sensor Hyundai Ioniq Hybrid 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2017, Model line: Ioniq Hybrid, Model: Hyundai Ioniq Hybrid 2017Pages: 564, PDF Size: 47.22 MB
Page 402 of 564

5-83
Rijden met uw auto
5
Tijdelijk accelereren metingeschakelde Smart Cruise
Control
Trap het gaspedaal in als u tijdelijk 
sneller wilt gaan rijden terwijl de
Smart Cruise Control is
ingeschakeld. De Smart Cruise
Control wordt door de hogere
snelheid niet uitgeschakeld en de
ingestelde snelheid wordt niet
gewijzigd. 
Laat het gaspedaal los om weer 
terug te keren naar de
oorspronkelijke rijsnelheid. 
Als u de selectieschakelaar omlaag 
beweegt (SET-) bij een hogere
snelheid, zal de rijsnelheid opnieuw
worden ingesteld.
Informatie
Wees voorzichtig bij het tijdelijk
accelereren, aangezien de snelheid op
dat moment niet automatisch wordt
geregeld, zelfs niet wanneer er zich
een auto voor u bevindt.
De Smart Cruise Control wordt tijdelijk uitgeschakeld wanneer:
Handmatig uitschakelen 
 Het rempedaal wordt ingetrapt.
 De toets CANCEL/ op het stuurwiel wordt ingedrukt.
 Het rempedaal wordt ingetrapt en tegelijkertijd de toets CANCEL/ 
wordt ingedrukt terwijl de autostilstaat. De Smart Cruise Control wordt
tijdelijk uitgeschakeld wanneer het
controlelampje voor ingestelde
snelheid en afstand tot de voorligger
op het LCD-display dooft. 
Het controlelampje CRUISE 
( ) blijft onafgebroken
branden. 
Automatisch uitschakelen 
 Het bestuurdersportier wordt
geopend.
 De selectiehendel wordt in stand N (neutraal), R (achteruit) of P 
(parkeren) gezet.
 De parkeerrem wordt geactiveerd. 
 De rijsnelheid is lager dan 10 km/h.
 De rijsnelheid is hoger dan 190 km/h.
 De ESC (elektronische stabiliteitsregeling), het TCS (antidoorslipregelingssysteem) of
het ABS is in werking.
 De ESC wordt uitgeschakeld. 
 De sensor of de behuizing is vuil of geblokkeerd.
i
OAE056157L
■Type A
■Type B  
Page 406 of 564

5-87
Rijden met uw auto
5
Sensor om de afstand tot de 
voorligger te signaleren
Smart Cruise Control gebruikt een sensor om de afstand tot de
voorligger te signaleren.
OAE056028
Wanneer de voorligger 
(rijsnelheid: minder dan 30
km/h) naar de naastliggende
rijstrook verdwijnt, klinkt de
waarschuwingszoemer en
verschijnt de melding "Watch
for surrounding vehicles" (Let
op voor gestopt voertuig). Pas
uw rijsnelheid aan voor auto's
of objecten die plotseling vooru kunnen opduiken door hetrempedaal in te trappen. Let altijd op de wegomstandigheden.
OPMERKING
OAE056168L
Bij gebruik van het Smart 
Cruise Control-systeem:
De waarschuwingszoemer klinkt en de afstandsindicator
knippert als de auto de
ingestelde afstand tot de
voorligger niet kan aanhouden.
Als de waarschuwingszoemer 
klinkt, trap dan het gaspedaalof rempedaal in om derijsnelheid en de afstand tot
de voorligger actief te regelen.
Let altijd op de 
rijomstandigheden, ookwanneer de
waarschuwingszoemer niet
klinkt, om gevaarlijke situaties
te voorkomen.
WARNING  
OAD055063     
Page 407 of 564

5-88
Rijden met uw auto
Waarschuwingsmelding
Smart Cruise Control disabled. 
Radar blocked (SCC-modus
uitgeschakeld. Radar geblokkeerd)
Wanneer de behuizing van de lens 
van de sensor wordt geblokkeerd
door vuil, sneeuw, e.d., wordt de
werking van het Smart CruiseControl-systeem mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als dit gebeurt, wordt
er een waarschuwingsmelding
weergegeven op het LCD-display.
Vervuil het eventueel aanwezige vuil,
sneeuw e.d en reinig de behuizing
van de lens van de radarsensor
voordat u het Smart Cruise Control-
systeem gebruikt.Het Smart Cruise Control-systeem
wordt mogelijk niet goed geactiveerd
wanneer de radar volledig vervuild is
of als er objecten niet wordengesignaleerd nadat het contact in
stand ON is gezet (bijvoorbeeld opeen open terrein).
Breng geen vreemde 
voorwerpen, zoals een
bumpersticker of
bumperbescherming aan in
de buurt van de radarsensor.
Anders kunnen de prestaties
van de radarsensor negatief
worden beïnvloed.
Houd de radarsensor en de 
behuizing van de lens altijd
schoon en vrij van vuil e.d.
Gebruik alleen een zachte 
doek voor het wassen van de
auto. Spuit geen water onder
hoge druk direct op de sensor
of de behuizing van de
sensor.
(Vervolg)
OPMERKING
OAE056166L  
Page 408 of 564

5-89
Rijden met uw auto
5
Check Smart Cruise Control System 
(Check SCC Systeem)
De melding wordt weergegeven 
wanneer de constante-
afstandsregeling niet normaal werkt. 
We adviseren u het systeem te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Beperkingen van het systeem
Het Smart Cruise Control-systeem is 
mogelijk beperkt in het kunnen
bepalen van de afstand tot de
voorligger als gevolg van weg- en
verkeersomstandigheden.
(Vervolg)Oefen geen onnodige kracht 
uit op de radarsensor of de
behuizing van de sensor. Als
de sensor met kracht uit zijn
juiste positie wordt bewogen,
werkt het Smart Cruise
Control-systeem mogelijk niet
goed. In dit geval wordt er
mogelijk geen
waarschuwingsmelding
weergegeven. Laat de autonakijken door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Als het gedeelte van de 
voorbumper rondom de
radarsensor beschadigd
raakt, werkt het Smart Cruise
Control-systeem mogelijk niet
goed. We adviseren u de autote laten nakijken door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Gebruik alleen originele 
HYUNDAI-onderdelen om een
beschadigde sensor of
behuizing van de sensor te
repareren of te vervangen.
Breng geen verf aan op de
behuizing van de sensor.
OAE056167L  
Page 410 of 564

5-91
Rijden met uw auto
5
Wisselen van rijstrook
 Een auto die vanuit eenaangrenzende rijstrook invoegt, 
kan pas door de sensor worden
herkend wanneer hij zich binnen
het detectiebereik van de sensor
bevindt.
 De radar signaleert mogelijk niet direct dat een auto plotseling
invoegt. Let altijd op het verkeer en
de weg- en rijomstandigheden.
 Wanneer een langzamer voertuig invoegt, neemt uw snelheidmogelijk af om de afstand tot de
voorligger aan te houden.
 Wanneer een sneller voertuig invoegt, accelereert uw automogelijk tot de ingestelde snelheid.
Herkennen van voertuigen
Sommige voertuigen in uw rijstrook 
kunnen niet door de sensor worden
herkend: 
-Smalle voertuigen, zoals
motorfietsen of fietsen
- Voertuigen die naar een zijde overhellen
- Langzaam rijdende of plotseling afremmende voertuigen
- Stilstaande voertuigen
- Voertuigen met een smalle achterzijde, zoals aanhangers 
zonder belading Een voorligger kan in de volgende
gevallen niet goed door de sensor
worden herkend: 
- Wanneer de auto aan de voorzijde
omhoog wijst als gevolg van 
overbelading van de bagageruimte
- Terwijl het stuurwiel wordt bediend 
- Wanneer u naar een zijde van de rijstrook rijdt
- Wanneer u op een smalle rijstrook of in bochten rijdt
Trap indien nodig het rempedaal of gaspedaal in.
OAE056104OAE056103   
Page 436 of 564

6-12
Controleer na het vervangen van een 
of meerdere banden of velgen het
controlelampje storing TPMS om
ervoor te zorgen dat het TPMS ook
na het vervangen goed werkt. 
In de volgende situaties dient u 
het systeem te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-
dealer. 
1. Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning/controlelampj 
e storing TPMS gaat niet
gedurende 3 seconden brandennadat het contact in stand ON is
gezet of de motor is gestart.
2. Het controlelampje storing TPMS blijft branden nadat het
gedurende ongeveer 1 minuut
geknipperd heeft.
3. Het waarschuwingslampje positie lage bandenspanning
blijft branden.
Waarschuwingslampje  
lage bandenspanning
Waarschuwingslampje positie
lage bandenspanning enbandenspanning
When the tire pressure monitoring 
system warning indicators are
illuminated and warning message
displayed on the cluster LCD display,
one or more of your tires is
significantly under-inflated. The Low
Tire Pressure Position Telltale willindicate which tire is significantly
under-inflated by illuminating thecorresponding position light. If either telltale illuminates,
immediately reduce your speed,
avoid hard cornering and anticipate
increased stopping distances. You
should stop and check your tires as
soon as possible. Inflate the tires tothe proper pressure as indicated on
the vehicle’s placard or tire inflation
pressure label located on the driver’sside center pillar outer panel. 
If you cannot reach a service station 
or if the tire cannot hold the newly
added air, replace the low pressure
tire with the spare tire. 
The Low Tire Pressure Telltale will 
remain on and the TPMS Malfunction
Indicator may blink for one minuteand then remain illuminated (when
the vehicle is driven approximately
20 minutes at speed above 25 km/h)
until you have the low pressure tire
repaired and replaced on the vehicle.
informatie 
Het reservewiel is niet uitgerust met
een bandenspanningssensor.
i
AANWIJZING
Wat te doen in een noodgeval
■ Type A■Type B
OAE046114L/OAE046115L   
Page 438 of 564

6-14
Het controlelampje storing TPMS 
zal mogelijk gaan branden nadat
het gedurende 1 minuut heeft
geknipperd als de auto zich in de
buurt bevindt van elektrische
kabels of zenders zoals in de
nabijheid van politiebureaus,
kantoren, zendstations, militaire
objecten, luchthavens of
zendmasten. 
Daarnaast zal het controlelampje 
storing TPMS mogelijk gaan
branden als er sneeuwkettingen
worden gebruikt of als er in de
auto bepaalde elektronische
apparatuur wordt gebruikt, zoals
een notebook, een lader, een
externe starthulp of een
navigatiesysteem. Dit kan de
normale werking van het TPMSstoren.
Een wiel verwisselen met TPMS
Bij een lekke band gaan de 
waarschuwingslampjes lagebandenspanning en positie lage
bandenspanning branden. Laat de
lekke band zo snel mogelijk door een
officiële HYUNDAI-dealer repareren of
vervang de band door het reservewiel. 
Het reservewiel (indien van 
toepassing) is niet voorzien van een
bandenspanningssensor. Wanneerde band met de lage
bandenspanning of de lekke band
door het reservewiel is vervangen,
blijft het waarschuwingslampjes lage
bandenspanning branden. Ook gaat het controlelampje storing
TPMS branden na gedurende 1
minuut te hebben geknipperd
wanneer er gedurende ongeveer 20
minuten met de auto wordt gereden
bij een snelheid van ten minste 25km/h. 
Als de oorspronkelijke band met een bandenspanningssensor eenmaal
weer op de voorgeschreven
spanning is gebracht en onder de
auto is gemonteerd, doven het
waarschuwingslampje lagebandenspanning en het
controlelampje storing TPMS na een
paar minuten rijden. 
Ga naar een officiële HYUNDAI- dealer als de lampjes na een paar
minuten niet doven. 
Elk wiel is uitgerust met een bandenspanningssensor achter het
ventiel in het wiel (behalve het
reservewiel). Gebruik wielen die
speciaal geschikt zijn voor TPMS. Wij
raden u aan uw banden altijd door
een officiële HYUNDAI-dealer te
laten nakijken. U kunt de bandenspanning niet beoordelen door alleen naar de
banden te kijken.
AANWIJZING
Wat te doen in een noodgeval
Gebruik nooit een niet door 
HYUNDAI goedgekeurd
bandenreparatiemiddel om de
band met een te lage spanning
te repareren. Niet door
HYUNDAI goedgekeurde
bandenreparatievloeistof kande bandenspanningssensoren
beschadigen.
OPMERKING 
Page 439 of 564

6-15
Wat te doen in een noodgeval
Gebruik altijd een 
bandenspanningsmeter van een
goede kwaliteit om de
bandenspanning te meten. Een band
die warm is (door het rijden), heefteen hogere bandenspanning dan
een band die koud is. 
Een koude band houdt in dat de auto gedurende 3 uur heeft stilgestaan ofniet meer dan 1,6 km heeft gereden
gedurende deze periode. 
Laat de band afkoelen alvorens de 
bandenspanning te meten. Zorg er
altijd voor dat de band koud is
alvorens deze op de aanbevolenspanning te brengen.
6
Het TPMS waarschuwt niet 
voor ernstige en plotselinge
schade aan de banden
veroorzaakt door externe
factoren, zoals spijkers ofstraatvuil.
Als de auto instabiel aanvoelt, 
haal dan onmiddellijk uw voet
van het gaspedaal, trap het
rempedaal licht in en breng
uw auto op een veilige plaatstot stilstand.
WAARSCHUWING  
Het aanpassen, wijzigen of 
uitschakelen van onderdelen
van het
bandenspanningscontrolesyste
em (TPMS) verhindert mogelijk
dat de bestuurder door het
systeem wordt gewaarschuwd
over een te lage
bandenspanning en/of storingen
in het TPMS. Door het
aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het
bandenspanningscontrolesyste
em (TPMS) vervalt mogelijk de
garantie voor dat deel van deauto.
WAARSCHUWING  
EUROPA
Breng geen wijzigingen aan 
de auto aan; deze kunnen de
werking van het TPMShinderen.(Vervolg)
WAARSCHUWING  
(Vervolg)
Universele wielen hebben 
geen TPMS-sensor. 
Voor uw veiligheid adviseren 
we u vervangende onderdelen
te gebruiken die zijn geleverd
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Als u universele wielen onder 
uw auto monteert, moet u
TPMS-sensoren gebruiken die
goedgekeurd zijn door een
HYUNDAI-dealer. Als uw auto
niet voorzien is van TPMS-
sensoren of als het TPMS niet
goed werkt, kunt u problemen
krijgen bij de APK.
❈
❈ Alle auto's die vanaf 
onderstaande datum in
EUROPA op de markt verkocht
worden, moeten zijn voorzien
van TPMS. 
- Nieuwe modellen:
1 november 2012 -
- Bestaande modellen: 1 november 2014 - (op basis 
van voertuigregistratie)    
Page 456 of 564

6-32
Wat te doen in een noodgeval
Als u tijdens het rijden ongewone 
trillingen opmerkt, een abnormaal
rijgedrag ervaart of bijgeluiden hoort,
verlaag dan uw snelheid en rijd
voorzichtig verder totdat u de auto op
een veilige plaats tot stilstand kuntbrengen. Roep hulp in of laat de auto 
wegslepen. Wanneer u de Tire
Mobility Kit gebruikt, kunnen de
bandenspanningssensor en velg
door de bandenreparatievloeistof
beschadigd raken. Laat de band
controleren door een officiële dealer.Controleren van debandenspanning 
1. Stop, nadat u ongeveer 7 - 10 km (of
ongeveer 10 minuten) hebt 
gereden, op een veilige plaats.
2. Sluit de compressorslang (9) direct aan op het ventiel.
3. Steek de aansluiting van de compressor in de 12V-aansluiting
van de auto. 4. Breng de band op de aanbevolen
spanning.
Schakel het contact in en ga dan als volgt te werk.
- Verhogen van de bandenspanning: 
Schakel de compressor in, stand
[I]. Schakel de compressor kort uit om de huidigebandenspanning te controleren.
- Verlagen van de bandenspanning:
Draai het schroefventiel (8) op
de compressorslang los.
Informatie
De bandenspanningsmeter kan een 
hogere waarde dan de werkelijke
waarde aangeven als de compressor
draait. Om de juiste bandenspanning
te kunnen aflezen, moet de
compressor worden uitgeschakeld.
i
OAD065014  
Page 457 of 564

6-33
Wat te doen in een noodgeval
6
Wanneer u een 
bandenreparatieset gebruikt die
niet door HYUNDAI is
goedgekeurd, kunnen debandenspanningssensoren door
de bandenreparatievloeistof
beschadigd raken. De
bandenreparatievloeistof op debandenspanningssensor en velg
moet worden verwijderd wanneerde band door een nieuw
exemplaar wordt vervangen en debandenspanningssensorenmoeten door een officiële
HYUNDAI-dealer worden
gecontroleerd.
OPMERKING