FIAT TIPO 5DOORS STATION WAGON 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: TIPO 5DOORS STATION WAGON, Model: FIAT TIPO 5DOORS STATION WAGON 2018Pages: 304, PDF Size: 7.65 MB
Page 31 of 304

doorlopend, als ring 2 in de stand
staat.
Duw de hendel naar het dashboard
(onstabiele stand) om de
achterruitsproeier in te schakelen. Blijf
op de hendel duwen om zowel de
achterruitsproeier als de
achterruitwisser automatisch in te
schakelen met een enkele beweging.
Door de hendel los te laten, maakt de
achterruitwisser drie slagen, zoals
beschreven voor de ruitenwisser. In de
stand
(achterruitwisser uit) wordt de
wis-/wascyclus na een pauze van
6 seconden voltooid met een enkele
slag. De automatische wis-/wasregeling
wordt niet uitgevoerd in de stand is
.
BELANGRIJK
22)Als de ruit schoongemaakt moet
worden, controleren of het systeem
uitgeschakeld is en of de sleutel op STOP
staat.
BELANGRIJK
5)Gebruik de ruitenwissers nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden wordt bij overbelasting
van de ruitenwisser de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als
hierna de ruitenwisser niet meer werkt (ook
niet na de motor opnieuw te hebben
gestart), neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
6)Schakel de ruitenwissers niet met van de
ruit opgeheven wisserbladen in.
7)Schakel de regensensor nooit in tijdens
een schoonmaakbeurt in een wastunnel.
8)Zorg ervoor dat het systeem is
uitgeschakeld als er ijs op de voorruit zit.
29
Page 32 of 304

KLIMAATREGELING
2)
HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING
Bedieningselementen
38P2000027-000-000
30
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 33 of 304

1 — draaiknop voor
temperatuurregeling (mengen van
warme en koude lucht):
Rode gebied = warme lucht;
Blauwe gebied = koude lucht.
2 — knop voor inschakeling/regeling
ventilator:
0 = ventilator uitgeschakeld;
1-2-3 = ventilatorsnelheid;
4= maximum ventilatorsnelheid.
3 — aan/uit-knop interne
luchtrecirculatie;
4 — draaiknop luchtverdeling
luchtstroom uit roosters in het
midden en aan de zijkant
luchtstroom uit roosters in het
midden, aan de zijkant en roosters
beenruimten voor/achter
luchtstroom uit de luchtroosters
beenruimten voor en achter en
tevens een lichte luchtstroom uit de
luchtroosters aan de zijkant op het
dashboard
luchtstroom uit de luchtroosters
beenruimten voor en achter, naar
de voorruit, de zijruiten en tevens
een lichte luchtstroom uit de
luchtroosters aan de zijkant op het
dashboard
luchtstroom naar de voorruit, de
zijruiten en tevens een lichte
luchtstroom uit de luchtroosters
op het dashboard
5 — aan/uit knop compressor
klimaatregeling;
6 — knop voor inschakeling/
uitschakeling ontwaseming/ontdooien
achterruit.
31
Page 34 of 304

AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING
Bedieningselementen
39P2000028-000-000
32
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 35 of 304

1 - instellingsknop voor temperatuur
passagierscompartiment; de ingestelde
temperatuur wordt getoond op het
display;
2 - MAX A/C functie op knop;
3 - Aan/uit knop compressor
klimaatregeling;
4 - knop voor activering MAX DEF
functie (snelle ontdooiing/ontwaseming
voorruit);
5 - aan/uit-knop klimaatregeling;
6 - instellingsknop voor
ventilatorsnelheid; de ingestelde
temperatuur wordt getoond op het
display;
7 - Luchtverdeelknoppen;
8 - toets voor inschakeling/
uitschakeling achterruitverwarming;
9 - aan/uit-knop interne
luchtrecirculatie;
10 - inschakelingsknop AUTO-functie
(automatische werking).
Selectie luchtverdeling
Door op de knoppen//,te
drukken, kan handmatig een van de
5 instellingen voor de luchtverdeling
worden gekozen:
Luchtstroom naar de
uitstroomopeningen van de voorruit
en de voorste zijruiten om deze te
ontwasemen/ontdooien.
Luchtstroom naar de luchtroosters
in het midden en aan de zijkant van
het dashboard om de borst en het
gezicht tijdens het warme seizoen te
verkoelen.
Luchtstroom naar de
uitstroomopeningen voor de
beenruimten voor en achter. Deze
luchtverdeling zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur,
waardoor onmiddellijk een
behaaglijk gevoel wordt verkregen.
+Luchtstroomverdeling tussen
uitstroomopeningen
beenruimten (hetere lucht) en
uitstroomopeningen
midden/zijkanten dashboard
(koelere lucht). Deze
luchtverdeling is bijzonder
nuttig op zonnige dagen in het
voor- en najaar.
+Luchtstroom verdeeld over
uitstroomopeningen
beenruimten en luchtroosters
voor voorruit en voorin aan de
zijkanten. Deze luchtverdeling
zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur
en voorkomt dat de ruiten
beslaan.
In de AUTO-modus wordt de
luchtverdeling automatisch door de
klimaatregeling geregeld (de leds op deknoppen 7 zijn uit). Bij handmatige
bediening wordt de ingestelde
luchtverdeling aangegeven door het
aangaan van de leds op de betreffende
knoppen.
Bij de gecombineerde functiemodus,
wordt bij bediening van een knop de
betreffende functie gelijktijdig met de
reeds ingestelde functies geactiveerd.
Als een knop wordt ingedrukt waarvan
de functie reeds actief is, wordt de
werking geannuleerd en gaat de
betreffende led op de knop uit. Druk op
de AUTO-knop om de automatische
regeling van de luchtverdeling na een
handmatige instelling te herstellen.
Start&Stop(waar aanwezig)
De automatische klimaatregeling regelt
het Start&Stop-systeem (motor wordt
afgezet wanneer de voertuigsnelheid
gelijk is aan 0 km/h) om een passend
comfort in het interieur te garanderen.
Wanneer het Start&Stop-systeem is
ingeschakeld (motor uit en voertuig
stilstaand), wordt de automatische
recirculatiefunctie met lucht van
buitenaf uitgeschakeld om de kans op
beslagen ruiten te verminderen
(aangezien de compressor is
uitgeschakeld).
33
Page 36 of 304

BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt een koelmiddel dat
compatibel is met de wetten die van kracht
zijn in de landen waar het voertuig wordt
verkocht, R134a of R1234yf. Gebruik voor
het bijvullen alleen het gas dat is aangeduid
op het plaatje in de motorruimte. Het
gebruik van andere koelmiddelen heeft
invloed op de efficiency en de conditie van
het systeem. Het smeermiddel dat voor de
compressor wordt gebruikt, is ook strikt
gekoppeld aan het type koelgas; raadpleeg
het Fiat Servicenetwerk.
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
23)
De elektrische ruitbediening werkt met
de startinrichting op MAR en gedurende
ongeveer 3 minuten nadat de
startinrichting op STOP is gezet (of de
sleutel verwijderd is). Wanneer een van
de voorportieren wordt geopend wordt
het systeem buiten werking gesteld.
Bedieningselementen
bestuurdersportier
Alle ruiten kunnen bediend worden
vanaf het portierpaneel aan
bestuurderszijde fig. 40.
1: linker voorruit openen/sluiten.
"Continue automatisch" operatie tijdens
het stadium openen/sluiten ruit;
2: rechter voorruit openen/sluiten.
"Continue automatisch" operatie tijdens
het stadium openen ruit;
3: inschakeling/uitschakeling
elektrische bediening achterste zijruiten;
4: rechter achterruit openen/sluiten
(indien aanwezig);
5: rechter achterruit openen/sluiten
(indien aanwezig).
Bediening passagiersportier en
achterportier aan passagierszijde
Op het bedieningspaneel op het
voorportier aan passagierszijde zitten
toetsen voor de bediening van de
bijbehorende ruiten.
Op de bekledingen van het achterste
deurpanelen zitten de toetsen voor de
bediening van de bijbehorende ruiten.
BELANGRIJK
23)Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen altijd of de
passagiers niet kunnen worden verwond
door de bewegende ruiten of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als het voertuig
(voorzien van mechanische sleutel met
afstandsbediening) wordt verlaten om te
voorkomen dat onverwachtse bediening
van de elektrische ruitbediening gevaar
oplevert voor de achtergebleven
passagiers.
4004166J0001EM
34
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 37 of 304

MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
trek de hendel 1 fig. 41, die zich in
de passagiersruimte bevindt, in de
richting van de pijl;
trek de hendel 2 fig. 42 in de richting
van de pijl;
til de motorkap op en maak
tegelijkertijd de steunstang 3 fig. 43 los
uit de vergrendeling; steek vervolgens
het uiteinde van de stang in de zitting
4 in de motorkap.
BELANGRIJK Verzeker u ervan, voordat
u de motorkap opent, dat de armen
van de ruitenwissers tegen de ruit
liggen en dat ze niet werken.
24) 25) 26)
SLUITEN
27)
Ga als volgt te werk:
houd de motorkap met één hand
omhoog, verwijder met de andere hand
de stang 3 fig. 43 uit de zitting 4 en zet
hem terug in de vergrendeling;
laat de motorkap tot op ongeveer
40 centimeter van de motorruimte
zakken en laat hem dan vallen.Controleer of de motorkap volledig
gesloten is en niet alleen met de
beveiliging is vergrendeld door te
proberen hem op te tillen. Als de
motorkap niet perfect gesloten is,
probeer dan niet erop te drukken maar
open hem opnieuw en herhaal de
handeling.
BELANGRIJK Controleer altijd of de
motorkap goed vergrendeld is om te
voorkomen dat deze tijdens het rijden
open gaat.
BELANGRIJK
24)Verricht deze handelingen uitsluitend bij
stilstaande auto.
25)De motorkap kan plotseling omlaag
vallen als de steunstang niet correct
geplaatst is.
26)Gebruik beide handen om de motorkap
op te tillen. Controleer voordat de
motorkap wordt opgetild, of de armen van
de ruitenwissers wel tegen de ruit liggen,
het voertuig stilstaat en de handrem goed
is aangetrokken.
27)Om veiligheidsredenen moet de
achterklep tijdens het rijden altijd goed
gesloten zijn. Controleer dus altijd of de
motorkap goed gesloten en vergrendeld is.
Mocht u tijdens het rijden merken dat de
motorkap niet goed vergrendeld is, stop
dan onmiddellijk en sluit de motorkap op
de correcte manier.4104196J0001EM
4204196J0002EM
4304196J0003EM
35
Page 38 of 304

ELEKTRISCHE
STUUR-
BEKRACHTIGING
"DUALDRIVE"
Dit systeem werkt alleen als de
contactsleutel in de stand MAR staat en
bij draaiende motor. Met de elektrische
stuurbekrachtiging kan de benodigde
kracht voor het verdraaien van het
stuurwiel op basis van de
rijomstandigheden geregeld worden.
IN-/UITSCHAKELING
STUURBEKRACHTIGING
28) 29)
Inschakeling/uitschakeling:
Druk op de fig. 44 knop.De inschakeling van de functie wordt
gemeld door een visuele weergave
(CITY) op het instrumentenpaneel of,
afhankelijk van de versie, op het display.
Wanneer de CITY-functie is
ingeschakeld, draait het stuur erg licht,
waardoor makkelijker kan worden
geparkeerd: daarom is deze functie
bijzonder geschikt voor het rijden in de
stad.
Als de knop wordt ingedrukt tijdens het
draaien aan het stuur, wordt de
stuurbekrachtiging pas voelbaar
wanneer het stuur in de andere richting
wordt gedraaid of losgelaten. Op deze
manier wordt de stuurervaring niet
abrupt gewijzigd.
BELANGRIJK
28)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten strengste
verboden. Dergelijke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem en
de garantie in gevaar brengen en het kan
ook ernstige veiligheidsproblemen
veroorzaken of erin resulteren dat de auto
niet meer aan de typegoedkeuring voldoet.29)Stop, voordat er
onderhoudswerkzaamheden verricht
worden, altijd de motor en verwijder de
contactsleutel uit het slot om de
stuurkolom te vergrendelen (in het
bijzonder wanneer de wielen van de auto
los van de grond staan). Als dit niet
mogelijk is (bijv. als de contactsleutel in de
stand MAR moet staan of als de motor
moet draaien), de hoofdzekering van de
elektrische stuurbekrachtiging verwijderen.
44P2000025-000-000
36
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 39 of 304

BAGAGERUIMTE
BELANGRIJK Leg, tijdens de reis, geen
woorwerpen op de hoedenplank want
deze kunnen passagiers verwonden in
het geval van een aanrijding of
plotseling remmen.
OPENEN
30)
Achterklep openen
Wanneer het centrale
vergrendelsysteem ontgrendeld is, kan
de achterklep van buitenaf geopend
worden met gebruik van de elektrische
openingshendel (waar voorzien)
fig. 45 onder de hendel totdat de klik
van het ontgrendelen wordt gehoord.Het plafondlicht in de bagageruimte
gaat aan wanneer de achterklep wordt
geopend; het plafondlicht gaat
automatisch uit wanneer de achterklep
wordt gesloten (zie ook
"Interieurverlichting"). Als de achterklep
open staat, zal de plafondverlichting
automatisch uitgeschakeld worden om
de accu niet te laten ontladen.
Van binnenuit openen in geval van
nood
Ga als volgt te werk:
breng de hoofdsteunen omlaag en
klap de rugleuningen in;
zoek de gele beschermkap A fig. 46,
die op het slot geklemd zit en verwijder
deze met de bijgeleverde
schroevendraaier;
plaats de schroevendraaier zodanig
dat lipje B fig. 47 geactiveerd wordt, om
het slot mechanisch te ontgrendelen.
SLUITEN
Om de achterklep te sluiten, laat u deze
in het slot zakken totdat u een klik
hoort.
BELANGRIJK Controleer of u in het
bezit van de sleutels bent voordat de
achterklep wordt gesloten, deze wordt
namelijk automatisch vergrendeld.
INITIALISATIE
BELANGRIJK Als de accu
losgekoppeld is geweest of als een
zekering is doorgebrand, moet het
mechanisme voor het openen/sluiten
van de achterklep opnieuw worden
geïnitialiseerd. Ga hiervoor als volgt te
werk:
sluit alle portieren en de achterklep;
druk op de knop"FIAT"opde
afstandsbediening;45P2000015-000-000
46P2000092-000-000
47P2000093-000-000
37
Page 40 of 304

druk op de knopvan de
afstandsbediening.
GEREEDSCHAPSHOUDER
(indien aanwezig)
Dit is een voorgevormde bak fig. 48 (bij
TIPO 5DOOR-versie) of fig. 49 (bij TIPO
STATION WAGON-versie) die zich in de
bagageruimte bevindt en waarin
voorwerpen opgeborgen kunnen
worden zodat er een vlakke laadvloer
beschikbaar is.
LADING VASTZETTEN
TIPO 5DOOR versie
Er zitten vier haken in de hoeken van de
bagageruimte (twee aan de voorkant
1 en twee aan de achterkant 2 fig. 50 )
om de kabels te bevestigen waarmee
de lading vastgezet kan worden.TIPO STATION WAGON versie
Er zitten vier ringen in de bagageruimte
(twee aan de voorkant 1 aan twee de
achterkant 2 fig. 51 ) waarmee de
lading vastgezet kan worden.
48P2000164
49P2000165
50P1030204-000-000
51P2000118
38
KENNISMAKING MET DE AUTO