Hyundai H-1 (Grand Starex) 2009 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2009, Model line: H-1 (Grand Starex), Model: Hyundai H-1 (Grand Starex) 2009Pages: 321, PDF Size: 40.67 MB
Page 261 of 321

Onderhoud
34
7
G180202AFD
Achterruitenwisserblad
(indien van toepassing)
1. Trek de ruitenwisserarm omhoog en verwijder het ruitenwisserblad. 2. Plaats het nieuwe ruitenwisserblad
door het middelste deel in de opening
van de ruitenwisserarm te steken tot
het ruitenwisserblad vastklikt.
3. Controleer of het ruitenwisserblad goed vastzit door er lichtjes aan te
trekken.
Laat de ruitenwisserbladen vervangen
door een officiële HYUNDAI Erkend
Reparateur om schade aan de
ruitenwisserarmen en andere
componenten te voorkomen.
OEN076018OEN076019
Page 262 of 321

735
Onderhoud
G190100AUN
Voor een optimale werking van de accu
Zorg ervoor dat de accu altijd goedvastzit.
Houd de bovenzijde van de accu schoon en droog.
Houd de accupolen en de accupoolklemmen schoon, zorg ervoor
dat ze goed vastzitten en bescherm ze
met vaseline.
Spoel gemorst elektrolyt direct af met een oplossing van water en
natriumbicarbonaat (dubbel koolzuresoda).
Neem de accukabels los als u de auto gedurende een langere periode niet
gaat gebruiken.
WAARSCHUWING -
Gevaren accu
Lees de volgende
aanwijzingen voor het omgaan met de accu
zorgvuldig door.
Houd brandende sigaretten, vonken en open
vuur uit de buurt van de
accu.
Er bevindt zich altijd wat van het zeer licht
ontvlambare waterstof in
de accucellen. Dit kan
ontploffen.
Houd accu's buiten bereik
van kinderen, aangezien
accu's het zeer agressieve
zwavelzuur bevatten. Laataccuzuur niet in contact
komen met uw huid, uw
ogen, kleding en de lak vande auto.
(Vervolg)(Vervolg)Spoel uw ogen gedurendeten minste 15 minuten en
roep onmiddellijk medische
hulp in wanneer u elektrolyt
in uw ogen krijgt.
Was uw huid grondig
wanneer deze in aanraking
komt met elektrolyt. Roep
onmiddellijk medische hulpin wanneer u pijn of een
brandend gevoel heeft.
Draag een veiligheidsbril tijdens het opladen van en
het werken in de buurt van
accu's. Zorg altijd voorventilatie wanneer in een
afgesloten ruimte wordt
gewerkt.
(Vervolg)
BATTERY
OTQ077022
Page 263 of 321

Onderhoud
36
7
G190200AUN
Accu; laden van
Uw auto is uitgerust met een
onderhoudsvrije accu.
Laad de accu gedurende 10 uur met
behulp van een druppellader wanneer
de accu in een kort tijd leeggeraakt is
(doordat bijv. lampen of
interieurverlichting zijn blijven branden
terwijl de motor uit was).
Wanneer de accu geleidelijk ontlaadt door een hoge elektrische belasting
tijdens het rijden, moet dezegedurende 2 uur met een
stroomsterkte van 20 - 30 A opgeladen
worden.(Vervolg)
Bij het optillen van een accu meteen kunststof behuizing kan door
de druk accuzuur naar buiten
komen, waardoor persoonlijk
letsel optreedt. Houd bij hetoptillen uw handen aan de zijkant
van de accu.
Laad nooit een accu bij terwijl de accukabels nog aangesloten zijn.
Het ontstekingssysteem werkt met hoogspanning. Raak de
onderdelen van de ontstekingniet aan als de motor draait of hetcontact in stand ON staat.
Het niet in acht nemen van
bovenstaande waarschuwingenkan leiden tot ernstig letsel.WAARSCHUWING -
Laden van de accu
Neem bij het laden van de accu de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht:
De accu moet uit de auto worden verwijderd en in een goed
geventileerde ruimte geplaatst
worden.
Houd sigaretten, vonken en open vuur uit de buurt van de accu.
Houd de accu tijdens het laden in de gaten; beëindig het laden of
wijzig de laadstroom wanneer het
elektrolyt in de cellen begint te
borrelen of de temperatuur van
het elektrolyt hoger dan 49°C
(120°F) wordt.
Draag een veiligheidsbril wanneer u de accu tijdens het
opladen controleert.
Neem de acculader in de onderstaande volgorde los.
1. Zet de hoofdschakelaar van de acculader uit.
2. Neem de klem los van de minpool.
3. Neem de klem los van de pluspool.
Page 264 of 321

737
Onderhoud
G190300ATQ
Te resetten onderdelen
Te resetten onderdelen nadat de accu is
ontladen of na het weer aansluiten van
de accukabels.
Verwarmings- en ventilatiesysteem(zie hoofdstuk 4)
Klok (zie hoofdstuk 4)
Audio (zie hoofdstuk 4)
WAARSCHUWING
Schakel vóór het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan
de accu of het laden van de accu
alle elektrische verbruikers uit en
zet de motor af.
Neem de minkabel van de accu altijd eerst los en sluit de
minkabel van de accu altijd alslaatste weer aan.
Page 265 of 321

Onderhoud
38
7
BANDEN EN WIELEN
G200100AUN
Onderhoud van de banden
Voor uw veiligheid, een maximale
levensduur van de banden en een zo
laag mogelijk brandstofverbruik,dient u de banden steeds op de
aanbevolen spanning te houden en
dient u het totaalgewicht en demaximale asbelasting niet te
overschrijden. G200200AEN
Aanbevolen bandenspanning
koud
De spanning van de banden
(inclusief het reservewiel) dient
dagelijks bij koude banden
gecontroleerd te worden. 'Koude
banden' wil zeggen dat er de laatste
drie uur niet met de auto is geredenof niet meer dan 1,6 km (1 mijl).
Voor optimale rijeigenschappen, een
optimale wegligging en een zo laag
mogelijke bandenslijtage dient u de
banden op de aanbevolen spanningte houden.
Zie "Banden en velgen" in hoofdstuk
9 voor de aanbevolenbandenspanning. U kunt alle specificaties (afmetingen
en spanningen) terugvinden op een
label dat op de auto is bevestigd.
WAARSCHUWING -
Te lage bandenspanning
Een te lage bandenspanningkan leiden tot enorme
warmteontwikkeling. Hierdoor
is het mogelijk dat een band lek
raakt, dat het profiel vervormt of
dat andere bandafwijkingen
optreden, waardoor u de
controle over de auto kunt
verliezen en ernstig letsel
oploopt. Het is risico is veel
groter bij hoge
buitentemperaturen en lange
tijd rijden met hoge snelheden.
OTQ087003
Page 266 of 321

739
Onderhoud
OPMERKING
Een te lage bandenspanningresulteert ook in overmatigeslijtage, slechterijeigenschappen en een verhoogd brandstofverbruik.Vervorming van de band isook mogelijk. Houd de banden op de juiste spanning. Laateen band controleren dooreen officiële HYUNDAI-dealer wanneer er regelmatig luchtbij moet.
Een te hoge bandenspanning heeft een negatieve invloed ophet rijcomfort en zorgt voor een verhoogde slijtage in hetmidden van het loopvlak.Bovendien bestaat er een grotere kans op beschadigingdoor oneffenheden in hetwegdek.
WAARSCHUWING - Bandenspanning
Een te hoge of een te lage
bandenspanning reduceert de
levensduur van de banden,
beïnvloedt de rijeigenschappen
van de auto in negatieve zin en
kan tot onverwachte
bandproblemen leiden.
Hierdoor bestaat de kans dat u
de macht over de auto verliesten letsel oploopt.OPMERKING
Wanneer banden warm zijn, zal de bandenspanningnormaalgesproken 0,3 tot 0,4bar hoger zijn dan wanneer zekoud zijn. Laat om de banden op de juiste spanning tebrengen geen luchtontsnappen uit warme banden. Hierdoor zal debandenspanning te laagworden.
Vergeet niet de ventieldopjes terug te plaatsen. Zonder hetventieldopje kan er vuil envocht in het ventiel komen,waardoor lucht kan ontsnappen. Zorg bij verliesvan een ventieldopje zo snelmogelijk voor een nieuw exemplaar.
Page 267 of 321

Onderhoud
40
7
G200300AUN
Controleren bandenspanning Controleer de bandenspanning minstens eenmaal per maand.
Controleer ook de spanning van het
reservewiel. G200301AEN
Controle
Gebruik een goed kwaliteit meter om
de bandenspanning te meten. Het isonmogelijk de bandenspanning tebeoordelen door alleen naar de
banden te kijken. Radiaalbanden
lijken ook op de juiste spanning tezijn als de bandenspanning te laag
is. Controleer de bandenspanning bij
koude banden. - "Koude" banden wil
zeggen dat er de laatste drie uur nietmet de auto is gereden of niet meerdan 1,6 km. Verwijder de ventieldop. Druk de
bandenspanningsmeter stevig op het
ventiel om de spanning te meten. Als
de bandenspanning overeenkomt
met de aanbevolen druk op de band
en het informatielabel, hoeft hij niet
te worden aangepast. Corrigeer de
bandenspanning tot het aanbevolen
niveau als de spanning te laag is.
Druk als de bandenspanning te hoog is het metalen pennetje in het
midden van het ventiel in om lucht uit
de band te laten lopen. Controleer debandenspanning opnieuw met de
bandenspanningsmeter. Plaats de
ventieldopjes altijd terug op de
ventielen. Ze zorgen ervoor dat er
geen vuil of vocht in de ventielen
terechtkomt waardoor er lekkenkunnen ontstaan.
OPMERKING - Bandenspanning
Let altijd op het volgende:
Controleer de bandenspanning bij koudebanden. (Nadat er de laatste drie uur niet met de auto isgereden of niet meer dan 1,6km.)
Controleer ook altijd de spanning van het reservewiel.
Overschrijd het laadvermogen van de auto niet. Plaats niet teveel bagage op het roof rackals uw auto hiermee is uitgerust.
Versleten, oude banden kunnen ongelukkenveroorzaken. Vervang eenband als het profiel erg versleten is of als de bandbeschadigd is.
Page 268 of 321

741
Onderhoud
G200400AUN Wielen verwisselen
Om de banden zo gelijkmatig
mogelijk te laten slijten wordt
aangeraden de wielen iedere 12.000
km (7.500 mijl) of eerder, indien het
slijtagepatroon daartoe aanleiding
geeft, te verwisselen.
Controleer bij het verwisselen van de
wielen tevens de balans. Controleer de banden bij het
verwisselen van de wielen opongelijkmatige slijtage en
beschadigingen. Abnormale slijtage
wordt meestal veroorzaakt door eenonjuiste bandenspanning, een
onjuiste wieluitlijning, onbalans,
veelvuldig hard remmen en snelle
bochten. Controleer het profiel en de
zijkant van de band op zwellingen.
Vervang de band wanneer u deze
aantreft. Vervang de band als het
canvas of de koordlagen zichtbaar
zijn. Breng na het verwisselen van dewielen de banden op de juistespanning en controleer of de
wielmoeren vastzitten.
Zie "Banden en velgen" in hoofdstuk 9.
WAARSCHUWING
Controleer de bandenspanning regelmatig.
Controleer de banden
daarnaast op slijtage en
beschadigingen. Gebruikaltijd een
bandenspanningsmeter.
Banden met een te hoge of een te lage spanning hebben
een negatieve invloed op het
rijgedrag en kunnen ervoor
zorgen dat u de macht over de
auto verliest, waardoor eenaanrijding met (ernstig) letsel
het gevolg kan zijn. De
aanbevolen bandenspanningstaat in dit instructieboekje enop het bandenspanningslabel
op de middenstijl aan
bestuurderszijde.
(Vervolg)(Vervolg)
Versleten banden kunnenongelukken veroorzaken.
Vervang banden die
(ongelijkmatig) versleten of
beschadigd zijn.
Controleer de bandenspanning van het
reservewiel. Het wordt
aanbevolen om bij het
controleren van de
bandenspanning ook die van
het reservewiel te
controleren.
Page 269 of 321

Onderhoud
42
7
Controleer bij het verwisselen van de
wielen tevens de remblokken opslijtage.
✽✽ AANWIJZING
Verwissel radiaalbanden met een
asymmetrisch profiel alleen van
voren naar achteren en niet van
links naar rechts.
G200500AUN
Uitlijnen en balanceren van de wielen
De wielen van uw auto zijn af fabriek
zorgvuldig uitgelijnd en
gebalanceerd voor een lange
levensduur van de banden en
optimale prestaties.
Normaalgesproken is het niet nodig
de wielen nogmaals uit te lijnen. In
het geval de banden van uw auto
echter abnormale slijtage vertonenof als de auto naar één kant trekt,kan het zijn dat de auto opnieuw
moet worden uitgelijnd.
Wanneer de auto tijdens het rijden
op een vlakke weg trilt, kan het zijndat de wielen opnieuw moeten
worden gebalanceerd.
OPMERKING
De verkeerde balanceergewichtjes kunnen delichtmetalen velgen van uw autobeschadigen.
Gebruik alleen goedgekeurdebalanceergewichtjes.
WAARSCHUWING
Gebruik het reservewiel niet voor het roteren van de wielen
Gebruik nooit diagonaal- en radiaalbanden door elkaar.
Anders kan de auto moeilijker
onder controle te houden zijn,wat kan leiden tot ernstig
letsel of schade aan de auto.
S2BLA790
S2BLA790A
CBGQ0707A
Zonder reservewiel
Met een volwaardig reservewiel
Banden met een specifieke draairichting
(indien van toepassing)
Page 270 of 321

743
Onderhoud
G200600BEN
Banden vervangen Als de band gelijkmatig afgesleten is
verschijnt de slijtage-indicator als
een onderbroken lijn door het
loopvlak. Dit geeft aan dat er minderdan 1,6 mm (1/16 inch) profieldikte
op de band aanwezig is. Vervang in
dat geval de band.
Wacht niet met het vervangen van de
band totdat de slijtage-indicator over
de gehele profielbreedte zichtbaar is.
(Vervolg)
Het gebruik van een anderedan de voorgeschreven bandenmaat heeft een
negatieve invloed op het
rijgedrag en kan er voor
zorgen dat u de controle over
de auto verliest, waardoor een
ernstig ongeval kan ontstaan.
Wielen die niet aan de specificaties van HYUNDAI
voldoen, passen mogelijk niet
goed, wat schade aan de auto,
een negatieve invloed op het
rijgedrag of verlies van de
controle over de auto tot
gevolg kan hebben.
Het ABS vergelijkt de snelheid van de wielen. De bandenmaat
heeft invloed op de snelheid
van de wielen. Zorg er bij het
vervangen van de banden
voor dat ze dezelfde maathebben als de originele
banden. Wanneer banden van
een ander formaat worden
gebruikt, werken het ABS
(antiblokkeersysteem) en het
ESP (voertuigstabiliteitsregeling)
(indien van toepassing)
mogelijk niet goed meer.
WAARSCHUWING
Om de kans op ernstig letsel bij
een ongeluk door beschadigde
banden of verlies van de
controle over de auto tebeperken:
Vervang banden die (ongelijkmatig) versleten of
beschadigd zijn. Versletenbanden kunnen een
verminderde remwerking,
verlies van de controle over
de auto en verminderde
tractie veroorzaken.
Rijd niet in een auto met een te lage of te hoge
bandenspanning. Dit kan
ongelijkmatige slijtage of
beschadigde banden
veroorzaken.
Gebruik bij het vervangen van banden nooit radiaalbanden
en diagonaalbanden door
elkaar. Vervang alle banden
(ook het reservewiel) als u vanradiaalbanden naar
diagonaalbanden overstapt.
(Vervolg)
OEN076053
Slijtage-indicator