sensor Hyundai Ioniq Hybrid 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2017, Model line: Ioniq Hybrid, Model: Hyundai Ioniq Hybrid 2017Pages: 564, PDF Size: 47.22 MB
Page 233 of 564

3-127
Handige voorzieningen in uw auto
3
 Wanneer u de selectiehendel instand R (achteruit) zet, gaat automatisch het controlelampje op
de toets van het Parking Assist
System branden en wordt het
Parking Assist System
geactiveerd. Als echter de
rijsnelheid hoger is dan 10 km/h,geeft het systeem u geen
waarschuwing meer als een object
wordt gesignaleerd. Als de
rijsnelheid hoger is dan 20 km/h,
wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld. Druk op de toets
van het Parking Assist System om
het systeem in te schakelen.
 Als er zich meerdere objecten achter de auto bevinden, zal het
dichtstbijzijnde als eerste wordengeregistreerd.
Afstand tot object
WaarschuwingslampjeWaarschuwingssign
aalWanneer de auto
vooruitrijdtWanneer de autoachteruitrijdt
61~100
(24~39)Voor-Zoemer klinkt met tussenpozen
61~120
(24~47)Achter-Zoemer klinkt met tussenpozen
31~60
(12~24)VoorZoemer klinkt met
kortere tussenpozen
Achter-Zoemer klinkt met
kortere tussenpozen
30
(12)VoorZoemer klinkt
onafgebroken
Achter-Zoemer klinkt
onafgebroken
 Het controlelampje wijkt mogelijk af van de afbeelding wat betreft de status van objecten of sensoren. Als het controlelampje knippert, 
adviseren we u het systeem te laten nakijken door een officiële
HYUNDAI-dealer.
 Als u geen waarschuwingsgeluid hoort of als de zoemer met tussenpozen klinkt wanneer u de selectiehendel in stand R (achteruit)
zet, zit er mogelijk een storing in het Parking Assist System. In dat
geval adviseren we u om uw auto zo snel mogelijk te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-dealer.
AANWIJZING
Soorten waarschuwingssignalencm (in) 
Page 234 of 564

3-128
Handige voorzieningen in uw auto
Gevallen waarin het ParkingAssist System niet werkt
Het Parking Assist System werkt in 
de volgende gevallen mogelijk niet
goed :
 Als er ijs op de sensor zit. 
 Er zit vuil, sneeuw of ijs o.i.d. op de sensor.
De werking van het Parking Assist 
System wordt in de volgende
omstandigheden mogelijk
verstoord :
 Bij het rijden op oneffen wegen enop hellingen.
 Als bepaalde hoogfrequente geluiden, zoals claxons, 
racemotoren, luchtremmen van
vrachtwagen en dergelijke, de
werking van de sensoren
beïnvloeden.
 Bij zware regenval of opspattend water.
 Door afstandsbedieningen of mobiele telefoons in de buurt vande sensoren.
 Als de sensor bedekt is met sneeuw.
 Als de auto is voorzien van achteraf gemonteerde uitrusting ofaccessoires of als de
bumperhoogte of de inbouwpositie
van de sensoren is gewijzigd.
Het sensorbereik neemt in de 
volgende gevallen mogelijk af :
 Bij extreem hoge of lagebuitentemperaturen.
 Bij objecten lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm.
De volgende objecten worden 
mogelijk niet opgemerkt door de
sensoren : 
 Smalle objecten, zoals touwen,kettingen of paaltjes.
 Objecten die de hoogfrequente signalen van de sensor 
absorberen, zoals kleding,
sponsachtige materialen en
sneeuw. 
Page 235 of 564

3-129
Handige voorzieningen in uw auto
3
Waarschuwingen Parking AssistSystem
 Het Parking Assist System werkt onder sommige omstandigheden mogelijk niet regelmatig,
afhankelijk van de rijsnelheid en de
vorm van de gesignaleerdeobjecten.
 De correcte werking van het Parking Assist System kan
verstoord raken als de
bumperhoogte of de inbouwpositie
van de sensoren is gewijzigd of als
de bumper of sensor beschadigd
is. Achteraf gemonteerde
accessoires kunnen het bereik van
de sensoren ook beïnvloeden.
 Objecten die kleiner zijn dan 40 cm worden mogelijk niet of niet goed
geregistreerd. Wees alert.  Wanneer de sensor wordt
gehinderd door sneeuw, vuil of ijs
o.i.d., werkt het Parking AssistSystem mogelijk niet totdat desneeuw of het ijs is gesmolten of
het vuil e.d. is verwijderd. Gebruik
een zachte doek om vuil e.d. van
de sensor te vegen.
 Druk, kras of stoot niet met harde voorwerpen tegen de sensor.
Anders kan het oppervlak van de
sensor beschadigd raken. De
sensor kan beschadigd raken.
 Spuit niet met een hogedrukreiniger direct op de
sensoren of de omgeving ervan.
Anders werken de sensoren
mogelijk niet normaal. Schade aan de auto en
persoonlijk letsel, ontstaan
vanwege het onjuist
functioneren van het Parking
Assist System, vallen niet onder
de garantie. Rijd altijd veilig en
voorzichtig.
WAARSCHUWING    
Page 239 of 564

3-133
Handige voorzieningen in uw auto
3
Informatie
Plaats nooit iets in de buurt van de 
sensor, zodat een optimale werking
van het verwarmings- en
airconditioningsysteem gegarandeerd
blijft.
Handmatig bediende 
verwarming en airconditioning
Het verwarmings- en airconditioningsysteem kan
handmatig worden geregeld met
andere toetsen dan de toets AUTO.
In deze stand werkt het systeem
sequentieel, afhankelijk van de
gekozen toetsen. Wanneer u in de
automatische stand op één van de
toetsen, behalve AUTO, drukt, blijven
de overige functies automatisch
werken. 
1. Start de motor.
2. Zet de luchtcirculatietoets in de gewenste stand.
Voor een effectieve verwarming en 
koeling: 
- Verwarmen :
- Koelen :
3. Stel de temperatuur in op de gewenste waarde.
4. Schakel de stand BUITENLUCHT in met de luchttoevoertoets. 5. Zet de aanjager op de gewenste
snelheid.
6. Als u de uitstromende lucht gekoeld wilt hebben, kunt u het 
airconditioningsysteem aanzetten.
Druk op toets AUTO om weer over te
schakelen naar de volledigautomatische regeling.
i
OAE046304  
Page 255 of 564

3-149
Handige voorzieningen in uw auto
3
Informatie
 Als de airconditioning is ingeschakeld door het automatische 
ontwasemingssysteem en u de
airconditioning probeert uit te
schakelen, knippert de indicator 3
keer en zal de airconditioning niet
worden uitgeschakeld.
 Schakel voor een optimale werking niet de stand RECIRCULATIE in
als het automatische
ontwasemingssysteem in werking is.
Verwijder de behuizing van de
sensor boven aan de voorruit niet. 
Eventuele schade aan onderdelen 
die hierdoor kan ontstaan, valt
niet onder de fabrieksgarantie.
Schone lucht  
(indien van toepassing)
Wanneer het contact in stand ON 
wordt gezet, wordt de schone-luchtfunctie automatisch
ingeschakeld. 
De schone-luchtfunctie wordt 
automatisch uitgeschakeld als het
contact in stand OFF wordt gezet.
Luchtcirculatie schuifdak 
(indien van toepassing)
Als het schuifdak geopend wordt 
terwijl de verwarming of
airconditioning in werking is, zalautomatisch de stand
BUITENLUCHT worden geactiveerd
voor het ventileren van de auto. Als u
vervolgens de stand
RECIRCULATIE selecteert, zal
automatisch na 3 minuten de stand
BUITENLUCHT worden geactiveerd. Als u het schuifdak sluit, zal de 
luchttoevoerstand automatisch
gewijzigd worden in de laatstgeselecteerde stand.
AANWIJZING
i
EE XX TTRR AA   VV OO OO RRZZIIEE NN IINN GGEENN   VV EERR WW AARRMM IINN GGSS--  EE NN
V
V EENN TTIILL AA TTIIEE SSYY SSTT EEEEMM    
Page 320 of 564

Rijden met uw auto
Vóór het rijden .......................................................5-4Vóór het instappen ...........................................................5-4 
Vóór het starten ................................................................5-4
Contactslot ..............................................................5-5 Contactslot ..........................................................................5-6
Startknop .............................................................................5-9
Double clutch-transmissie ..................................5-15 Werking Double clutch-transmissie ...........................5-15
Parkeren ............................................................................5-23
Goede rijgewoonten .......................................................5-24
Remsysteem ..........................................................5-26 Rembekrachtiging ...........................................................5-26
Remblokslijtage-indicatoren.........................................5-27
Parkeerrem .......................................................................5-27
Antiblokkeersysteem (ABS) ..........................................5-30
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) .....................5-32
Vehicle Stability Management (VSM).........................5-35
Hill-Start Assist Control (HAC) ....................................5-37
Noodstopsignaal (ESS - Emergency Stop Signal) ..5-37
Goede remgewoonten ....................................................5-38 Blind spot detection-systeem (BSD) ................5-39
BSD (Blind Spot Detection)/
LCA (Lane Change Assist)  ...........................................5-40RCTA (Rear Cross Traffic Alert) ..................................5-44
Beperkingen van het system .......................................5-46
Autonomous emergency braking (AEB) ...........5-48 Systeeminstelling en -activering.................................5-48
AEB-waarschuwingsmelding en systeemregeling ..5-50
AEB-radarsensor vóór ..................................................5-53
Storing in het systeem...................................................5-54
Beperkingen van het systeem .....................................5-56
Lane keeping assist-systeem (LKAS) ...............5-61 Werking LKAS ..................................................................5-62
Waarschuwingslampje en - melding ..........................5-66
Wijzigen LKAS-functie ..................................................5-67
Beperkingen van het systeem .....................................5-68
Snelheidsbegrenzingssysteem ...........................5-69 Bediening snelheidsbegrenzer .....................................5-69
5 
Page 321 of 564

5
Cruise control .......................................................5-71Werking cruise control ..................................................5-71
Smart cruise control-systeem ...........................5-77 Instellen van de gevoeligheid van de  
Smart Cruise Control ......................................................5-79Overschakelen naar de cruise control - modus .....5-80
Snelheid Smart Cruise Control .....................................5-80
Afstand tot voorligger Smart Cruise Control ...........5-85
Sensor om de afstand tot de 
voorligger te signaleren ................................................5-87 Beperkingen van het systeem .....................................5-89
Speciale rijomstandigheden ...............................5-95 Gevaarlijke rijomstandigheden ....................................5-95
Op eigen kracht lostrekken van de auto ..................5-95
Vloeiend nemen van bochten ......................................5-96
Rijden in het donker.......................................................5-96
Rijden in de regen ..........................................................5-97
Doorwaden van water....................................................5-98
Rijden op de snelweg .....................................................5-98 Rijden in de winter ..............................................5-99
Sneeuw en ijs ...................................................................5-99
Voorzorgsmaatregelen voor rijden in de winter...5-101
Voertuiggewicht .................................................5-104 Overbeladen ...................................................................5-104
Rijden met een aanhanger ...............................5-105 
Page 358 of 564

5-39
Rijden met uw auto
5
Het Blind Spot Detection-systeem 
(BSD) maakt gebruik van
radarsensoren in de achterbumperom de situatie in de gaten te houden
en de bestuurder te waarschuwen
wanneer een voertuig nadert in dedode hoek. 
Het systeem bewaakt het gedeelte 
achter de auto en levert informatie
aan de bestuurder door middel vaneen geluidssignaal en een
controlelampje in de buitenspiegels.(1) BSD (Blind Spot Detection)
Het bereik van de Blind Spot
Detection is afhankelijk van de
rijsnelheid. 
Onthoud dat als uw auto veel 
sneller rijdt dan de voertuigen om
u heen, de waarschuwing niet zal
worden gegeven.
(2) LCA (Lane Change Assist)
De Lane Change Assist-functie
waarschuwt u wanneer een
voertuig met hoge snelheid
nadert vanuit een aangrenzende
rijstrook. Als de bestuurder de
richtingaanwijzer inschakelt
wanneer het systeem een
naderend voertuig signaleert, laathet systeem een geluidssignaalhoren.
(3) RCTA (Rear Cross Traffic Alert) 
De Rear Cross Traffic Alert-
functie houdt verkeer van links en
rechts in de gaten wanneer uw
auto achteruitrijdt. De functie
werkt wanneer de auto
achteruitrijdt met een snelheid
lager dan ongeveer 10 km/h. Als
naderend verkeer van links of
rechts wordt gesignaleerd, klinkt
er een waarschuwingszoemer.
BBLLIINN DD  SS PP OO TT  DD EETT EECCTT IIOO NN--SS YY SSTT EEEEMM   (( BB SSDD ))  (( IINN DDIIEE NN   VV AA NN   TT OO EEPP AA SSSSIINN GG))
OAE056106
Dode hoek
Nadert met  hoge snelheid
Houd tijdens het rijden altijd de wegomstandigheden in de
gaten en wees alert op
onverwachte situaties, zelfswanneer het Blind SpotDetection-systeem in werkingis.
Het Blind Spot Detection- systeem (BSD) is een
aanvullend systeem dat u
helpt. Vertrouw niet
blindelings op het systeem.
Let voor uw eigen veiligheidaltijd goed op tijdens hetrijden.
Het Blind Spot Detection- 
systeem (BSD) is geen
vervanging voor een juist en
veilig rijgedrag. Rijd altijd
veilig en wees voorzichtig bij
het wisselen van rijstrook of
achteruitrijden. Het Blind SpotDetection-systeem (BSD)
signaleert mogelijk niet alleobjecten naast de auto.
WAARSCHUWING