FIAT TALENTO 2021 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2021, Model line: TALENTO, Model: FIAT TALENTO 2021Pages: 248, PDF Size: 4.87 MB
Page 131 of 248

De volgende tabel bevat dezelfde informatie als de voorgaande diagrammen, om aan te geven hoe de huidige wetgeving moet
worden opgevolgd.
Combi-versies met 6 zitplaatsen
Kinderzitjes Gewicht kindAfmetingen
ISOFIX-
kinderzitjeVoorste passagiersstoel Achterbank
passagier in
het middenpassagier
zijkant- Midden
ReiswiegGroep 0 < 10 kgF
XXXX
G
Tegen de rijrichting in
geplaatst kinderzitjeGroepen
0en0+< 13 kg E X X IL (2) X
Tegen de rijrichting in
geplaatst kinderzitjeGroepen
0en1+<13kgenvan
9 tot 18 kgC
XXXX
D
In de rijrichting geplaatst
kinderzitjeGroep 1van 9 tot 18 kg A, B, B1 X X IUF/IL (3) X
StoelverhogingGroepen 2 en 3van 15 tot 25 kg
en van 22 tot
36 kgX X IUF/IL (3) X
X: stoel waarop dit type kinderzitje niet mag worden gemonteerd.
IUF/IL: deze stoel heeft ISOFIX-bevestigingen voor de bevestiging van een goedgekeurd "Universeel/semi-universeel of
voertuigspecifiek-kinderzitjessysteem; controleer of de montage mogelijk is.
(1): de reiswieg wordt dwars in het voertuig gemonteerd en beslaat ten minste twee zitplaatsen. Het hoofd van het kind mag
niet naast het portier van het voertuig liggen.
(2): zet de stoel zo ver mogelijk naar voren om het kinderzitje tegen de rijrichting in te monteren en zet de stoel vervolgens zo
ver mogelijk naar achteren zonder het kinderzitje te raken.
(3): in de rijrichting geplaatst kinderzitje: plaats de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de stoel. Verwijder in
ieder geval de hoofdsteun van de achterbank waar het kinderzitje tegenaan staat. Dit moet worden gedaan voordat het
kinderzitje wordt geplaatst (zie de paragraaf "Achterste hoofdsteun" in het hoofdstuk "Kennismaking met het voertuig"). Zet de
stoel vóór het kinderzitje niet meer dan een halve lengte naar achteren en kantel de rugleuning niet meer dan 25°.
129
Page 132 of 248

Combi/bestelwagen 8 zitplaatsen
Stoel waarop dit type kinderzitje niet mag worden gemonteerd.
Kinderzitje bevestigd met ISOFIX-systeem
Stoel waarop een ISOFIX-kinderzitje mag worden gemonteerd.
De achterstoelen hebben een verankering waarmee een universeel ISOFIX-kinderzitje tegen de rijrichting in kan worden
gemonteerd. De verankeringen zitten in de bagageruimte en zijn zichtbaar.
De afmetingen van een ISOFIX-kinderzitje worden aangegeven door een letter:
A, B en B1: voor stoelen uit groep 1 (van 9 tot 18 kg) die in de rijrichting worden geplaatst;
C: voor stoelen uit groep 1 (van 9 tot 18 kg) die tegen de rijrichting in worden geplaatst;
D en E: voor stoelen uit groep 0 of 0+ (minder dan 13 kg) die tegen de rijrichting in worden geplaatst;
F en G: reiswiegen uit groep 0 (minder dan 10 kg).
205T36641
130
VEILIGHEID
Page 133 of 248

De volgende tabel bevat dezelfde informatie als de voorgaande diagrammen, om aan te geven hoe de huidige wetgeving moet
worden opgevolgd.
Combi/bestelwagen 8 zitplaatsen
Kinderzitjes Gewicht kindAfmetingen
ISOFIX-
kinderzitjeVoorste
passagiers.Achterbank
zijkant
2e rijmidden
2e rijzijkant
3e rijmidden
3e rij
ReiswiegGroep 0 < 10 kgF
X IL (1) X X X
G
Tegen de rijrichting in
geplaatst kinderzitje
Groepen 0 en 0+<13kg E X IL(2) X X X
Tegen de rijrichting in
geplaatst kinderzitje
Groepen 0 en 1+<13kgenvan
9 tot 18 kgC, D X IL (2) X X X
In de rijrichting geplaatst
kinderzitjeGroep 1van 9 tot 18 kg A, B, B1 X IUF/IL (3) X X X
Stoelverhoging
Groepen 2 en 3van 15 tot 25 kg
en van 22 tot
36 kgX IUF/IL (3) X X X
X: stoel waarop dit type kinderzitje niet mag worden gemonteerd.
IUF/IL: deze stoel heeft ISOFIX-bevestigingen voor de bevestiging van een goedgekeurd "Universeel/semi-universeel of
voertuigspecifiek-kinderzitjessysteem; controleer of de montage mogelijk is.
(1): de reiswieg wordt dwars in het voertuig gemonteerd en beslaat ten minste twee zitplaatsen. Het hoofd van het kind mag
niet naast het portier van het voertuig liggen.
(2): zet de stoel zo ver mogelijk naar voren om het kinderzitje tegen de rijrichting in te monteren en zet de stoel vervolgens zo
ver mogelijk naar achteren zonder het kinderzitje te raken.
(3): in de rijrichting geplaatst kinderzitje: plaats de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de stoel. Verwijder in
ieder geval de hoofdsteun van de achterbank waar het kinderzitje tegenaan staat. Dit moet worden gedaan voordat het
kinderzitje wordt geplaatst (zie de paragraaf "Achterste hoofdsteun" in het hoofdstuk "Kennismaking met het voertuig"). Zet de
stoel vóór het kinderzitje niet meer dan een halve lengte naar achteren en kantel de rugleuning niet meer dan 25°.
131
Page 134 of 248

Combi/bestelwagen 9 zitplaatsen
Stoel waarop dit type kinderzitje niet mag worden gemonteerd.
Kinderzitje bevestigd met ISOFIX-systeem
Stoel waarop een ISOFIX-kinderzitje mag worden gemonteerd.
De achterstoelen hebben een verankering waarmee een universeel ISOFIX-kinderzitje tegen de rijrichting in kan worden
gemonteerd. De verankeringen zitten in de bagageruimte en zijn zichtbaar.
De afmetingen van een ISOFIX-kinderzitje worden aangegeven door een letter:
A, B en B1: voor stoelen uit groep 1 (van 9 tot 18 kg) die in de rijrichting worden geplaatst;
C: voor stoelen uit groep 1 (van 9 tot 18 kg) die tegen de rijrichting in worden geplaatst;
D en E: voor stoelen uit groep 0 of 0+ (minder dan 13 kg) die tegen de rijrichting in worden geplaatst;
F en G: reiswiegen uit groep 0 (minder dan 10 kg).
206T36639
132
VEILIGHEID
Page 135 of 248

De volgende tabel bevat dezelfde informatie als de voorgaande diagrammen, om aan te geven hoe de huidige wetgeving moet
worden opgevolgd.
Combi/bestelwagen 9 zitplaatsen
KinderzitjesGewicht
kindAfmetingen
ISOFIX-
kinderzitjeVoorste
passagiersstoelAchterbank
passagier
in het
middenpassagier
zijkantzijkant
2e rijmidden
2e rijzijkant
3e rijmidden
3e rij
ReiswiegGroep 0 < 10 kgF
XXXXXX
G
Tegen de rijrichting
in geplaatst
kinderzitje
Groepen 0 en 0+< 13 kg E X X IL (2) X X X
Tegen de rijrichting
in geplaatst
kinderzitje
Groepen 0 en 1+<13kgen
van 9 tot
18 kgC
XXXXXX
D
In de rijrichting
geplaatst kinderzitje
Groep 1van 9 tot
18 kgA, B, B1 X X IUF/IL (3) X X X
Stoelverhoging
Groepen 2 en 3van 15 tot
25 kg en van
22 tot 36 kgX X IUF/IL (3) X X X
X: stoel waarop dit type kinderzitje niet mag worden gemonteerd.
IUF/IL: deze stoel heeft ISOFIX-bevestigingen voor de bevestiging van een goedgekeurd "Universeel/semi-universeel of
voertuigspecifiek-kinderzitjessysteem; controleer of de montage mogelijk is.
(1): de reiswieg wordt dwars in het voertuig gemonteerd en beslaat ten minste twee zitplaatsen. Het hoofd van het kind mag
niet naast het portier van het voertuig liggen.
(2): zet de stoel zo ver mogelijk naar voren om het kinderzitje tegen de rijrichting in te monteren en zet de stoel vervolgens zo
ver mogelijk naar achteren zonder het kinderzitje te raken.
133
Page 136 of 248

(3): in de rijrichting geplaatst kinderzitje: plaats de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de stoel. Verwijder in
ieder geval de hoofdsteun van de achterbank waar het kinderzitje tegenaan staat. Dit moet worden gedaan voordat het
kinderzitje wordt geplaatst (zie de paragraaf "Achterste hoofdsteun" in het hoofdstuk "Kennismaking met het voertuig"). Zet de
stoel vóór het kinderzitje niet meer dan een halve lengte naar achteren en kantel de rugleuning niet meer dan 25°.
BELANGRIJK
127)Om te voorkomen dat de deur van
binnenuit wordt geopend, gebruik het
veiligheidsapparaat (zie de paragraaf
“Kinderveiligheid” in het hoofdstuk
“Kennismaken met uw voertuig”).
128)Een botsing met 50 km/h is gelijk aan
een val van 10 m. Houd kinderen nooit in
uw armen of op schoot; in geval van een
ongeval zult u nooit in staat zijn een kind
vast te houden, zelfs niet als u uw gordel
om hebt. Wanneer het voertuig betrokken
is geweest bij een ongeval, moet het
kinderzitje vervangen worden en de
veiligheidsgordels en de ISOFIX-
verankeringen gecontroleerd worden.
129)Laat het voertuig nooit onbeheerd
achter met de elektronische sleutel en een
kind, een gehandicapt persoon of een dier
in het voertuig, zelfs niet voor korte tijd.
Hierdoor zou uw eigen veiligheid en die van
anderen in gevaar kunnen komen, als de
motor wordt gestart of systemen in
werking worden gesteld, zoals de elektrisch
bediende ruiten of zelfs de
portiervergrendeling. Bovendien loopt de
temperatuur in warm en/of zonnig weer
snel op. Gevaar voor dodelijk of ernstig
letsel.130)Laat nooit kinderen zonder toezicht in
het voertuig achter. Zorg ervoor dat de
veiligheidsgordels van kinderen altijd
correct afgesteld en bevestigd zijn. Vermijd
dikke kleding waardoor de veiligheidsgordel
te los zit. Laat kinderen nooit hun hoofd of
arm uit het raam steken. Zorg ervoor dat
kinderen de gehele reis correct blijven
zitten, vooral als ze in slaap vallen.
131)Zorg ervoor dat het kinderzitje of de
voeten van kinderen niet verhinderen dat
de voorstoel goed op zijn plaats vastzit. Zie
de paragraaf "Voorstoel” in het hoofdstuk
"Kennismaken met uw voertuig”. Zorg
ervoor dat het kinderzitje dat in het voertuig
is gemonteerd niet uit de bijbehorende
behuizing kan. Als de hoofdsteun moet
worden verwijderd, zorg er dan voor dat hij
dusdanig is geplaatst dat hij niet door de
auto vliegt als er plotseling wordt geremd
of in geval van een botsing. Bevestig altijd
het kinderzitje, zelfs als het niet gebruikt
wordt, om te voorkomen dat het niet door
de auto vliegt als er plotseling wordt
geremd of in geval van een botsing.
132)RISICO OP DOOD OF ERNSTIG
LETSEL: voor het installeren van een
kinderzitje achterstevoren op de voorste
passagiersstoel, controleren of de airbag
correct gedeactiveerd is (zie paragraaf
“zijairbag passagierszijde en kinderzitjes” in
dit hoofdstuk).
133)Monteer kinderzitjes bij voorkeur op
een van de achterstoelen.134)Monteer nooit een kinderzitje op de
middenstoel van de achterbank. GEVAAR
VOOR DODELIJK OF ERNSTIG LETSEL.
135)Gebruik geen kinderzitjes waardoor
de gordel waarmee het is bevestigd, los
zou kunnen komen: de basis van het
kinderzitje mag nooit op de gesp van de
gordel en/of de behuizing rusten.
136)Zorg dat de gordelband nooit los of
gedraaid zit. Leg de schoudergordel nooit
onder uw arm of achter uw rug om.
Controleer of de gordel niet is beschadigd
door scherpe randen. Als de
veiligheidsgordel niet naar behoren werkt,
zal deze het kind niet beschermen. Neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Gebruik deze stoel niet totdat de gordel is
gerepareerd.
137)Als een kinderzitje wordt gebruikt dat
niet geschikt is voor dit voertuig, wordt het
kind niet naar behoren beschermd. U loopt
het risico dat het kind ernstig of dodelijk
letsel oploopt.
138)Wijzig geen van de elementen van het
oorspronkelijke veiligheidssysteem:
veiligheidsgordels, ISOFIX, zittingen en de
betreffende bevestigingselementen.
139)Controleer of de rugleuning van het
voorwaarts gerichte kinderzitje contact
maakt met de rugleuning van de stoel van
het voertuig. In dat geval zou het kinderzitje
niet op de zitting van de stoel van het
voertuig kunnen steunen.
134
VEILIGHEID
Page 137 of 248

140)De ISOFIX-verankeringen zijn exclusief
ontworpen voor kinderzitjes met het
ISOFIX-systeem. Bevestig aan deze
verankeringen nooit andere kinderzitjes,
veiligheidsgordels of andere voorwerpen.
Controleer dat er geen sprake is van
obstakels ter hoogte van de
verankeringspunten. Als het voertuig
betrokken is geweest bij een ongeval,
moeten de ISOFIX-verankeringen en het
kinderzitje worden vervangen.
141)Installeer nooit een kinderzitje met
steunvoeten op de middelste zitting achter.
Gevaar voor dodelijk of ernstig letsel.ACTIEVE
VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN
Afhankelijk van de versie kunnen ze
bestaan uit:
bij het antiblokkeersysteem (ABS);
elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) met onderstuur- en
tractieregeling;
assistentie tijdens het rijden met een
aanhangwagen;
assistentie bij remmen in
noodgevallen;
gripregeling;
assistentie bij wegrijden op hellingen.
ABS (Anti-lock Braking
System)
142) 143) 144) 145)
Als plotseling wordt geremd, voorkomt
het ABS-systeem dat de wielen
blokkeren en regelt het op die manier
de remafstand en wordt het voertuig
onder controle gehouden.
Onder deze omstandigheden kunt u
zelfs manoeuvres verrichten als u de
rem volledig intrapt. Bovendien
optimaliseert het systeem de
remafstand, vooral op een glad wegdek
(nat wegdek, enz.)
U zult het iedere keer dat u deze
inrichting activeert merken, omdat het
rempedaal erdoor gaat trillen.Het ABS verbetert geen "fysieke"
prestaties in verband met de grip van
het wiel op het wegdek. De
verkeersregels moeten worden
opgevolgd (veiligheidsafstand tussen
voertuigen, enz.).
BELANGRIJK In noodgevallen, raden
we u aan een sterke, constante druk op
het rempedaal uit te oefenen. U hoeft
niet met het rempedaal te pompen. Het
ABS moduleert de kracht die op de
remmen wordt uitgeoefend.
Onregelmatige werking:
eningeschakeld op het
instrumentenpaneel, begeleid door het
betreffende bericht op het display,
geven de deactivering van de ABS, de
ESC en van de nood-servorem aan. Er
wordt gegarandeerd geremd;
het aangaan vanen
STOPop het instrumentenpaneel in
combinatie met de weergave van een
bijbehorend bericht op het display,
betekent dat er een storing in de
remmen is.
Neem in beide gevallen contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
135
Page 138 of 248

ESC-SYSTEEM
(Electronic Stability
Control)
146) 147)
Elektronische stabiliteitscontrole
ESC
Dit systeem helpt de bestuurder
controle over het voertuig te houden
onder "kritieke" rijomstandigheden (bij
het vermijden van obstakels, gripverlies
in een bocht, enz.).
Werkingsprincipe
Een sensor op het stuurwiel herkent het
rijtraject dat de bestuurder wil volgen.
Andere sensoren in het voertuig meten
het daadwerkelijke traject.
Het systeem vergelijkt het met het
traject dat de bestuurder in
werkelijkheid volgt en corrigeert het,
indien nodig, door een paar wielen af te
remmen en/of het motorvermogen te
verlagen als het systeem is
ingeschakeld; in dit geval gaat het
controlelampje
op het
instrumentenpaneel knipperen.
Regeling bij onderstuur
Dit systeem optimaliseert de werking
van de ESC in gevallen van duidelijke
onderstuur (gripverlies aan de
voorkant).Tractieregeling
Dit systeem beperkt het slippen van de
aandrijfwielen en helpt het voertuig
onder controle te houden bij het
wegrijden, versnellen of afremmen.
Werkingsprincipe
Dankzij de sensor in de wielen meet en
vergelijkt dit systeem de draaisnelheid
van het aandrijfwiel en kan het op die
manier gripverlies direct detecteren. Als
een wiel begint te glijden, grijpt het
systeem in door te remmen en de
aandrijving aan te passen aan het
gripniveau op de weg.
Het systeem past ook de motortoeren
aan de grip van de wielen op de weg
aan, ongeacht het gebruik van het
gaspedaal door de bestuurder.
Onregelmatige werking
Als het systeem een onregelmatige
werking detecteert, wordt een bericht
daaromtrent op het display
weergegeven en gaan de
waarschuwingslampjesenaan. In dit geval worden de ESC en
tractieregeling uitgeschakeld. Neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
PBA-SYSTEEM (Panic
Brake Assist)
Dit is een aanvullend systeem op het
ABS waarmee u de remafstand van het
voertuig kunt verkleinen.
Werkingsprincipe
Het systeem detecteert het als wordt
geremd in een noodgeval.In dergelijke gevallen zorgt de
rembekrachtiging dat er maximaal
wordt geremd, waardoor het ABS ook
ingrijpt.
Het ABS is actief tot het rempedaal
wordt losgelaten.
Alarmknipperlichten aan
Afhankelijk van de versies, kunnen de
alarmknipperlichten aangaan als
plotseling wordt geremd.
Anticiperend remmen
Afhankelijk van de versies, anticipeert
het systeem, als het gaspedaal snel
wordt losgelaten, het remmen om de
remafstand te verkleinen.
Bij gebruik van de cruise-control:
als u het gaspedaal gebruikt en
loslaat, kan het systeem worden
geactiveerd;
als u het gaspedaal niet gebruikt,
wordt het systeem niet geactiveerd.
Onregelmatige werking
Als het systeem een onregelmatige
werking detecteert, wordt een bericht
daaromtrent op het instrumentenpaneel
weergegeven en gaat het alarmlampje
aan.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
136
VEILIGHEID
Page 139 of 248

TSA (Trailer Stability
Assist) RIJASSISTENTIE
MET EEN AANHANGER
Dit systeem helpt u de controle over het
voertuig te behouden als u een
aanhanger gebruikt. Het detecteert
slingerbewegingen van de aanhanger
onder bepaalde rijomstandigheden.
BEDRIJFSOMSTANDIGHEDEN
het sleepsysteem moeten zijn
goedgekeurd door het Fiat
Servicenetwerk;
de bedrading moet zijn goedgekeurd
door het Fiat Servicenetwerk;
de aanhanger moet op het voertuig
zijn aangesloten.
Werkingsprincipe
De functie stabiliseert het voertuig door:
de voorwielen asymmetrisch af te
remmen om het slingeren veroorzaakt
door de aanhanger te verminderen;
met vier wielen te remmen en het
motorkoppel te beperken om de
rijsnelheid te verlagen tot het slingeren
stopt.
Het controlelampje
knippert op het
instrumentenpaneel om u te informeren
over de situatie.
TRACTION PLUS
(GRIPREGELING)
147)
23)
Als het voertuig hiermee is uitgerust,
zorgt de gripregeling voor een
eenvoudigere beheersing van het
voertuig onder omstandigheden met
minder grip (onverhard wegdek).
"Wegmodus"
Wanneer het voertuig wordt gestart,
wordt een speciaal bericht op het
display weergegeven. Het
indicatielampje
op het
instrumentenpaneel is uit. Deze stand
garandeert optimaal gebruik onder
normale wegomstandigheden (droog,
nat wegdek, lichte sneeuw, enz.).
De "wegmodus" gebruikt de functies
van het tractieregelsysteem.
"Traction + modus"
Druk op knop 1 fig. 207: het
controlelampje
op het
instrumentenpaneel gaat aan samen
met een speciaal bericht.Deze stand zorgt voor optimaal gebruik
op een onverhard wegdek (zand,
modder, droge bladeren, enz.). In deze
stand moet de bestuurder het
motortoerental regelen. Bij een snelheid
hoger dan 50 km/h schakelt het
systeem automatisch over op de
"Wegmodus" en gaat het
indicatielampje
op het
instrumentenpaneel uit.
HEUVELOPWAARTS
WEGRIJDEN MET
BEHULP VAN HILL
HOLDER
148)
Afhankelijk van de hellingsgraad kan het
systeem de bestuurder helpen
heuvelopwaarts weg te rijden.
207T36668
137
Page 140 of 248

Afhankelijk van de hellingsgraad,
voorkomt het systeem dat het voertuig
achteruit rolt, door in te grijpen met
behulp van de remmen, zodra de
bestuurder zijn voet van de rem neemt
om het gaspedaal in te trappen.
Werking van het systeem
Het systeem werkt alleen als de
versnellingspook niet in de vrijstand
staat en als het voertuig volledig
stilstaat (met druk op het rempedaal).
BELANGRIJK
142)De remmen werken nog. Plotseling
remmen is echter gevaarlijk en daarom
moet u de auto stilzetten zodra de
verkeersomstandigheden dit toelaten.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
143)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
144)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
145)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
146)Het ESC kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.147)Deze functies vormen een extra
bijdrage aan de veiligheid onder kritieke
rijomstandigheden, waardoor de
bestuurder het gedrag van het voertuig kan
aanpassen aan het traject dat is uitgezet
door de bestuurder. Deze functies grijpen
niet in in plaats van de bestuurder, noch
staan ze toe dat de bestuurder de
snelheidslimieten van het voertuig negeert
en aangespoord wordt sneller te gaan
rijden. Ze vormen dus nooit een vervanging
voor de aandacht en de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
tijdens het besturen van het voertuig (de
bestuurder moet altijd goed opletten voor
onverwachte situaties die zich tijdens het
rijden kunnen voordoen).
148)Het Hill Start systeem kan mogelijk
niet onder alle omstandigheden voorkomen
dat het voertuig volledig achteruit rolt (steile
helling, enz.). De bestuurder kan echter
gebruik maken van het rempedaal om het
achteruitrollen van het voertuig te stoppen.
Assistentie tijdens het heuvelopwaarts
wegrijden kan niet voor langdurige stilstand
worden gebruikt: gebruik het rempedaal.
Deze functie is niet ontworpen om het
voertuig permanent stil te houden. Gebruik,
indien nodig, het rempedaal om het
voertuig te stoppen. De bestuurder moet in
het bijzonder opletten voor gladde
oppervlakken of oppervlakken met slechte
grip. Gevaar voor ernstige letsel.
BELANGRIJK
23)Als de banden moeten worden
vervangen, mogen alleen banden van
hetzelfde merk, maat, type en structuur op
het voertuig worden aangebracht. Ze
moeten identiek zijn aan de originele
banden of overeenkomen met de banden
aanbevolen door het Fiat Servicenetwerk.
138
VEILIGHEID