Hyundai Santa Fe 2016 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2016, Model line: Santa Fe, Model: Hyundai Santa Fe 2016Pages: 729, PDF Size: 67.42 MB
Page 621 of 729

Onderhoud
6
7
WAARSCHUWING -
Onderhoudswerkzaamheden
• Het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan
een auto kan gevaarlijk zijn. Bij
sommige onderhoudsprocedures
kunt u ernstig verwond raken. Als
u niet over voldoende kennis en
ervaring of over het juiste
gereedschap beschikt, adviserenwe u uw auto te latenonderhouden door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Het is gevaarlijk werkzaamheden uit te voeren onder de motorkap
terwijl de motor draait. Het is nog
gevaarlijker wanneer u sieraden
of losse kleding draagt. Deze
kunnen verstrikt raken in de
draaiende onderdelen en letsel
veroorzaken. Zorg er daarom
voor dat u alle sieraden afdoet
(vooral ringen, armbanden,
horloges en halskettingen) en
losse kleding verwijdert voordatu bij een draaiende motor onder
de motorkap in de buurt van de
motor of de koelventilatoren
komt.OPMERKING
Plaats geen zware voorwerpen op
de motorafdekplaat (indien van
toepassing) of de onderdelen vanhet brandstofsysteem en oefen ergeen overmatige kracht op uit.
We raden u aan om contact op te nemen met een officiëleHYUNDAI-dealer voor controlevan het brandstofsysteem(brandstofleidingen en onderdelen
van de brandstofinspuiting).
Rijd niet gedurende een lange tijd wanneer de motorafdekplaat(indien van toepassing) isverwijderd.
Blijf uit de buurt van vuur wanneer u de motorruimte controleert.
Brandstof, ruitensproeiervloeistof,enz. zijn brandbare stoffen enkunnen brand veroorzaken.
(Vervolg)
(Vervolg) Neem de minpool (-) van de accu los voordat u de accu, debougiekabels of de elektrischebedrading aanraakt. Anders kunt
u een elektrische schok krijgenvan de elektrische stroom.
Wanneer u de interieurbekleding verwijdert met een platte (-)
schroevendraaier, zorg er danvoor dat de bekleding nietbeschadigd raakt.
Zorg er bij het vervangen en reinigen van lampen voor dat u
geen brandwonden of elektrischeschokken oploopt.
Page 622 of 729

77
Onderhoud
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de motorruimte(Dieselmotor)
(indien van toepassing)
De verstuiver werkt met een hogespanning (maximaal 200 V). Dit heeft
de volgende gevaren tot gevolg:
- Direct contact met de verstuiver of
verstuiverbedrading kan leiden tot
een elektrische schok en het uitvallen
van spieren en zenuwen.
- Door de elektromagnetische golf van een werkende verstuiver kan het zijn
dat een pacemaker niet goed
functioneert.
Volg de onderstaande veiligheids- voorschriften wanneer u bij draaiende
motor de motorruimte controleert.
- Raak de verstuivers, de
verstuiverbedrading en de motor-
ECU niet aan als de motor draait.
- Neem nooit de stekker van een verstuiver los als de motor draait.
- Voor personen met een pacemaker is het raadzaam uit de buurt van de
motoronderdelen te blijven als de
motor draait.
WAARSCHUWING - Dieselmotor
Werk nooit aan het inspuitsysteem bij draaiende motor of binnen 30
seconden na het afzetten van de
motor. De hogedrukpomp, de
common rail, de verstuivers en de
hogedrukleidingen staan onder
hoge druk, ook als de motor uit is
gezet. De brandstofstraal die kan
ontsnappen, kan ernstig letsel
veroorzaken. Mensen die een
pacemaker dragen, mogen niet
dichter dan 30 cm bij demotormodule of de bedrading in de
motorruimte komen als de motor
draait, omdat de hoge
stroomsterktes in het elektronische
motorregelsysteem aanzienlijke
magnetische velden produceren.
Page 623 of 729

Onderhoud
8
7
DOOR DE EIGENAAR UIT TE VOEREN ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
Onderstaande controles dienen volgens
het aangegeven interval uitgevoerd te
worden om een veilige en betrouwbare
werking van de auto te garanderen.
Bij vragen raden we u aan contact op te
nemen met een officiële HYUNDAI-
dealer.
Eventuele werkzaamheden die uit deze
controles voortvloeien, vallen doorgaans
niet onder de fabrieksgarantie en zullen,
samen het arbeidsloon en eventuele
onderdelen en smeermiddelen, in
rekening gebracht worden. Schema voor door de eigenaar uit
te voeren
onderhoudswerkzaamheden
Bij het tanken:
Controleer het motoroliepeil.
Controleer het koelvloeistofpeil in het
expansievat.
Controleer het niveau van de ruitensproeiervloeistof.
Controleer of de bandenspanning in orde is.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig bij het
controleren van het
koelvloeistofpeil wanneer de motor
warm is. Hete koelvloeistof enstoom kunnen onder druk naar
buiten spuiten. Hierdoor kunnen
brandwonden of ernstig letselontstaan.
Page 624 of 729

79
Onderhoud
Tijdens het rijden:
Let op veranderingen in hetuitlaatgeluid en let erop dat u in het
interieur geen uitlaatgassen ruikt.
Controleer op trillingen in het stuurwiel. Controleer of het sturen niet zwaarder
of lichter gaat dan normaal en of de
rechtuitstand niet is gewijzigd.
Controleer of de auto niet naar één kant trekt op een vlakke, rechte weg.
Controleer bij het remmen op vreemde geluiden, naar één kant trekken, een
grotere slag van het rempedaal of een
moeilijk in te trappen rempedaal.
Controleer als de transmissie slipt of niet normaal werkt het niveau van de
automatische-transmissievloeistof.
Controleer de werking van de handgeschakelde transmissie en de
koppeling.
Controleer de werking van stand P (Park) van de automatische
transmissie.
Controleer de werking van de parkeerrem.
Controleer onder uw auto op lekkage (tijdens of na het gebruik van de
airconditioning kan er een plasje water
onder uw auto ontstaan; dit is een
normaal verschijnsel en duidt niet oplekkage).
Ten minste maandelijks:
Controleer het koelvloeistofniveau inhet expansievat.
Controleer de werking van alle verlichting van uw auto, inclusief de
remlichten, richtingaanwijzers en
alarmknipperlichten.
Controleer de bandenspanning van alle wielen inclusief het reservewiel.
Twee keer per jaar
(in het voorjaar en in het najaar):
Controleer de radiateurslangen en de slangen van de verwarming en de airconditioning op lekkage enbeschadigingen.
Controleer de werking van de ruitenwissers en -sproeiers. Reinig de
ruitenwisserbladen met een schone,
met ruitensproeiervloeistofdoordrenkte doek.
Controleer de stand van de koplampen.
Controleer de dempers, de uitlaatpijpen, de hitteschilden en de
bevestigingen van de uitlaat.
Controleer de werking van de driepuntsgordels en controleer op
slijtage.
Controleer of het profiel van de banden nog voldoende is en controleer of de
wielmoeren goed zijn aangedraaid.
Page 625 of 729

Onderhoud
10
7
Ten minste eenmaal per jaar:
Reinig de afvoeropeningen aan de
onderzijde van de portieren en de
dorpels.
Smeer alle portierscharnieren, slotvangers en motorkapscharnieren.
Smeer de portier- en motorkapsloten, - vergrendelingen.
Smeer de portierrubbers.
Controleer vóór de zomer de werking van de airconditioning.
Controleer het vloeistofniveau van de stuurbekrachtiging.
Controleer en smeer het bedieningsmechanisme van de
automatische transmissie.
Reinig de accu en de accupolen.
Controleer het rem- (en koppelings) vloeistofniveau.
Page 626 of 729

711
Onderhoud
UITLEG BIJ ONDERHOUDSSCHEMA
Motorolie en oliefilter
De motorolie moet worden ververst en
het filter moet worden vervangen volgens
de intervallen van het
onderhoudsschema. Als er onderongunstige omstandigheden gereden
wordt, moet de olie vaker ververst en het
filter vaker vervangen worden. Aandrijfriemen
Controleer alle aandrijfriemen op
tekenen van sneetjes, scheurtjes,
overmatige slijtage of verzadiging met
olie en vervang indien nodig. De
spanning van de aandrijfriemen moet
periodiek worden gecontroleerd en
indien nodig worden afgesteld. Brandstoffilter(element)
Door een verstopt filter kan de snelheid
waarmee gereden kan worden,afnemen, het emissiesysteem
beschadigd raken of slecht aanslaan
veroorzaakt worden. Als zich in de
brandstoftank te veel vuil ophoopt, dient
het filter mogelijk vaker vervangen te
worden.
We adviseren u het brandstoffilter te
laten vervangen door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Brandstofleidingen, -slangen en
aansluitingen
Controleer de brandstofleidingen, - slangen en aansluitingen op lekkage en
beschadigingen. We adviseren u de
brandstofleidingen, brandstofslangen en
aansluitingen te laten vervangen door
een officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
- Alleen dieselmotor
Werk nooit aan het inspuitsysteem bij draaiende motor of binnen 30
seconden na het afzetten van de
motor. De hogedrukpomp, de
common rail, de verstuivers en de
hogedrukleidingen staan onder
hoge druk, ook als de motor uit is
gezet. De brandstofstraal die kan
ontsnappen, kan ernstig letsel
veroorzaken. Mensen die een
pacemaker dragen, mogen niet
dichter dan 30 cm bij demotormodule of de bedrading in de
motorruimte komen als de motor
draait, omdat de hoge
stroomsterktes in het common rail-
systeem aanzienlijke magnetische
velden produceren.
OPMERKING
Wanneer u de riem controleert, zet dan het contact in stand LOCK/OFFof ACC.
Page 627 of 729

Onderhoud
12
7
Ontluchtingsslang en tankdop De ontluchtingsslang en de tankdop
moeten worden gecontroleerd volgens
de intervallen van het
onderhoudsschema. Zorg ervoor dat deontluchtingsslang of tankdop op de juiste
manier vervangen wordt. Vacuüm- en
carterventilatieslangen(benzinemotor)
Controleer het oppervlak van de slangen
op sporen van oververhitting of
mechanische schade. Hard en broos
rubber, barstjes, scheurtjes, sneetjes,
schaafplekken en overmatig zwellen zijn
tekenen van veroudering. Besteed extra
aandacht aan de controle van de delen
van de slang die zich het dichtst bij
warme onderdelen bevinden, zoals het
uitlaatspruitstuk.
Controleer de ligging van de slangen om
er zeker van te zijn dat de slangen niet in
contact komen met warmtebronnen,
scherpe randen of bewegende delen,
waardoor schade door oververhitting ofmechanische slijtage kan ontstaan.Controleer of alle slangaansluitingen,
zoals klemmen en koppelingen, goed
vastzitten en niet lekken. Vervang
slangen onmiddellijk als er sporen van
veroudering of beschadigingen
gevonden worden.Luchtfilter
We adviseren u het luchtfilter te laten
vervangen door een officiële HYUNDAI-
dealer. Bougies (benzinemotor)
Gebruik altijd nieuwe bougies met de
juiste warmtegraad. Klepspeling (benzinemotor) Controleer op vreemde bijgeluiden en/of
motortrillingen en stel indien nodig af. Weadviseren u het systeem te latenonderhouden door een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Neem de bougies niet los wanneer
de motor heet is en controleer ze
dan ook niet. Anders kunt u uzelfbranden.
Page 628 of 729

713
Onderhoud
Koelsysteem
Controleer de onderdelen van het
koelsysteem, zoals radiateur,
koelvloeistofreservoir, slangen enaansluitingen op lekkage en
beschadigingen. Vervang beschadigdeonderdelen.
Koelvloeistof
De koelvloeistof moet worden ververst
volgens de intervallen van hetonderhoudsschema.
Versnellingsbakolie
(indien van toepassing)
Controleer de versnellingsbakolie
volgens het onderhoudsschema.Automatische-
transmissievloeistof
(indien van toepassing)
Onder normale
gebruiksomstandigheden hoeft de
automatische-transmissievloeistof niet
gecontroleerd te worden.
We raden u aan de automatische-
transmissievloeistof te laten verversen
door een officiële HYUNDAI-dealer
overeenkomstig het onderhoudsschema.
✽✽
AANWIJZING
Automatische-transmissievloeistof is in
eerste instantie rood van kleur.
Door het rijden wordt de automatische-
transmissievloeistof donkerder.
Dit is normaal en de verkleuring is geen
reden om de vloeistof te vervangen.
Remleidingen en -slangen
Controleer visueel op juiste bevestiging,
schaafplekken, scheurtjes, veroudering
en lekkage. Vervang verouderde ofbeschadigde onderdelen direct. Remvloeistof
Controleer het vloeistofniveau in het
remvloeistofreservoir. Het
vloeistofniveau dient zich tussen de
merktekens MIN en MAX aan de zijkant
van het reservoir te bevinden. Gebruik
uitsluitend de voorgeschreven
hydraulische remvloeistof (DOT3 of
DOT4).
Parkeerrem
Controleer het parkeerremsysteem
inclusief het parkeerrempedaal (of
parkeerremhendel) en de kabels.
OPMERKING
Het gebruik van andere dan de voorgeschreven vloeistof kanstoringen en defecten in de
transmissie veroorzaken.
Gebruik alleen de voorgeschrevenautomatische-transmissievloeistof. (Zie "Aanbevolen smeermiddelen
en hoeveelheden" in hoofdstuk 8.)
Page 629 of 729

Onderhoud
14
7
Schijfremmen, remblokken,
remklauwen en remschijven
Controleer de remblokken op overmatige
slijtage, de schijfremmen op slingering
en slijtage en de remklauwen op
vloeistoflekkage.
Zie de website van HYUNDAI voor meer
informatie over het controleren van de
remblokken en remvoeringen. ( http://brakeman
ual.hmc.co.kr)
Bevestigingsbouten wielophanging
Controleer of de bouten van de
wielophanging goed vastzitten en niet
beschadigd zijn. Draai ze met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast. Stuurhuis, stuurstangen en
stofhoezen/onderste fuseekogel
Breng de auto tot stilstand, zet de motor
uit en controleer op overmatige speling inhet stuurwiel.
Controleer de stuurstangen op knikken of
beschadigingen. Controleer de
stofhoezen en fuseekogel op
veroudering, scheurtjes of
beschadigingen. Vervang beschadigdeonderdelen.
Stuurbekrachtigingspomp,
aandrijfriem en slangen
Controleer de stuurbekrachtigingspomp en slangen op lekkage en
beschadigingen. Vervang beschadigde of
lekkende onderdelen direct. Controleer
de aandrijfriem op sneetjes, scheurtjes,
overmatige slijtage en controleer of hij
goed geolied is en de spanning juist is.
Vervang of stel indien nodig af.Aandrijfassen en
aandrijfashoezen
Controleer de aandrijfassen, -hoezen en
klemmen op scheurtjes, veroudering of
beschadigingen. Vervang beschadigdeonderdelen en breng indien nodig nieuw
vet aan.
Koudemiddel airconditioning/
aircocompressor
(indien van toepassing) Controleer de leidingen en aansluitingen
van de airconditioning op lekkage enbeschadigingen.
Page 630 of 729

715
Onderhoud
MOTOROLIE
Controle van het motoroliepeil
1. Controleer of de auto horizontaal staat.
2. Start de motor en laat deze op de normale bedrijfstemperatuur komen.
3. Zet de motor uit en wacht ongeveer 5 minuten zodat de olie naar het carter
terug kan lopen. 4. Trek de peilstok uit de houder, veeg
hem schoon en steek hem weer
geheel in de houder. 5. Trek de peilstok opnieuw uit de houder
en controleer het peil. Het peil moet
zich ergens tussen F en L bevinden.
WAARSCHUWING
- Radiateurslang
Wees voorzichtig met de
radiateurslang tijdens het
controleren of bijvullen van de
motorolie. Deze kan namelijk nog
zo warm zijn, dat u zich eraan kuntbranden.
OPMERKING - Dieselmotor
Als te veel motorolie wordt bijgevuld, kan dit door de klopverschijnselen leiden totnadieselen. Hierdoor kan motorschade ontstaan, waarbij
plotselinge verhogingen van hetmotortoerental, motorlawaai enwitte rook waargenomen kunnen
worden.
OPMERKING
Vul niet te veel motorolie bij. Dit kan schade aan de motor
veroorzaken.
Mors geen motorolie wanneer u olie bijvult of ververst. Als umotorolie morst in de
motorruimte, verwijder dit danonmiddellijk.
Wanneer u de peilstok afveegt, doe dit dan met een schone doek.Wanneer er vuil in de olie
terechtkomt, kan motorschadeontstaan.
ODM076059L
OXM079004
■ Type A
■Type B