FIAT SCUDO 2014 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2014, Model line: SCUDO, Model: FIAT SCUDO 2014Pages: 227, PDF Size: 4.52 MB
Page 161 of 227

157
LAMPJES EN
BERICHTENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
ACCU OPLADENBELANGRIJK De beschrijving voor het
opladen van de accu dient slechts ter in-
formatie. Wendt u bij voorkeur tot het
Fiat Servicenetwerk om deze werkzaam-
heden uit te laten voeren.
We raden u aan de accu langzaam en met
een lage stroomsterkte (ampèrage) gedu-
rende ca. 24 uur op te laden. Als u de ac-
cu snel oplaadt met een hoge stroom-
sterkte, kan de accu worden beschadigd.
Ga voor het opladen als volgt te werk:❒
maak de klem van de minpool van de
accu los;
❒
sluit de kabels van het laadapparaat aan
op de accupolen; let hierbij op de po-
lariteit;
❒
schakel de acculader in;
De vloeistof in de accu is gif-
tig en corrosief. Vermijd het
contact met de huid en de ogen. Het
opladen van de accu moet worden
uitgevoerd in een goed geventileerde
ruimte, ver verwijderd van open vuur
en vonkvormende apparaten: brand-
en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE!
❒
aan het einde van het opladen: schakel
eerst de acculader uit en koppel dan de
accu los;
❒
sluit de klem weer aan op de minpool
van de accu.
Probeer een bevroren accu
niet op te laden: eerst moet
de accu ontdooid worden, anders
loopt u het risico dat de accu ontploft.
Als de accu bevroren is geweest, moet
door deskundig personeel worden ge-
controleerd of de cellen niet bescha-
digd zijn en of de bak geen scheuren
vertoont, waardoor de giftige en cor-
rosieve vloeistof kan weglekken.
ATTENTIE!
ECONOMISCHE MODUS
Als de motor stilstaat en de contactsleu-
tel staat in stand M, dan kunnen bepaal-
de functies (ruitenwissers, ruitbediening,
interieurverlichting, autoradio enz.) slechts
gedurende maximaal dertig minuten wor-
den gebruikt om een lege accu te voor-
komen.
Zodra deze dertig minuten zijn verstre-
ken, worden de ingeschakelde functies in
stand-by gezet en het lampje van de accu
gaat knipperen gecombineerd met een
melding op het display.
Om deze functies weer klaar voor gebruik
te maken, moet de motor worden gestart
en enkele momenten draaien.
De tijd dat de functies weer beschikbaar
zijn, zal heet dubbele zijn van de tijd die de
motor heeft gedraaid.
Echter deze tijd zal altijd tussen vijf en der-
tig minuten liggen.
Als de accu leeg is, kan de motor niet wor-
den gestart.
139-158 SCUDO LUM NL 07/03/14 08.57 Pagina 157
Page 162 of 227

158LAMPJES EN
BERICHTENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
fig. 26
A
F0P0243m
Start de motor niet als de au-
to wordt gesleept.
ATTENTIE!
Maak de schroefdraad zorg-
vuldig schoon, voordat u het
sleepoog op de schroefdraadpen
draait. Controleer, voordat de auto
wordt gesleept, of het sleepoog geheel
op de schroefdraadpen is gedraaid.
ATTENTIE!
Schakel voordat de auto ge-
sleept wordt, het stuurslot uit
(zie de paragraaf “Start-/contactslot”
in het hoofdstuk “Dashboard en be-
diening”). Houd er tijdens het slepen
rekening mee dat de rem- en stuurbe-
krachtiging niet werken als de motor
niet draait, waardoor meer kracht no-
dig is voor de bediening van het rem-
pedaal en het stuur. Gebruik voor het
slepen geen elastische kabels en rijd zo
gelijkmatig mogelijk. Controleer tijdens
het slepen of de sleepkabel geen car-
rosseriedelen kan beschadigen. Houdt
u bij het slepen van een auto aan de
wettelijke voorschriften. Dit geldt zo-
wel voor het slepen zelf als voor het ge-
drag naar andere weggebruikers.
ATTENTIE!
fig. 27
F0P0608m
SLEPEN VAN DE AUTOHet sleepoog, dat bij de auto wordt ge-
leverd, is in de motorruimte geplaatst, zo-
als in fig. 26is afgebeeld.
SLEEPOOG BEVESTIGEN
Ga als volgt te werk:❒
open de motorkap en maak het oog
A-fig. 26los uit de zitting;
❒
verwijder het beschermklepje voor of
achter B-fig. 27m.b.v. de bijgeleverde
schroevendraaier;
❒draaihet sleepoog geheel op de
schroefdraadpen.
139-158 SCUDO LUM NL 07/03/14 08.57 Pagina 158
Page 163 of 227

159
LAMPJES EN
BERICHTENTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD .......................... 160
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA ...... 161
PERIODIEKE CONTROLES .............................................. 163
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO................................. 163
NIVEAUS CONTROLEREN .............................................. 164
LUCHTFILTER/POLLENFILTER ......................................... 170
ACCU ..................................................................................... 170
WIELEN EN BANDEN ....................................................... 173
RUBBER SLANGEN ............................................................ 174
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER ...................... 174
CARROSSERIE ...................................................................... 176
INTERIEUR............................................................................. 178
O O
N N
D D
E E
R R
H H
O O
U U
D D
E E
N N
Z Z
O O
R R
G G
159-178 SCUDO LUM NL 12/12/13 11.22 Pagina 159
Page 164 of 227

160LAMPJES EN
BERICHTENTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
BELANGRIJK De servicebeurten van het
Geprogrammeerd Onderhoud zijn door
de fabrikant voorgeschreven. Het niet uit-
voeren van deze servicebeurten kan het
vervallen van de garantie tot gevolg heb-
ben.
De werkzaamheden van het Geprogram-
meerd Onderhoud kunnen door alle ves-
tigingen van het Fiat Servicenetwerk tegen
vaste tarieftijden worden uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tij-
dens het uitvoeren van de diverse inspec-
ties en controles van het geprogrammeerd
onderhoud, worden uitsluitend na toe-
stemming van de klant uitgevoerd.BELANGRIJK Het is raadzaam eventuele
kleine defecten onmiddellijk door het Fiat
Servicenetwerk te laten verhelpen en
daarmee niet te wachten tot de volgende
servicebeurt.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor het
trekken van aanhangers, moeten er kor-
tere intervallen worden aangehouden voor
de werkzaamheden van het geprogram-
meerd onderhoud.
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUDDoelmatig onderhoud is een beslissende
factor voor een lange levensduur, de bes-
te prestaties en een zo zuinig mogelijk ge-
bruik van de auto.
Om dit te realiseren heeft Fiat een reeks
controle- en onderhoudsbeurten samen-
gesteld die iedere 30.000 km moeten wor-
den uitgevoerd.
Onthoud echter dat het geprogrammeerd
onderhoud niet volledig toereikend is om
de auto in optimale staat te houden: zo-
wel in de beginperiode voor de service-
beurt bij 30.000 kilometer als daarna, tus-
sen twee servicebeurten in, moet regel-
matig wat aandacht aan de auto worden
geschonken. Controleer bijvoorbeeld re-
gelmatig de bandenspanning en de vloei-
stofniveaus en vul deze laatste zo nodig bij.
159-178 SCUDO LUM NL 12/12/13 11.22 Pagina 160
Page 165 of 227

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMADe onderhoudsbeurten moeten iedere 30.000 km worden uitgevoerd
x 1000 kmMaanden
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning
eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers,
waarschuwingsknipperlichten, laadruimte, waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren en eventueel sproeiermonden afstellen
Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken op conditie en slijtage controleren en
werking van remblokslijtagesensor voor en achter controleren (indien aanwezig)
Remschoenen achter (trommelremmen) op conditie en slijtage controleren (indien aanwezig)
Visueel de conditie controleren van:
buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming,
uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen enz.) enrubber slangen van rem- en brandstofsysteem.
Spanning van diverse aandrijfriemen voor hulporganen controleren(behalve uitvoeringen met automatische riemspanners)Slag van handrem controleren en eventueel afstellenUitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
Vergrendelmechanismen op vervuiling controleren en mechanismen smeren
161
LAMPJES EN
BERICHTENTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
30 60 90 120 150 180
24 48 72 96 120 144●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●● ●
●●●●● ●
●●
●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
159-178 SCUDO LUM NL 12/12/13 11.22 Pagina 161
Page 166 of 227

162LAMPJES EN
BERICHTENTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
30 60 90 120 150 180
24 48 72 96 120 144●●●●● ●
●●●
●● ●
●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●
●
●●●●● ●
●● ●
●●●●● ●
●
●
x 1000 kmMaanden
Motorolie en oliefilter vervangen (**)Dieselfilter aftappenDieselfilter vervangenLuchtfilterelement vervangen
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen
(motorkoelsysteem, remsysteem, stuurbekrachtiging, ruitensproeiers enz.)Conditie van aandrijfriem(en) voor hulporganen visueel controlerenConditie van getande distributieriem visueel controlerenGetande distributieriem vervangen (*)
Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)Pollenfilter vervangen (of elke 24 maanden)
Additiefniveau voor roetfilter bijvullen (voor versies/markten waar voorzien)Roetfilter vervangen (voor versies/markten waar voorzien)(*) Of om de 5 jaar ongeacht de kilometerstand
(**) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruikscondities van het voertuig en wordt aangegeven
met een brandend lampje of een bericht op het instrumentenpaneel of elke 24 maanden.
159-178 SCUDO LUM NL 12/12/13 11.22 Pagina 162
Page 167 of 227

163
LAMPJES EN
BERICHTENTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
ZWAAR GEBRUIK VAN
DE AUTOAls de auto overwegend onder zware be-
drijfsomstandigheden rijdt, zoals:❒
trekken van aanhangers of caravans;
❒
rijden op stoffige wegen;
❒
veel korte ritten (minder dan 7-8 km)
en bij buitentemperaturen onder nul;
❒
bij een vaak langdurig stationair draai-
ende motor of lange ritten bij lage
snelheden (bijv. bij huis-aan-huis be-
zorging) of als de auto lang stilstaat;
❒
in stadsverkeer;
is het noodzakelijk de volgende contro-
les vaker uit te voeren, dan in het Onder-
houdsschema staat aangegeven:
❒
remblokken voor (schijfremmen) op
conditie en slijtage controleren;
❒
vergrendelmechanismen van de mo-
torkap en laadruimte op vervuiling
controleren en mechanismen smeren;
❒
visueel de conditie controleren van:
motor, versnellingsbak, aandrijfassen,
uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen
enz.) en rubber slangen van rem- en
brandstofsysteem;
❒
acculading en niveau van het elektro-
lyt in de accu controleren;
❒
conditie van de aandrijfriemen voor de
hulporganen visueel controleren;
❒
pollenfilter controleren en eventueel
vervangen;
❒
luchtfilter controleren en eventueel
vervangen.
PERIODIEKE
CONTROLESIedere 1.000 km of voor een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:❒
niveau van de motorkoelvloeistof;
❒
niveau van de remvloeistof;
❒
niveau van de ruitensproeiervloeistof;
❒
conditie en spanning van de banden;
❒
werking verlichting (koplamp-/achter-
lichtunits, richtingaanwijzers, waar-
schuwingsknipperlichten enz.);
❒
werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor en
achter.
Iedere 3.000 km controleren en eventueel
bijvullen: motorolieniveau.
Gebruik bij voorkeur producten van PE-
TRONAS LUBRICANTS omdat die spe-
ciaal zijn afgestemd op de Fiat modellen
(zie de “Vullingstabel” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”).
159-178 SCUDO LUM NL 12/12/13 11.22 Pagina 163
Page 168 of 227

164LAMPJES EN
BERICHTENTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
NIVEAUS
CONTROLEREN
fig. 1 - Uitvoering 90 Multijet Euro 4
Rook nooit tijdens werk-
zaamheden in de motor-
ruimte: er kunnen licht ontvlambare
gassen aanwezig zijn; brandgevaar.
ATTENTIE!
Belangrijk; tijdens het bijvul-
len mogen de vloeistoffen met
verschillende specificaties niet
gemengd worden: als de spe-
cificaties van de vloeistoffen verschillen,
kan de auto ernstig beschadigd worden.
F0P0145m
1.Motorkoelvloeistof
2.Vloeistof voor ruitensproeiers voor/
achter en koplampsproeiers
3.Remvloeistof
4.Motorolie
5.Olie van stuurbekrachtiging
fig. 2 - Uitvoering 90 Multijet Euro 5
F0P0652m
159-178 SCUDO LUM NL 12/12/13 11.22 Pagina 164
Page 169 of 227

165
LAMPJES EN
BERICHTENTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
1.Motorkoelvloeistof
2.Vloeistof voor ruitensproeiers voor/
achter en koplampsproeiers
3.Remvloeistof
4.Motorolie
5.Olie van stuurbekrachtiging
6.Zitting voor trechter motorolie.
F0P0146m
fig. 3 - Uitvoeringen 120 Multijet
1.Motorkoelvloeistof
2.Vloeistof voor ruitensproeiers voor/
achter en koplampsproeiers
3.Remvloeistof
4.Motorolie
5.Olie van stuurbekrachtiging.
F0P0640m
fig. 4 - Uitvoeringen 130 Multijet en 165 Multijet
159-178 SCUDO LUM NL 12/12/13 11.22 Pagina 165
Page 170 of 227

166LAMPJES EN
BERICHTENTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
Trechter voor het bijvullen
van motorolie
(uitvoeringen 120 Multijet) fig. 8
Om makkelijker olie bij te vullen is er op
de uitvoeringen 120 Multijet een trech-
ter A-fig. 8geplaatst in de motorruimte.MOTOROLIEVERBRUIK
Als richtlijn geldt een maximaal motoro-
lieverbruik van ongeveer 400 gram per
1000 km.
De motor van een nieuwe auto moet nog
worden ingereden. Dit betekent dat het
motorolieverbruik pas na de eerste 5000
÷ 6000 km stabiliseert.
BELANGRIJK Het motorolieverbruik
hangt af van de rijstijl en de gebruiksom-
standigheden van de auto.
BELANGRIJK Na het bijvullen of het ver-
versen van de olie, moet u de motor eni-
ge seconden laten draaien, vervolgens de
motor uitzetten en na enige minuten het
oliepeil controleren. MOTOROLIE fig. 5-6-7
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat en enige minuten
(circa 5) na het uitzetten van de motor.
Het oliepeil moet altijd tussen het MIN-
en MAX-merkteken op de oliepeilstok B
staan.
Het verschil tussen het MIN- en MAX-
merkteken komt overeen met ongeveer 1
liter.
Als het olieniveau dicht bij of onder het
MIN-merkteken staat, moet via de olie-
vulopening Amotorolie tot aan het
MAX-merkteken worden bijgevuld.
Het olieniveau mag nooit het MAX-merk-
teken overschrijden.
fig. 5 - Uitvoering 90 Multijet
F0P0268mF0P0149m
fig. 6 - Uitvoeringen 120 Multijetfig. 8
F0P0317m
7 - Uitvoeringen 130 Multijet en
165 Multijet
F0P0641m
159-178 SCUDO LUM NL 12/12/13 11.22 Pagina 166