display FIAT PANDA 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: PANDA, Model: FIAT PANDA 2018Pages: 240, PDF Size: 13.62 MB
Page 108 of 240

BELANGRIJK Het gebruik van de “Kick
Down” functie wordt uitsluitend
aanbevolen tijdens het inhalen of snel
accelereren, om niet het
brandstofverbruik te verhogen.
BELANGRIJK
45)Houd de hand niet langer op de
versnellingspook dan strikt noodzakelijk is
voor het schakelen of voor de AUTO/
MANUAL bediening.
MODUSSELECTIE-
SYSTEEM
(Panda Cross 4x4 versies)
Dit systeem wordt bediend met de ring
van de knop fig. 85 (op de
tunnelconsole) hiermee kunnen vier
verschillende rijmodi geselecteerd
worden overeenkomstig de rijstijl en de
conditie van het wegdek:
1 = AUTO-modus;
2 = OFF ROAD-modus;
3 = Gravity Control-functie.
De ringmoer is monostabiel. Met
andere woorden, de schakelaar blijft
altijd in de middelste stand. De gekozen
rijmodus wordt aangegeven met een
brandende led op de knop en een
indicatie op het display."AUTO"-MODUS
Deze rijmodus is bedoeld voor comfort
en veiligheid in rijomstandigheden
met normale grip.
"OFF ROAD"-MODUS;
Dit is een rijmodus met als doel weg te
rijden in omstandigheden met weinig
grip op gladden wegdekken (bijv.
Sneeuw, ijs, modder, etc.).
Inschakeling
Draai de ringmoer fig. 85 naar rechts en
houd hem gedurende een halve
seconde in deze stand tot de
bijbehorende LED gaat branden en de
inschakelingsindicatie "Off Road" op het
display verschijnt met een bijbehorend
bericht.
Na het loslaten keert de ring terug naar
de middelste stand.
Wanneer de "Off Road"-modus in
werking treedt, activeert de presetting
voor ELD-systeem automatisch.
85F1D0116
106
STARTEN EN RIJDEN 
Page 109 of 240

BELANGRIJK Wanneer de "Off
Road"-modus in werking treedt, wordt
het Start&Stop-systeem tijdelijk
uitgeschakeld. Tijdelijke deactivering
van het systeem schakelt de
overeenstemmende LED aan op de lijst
(op het centrale dashboard). Om de
Start&Stop-functie, met "Off
Road"-modus aan in werking te stellen,
druk op de
knop op de
dashboardslijst. Wanneer de "Off
Road"-modus wordt uitgeschakeld,
wordt het Start&Stop-systeem weer in
werking gesteld.
BELANGRIJK Wanneer de "Off
Road"-modus in werking treedt, wordt
het City Brake Control-systeem tijdelijk
uitgeschakeld. Tijdelijke deactivering
van het systeem resulteert in het
inschakelen van het
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel. Wanneer de "Off
Road"-modus wordt uitgeschakeld,
wordt het City Brake Control-systeem
weer ingeschakeld.Uitschakelen
Om de "Off Road"-modus uit te
schakelen en terug te keren naar de
“Auto"-modus, draai de ringmoer naar
links en houd deze in deze een halve
seconde in deze positie. In dit geval
gaat de led van de modus “Auto”
branden en wordt de “Off
Road”-modus uitschakeling op het
scherm weergegeven.
BELANGRIJK Als “Off Road” of “Auto”
modus in werking was toen de motor
werd gestopt, treedt bij de volgende
keer starten de geselecteerde modus
opnieuw in werking.
FUNCTIE “GRAVITY
CONTROL”
Deze rijfunctie maakt een constante
voertuigsnelheid bij het bergafwaarts
rijden mogelijk.
Aan/Uit
Voor het inschakelen/uitschakelen van
de Gravity Control-functie, zie de
paragraaf “Actieve veiligheidssystemen”
in het hoofdstuk “Veiligheid”.MISLUKKING VAN HET
MODUSSELECTIE-
SYSTEEM
BELANGRIJK Bij een storing in het
systeem of een defect van de knop,
kunnen geen rijmodi worden gekozen.
Op het display verschijnt een
bijbehorend bericht.
BELANGRIJK In dit geval is het niet
raadzaam om bergafwaarts te rijden op
wegen met een steile helling, het
systeem kan de bestuurder op geen
enkele wijze helpen.
107 
Page 110 of 240

ELEKTRISCHE
STUUR-
BEKRACHTIGING
"DUALDRIVE"
123) 124)
Dit systeem werkt alleen als de
contactsleutel in de stand MAR staat en
bij draaiende motor. De stuurinrichting
zorgt ervoor dat de benodigde kracht
voor het verdraaien van het stuurwiel
wordt aangepast aan de
rijomstandigheden.
BELANGRIJK Als de contactsleutel snel
wordt gedraaid, is de complete
werking van de stuurbekrachtiging
reeds na enkele seconden beschikbaar.
CITY-FUNCTIE
INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN
Druk op de knop CITY fig. 86 om de
functie in of uit te schakelen. Als deze
functie wordt ingeschakeld, verschijnt
het opschrift CITY op het display (bij
sommige versies verschijnt het opschrift
CITY op het instrumentenpaneel).
Wanneer de CITY-functie is
ingeschakeld, draait het stuur erg licht,
waardoor makkelijker kan worden
geparkeerd: daarom is deze functie
bijzonder geschikt voor het rijden in de
stad.BELANGRIJK De benodigde kracht
voor het verdraaien van het stuurwiel
kan toenemen bij langdurige
parkeermanoeuvres; dit is een normaal
verschijnsel om te voorkomen dat de
motor voor de stuurbekrachtiging
oververhit raakt. In dergelijke gevallen
zijn dus geen reparaties vereist.
Wanneer het voertuig de volgende keer
weer wordt gebruikt, zal de
stuurbekrachtiging weer normaal
functioneren.
BELANGRIJK
123)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten strengste
verboden. Dergelijke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar brengen
waardoor het voertuig niet meer aan de
typegoedkeuring voldoet.124)Zet altijd de motor uit en verwijder de
sleutel uit het contactslot om het stuurslot
in te schakelen alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
Dit is met name belangrijk wanneer de
wielen van het voertuig de grond niet
raken. Als dit niet mogelijk is (bijv. als de
contactsleutel in de stand MAR moet staan
of als de motor moet draaien), de
hoofdzekering van de elektrische
stuurbekrachtiging verwijderen.
86F1D0025
108
STARTEN EN RIJDEN 
Page 156 of 240

MOTOROLIE
59) 60)3)
Controleer ongeveer 5 minuten na het
uitzetten van de motor het oliepeil
met het voertuig op een horizontale
ondergrond.
Controleer of het oliepeil zich tussen het
MIN- en MAX-teken op de peilstok B
bevindt.Wanneer het olieniveau bij
of onder het MIN-teken komt, moet olie
bijgevuld worden via de vulopening A
tot aan het MAX-teken.
OPMERKING Voor 0.9 TwinAir en 0.9
TwinAir Turbo versies, is de
motoroliepeilstok A is in de dop A
geïntegreerd. Draai de dop los, maak
de peilstok schoon met een niet
pluizende doek, plaats de peilstok terug
en draai de dop vast. Draai de dop
weer los en controleer of het peil zich
tussen het MIN- en MAX-teken op
de peilstok bevindt.
Motorolieverbruik
Het maximale motorolieverbruik is
gewoonlijk 400 gram elke 1000 km.
Tijdens de eerste gebruiksperiode van
het voertuig dienen de omstandigheden
van het motorolieverbruik als
gestabiliseerd te worden beschouwd na
de eerste 5000 - 6000 km.Bijvullen van de motorolie (voor
TwinAir-motoren)
Zodra het bericht dat motorolie moet
worden bijgevuld op het display
verschijnt, moet de gebruiker de olie tot
het MAX-niveau bijvullen en de
waarschuwing op het
instrumentenpaneel resetten op de in
de paragraaf "Display" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel" beschreven wijze.
OPMERKING Laat na het bijvullen of
het verversen van motorolie de motor
enkele seconden draaien alvorens hem
uit te zetten en wacht enkele minuten
alvorens het oliepeil te controleren.
MOTORKOELVLOEISTOF
161)61)
Controleer het koelvloeistofniveau bij
koude motor. Het niveau moet tussen
het MIN- en MAX teken op het reservoir
staan.
Draai, als het niveau te laag is, de
reservoirdop C los en vul de vloeistof bij
zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".VLOEISTOF VOOR
RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIER
162)
Als het niveau te laag is, til dan de
reservoirdop D op (zie vorige pagina's)
en vul de vloeistof bij zoals vermeld
in het hoofdstuk "Technische
gegevens".
REMVLOEISTOF
163) 164)62)
Controleer of het vloeistofniveau op het
maximum peil staat (het niveau mag
nooit boven het MAX-teken komen).
Maak, als het vloeistofniveau te laag is,
de reservoirdop E los en vul de vloeistof
bij zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
OLIE HYDRAULISCH
BEDIENINGSSYSTEEM
DUALOGIC
VERSNELLINGSBAK
4)
Het vloeistofniveau mag uitsluitend
gecontroleerd worden bij een
werkplaats van het Fiat Servicenetwerk.
154
ONDERHOUD EN ZORG 
Page 174 of 240

Panda Cross 4x4 versies
Versies Wielen Gemonteerde banden Winterbanden
Noodreservewiel(*)
0.9 TwinAir Turbo 90
pk6 J x 15H2 - ET35
175/65 R15 84T (M+S)
(**)175/65 R15 84T (M+S) 125/80 R15 95M
6 J x 15H2 - ET35
175/65 R15 84T
(**)175/65 R15 84Q (M+S) 125/80 R15 95M
6 J x 15H2 - ET30185/65 R15 88H
(M+S)
(***)185/65 R15 88Q (M+S) 125/80 R15 95M
6 J x 15H2 - ET30
185/65 R15 88H
(***)185/65 R15 88Q (M+S) 125/80 R15 95M
1.3 16V MultiJet6 J x 15H2 - ET35
175/65 R15 84T (M+S)
(**)175/65 R15 84T (M+S) 125/80 R15 95M
6 J x 15H2 - ET35
175/65 R15 84T
(**)175/65 R15 84Q (M+S) 125/80 R15 95M
6 J x 15H2 - ET30185/65 R15 88H
(M+S)
(***)185/65 R15 88H (M+S) 125/80 R15 95M
6 J x 15H2 - ET30
185/65 R15 88H
(***)185/65 R15 88Q (M+S) 125/80 R15 95M
(*) Voor bepaalde versies/markten.
(**) Op de band kunnen sneeuwkettingen gemonteerd worden.
(***) Band niet geschikt voor sneeuwkettingen.
OPMERKING Als bij Panda Cross 4x4 en Panda 4x4 versier een noodreservewiel wordt gebruikt, wordt dit door de
regeleenheid voor 4x4 aandrijving gedetecteerd (via de snelheidssignalen van het wiel) en wordt de ingreep van de
vierwielaandrijving tot een minimum beperkt, terwijl de wendbaarheid van het voertuig wordt behouden. Er wordt geen
fout/alarmsignaal op het instrumentenpaneel of op het display weergegeven.
172
TECHNISCHE GEGEVENS 
Page 203 of 240

RADIO
181) 182) 183) 184) 185) 186)
De radio is ontworpen volgens de
specificaties van het
passagierscompartiment, met een
gepersonaliseerd design dat perfect
past bij de stijl van het dashboard.
TIPS
Verkeersveiligheid
Maak uzelf vertrouwd met de
verschillende functies van de radio (bijv.
het opslaan van stations) voordat u
gaat rijden.
Zorg en onderhoud
Maak het frontpaneel uitsluitend met
een zachte, antistatische doek schoon.
Reinigings- en polijstmiddelen kunnen
het oppervlak beschadigen.
DIEFSTALBEVEILIGING
De autoradio is uitgerust met een
diefstalbeveiliging die gebaseerd is op
de informatie-uitwisseling tussen de
autoradio en de elektronische
regeleenheid (Body Computer) in het
voertuig.
Dit systeem garandeert maximale
veiligheid en voorkomt dat elke keer dat
de stroomvoorziening van de autoradio
uitvalt, de geheime code opnieuw
ingevoerd moet worden.Als de controle een positief resultaat
oplevert, dan begint de radio te werken.
Als de codes bij de vergelijking echter
niet overeenkomen of als de
elektronische regeleenheid (Body
Computer) wordt vervangen, dan zal
het toestel de gebruiker vragen om de
geheime code in te voeren op de
manier die in de volgende paragraaf is
beschreven.
De geheime code invoeren
Wanneer de radio wordt ingeschakeld,
wordt op het display, als het password
wordt gevraagd, ongeveer 2 seconden
het opschrift "Radio code"
weergegeven, gevolgd door vier
streepjes "----".
De geheime code bestaat uit vier cijfers
van 1 t/m 6, waarbij elk streepje met
een cijfer overeenkomt.
Druk voor het invoeren van het eerste
cijfer van de code op de betreffende
toets van het voorkeuzestation (1
t/m 6). Voer de overige cijfers van de
code op dezelfde manier in.
Als de vier cijfers niet binnen 20
seconden worden ingevoerd, dan
verschijnt op het display "Enter code - -
- -". Als dit gebeurt, wordt dit niet als
het invoeren van een verkeerde code
beschouwd.
Na invoer van het vierde cijfer (binnen
20 seconden), begint de autoradio
te werken.Als een verkeerde code wordt
ingevoerd, geeft de radio een geluid af
en toont het display "Radio blocked/
wait" om aan te geven dat de juiste
code moet worden ingevoerd.
Elke keer dat de gebruiker een
verkeerde code invoert, neemt de
wachttijd geleidelijk aan toe (1 min, 2
min, 4 min, 8 min, 16 min, 30 min,
1 uur, 2 uur, 4 uur, 8 uur, 16 uur en 24
uur), tot een maximum van 24 uur.
De wachttijd wordt op het display
getoond met het opschrift "Radio
blocked/wait". Als dit opschrift is
verdwenen, kan de code opnieuw
worden ingevoerd.
Paspoort autoradio
Dit document is het eigendomsbewijs
van de autoradio. Op het paspoort van
de autoradio staan het model, het
serienummer en de geheime code
aangegeven.
BELANGRIJK Bewaar dit
autoradiopaspoort op een veilige plek,
zodat bij diefstal van de radio de
betreffende informatie aan de bevoegde
instanties gegeven kan worden.
Neem, in geval van zoekraken van het
paspoort van de autoradio, contact
op met het Fiat Servicenetwerk, neem
uw identiteitsbewijs en de
eigendomsdocumenten van uw auto
mee.
201 
Page 207 of 240

ALGEMENE INFORMATIE
De autoradio biedt de volgende
functies:
Radiosectie
PLL-tuner met FM/AM/MW
golfbanden;
RDS (Radio Data System) met
TA-functie (verkeersinformatie) - TP
(verkeersprogramma's) - EON
(Enhanced Other Network) - REG
(regionale programma's);
AF: zoeken naar alternatieve
frequenties in RDS;
voorbereiding voor noodberichten;
automatisch/handmatig afstellen op
stations;
FM Multipath detector;
handmatige opslag van 30 stations:
18 op FM-golfband (6 op FM1, 6 op
FM2, 6 op FMT), 12 op MW-golfband
(6 op MW1, 6 op MW2);
automatische programmering
(Autostore-functie) van 6 stations op
betreffende FM-golfband
SPEED VOLUME functie:
automatische volumeregeling op basis
van de voertuigsnelheid;
automatische Stereo/Mono selectie.
CD-gedeelte
Directe keuze van de CD;
Keuze van nummer (vooruit/
achteruit);
Nummers snel vooruit-/
terugspoelen;
CD Weergavefunctie: weergave van
CD-naam en verstreken tijd vanaf
begin van het nummer
Afspelen van audio CD, CD-R en
CD-RW.
MP3 CD-gedeelte
Functie MP3-Info (ID3-TAG);
Keuze van map (vorige/volgende);
Keuze van nummer (vooruit/
achteruit);
Nummers snel vooruit-/
terugspoelen;
Functie MP3-Display: weergave van
mapnaam, ID3-TAG informatie,
verstreken tijd vanaf het begin van het
nummer, bestandsnaam
Afspelen van audio- of gegevens-
CD, CD-R en CD-RW.
Audiogedeelte
Mute/Pauze functie;
Soft-Mute functie;
Loudness functie
grafische 7-bands equalizer;
Gescheiden regeling hoge/lage
tonen
Balansregeling linker/rechter
kanalen.FUNCTIES EN
INSTELLINGEN
De autoradio aanzetten
De autoradio wordt ingeschakeld als er
kort op de toets/knop
(ON/OFF)
wordt gedrukt.
Wanneer de radio wordt ingeschakeld
terwijl de sleutel uit het contactslot is
gehaald, dan schakelt hij automatisch
na circa 20 minuten uit. Nadat de radio
zichzelf automatisch heeft
uitgeschakeld, kan hij weer 20 minuten
extra worden ingeschakeld door op
de
(ON/OFF) toets/knop te drukken.
De autoradio uitzetten
Druk kortstondig op de
(ON/OFF)
toets/knop.
Volumeregeling
Draai aan de
(ON/OFF) toets/knop
om het volume te regelen.
Als het volumeniveau wordt gewijzigd
tijdens het uitzenden van
verkeersinformatie, dan blijft deze
nieuwe instelling slechts gehandhaafd
tot het einde van deze
verkeersinformatie.
205 
Page 208 of 240

MUTE/Pause functie
(het volume uitzetten)
Druk kortstondig op de
toets om de
Mute-functie te activeren. Het volume
zal geleidelijk afnemen en het opschrift
“RADIO Mute” zal getoond worden
(bij radiogebruik) of “PAUSE” (bij
gebruik van de Cd-speler).
Druk kortstondig op de
toets om de
Mute-functie te deactiveren. Het
volume wordt geleidelijk verhoogd tot
het eerder ingestelde niveau.
Audio-instellingen
De functies die kunnen worden
geselecteerd in het audio-menu
wijzigen afhankelijk van de context:
AM/FM/CD.
Druk kortstondig op de
toets om de
audiofuncties te veranderen.
Na de eerste druk op de
toets,
toont het display de waarde van het
bass-niveau voor de op dat moment
ingeschakelde bron (bijv. bij gebruik van
FM, toont het display het opschrift
"FM Bass +2").
Gebruik de
oftoets om door de
menufuncties te lopen. Gebruik voor
het wijzigen van de instelling van de
gekozen functie de
oftoetsen. De
huidige status van de gekozen functie
verschijnt op de display.
De functies waarin het menu voorziet
zijn:
BASS: regeling van lage tonen;
HOOG: regeling hoge tonen;
BALANS: regeling balans rechts/
links;
FADER: regeling balans voor/achter
(waar voorzien).
LOUDNESS: inschakeling/
uitschakeling van de toename van bass
en hoge tonen;
EQUALIZER: activering en selectie
van in de fabriek ingestelde
equalizerniveaus;
USER EQUALIZER: persoonlijke
equalizerinstelling.
MENU
MENU Functies menutoetsen
Druk kortstondig op de MENU toets om
de Menu-functie te activeren. De
display toont het eerste instelbare
menu-item (AF) ("AF Switching On" op
de display).
Gebruik de
oftoets om door de
menufuncties te lopen. Gebruik voor
het wijzigen van de instelling van de
gekozen functie de
oftoetsen.
De huidige status van de gekozen
functie verschijnt op de display.
De functies waarin het menu voorziet
zijn:
AF SWITCHING: automatische
inschakeling/uitschakeling van de
selectie van het station met het sterkste
signaal dat hetzelfde programma
uitzendt.
TRAFFIC INFORMATION:
inschakeling/uitschakeling van
verkeersinformatie (alleen op FM band).
REGIONAL MODE: inschakeling/
uitschakeling van regionale
programma’s.
MP3-DISPLAY: CD MP3 display-
instelling.
SPEED VOLUME: automatische
snelheidsafhankelijke volumeregeling.
RADIO ON VOLUME: in-/
uitschakeling maximumlimiet
radiovolume.
RADIO OFF: off mode selectie.
SYSTEM RESET: resetten van
fabrieksinstellingen.
Druk opnieuw op de MENU-toets om
de Menu-functie te verlaten.
OPMERKING De instellingen AF
SWITCHING, TRAFFIC INFORMATION
en REGIONAL MODE zijn alleen bij
FM mogelijk.
206
MULTIMEDIA 
Page 209 of 240

RADIO (Tuner)
Druk, om de radio te kiezen wanneer
naar een andere audiobron wordt
geluisterd, kortstondig op de toets FM
AS of AM, afhankelijk van de gewenste
golfband.
Zodra de Radio is ingeschakeld, toont
de display de naam (alleen RDS-
stations), de frequentie van het gekozen
station, de gekozen golfband (bijv.
FM1) en het nummer van de
voorkeuzetoets (bijv. P1).
Keuze frequentieband
Druk bij ingeschakelde radio meerdere
malen kort op de toets FM AS of AM
om de gewenste golfband te kiezen.
Elke keer dat op de toets wordt
gedrukt, worden de AM en FM
golfbanden na elkaar gekozen:
Voorkeuzetoetsen
De toetsen met de nummer 1 t/m 6
worden voor het instellen van de
volgende voorkeuzestations gebruikt:
18 op de FM-golfband (6 op FM1, 6
op FM2, 6 op FMT of "FMA") (bij
sommige uitvoeringen);
12 op de MW-golfband (6 op MW1,
6 op MW2).Kies voor het luisteren naar een
voorkeuzestation, de gewenste
golfband en druk vervolgens kort op de
betreffende voorkeuzetoets (1 t/m 6).
Door langer dan 2 seconden op de
voorkeuzetoets te drukken, wordt het
station waarop is afgestemd
opgeslagen. De opslagfase wordt
bevestigd door een geluidssignaal.
Automatische afstemming
Druk kortstondig op de
oftoets
om automatisch te zoeken naar het
volgende station dat in de gekozen
richting ontvangen kan worden.
Handmatig afstemmen
Kies de gewenste golfband en druk
vervolgens herhaaldelijk kort op de
oftoets om het zoeken in de
gekozen richting te starten. Als de
of
toets langer ingedrukt wordt
gehouden, dan start het snel zoeken.
Dit stopt wanneer de toets wordt
losgelaten.
CD-SPELER
Ga voor het inschakelen van de
ingebouwde CD-speler als volgt te
werk:
breng een CD bij reeds ingeschakeld
apparaat in: het eerste nummer wordt
afgespeeld;
of
als er reeds een CD is ingebracht,
schakel dan de autoradio in en druk
vervolgens kort op de CD-toets om de
“CD” werking te kiezen: het laatst
beluisterde nummer zal afgespeeld
worden.
Voor een optimale weergave wordt het
gebruik van originele CD's aangeraden.
Als CD-R/RW's worden gebruikt, dan
adviseren wij exemplaren van goede
kwaliteit die met de laagst mogelijke
snelheid gebrand worden.
CD inbrengen/uitwerpen
Steek de CD voorzichtig in de sleuf,
zodat het automatische laadsysteem
ingeschakeld wordt dat de CD correct
zal plaatsen.
Druk op de
toets (EJECT) bij
ingeschakelde radio om het
automatisch uitwerpen van de CD te
activeren. Na het uitwerpen wordt
de audiobron ingeschakeld die
beluisterd werd voordat de CD werd
afgespeeld.
72)
Aanwijzingen op het display
Wanneer de CD-speler werkt, verschijnt
op de display de volgende informatie:
"CD Track 5": geeft het
tracknummer op de CD aan;
207 
Page 210 of 240

"03:42": geeft de verstreken
speelduur vanaf het begin van het
nummer aan (als de betreffende
menufunctie is ingeschakeld).
Keuze van nummer (vooruit/
achteruit)
Druk kortstondig op de
toets om het
vorige CD-nummer en op de
toets
om het volgende nummer af te spelen.
Nummers snel vooruit-/
terugspoelen
Houd de
toets ingedrukt om het
gekozen nummer snel vooruit te
spoelen en de
toets om het nummer
snel achteruit te spoelen.
Het snel vooruit-/ terugspoelen wordt
onderbroken zodra de toets wordt
losgelaten.
"Pauze" functie
Druk, om de Cd-speler in de
pauzestand te zetten, op de
toets.
Op het display verschijnen de woorden
“CD Pause”.
Druk, om het nummer weer af te
spelen, opnieuw op de
toets. Als een
andere audiobron wordt gekozen, dan
wordt de pauzefunctie uitgeschakeld.CD MP3-SPELER
Naast het afspelen van normale
audio-cd’s, kan de autoradio ook
CD-ROM’s afspelen waarop
gecomprimeerde audiobestanden op
MP3-formaat zijn opgenomen. De
autoradio werkt zoals beschreven in het
hoofdstuk "CD-speler", wanneer een
normale audio-CD wordt ingebracht.
Keuze van volgende/vorige map
Druk op de
toets om een van de
volgende mappen te kiezen of druk op
de
toets om een vorige map te
kiezen.
Het display toont het nummer en de
naam van de map (bijv. "DIR 2
XXXXXX").
Als gedurende de volgende 2 seconden
geen enkele andere map/nummer
wordt geselecteerd, dan wordt het
eerste nummer in de nieuwe map
afgespeeld.
Als het laatste nummer van de op dat
moment gekozen map wordt
afgespeeld, dan wordt de volgende
map afgespeeld.
BELANGRIJK
181)Een te hoog volume tijdens het rijden
kan zowel voor de bestuurder als de
passagiers gevaarlijk zijn. Regel het volume
altijd zodanig dat achtergrondgeluiden
blijven.
182)Multimedia Cd's bevatten naast
audiotracks ook tracks met gegevens. Het
afspelen van dit type CD kan ruis met
een zodanig volume veroorzaken, dat niet
alleen de verkeersveiligheid in gevaar komt,
maar ook de eindversterker en de
luidspreker beschadigd kunnen raken.
183)Het gebruik van bepaalde functies van
het systeem tijdens het rijden, kan de
aandacht van de weg afleiden en mogelijk
leiden tot een ongeval of andere ernstige
gevolgen; om die reden mogen deze
functies uitsluitend gebruikt worden
wanneer de rijomstandigheden dit toelaten
en indien nodig alleen bij stilstaand
voertuig.
184)BELANGRIJK: Het systeem tijdens
het rijden bekijken, kan de aandacht van de
weg afleiden; dit kan tot ongelukken of
andere ernstige gevolgen leiden. Wijzig de
systeeminstellingen niet of laad geen
gegevens tijdens het rijden. Zet het
voertuig op een veilige en wettelijk
toegestane manier stil voordat u deze
handelingen verricht. Het toepassen van
deze voorzorgsmaatregelen is belangrijk,
aangezien voor het instellen of wijzigen van
bepaalde functies de aandacht van de
bestuurder van de weg kan worden
afgeleid en de handen van het stuur
moeten worden genomen.
208
MULTIMEDIA