Hyundai Accent 2006 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2006, Model line: Accent, Model: Hyundai Accent 2006Pages: 227, PDF Size: 7.17 MB
Page 131 of 227

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
21
YC200C3-AX Remsysteem aanhangwagen Als uw aanhanger voorzien is van een remsysteem, moet deze voldoenaan de wettelijke voorschriften. Zorg ervoor dat het op de juiste manier is gemonteerd en dat het goed werkt. YC200B2-AX Trekhaken Kies een trekhaak die geschikt is voor de aanhanger die getrokken moet worden. De gemonteerdetrekhaak moet de kogeldruk gelijkmatig overbrengen op het chas- sis van de wagen. De trekhaak moet stevig worden aangebracht door een hiervoor bevoegd bedrijf. GEBRUIK GEENTREKHAAK VOOR TIJDELIJKE MONTAGE EN GEBRUIK NOOIT EEN TREKHAAK DIE ALLEEN AANDE BUMPER IS GEMONTEERD.
N.B.: Als met een aanhanger wordt
gereden moeten tengevolge van de extra belasting de onderhoud- swerkzaamheden met kortere tussenpozen worden uitgevoerd.Zie hoofdstuk "Onderhouds- voorschriften" bij "Onderhoud onder zware bedrijfsomstan-digheden" op bladzijde 5-7.
LET OP:
o Sluit nooit het remsysteem van de aanhanger rechtstreeks aan op het remsysteem van de wagen.
o Bij bet rijden met een aanhanger
op een steile helling (meer dan12%) moet worden gelet op de koelvloeistoftemperatuurmeter. Mocht de naald van de meterzich voorbij "H" (HOT) bewegen, dan moet zo snel mogelijk worden gestopt. Laat de motorvervolgens stationair draaien tot hij is afgekoeld.
! YC200D2-AX Veiligheidskabel Wanneer de verbinding tussen de trekhaak en de aanhanger verbroken mocht worden, kunnen gevaarlijkesituaties ontstaan voor het verkeer. De aanhanger kan zelfs van de rijbaan geraken. Om deze gevaarlijkesituaties te voorkomen is een veiligheidskabel tussen de wagen en de aanhanger verplicht.
Page 132 of 227

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
22
De kogeldruk kan gewijzigd worden door het gewicht in de aanhanger teverdelen. Controleer de verdeling van het gewicht door het totale gewicht en de kogeldruk te meten. N.B.:
1. Zorg ervoor dat zich nooit meergewicht in het achterste deel van de aanhanger bevindt dan in het voorste deel. Ca. 60% vanhet gewicht moet zich in het voorste deel van de aanhanger bevinden, de overige 40% in hetachterste deel. 3. De voor-en achterasbelastingen
mogen de toegestane asbelas-tingen (GAWR) niet overschrij- den. De toegestane asbela- stingen zijn te vinden op hetidentificatieplaatje (zie blz. 8-2). Het is mogelijk dat het totaalgewicht beneden detoegestane waarde blijft maar dat de asbelasting wordt overschreden. Onjuiste beladingvan de aanhanger en/of teveel gewicht in de bagageruimte kan de achteras te zwaar belasten.Verplaats in dit geval de belading en controleer de asbelasting opnieuw.
4. De maximum toelaatbare verticale belasting op detrekhaak bedraagt : 50kg
C190E03A-GXT Maximum aanhangergewicht
C190E01L
Kogeldruk
Totaal
aanhangergewicht C190E02L
Totaal asgewicht
Totaal
autogewicht
2. Het totale voertuiggewicht met aangekoppelde aanhanger mag het toegestane totaalgewicht(GVWR) niet overschrijden. Dit totaalgewicht is te vinden op het identificatieplaatje (zie blz.8-2). Het totaalgewicht bestaat uit de gewichten van de wagen, bestuurder, passagiers enbagage, lading, trekhaak, kogeldruk en eventuele acce- ssoires.
Page 133 of 227

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
23
kg.
!
!5. Maximum toelaatbare overbouw
van trekhaak : 3-/5-Deurs : 1.045 mm 4-Deurs : 1.095 mm Max. aanhangergewicht
1,3L
1,5L/1,6L 900
1.100
453
Aanhangwagen
Trekstand
50 50
Geremd Omgeremd
C190F02A-GXT Tips voor het rijden met aanhanger of het slepen van eenauto
1. Controleer vóór het wegrijden de
trekhaak, de veiligheidskabel en de werking van de normale verlichting, de remlichten en derichtingaanwijzers van de aanhanger.
2. Rijd met aangepaste snelheid (maximaal 80 km/h).
3. Rijden met een aanhanger kost meer brandstof dan rijden zonderaanhanger.
4. Om gebruik te kunnen maken van het remmend vermogen van demotor en om te zorgen dat de accu goed geladen blijft, mag erniet gereden worden in de vijfde versnelling (handgeschakelde versnellingsbak) of in overdrive(automatische transmissie).
5. Zorg ervoor dat de belading van de aanhanger goed vast zit om schuiven van de belading tijdens het rijden te voorkomen.
C190E03A
Bevestigingspunt
LET OP:
De volgende specificaties worden aanbevolen bij het rijden met aanhanger. Het gewicht van debeladen aanhanger mag de onderstaande waarde om veilig- heidsredenen niet overschrijden. WAARSCHUWING:
Het onjuist beladen van de
aanhanger en de wagen kan het rijgedrag en het remvermogen nadelig beïnvloeden. Hierdoorkunnen ongevallen ontstaan die tot ernstige verwondingen kunnen leiden.
Page 134 of 227

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
24
9. Als de aanhanger is voorzien vaneen elektrisch remsysteem moet de remwerking als volgt gecontroleerd worden: breng de wagen/aanhanger-combinatie inbeweging en bedien de aanhangerrem handmatig om de werking te controleren. Op dezemanier kunnen tegelijkertijd de elektrische verbindingen getest worden.
10.Controleer tijdens de rit regelmatig de bevestiging van de lading, dewerking van de verlichting en deremmen.
11.Vermijd ruw wegrijden, fel accelereren en bruusk afremmen.
12.Vermijd scherpe bochten en het snel veranderen van rijstrook.
13.Vermijd het langdurig of vaak
afremmen. Hierdoor kunnen deremmen oververhit raken waardoor de remwerking afneemt. 14. Schakel bij het afdalen van een
helling naar een lagere versnelling om gebruik te maken van de remmende werking van de motor. Bij langdurig heuvelopwaarts rijden moet worden teruggeschakeld naar een lagere versnelling en met gematigde snelheid wordengereden om de kans op overbelasting en oververhitting van de motor te verkleinen.
15.Houd de wagen tijdens een stop bij heuvelopwaarts rijden niet opzijn plaats door gas te geven. Hierdoor kan de automatische transmissie oververhit raken.Gebruik de voetrem of de parkeerrem.
N.B.: Controleer bij het rijden met
aanhanger de olie in de transmissie vaker.
6. Controleer de bandenspanning van
de wagen en de aanhanger. Telage bandenspanning kan het rijgedrag nadelig beïnvloeden. Controleer ook de bandenspanningvan het reservewiel.
7. De wagen/aanhanger-combinatie
heeft meer last van zijwind enturbulentie. Als u gepasseerd wordt door een groot voertuig, houd dan de snelheid constant en het stuurrechtuit. Verminder snelheid als de wervelingen te sterk zijn om zo uit de turbulentie van het anderevoertuig te komen.
8. Neem bij het parkeren van de wagen/aanhanger-combinatie, vooral op een helling, alle normale voorzorgsmaatregelen in acht.Draai de voorwielen richting stoeprand, trek de parkeerrem stevig aan en schakel de eerste ofachteruitversnelling in (handgeschakelde versnellingsbak) of de parkeerstand (automatischetransmissie). Breng bovendien wielblokken aan voor de wielen van de aanhanger.
Page 135 of 227

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
25
!
LET OP:
Als bij het rijden met aanhanger
oververhitting plaatsvindt (temper- atuurmeter gaat naar het rode gebied), kunnen de volgende maatregelen de oververhittingverminderen of opheffen:
1. Zet de airconditioning uit.
2. Matig de snelheid.
3. Schakel bij het heuvelopwaarts rijden een lagere versnelling in.
4. Laat de motor bij fileverkeer tijdens stilstaan versneld stationair draaien met detransmissie in neutraal of de parkeerstand.
Page 136 of 227

3
ALS DE MOTOR NIET AANSLAAT ........................... 3-2
STARTEN MET HULPSTARTKABELS ...................... 3-3
ALS DE MOTOR TE HEET WORDT ......................... 3-4 RESERVEWIEL.......................................................... 3-6
HANDELINGEN BIJ EEN LEKKE BAND ................... 3-7
WIEL VERWISSELEN ................................................ 3-7SLEPEN ..................................................................... 3-12
SLEPEN IN NOODGEVALLEN ................................. 3-14
BIJ VERLIES VAN SLEUTELS ..................................3-14
IN GEVAL VAN PECH
3
Page 137 of 227

3IN GEVAL VAN PECH
2ALS DE MOTOR NIET AANSLAAT
SD020A1-FX SD020B1-FX Als de startmotor niet of langzaam ronddraait
1. Let er bij een automatische transmissie op dat de keuzehandel in de stand "N" of "P" staat. Trek de handrem aan.
2. Controleer of de accupolen schoon zijn en de klemmen goed vastzitten.
3. Schakel de interieurverlichting in.
Als de verlichting zwakker wordt ofuitgaat bij het starten van de mo- tor, is de accu ontladen.
4. Probeer de motor niet te starten door de wagen aan te duwen of teslepen. Zie de richtlijnen voor "Starten met hulpstartkabels" opde volgende pagina's. D010C02A-GXT Als de startmotor werkt, maar
de motor niet aanslaat
1. Controleer het brandstofpeil.
2. Controleer de stekkeraansluitingen op de bobine en de bougies (benzinemotor) of de aansluitingenop de gloeibougies en het relais van de gloeibougies (dieselmotor). Zet loszittende aansluitingen weervast.
3. Controleer de brandstofleidingen in de motorruimte
4. Als de motor niet aanslaat,
raadpleeg dan uw Hyundai dealerof schakel professionele hulp in.
LET OP:
De motor mag niet worden gestart door de wagen te duwen of te slepen. Dit kan schade veroorzaken. Bovendien kan door het aanduwen of-slepen de katalysator te heetworden waardoor brandgevaar ontstaat.
!
D010B01A D010C01A
Page 138 of 227

3
IN GEVAL VAN PECH
3STARTEN MET HULPSTARTKABELS
Ontladen accu
Hulpaccu
HLC4001
AD020D1-AX Wat te doen als de motor tijdens
het rijden afslaat
1. Laat de snelheid geleidelijk afnemen, blijf rechtuitrijden. Zet de wagen langs de kant van de weg op een veilige plaats.
2. Schakel de waarschuwings- knipperlichten in.
3. Probeer de motor te starten. Als de motor niet aanslaat, raadpleegdan "ALS DE MOTOR NIETAANSLAAT". D020A02A-AXT
WAARSCHUWING:
Het starten met hulpstartkabels kan
gevaarlijk zijn. Het niet exactopvolgen van de richtlijnen kanernstige verwondingen of schade aan de wagen tot gevolg hebben! Roep in geval van twijfel des-kundige hulp in. Accu's bevatten zwavelzuur dat giftig en in hoge mate corrosief is. Draag bij hetstarten met hulpstartkabels een bril en let erop dat accuvloeistof niet in aanraking komt met de huid,uw kleding of de wagen.
!
o Als accuzuur op de huid of in de
ogen komt, spoel dan de desbetreffende plaats gedurende tenminste 15 minuten met water af. Raadpleeg direct een arts. Moetu naar een eerste hulppost worden vervoerd, houd de desbetreffende plaats dan m.b.v. een spons ofdoek met water nat.
o Bij het starten met hulpstartkabels
produceert een accu een explosiefgas. Rook niet en voorkom open vuur of vonken.
o Als hulpaccu moet een 12-volt accu worden gebruikt. Probeer in geval van twijfel de wagen niet te startenm.b.v. hulpstartkabels.
o Volg bij het starten m.b.v. hulpstartkabels en een ontladenaccu de volgende richtlijnen exact op:
Page 139 of 227

3IN GEVAL VAN PECH
4ALS DE MOTOR TE HEET WORDT
1. Staat de hulpaccu in een andere wagen, dan mogen de twee wagens niet met elkaar in aanraking komen.
2. Schakel alle onnodige verlichting en accessoires in beide wagensuit.
3. Start de motor van de wagen met de hulpaccu en laat deze enkele minuten draaien. Laat de motor indeze wagen tijdens het starten m.b.v. startkabels draaien met 2000 t/min.
4. Sluit de klemmen van de hulpstartkabel aan in de volgordezoals in de afbeelding wordtweergegeven. Sluit één klem van de hulpstartkabel aan op de pluspool of kabel van de ontladenaccu. Sluit vervolgens het andere eind van dezelfde kabel aan op de pluspool of kabel van de hulpaccu.Sluit vervolgens één klem van de andere kabel aan op de negatieve (min) pool of kabel van de hulpaccu.Sluit vervolgens het andere eind van de kabel aan op een massief metalen gedeelte van de motor.Sluit de kabel niet aan op een bewegend gedeelte. D030A02TB-GXT Staat de koelvloeistoftemperatuur-
meter te hoog, levert de motor weinig vermogen of "pingelt" de motor, danis de motor waarschijnlijk te heet. Ga dan als volgt te werk:
1. Breng de wagen zo snel mogelijk
op een veilige plaats tot stilstand.
2. Plaats bij een automatische transmissie de keuzehandel in stand "P" of bij een handges-chakelde versnellingsbak de versnellingshandel in neutraal en trek de handrem aan. Schakeleventueel de airconditioning uit.
3. Bij koelvloeistoflekkage of stoomvorming onder de motorkap; zet de motor dan af. Wacht met het openen van de motorkap totgeen koelvloeistof meer weglekt en er geen stoom zichtbaar is. Is er geen merkbaar verlies van koelvloeistof en geen stoom, laat de motor dan draaien en controleer of de ventilator werkt. Is dit niethet geval zet dan de motor af.
5. Start de motor. Laat nadat de mo-
tor is aangeslagen dehulpstartkabels aangesloten en laat de motor enkele minuten draaien met 2000 t/min.
6. Verwijder voorzichtig de hulpstartkabels in omgekeerdevolgorde van aansluiten.
Bij onzekerheid omtrent de reden van
de ontladen accu, moet u hetlaadsysteem laten controleren door uw Hyundai dealer.
Page 140 of 227

3
IN GEVAL VAN PECH
5
4. Controleer of de V-riem van de
waterpomp ontbreekt. Is dit niet het geval controleer dan of deze strak zit. Is de V-riem in orde, controleer dan de radiateur, deslangen en onder de wagen op koelvloeistoflekkage. (Is de airconditioning ingeschakeld geweest, dan is het gebruikelijk dat er koud water uitstroomt).
WAARSCHUWING:
Houd uw handen uit de buurt van bewegende delen zoals de ventila- tor en V-riemen terwijl de motor draait.
!
WAARSCHUWING (Alleen Diesel):
Geen werkzaamheden verrichten aan het injectiesysteem wanneer de motor draait of binnen 30seconden nadat deze is afgezet. Hogedrukpomp, rail, verstuivers en verstuiverleidingen staan onderhoge druk, zelfs nadat de motor is afgezet. De brandstofstraal die ontstaat door brandstoflekkagekan ernstige verwondingen veroorzaken wanneer deze met het lichaam in aanraking komt. Mensen met een pacemaker mogen niet binnen 30 cm van de ECU of debedrading in de motorruimte komen als de motor draait, aangezien de hoge stroomwaarmee het common-rail-systeem werkt een groot magnetisch veld veroorzaakt. WAARSCHUWING:
Verwijder de radiateurdop nietwanneer de motor warm is.Hierdoor kan koelvloeistof uit de radiateur spuiten hetgeen ernstige brandwonden tot gevolg kanhebben.
6. Als de oorzaak van de oververhitting niet duidelijk is, wachten tot de temperatuur tot normaal is gedaald. Wanneer koelvloeistof verloren isgegaan, voorzichtig koelvloeistof in het expansiereservoir bijvullen tot het peil de middelste markeringbereikt.
7. Vervolg voorzichtig uw weg en blijf attent op tekenen van oververhitting. Raakt de motor opnieuw oververhit, neem dan con-tact op met uw Hyundai dealer.
!
5. Is de V-riem van de waterpompgebroken of is er sprake van koelvloeistoflekkage, zet de motor dan direct af en neem contact op met de dichtstbijzijnde Hyundaidealer.
!