk
van de rembekrachtiger is laag omdat het
rempedaal herhaaldelijk of vaker dan
normaal is ingetrapt.3—De
koelvloeistoftemperatuur is laag.4—Als
de airco wordt bediend door op de
aircoschakelaar te drukken. 5 — Als de
ingestelde temperatuur van de airco
aanzienlijk wordt veranderd. 6 — Als de
airconditioning in de automatische modus
werkt, terwijl de temperatuurregeling op
max. verwarming of max. koeling staat
(voor voertuigen met een automatische
airconditioning). 7 — Als de airco op ON
staat, de interieurtemperatuur stijgt en de
aircocompressor werkt om de temperatuur
te verlagen. 8 — Als de
achterruitverwarmingsschakelaar is
ingedrukt. Zie “Voor snelle ontwaseming”. 9
— Als het elektrische stroomverbruik hoog
is, als bijv. de achterruitverwarming of
andere elektrische componenten worden
gebruikt of de ventilatorsnelheid op een
hoge stand staat. 10 — Als de
accuspanning of het accurendement laag
is. 11 — Als het stuurwiel wordt gebruikt 12
— Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder niet is omgelegd. 13 — Als het
bestuurdersportier open is.HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
(Indien aanwezig)
Het schakelpatroon is aangegeven op
de knop van de versnellingspook. Trap
eerst het koppelingspedaal volledig in
en schakel naar de 1e versnelling of "R"
(achteruit). Bedien de versnellingspook
vervolgens langzaam. Laat daarna
geleidelijk het koppelingspedaal los en
trap tegelijkertijd het gaspedaal in.
233)
109) 110) 111) 112) 113)
Opmerking Schakelen bij koud weer is
vaak lastiger tot het smeermiddel van
de versnellingsbak is opgewarmd. Dit is
normaal en leidt niet tot schade aan de
versnellingsbak.
Trap het koppelingspedaal nogmaals in
als het moeilijk is om naar de 1e
versnelling te schakelen; het schakelen
zou hierdoor makkelijker moeten gaan.
Bij warm weer of als lange tijd met hoge
snelheid wordt gereden, zou een
snelheidsbegrenzer (Speed Limiter) in
werking kunnen treden om te
voorkomen dat de olietemperatuur in
de handgeschakelde versnellingsbak te
hoog oploopt. Zodra de
olietemperatuur weer normaal is, wordt
de snelheidsbegrenzer (Speed Limiter)
geannuleerd.De schakelindicator geeft de
aanbevolen schakelpunten voor zuinig
rijgedrag weer. De schakelindicator
geeft een
weer als opschakelen
wordt aanbevolen.
De versnellingspook in de stand "R"
(achteruit) zetten
Druk de versnellingspook in en zet hem
in de stand "R" (achteruit).
114)
258AHZ101144
259AHA104339
168
STARTEN EN RIJDEN