Hyundai Santa Fe 2016 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2016, Model line: Santa Fe, Model: Hyundai Santa Fe 2016Pages: 729, PDF Size: 67.42 MB
Page 581 of 729

Wat te doen in een noodgeval
6
6
Startprocedure met behulp van een
hulpaccu
1. Controleer of de hulpaccu die u wilt gebruiken een 12 V accu is en
controleer als deze zich in een andere
auto bevindt of hij met de minpool aanmassa.
2. Als de hulpaccu zich in een andere auto bevindt, mogen beide auto's
elkaar niet raken.
3. Schakel alle elektrische verbruikers uit.
4. Sluit de startkabels aan in de volgorde die in de afbeelding is aangegeven.
Sluit eerst één klem van de startkabel
aan op de pluspool van de lege accu
(1) en de andere klem van dezelfde
kabel op de pluspool van de hulpaccu(2).
Sluit vervolgens één klem van de
andere kabel aan op de minpool vande hulpaccu (3) en de andere klem op
een metalen onderdeel (bijvoorbeeld
het motorhijsoog) uit de buurt van de
accu (4). Sluit de startkabel niet aan op
of in de buurt van draaiendeonderdelen. Zorg ervoor dat de startkabels
uitsluitend contact maken met de juisteaccupolen of de juiste
massaverbinding. Leun bij het
aansluiten niet over de accu.
OPMERKING
- Accukabels
Sluit de startkabel verbonden met
de minpool (-) van de hulpaccu nietaan op de minpool (-) van de lege accu. Hierdoor kan de ontladen
accu oververhit raken en scheuren,waardoor er accuzuur lekt.
(Vervolg)
De accu kan scheuren of exploderen wanneer u een
ontladen of bevroren accu start
met behulp van een hulpaccu.
Page 582 of 729

67
Wat te doen in een noodgeval
5. Start de motor van de auto met dehulpaccu en laat deze met 2.000
omw/min draaien. Start vervolgens de
motor van de auto met de lege accu.
We adviseren u het systeem te laten
controleren door een officiële HYUNDAI-dealer als niet duidelijk is wat de oorzaak
van het ontladen van de accu is.
Aanduwen of aanslepen
Een auto uitgerust met een
handgeschakelde transmissie mag niet
worden aangeduwd of aangesleeptomdat hierdoor het emissieregelsysteem
beschadigd kan raken.
Auto's die uitgerust zijn met een
automatische transmissie kunnen niet
worden aangeduwd of aangesleept.
Volg de aanwijzingen in dit gedeelte voor
het starten met een hulpaccu.
WAARSCHUWING
Probeer nooit een auto door middel
van slepen te starten. Wanneer de
auto plotseling naar voren schiet
als de motor aanslaat, kan een
aanrijding veroorzaakt worden.
Page 583 of 729

Wat te doen in een noodgeval
8
6
ALS DE MOTOR OVERVERHIT RAAKT
Als uw temperatuurmeter een te hoge
temperatuur aangeeft, als u een
vermogensverlies bespeurt of wanneer uluid kloppende of pingelende geluiden
hoort, is de motor waarschijnlijk oververhit
geraakt. Als dat gebeurt moet u:
1. De auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand brengen.
2. De selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of de
vrijstand (handgeschakelde
transmissie) zetten en de parkeerrem
activeren. De airconditioning
uitschakelen als deze ingeschakeld is.
3. Zet de motor uit als er koelvloeistof onder de auto uitloopt of stoom onder
de motorkap vandaan komt. Open de
motorkap niet zolang er nog
koelvloeistof onder de auto uitloopt of
stoom onder de motorkap vandaan
komt. Laat de motor draaien als er
geen koelvloeistof of stoom te zien is
en controleer of de koelventilator
draait. Zet de motor uit als de
koelventilator niet draait.
4. Controleer of de aandrijfriem voor de waterpomp aanwezig is. Controleer als
dat het geval is of de aandrijfriem
voldoende gespannen is. Controleer als de aandrijfriem in orde
lijkt of er koelvloeistof lekt uit de
radiateur, de slangen of onder de auto.
(Als de airconditioning ingeschakeld
was, is het normaal dat er water onderde auto uitloopt als u de auto totstilstand brengt.)
5. Zet de motor onmiddellijk uit als de ventilatorriem gebroken is of als er
koelvloeistof lekt en we adviseren ucontact op te nemen met een officiële
HYUNDAI-dealer. 6. Wacht tot de motortemperatuur weer
normaal is als u de oorzaak van de
oververhitting niet kunt vinden. Vul het
koelvloeistofreservoir voorzichtig bij tot
het merkteken halverwege als het
koelvloeistofniveau te laag is.
7. Rijd voorzichtig verder en wees alert op verdere tekenen van oververhitting.
We adviseren u contact op te nemen
met een officiële HYUNDAI-dealer als
de motor opnieuw oververhit raakt.
WAARSCHUWING
Voorkom letsel en zorg ervoor dat
uw haar, handen en kleding niet in
aanraking komen met bewegende
onderdelen van de motor zoals de
koelventilator en de aandrijfriemenals de motor draait.
WAARSCHUWING
Verwijder de radiateurdop nooit als
de motor heet is. Hierdoor kan er
koelvloeistof naar buiten spuiten
en kunt u ernstige brandwondenoplopen.
OPMERKING
Als er veel koelvloeistof verdwenen is, duidt dit op een
lekkage in het koelsysteem enadviseren we u contact op te nemen met een officiëleHYUNDAI-dealer.
Wanneer de motor oververhit raakt door te weinig koelvloeistofkan het plotseling bijvullen vankoelvloeistof barsten in de motor veroorzaken. Vul koelvloeistof
langzaam en in kleine hoeveelheden bij om schade tevoorkomen.
Page 584 of 729

69
Wat te doen in een noodgeval
CONTROLESYSTEEM LAGE BANDENSPANNING (TPMS) (INDIEN VAN TOEPASSING) (1) Waarschuwingslampje lage
bandenspanning/controlelampje
storing TPMS
(2) W aarschuwingslampje positie
lage bandenspanning enaanduiding bandenspanning
(aangegeven op LCD-display)
❈ TPMS : Tire Pressure Monitoring
System Controleer de bandenspanning
U kunt de bandenspanning
controleren in de informatiemodus
op het instrumentenpaneel.
- Zie "Modus gebruikersinstellingen"in hoofdstuk 4.
De bandenspanning wordt 1 - 2 minuten na het rijden weergegeven.
Als de bandenspanning niet wordt weergegeven nadat de auto tot
stilstand is gebracht, wordt de
melding "Rijden om weer te geven"
(Drive to display) getoond.Controleer de bandenspanning na
het rijden.
ODM062002
ODM066020L
ODM066021L
Page 585 of 729

Wat te doen in een noodgeval
10
6
U kunt de
bandenspanningseenheid wijzigen
in de Modus gebruikersinstellingen
op het instrumentenpaneel.
- psi, kpa, bar (zie "Modusgebruikersinstellingen" in hoofdstuk 4). Bandenspanningscontrole-
systeem
Controleer iedere maand bij koude
banden of de bandenspanning van
alle banden, inclusief het reservewiel
(indien van toepassing),
overeenkomt met de aanbevolen
spanning op het voertuigplaatje of
het bandenspanningslabel. (Als de
bandenmaat van uw auto niet
overeenkomt met de bandenmaat op
het voertuigplaatje of hetbandenspanningslabel, dient u de
juiste spanning voor deze banden tebepalen.) Voor extra beveiliging is uw auto
uitgerust met eenbandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) dat ervoor zorgt dat een
waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden
wanneer de bandenspanning vaneen of meerdere band(en)
aanmerkelijk te laag is. Wanneer het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning brandt, dient u de
auto dus stil te zetten, de banden zo
snel mogelijk te controleren en ze op
de juiste spanning te brengen. Rijden
op banden waarvan de
bandenspanning te laag is, heeft
oververhitte en mogelijk
beschadigde banden tot gevolg. Te
lage bandenspanning levert een
hoger brandstofverbruik op, verkort
de levensduur van de banden en
heeft mogelijk invloed op de
rijeigenschappen van de auto en de
remweg.
WAARSCHUWING
Een te hoge of te lage bandenspanning kan de
levensduur van de band
reduceren, een negatief effect
hebben op de rijeigenschappenen tot een klapband leiden
waardoor u de macht over het
stuur kunt verliezen, hetgeen
kan leiden tot een ongeval.
Page 586 of 729

611
Wat te doen in een noodgeval
Het TPMS dient niet ter vervanging
van onderhoud van de banden te
worden gebruikt. Het is de
verantwoordelijkheid van debestuurder dat de banden op dejuiste spanning zijn, ook al is de
bandenspanning nog niet zo laag dat
het waarschuwingslampje gaat
branden.
Uw auto is tevens uitgerust met een
controlelampje storing TPMS dat
aangeeft wanneer het systeem niet
goed werkt. Het controlelampje
storing TPMS is gecombineerd met
het waarschuwingslampje lage
bandenspanning. Wanneer het
systeem een storing signaleert,
knippert het waarschuwingslampje
gedurende ongeveer een minuut en
blijft het daarna branden. Deze
volgorde blijft ook bestaan bij
volgende starts van de auto, zolang
als het probleem aanwezig is.
Wanneer het controlelampje brandt,kan het systeem mogelijk niet naarbehoren een te lage
bandenspanning vaststellen.Storingen in het TPMS kunnen door
verschillende oorzaken ontstaan,
waaronder het plaatsen, vervangen
of wisselen van banden of velgen
waardoor het TPMS niet goed werkt.
Controleer na het vervangen van een
of meerdere band(en) of velg(en) het
controlelampje storing TPMS om
ervoor te zorgen dat het TPMS goed
werkt.
✽✽
AANWIJZING
In de volgende situaties raden we u
aan het systeem door een officiële
HYUNDAI-dealer na te laten
kijken.
1. Het waarschuwingslampje lage bandenspanning/controlelampje
storing TPMS gaat niet
gedurende 3 seconden branden
nadat het contact in stand ON is
gezet of de motor draait.
2. Het controlelampje storing TPMS blijft branden nadat het
gedurende ongeveer 1 minuut
heeft geknipperd.
3. Het waarschuwingslampje positie lage bandenspanning blijft
branden.
Waarschuwingslampje
lage bandenspanning
Waarschuwingslampje positie
lage bandenspanning enaanduiding bandenspanning
Wanneer de waarschuwingslampjes
van het bandenspanningscontrole-
systeem branden en er een
waarschuwingsmelding op het LCD-
scherm in het instrumentenpaneel
wordt weergegeven, is de
bandenspanning van een of
meerdere band(en) aanmerkelijk telaag.
ODM066020L
Page 587 of 729

Wat te doen in een noodgeval
12
6
Het waarschuwingslampje positie lage bandenspanning geeft aan
welke band een te lagebandenspanning heeft doordat het
bijbehorende lampje gaat branden.
Wanneer een van deze
waarschuwingslampjes gaat
branden, verminder dan onmiddellijk
snelheid, vermijd scherp aansnijden
van bochten en anticipeer op een
langere remweg. Zet de auto zo snelmogelijk stil en controleer de
banden. Breng de banden op de
juiste spanning zoals aangegeven op
het voertuigplaatje of hetbandenspanningslabel op de
middenstijl aan bestuurderszijde.
Vervang de band met een te lagebandenspanning door het
reservewiel als u geen tankstation
kunt bereiken of als de band lek is. Wanneer u ongeveer 10 minuten rijdtmet een snelheid hoger dan 25 km/h
na het vervangen van de band meteen te lage bandenspanning door
het reservewiel, doet zich het
volgende voor:
Het controlelampje storing TPMS
knippert mogelijk gedurende
ongeveer 1 minuut en blijft daarna
branden omdat de TPMS-sensor
niet op het reservewiel isgemonteerd.
✽✽
AANWIJZING
Het reservewiel is niet uitgerust met
een bandenspanningssensor.
OPMERKING
Mogelijk gaat het waarschuwingslampje lagebandenspanning in de winter of bij koud weer branden als debanden bij warm weer op deaanbevolen spanning zijngebracht. Het betekent niet dat het TPMS defect is, omdat delagere temperatuur eenevenredig lagere bandenspanning tot gevolgheeft.
Controleer de bandenspanningen stel deze af op deaanbevolen spanning wanneer u van een warm gebied naar eenkoud gebied of vice versa rijdt,of wanneer de buitentemperatuur aanmerkelijktoe- of afneemt.
Page 588 of 729

613
Wat te doen in een noodgeval
Controlelampje storing TPMS
(bandenspanningscontrolesysteem)
Het controlelampje storing TPMS
gaat branden nadat het ongeveer 1
minuut heeft geknipperd wanneer er
een probleem is met hetbandenspanningscontrolesysteem(TPMS).
We raden u aan het systeem door
een officiële HYUNDAI-dealer na te
laten kijken om het probleem te laten
vaststellen.
✽✽
AANWIJZING
In het geval van een storing in het
TPMS gaat het
waarschuwingslampje positie lage
bandenspanning mogelijk niet
branden, ook al is de spanning van
een band te laag.
WAARSCHUWING
- Schade door lage bandenspanning
Een te lage bandenspanning
zorgt ervoor dat de auto
instabiel wordt en kan ervoor
zorgen dat u de controle overde auto verliest en dat de
remweg wordt verlengd. Doorrijden op banden met een
te lage spanning heeft
oververhitte en defecte banden
tot gevolg.OPMERKING
Het controlelampje storing TPMS gaat mogelijkgedurende ongeveer 1 minuut knipperen en blijft daarnabranden als de auto in de buurtrijdt van elektriciteitskabels of zenders zoals in de nabijheidvan politiebureaus, overheids-en publieke gebouwen, zendstations, militaireinstallaties, luchthavens,zendmasten, enz. Dit kan denormale werking van het TPMS storen.
Het controlelampje storing TPMS gaat mogelijk gedurendeongeveer 1 minuut knipperenen blijft daarna branden als er sneeuwkettingen gebruiktworden of als er in de autobepaalde elektronische apparatuur wordt gebruikt,zoals een notebook, een ladervoor een mobiele telefoon, een externe starthulp of eennavigatiesysteem, enz. Dit kande normale werking van het TPMS storen.
Page 589 of 729

Wat te doen in een noodgeval
14
6
Een wiel wisselen met TPMS
Bij een lekke band gaan de
waarschuwingslampjes lagebandenspanning en positie lage
bandenspanning branden. Weadviseren u het systeem te latencontroleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Ieder wiel is uitgerust met een bandenspanningssensor achter het
ventiel in het wiel. Gebruik wielen die
speciaal geschikt zijn voor TPMS. Wij
raden u aan uw banden door een
officiële HYUNDAI-dealer te laten
nakijken. Wanneer u ongeveer 10 minuten rijdtmet een snelheid hoger dan 25 km/h
na het vervangen van de band meteen te lage bandenspanning door
het reservewiel, doet zich het
volgende voor:
Het controlelampje storing TPMS
knippert mogelijk gedurende
ongeveer 1 minuut en blijft daarna
branden omdat de TPMS-sensor
niet op het reservewiel isgemonteerd. Mogelijk kunt u de bandenspanningniet beoordelen door alleen naar de
banden te kijken. Gebruik altijd een
bandenspanningsmeter van een
goede kwaliteit om de
bandenspanning te meten. Houd er
rekening mee dat een band die warm
is (door het rijden) een hogerebandenspanning heeft dan een band
die koud is (doordat deze gedurendeten minste 3 uur heeft stilgestaan ofniet meer dan 1,6 km heeft gereden
gedurende deze periode).
Laat de band afkoelen alvorens de
bandenspanning te meten. Zorg er
altijd voor dat de band koud is
alvorens deze op de aanbevolenspanning te brengen.
Een koude band houdt in dat de auto gedurende 3 uur heeft stilgestaan ofniet meer dan 1,6 km heeft gereden
gedurende deze periode.
OPMERKING
Gebruik NOOIT
bandenreparatiemiddel om deband met een te lage spanning te repareren. Hetafdichtingsmiddel kan debandenspanningssensoren beschadigen. In dat geval moetu de bandenspanningssensorvervangen.
Page 590 of 729

615
Wat te doen in een noodgeval
WAARSCHUWING - TPMS
Het TPMS waarschuwt niet voor ernstige en plotselinge
schade aan de banden
veroorzaakt door externe
factoren, zoals spijkers en
dergelijke.
Als de auto instabiel aanvoelt, haal dan onmiddellijk uw voet
van het gaspedaal, trap het
rempedaal geleidelijk en lichtin en breng uw auto op een
veilige plaats naast de weg totstilstand.WAARSCHUWING
- TPMS BESCHERMEN
Het aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het
bandenspanningscontrolesyste
em (TPMS) verhindert mogelijk
dat de bestuurder door het
systeem wordt gewaarschuwd
over een te lagebandenspanning en/of
storingen in het TPMS. Door het
aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het TPMS vervalt mogelijk
de garantie voor dat deel van deauto.WAARSCHUWING
- EUROPA
Voer geen wijzigingen door aan de auto; deze kunnen de
TPMS-functie beïnvloeden.
Universele wielen zijn niet voorzien van een TPMS-
sensor.
Voor uw veiligheid adviseren
we u vervangende onderdelen
te gebruiken die zijn geleverd
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Als u universele wielen onder uw auto monteert, moet u
TPMS-sensoren gebruiken die
goedgekeurd zijn door een
HYUNDAI-dealer. Als uw auto
niet voorzien is van TPMS-
sensoren of als het TPMS niet
goed werkt, kunt u problemen
krijgen bij de APK.
(Vervolg)