FIAT TIPO 5DOORS STATION WAGON 2019 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2019, Model line: TIPO 5DOORS STATION WAGON, Model: FIAT TIPO 5DOORS STATION WAGON 2019Pages: 316, PDF Size: 9.17 MB
Page 71 of 316

SYMBOLEN EN BERICHTEN OP HET DISPLAY
Symbool Wat het betekent
roodMOTORKAP NIET GOED GESLOTEN
Het symbool gaat branden als de motorkap niet volledig gesloten is (voor versies/markten, waar
voorzien). Sluit de motorkap goed.
roodACHTERKLEP NIET GOED GESLOTEN
Het symbool gaat branden als de achterklep niet volledig is gesloten (voor versies/markten,
waar voorzien). Sluit de achterklep goed.
amberSTORING MOTOROLIEDRUKSENSOR
Het symbool gaat continu branden en er verschijnt een bericht op het display als er een storing
van de motoroliedruksensor is.
amberSTORING REGENSENSOR
Het symbool gaat branden als er een storing van de regensensor is. Neem zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
amberINWERKINGTREDING BRANDSTOFAFSLUITSYSTEEM
Het symbool gaat branden in geval van de inwerkingtreding van de afsluiter van de
brandstoftoevoer.
Zie, om het brandstofafsluitsysteem weer in te schakelen, de beschrijving in het deel
"Brandstofafsluitsysteem" in het hoofdstuk "Noodgevallen". Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als de brandstoftoevoer nog steeds niet hersteld kan worden.
amberSTORING AFSLUITER VAN DE BRANDSTOFTOEVOER
Het symbool gaat branden in geval van een storing van de afsluiter van de brandstoftoevoer.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
amberSTORING START&STOP SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Het symbool gaat branden om een storing van het Start&Stopsysteem aan te geven. Op het
display verschijnt een bijbehorend bericht. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
69
Page 72 of 316

Symbool Wat het betekent
amberSTORING BUITENVERLICHTING
Het symbool gaat branden om een storing van een van de volgende lichten aan te geven:
dagverlichting (DRL); parkeerlichten; stadslicht; richtingaanwijzers; mistachterlicht;
achteruitrijlicht; kentekenverlichting.
De storing kan de volgende oorzaken hebben: lamp doorgebrand, zekering doorgebrand of
elektrische verbinding onderbroken.
amberSTORING BRANDSTOFNIVEAUSENSOR
Het symbool gaat branden als de brandstofniveausensor een storing heeft. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
amberSTORING LPG-NIVEAUSENSOR
Het symbool gaat branden als de LPG-niveausensor een storing vertoont. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
amberKANS OP GLAD WEGDEK
Het symbool gaat branden wanneer de buitentemperatuur tot of onder de 3 °C zakt.
BELANGRIJK Indien er een storing is in de buitentemperatuursensor, worden de cijfers die de
waarde aangeven door streepjes vervangen.
amberSTORING SCHEMERSENSOR
Het symbool gaat branden en er verschijnt een bericht op het display indien er een storing van
de schemersensor is. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
amberSTORING AUDIOSYSTEEM
Het symbool gaat branden om een storing van het audiosysteem aan te geven. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
70
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 73 of 316

Symbool Wat het betekent
amber of roodSTORING PARKEERSENSOREN (PARK ASSIST)
Het gele symbool gaat branden als er een tijdelijke storing van de parkeersensoren is. Als het
probleem nog aanwezig is na het reinigen van de zone van de parkeersensoren, contact
opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
Het rode symbool gaat branden als er een permanente storing van de parkeersensoren is. De
uitgebleven werking van het systeem kan te wijten zijn aan onvoldoende spanning van de accu
of andere storingen in het elektrische systeem. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
amber of roodSTORING FULL BRAKE CONTROL SYSTEEM
Het gele symbool gaat tijdelijk branden (en er wordt een bericht weergegeven) in geval van
storing van het Full Brake Control-systeem. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Het rode symbool gaat permanent branden (en er wordt een bericht weergegeven) in geval van
storing van het Full Brake Control-systeem. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
amberSTORING SPEED LIMITER
Het symbool gaat branden als er een storing van het Speed Limiter-systeem is. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk om de storing te laten verhelpen.
amberSTORING ADAPTIEVE CRUISE-CONTROL
Het symbool gaat branden en er verschijnt een bericht op het display als er een storing is met
de Adaptieve Cruise-Control (ACC). Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
71
Page 74 of 316

Symbool Wat het betekent
amberGEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (SERVICE)
In het “Geprogrammeerd Onderhoudsschema” zijn de onderhoudsbeurten van de auto op
vaste intervallen vermeld (zie het hoofdstuk "Onderhoud en zorg").
Wanneer het onderhoudsinterval bijna is vervallen en de startinrichting op MAR wordt gezet,
verschijnt het woord symbool, gevolgd door het aantal resterende kilometers/mijlen of het
aantal resterende dagen (indien aanwezig).
Dit wordt automatisch weergegeven, met de startinrichting op MAR, 2000 km vóór de
onderhoudsbeurt of, waar aanwezig, 30 dagen vóór de onderhoudsbeurt. Dit wordt tevens elke
keer dat de sleutel naar MAR wordt gedraaid, weergegeven. Het bericht verschijnt in kilometers
of mijlen, afhankelijk van de meeteenheid die is ingesteld.
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om de werkzaamheden van het
"Geprogrammeerd onderhoudsschema" te laten verrichten en het bericht te resetten.
amberDit symbool gaat branden om aan te duiden dan het koppelingspedaal ingedrukt moet worden
om het starten in te schakelen voor versies met handmatige versnellingsbak. Voor de
automatische versnellingsbak of automatische versnellingsbak met dubbele koppeling betekent
dit dat het rempedaal moet worden ingetrapt.
amberWAARSCHUWING LAAG NIVEAU ADDITIEF DIESELUITSTOOT (UREUM)
(voor bepaalde versies/markten)
Het symbool laag UREUM-peil (additief voor dieseluitstoot) gaat branden wanneer het
UREUM-peil laag is.
Vul het UREUM-reservoir zo snel mogelijk met minstens 5 liter UREUM. Als UREUM aan het
reservoir bijgevuld wordt terwijl het peil in het reservoir gelijk aan nul is, kan het zijn dat u
2 minuten moet wachten voordat u het voertuig kunt starten.
witDit symbool verschijnt om te adviseren naar een hogere versnelling te schakelen (opschakelen).
witDit symbool verschijnt om te adviseren naar een lagere versnelling te schakelen
(terugschakelen).
72
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 75 of 316

Symbool Wat het betekent
witDit symbool verschijnt om te adviseren twee versnellingen op te schakelen vanuit de huidige
versnelling (voor bepaalde versies/markten).
witDit symbool verschijnt als suggestie om twee versnellingen terug te schakelen (voor bepaalde
versies/markten).
witSNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN
Het (witte) symbool gaat branden wanneer de via het menu van het display ingestelde snelheid
(bijv. 110 km/h) wordt overschreden (de onderste waarde wordt afhankelijk van de ingestelde
snelheid bijgewerkt).
witSTART&STOP-SYSTEEM INSCHAKELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Het symbool gaat branden om aan te geven dat de motor is uitgeschakeld door het
START&STOP-systeem.
witHOOGTEREGELING INSTELLING KOPLAMPEN
De hoogteregeling koplampen werkt met de startinrichting op MAR en ingeschakeld dimlicht.
Druk openop het bedieningspaneel.
witELEKTRONISCHE CRUISE-CONTROL
Dit symbool gaat branden als de elektronische Cruise Control is ingeschakeld.
73
Page 76 of 316

Meldingen op display
Wat het betekent
WAARSCHUWING LAAG NIVEAU ADDITIEF DIESELUITSTOOT (UREUM)
(voor bepaalde versies/markten)
Wanneer een laag UREUM-peil wordt waargenomen, zal een tekstbericht op het display van het
instrumentenpaneel worden weergegeven in combinatie met het symbool
om aan te geven
dat UREUM moet worden bijgevuld.
Het symbool
wordt weergegeven tot minstens 5 liter UREUM aan het reservoir is
toegevoegd.
Als u geen UREUM bijvult, zal een specifiek bericht op het instrumentenpaneel worden
weergegeven wanneer een bepaalde drempel bereikt wordt tot het moment dat de motor niet
langer kan worden gestart.
Een bericht wordt continu op het display weergegeven en een geluidssignaal wordt geactiveerd
wanneer de afstand die afgelegd kan worden is afgenomen tot ongeveer 200 km.
Een specifiek bericht wordt op het display weergegeven (voor bepaalde versies/markten indien
voorzien) wanneer de afstand die afgelegd kan worden is afgenomen tot 0 km. De motor kan
niet langer gestart worden nadat deze is afgezet.
De motor kan pas weer gestart worden als het reservoir met minstens 5 liter UREUM is gevuld.
Vul het UREUM-reservoir zo spoedig mogelijk bij. Wacht 2 minuten nadat u het reservoir
bijgevuld heeft als het resterende bereik is afgenomen tot 0 km alvorens de motor te starten.
28)
BELANGRIJK
28)Als het UREUM-reservoir leeg is en de motor is afgezet, kan het voertuig niet langer worden gestart tot het UREUM-reservoir is bijgevuld
met minstens 5 liter UREUM.
74
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 77 of 316

VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is bijzonder belangrijk.
Hierin worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee het voertuig is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN. .76
RIJHULPSYSTEMEN...........80
BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN...............87
VEILIGHEIDSGORDELS.........87
SBR-SYSTEEM (SEAT BELT
REMINDER)................89
VOORAANSPANNERS.........91
KINDERZITJES..............93
AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM
(SRS) - AIRBAGS............106
75
Page 78 of 316

ACTIEVE
VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN
In het voertuig zijn de volgende actieve
veiligheidssystemen aanwezig:
ABS (Anti-lock Braking System);
DTC-systeem (Drag Torque Control);
ESC (Electronic Stability Control)
(Elektronische Stabiliteitsregeling);
TC (Traction Control) (Tractieregeling);
PBA (Hydraulic Brake Assist)
(Hydraulische remondersteuning);
HHC (Hill Hold Control);
ERM (Electronic Rollover Mitigation);
TSC (Trailer Sway Control).
Zie de volgende beschrijving van de
werking van deze systemen.
ABS (Anti-lock Braking
System)
Dit systeem, dat deel uitmaakt van het
remsysteem, voorkomt het blokkeren of
slippen van een of meerdere wielen op
alle soorten wegdek, ongeacht de
kracht van de remwerking, zodat het
voertuig ook tijdens paniekremmen
onder controle gehouden kan worden
en de remweg wordt geoptimaliseerd.
Het systeem grijpt in tijdens het
remmen wanneer de wielen dreigen te
blokkeren tijdens paniekremmen of
onder slechte adhesiecondities, waarbij
blokkering vaker kan voorkomen.Het systeem verhoogt tevens de
controleerbaarheid en stabiliteit van het
voertuig wanneer op oppervlakken met
verschillende grip voor de wielen aan
rechter- en linkerzijde of in bochten
wordt geremd.
Het geheel wordt aangevuld met het
EBD-systeem (Electronic Braking Force
Distribution) dat voor de verdeling van
de remkracht tussen de voor- en de
achterwielen zorgt.
Inwerkingtreding van het systeem
De bestuurder kan merken wanneer het
ABS in werking treedt omdat het
rempedaal iets pulseert en het systeem
meer geluid maakt: dit is volkomen
normaal wanneer het systeem in
werking treedt.37) 38) 39) 40) 40) 42) 43)
DTC-SYSTEEM (Drag
Torque Control)
Het systeem voorkomt dat de
aandrijfwielen mogelijk vergrendelen,
hetgeen kan gebeuren, bijvoorbeeld, als
het gaspedaal plotseling wordt
losgelaten of in het geval van een
plotseling naar een lagere versnelling
schakelen in omstandigheden van
slechte grip op de weg. In deze
omstandigheden zou het
motorremeffect ervoor kunnen zorgen
dat de aandrijfwielen slippen, waardoorhet voertuig zijn stabiliteit verliest. Het
DTC-systeem grijpt in dergelijke
situaties in door het motorkoppel te
regelen om zo de stabiliteit te bewaren
en de veiligheid van het voertuig te
verhogen.
ESC-SYSTEEM
(Electronic Stability
Control)
Het ESC-systeem verbetert de
richtingscontrole en stabiliteit van de
auto onder diverse rijomstandigheden.
Het ESC-systeem corrigeert het
onderstuur en overstuur van het
voertuig door de remkracht op de juiste
wijze naar de wielen te sturen. Tevens
kan het door de motor geleverde
koppel verlaagd worden om de controle
over het voertuig te behouden.
Het ESC-systeem maakt gebruikt van
de in het voertuig gemonteerde
sensoren om de baan te bepalen die de
bestuurder wil volgen en vergelijkt deze
met de werkelijke baan van de auto.
Wanneer de werkelijke baan afwijkt van
de gewenste baan, grijpt het
ESC-systeem in om het overstuur of
onderstuur van het voertuig te
corrigeren.
Overstuur: treedt op wanneer de
auto meer draait dan overeenkomstig
de hoek van het stuurwiel zou moeten.
76
VEILIGHEID
Page 79 of 316

Onderstuur: treedt op wanneer het
voertuig minder draait dan
overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten.
Inwerkingtreding van het systeem
De ingreep van het systeem wordt
aangegeven door het knipperen van het
lampje
op het instrumentenpaneel,
om de bestuurder te waarschuwen dat
de stabiliteit en de grip van het voertuig
kritiek zijn.
44) 45) 46) 47) 48)
TC-SYSTEEM (Traction
Control)
Het systeem grijpt automatisch in als
één of meer aandrijfwielen slippen, grip
verliezen op natte wegen (aquaplaning)
en bij het optrekken op glad,
besneeuwd of met ijzel bedekt wegdek.
Afhankelijk van de slipomstandigheden
kunnen twee verschillende
regelsystemen worden geactiveerd:
als beide aangedreven wielen
doorslippen, grijpt het ASR-systeem in
door het door de motor doorgegeven
vermogen te reduceren;
als slechts één aangedreven wiel
slipt, wordt de BLD-functie (Brake
Limited Differential) geactiveerd,
waardoor het wiel dat slipt automatisch
afgeremd wordt (de werking van een
zelfblokkerend differentieel wordtgesimuleerd). Hierdoor wordt het
motorkoppel dat overgebracht wordt
op het wiel dat niet slipt verhoogt. Deze
functie blijft actief ook als de modi
"Systemen gedeeltelijk gedeactiveerd"
en "Systemen gedeactiveerd"
geselecteerd zijn (zie beschrijving op de
volgende pagina's).
Inwerkingtreding van het systeem
De ingreep van het systeem wordt
aangegeven door het knipperen van het
lampje
op het instrumentenpaneel,
om de bestuurder te waarschuwen dat
de stabiliteit en de grip van het voertuig
kritiek zijn.
49) 50) 51) 52) 53)
PBA-SYSTEEM (Panic
Brake Assist)
Het PBA-systeem is ontworpen om het
remvermogen van het voertuig tijdens
noodremmen te verbeteren.
Het systeem detecteert het
noodremmen door de snelheid en de
kracht waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt te controleren en past
vervolgens de optimale remdruk toe. Dit
kan de remweg verkorten en dus vormt
het PBA-systeem een aanvulling op het
ABS.
Er wordt maximale assistentie van het
PBA-systeem verkregen als het
rempedaal zeer snel wordt ingetrapt.Tevens moet het rempedaal continu,
dus niet intermitterend, ingetrapt
worden tijdens het remmen, om zo veel
mogelijk uit het systeem te halen.
Verminder niet de druk op het
rempedaal zolang geremd moet
worden.
Het PBA-systeem wordt uitgeschakeld
wanneer het rempedaal wordt
losgelaten.
55) 55) 56)
HHC (Hill Hold Control)
SYSTEEM
Dit systeem is een integraal onderdeel
van het ESC-systeem en assisteert de
bestuurder bij het wegrijden op
hellingen in de volgende gevallen:
op een helling- als het voertuig auto
stilstaat op een weg met een
hellingsgraad van meer dan 5% met
draaiende motor, ingetrapt rempedaal
en de versnellingsbak in de vrijstand of
met ingeschakelde versnelling (andere
dan achteruit);
op een afdaling: als het voertuig
stilstaat op een weg met een
hellingspercentage van meer dan 5%
met draaiende motor, ingetrapt
rempedaal en de versnellingsbak in de
achteruit geschakeld.
Tijdens het wegrijden houdt de
regeleenheid van het ESC-systeem de
wielen geremd, totdat het nodige
77
Page 80 of 316

motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, of in ieder geval maximaal
2 seconden, zodat de bestuurder de
tijd heeft om de rechtervoet van het
rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen.
Als na twee seconden niet wordt
weggereden, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld en wordt de
remdruk geleidelijk gereduceerd.
Tijdens deze fase kan een typisch
mechanisch remgeluid gehoord
worden, wat aangeeft dat de auto zich
begint te verplaatsen.
57) 58)
ERM-SYSTEEM
(Electronic Rollover
Mitigation)
Het systeem controleert de neiging van
de wielen om van de grond te komen
als de bestuurder extreme manoeuvres
uitvoert zoals snel bijsturen om een
obstakel te vermijden, met name onder
omstandigheden van een slecht
wegdek.
Als zich dergelijke omstandigheden
voordoen, flitst het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel en het systeem
grijpt in op de remmen en het
motorvermogen om de mogelijkheid dat
de wielen van de grond komen te
beperken.Het is niet mogelijk om de neiging tot
over de kop slaan te voorkomen
wanneer dit te wijten is aan redenen
zoals met de wielen aan één kant op
steile hellingen rijden, botsing tegen
voorwerpen of andere voertuigen.
59)
TSC-SYSTEEM (Trailer
Sway Control)
Het systeem maakt gebruik van een
reeks sensoren die zich op het voertuig
bevinden om excessief slingeren van de
aanhanger te identificeren en de
noodzakelijke voorzorgsmaatregelen te
nemen om dit op te lossen.
Om het slingereffect van de aanhanger
tegen te gaan, kan het systeem het
motorvermogen verlagen en ingrijpen op
de betrokken wielen. Het TSC-systeem
wordt automatisch ingeschakeld wanneer
buitensporig slingeren van de aanhanger
gedetecteerd wordt.
Inwerkingtreding van het systeem
Wanneer het systeem ingeschakeld is,
gaat het waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel knipperen, het
motorvermogen wordt beperkt en het
remmen kan gevoeld worden op de
afzonderlijke wielen, na een poging om
het slingeren van de aanhanger te
elimineren.
60) 61)
BELANGRIJK
37)Wanneer het ABS wordt ingeschakeld,
is een trilling aan het rempedaal voelbaar.
Verlaag de remdruk niet en houd het
rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg op basis
van de wegomstandigheden.
38)Voor een maximale efficiëntie van het
remsysteem moet een inloopperiode van
circa 500 km worden aangehouden: in
deze periode mag niet abrupt, herhaaldelijk
en langdurig worden geremd.
39)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan
betekent dit dat de limiet van de grip van
de banden op het wegdek is bereikt:
verlaag de snelheid en pas deze aan de
beschikbare grip aan.
40)Het ABS kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
41)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
42)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
43)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
78
VEILIGHEID