JEEP CHEROKEE 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2018, Model line: CHEROKEE, Model: JEEP CHEROKEE 2018Pages: 352, PDF Size: 5.28 MB
Page 141 of 352

STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTEN.........141
Normaal starten — benzinemotor. . . .141
Extreem lage temperaturen (lager dan -22 °F
of -30 °C)...................141
Normaal starten — dieselmotor......141
AANBEVELINGEN VOOR
INRIJDEN.................143
HANDREM................144
Elektrische handrem (EPB)........144
HANDGESCHAKELDE VERSNEL-
LINGSBAK — INDIEN
AANWEZIG...............146
Schakelen..................147
Terugschakelen...............147
AUTOMATISCHE VERSNELLINGS-
BAK — INDIEN AANWEZIG. . . .149
Sleutelblokkering..............150
Blokkeersysteem rem/transmissie. . . .150
Negentraps automatische
versnellingsbak...............150
WERKING VAN DE VIERWIELAAN-
DRIJVING.................152
1-traps vierwielaandrijving (4X4) — indien
aanwezig...................152
2-traps vierwielaandrijving (4x4) — indien
aanwezig...................152
Schakelstanden...............153
Schakelprocedures.............154
Elektronisch sperdifferentieel achter
(E-Locker) — indien aanwezig......156
SELEC-TERRAIN............157
Omschrijving.................157
STOP/START-SYSTEEM — INDIEN
AANWEZIG................158
Automatische modus............158
Mogelijke oorzaken waarom de motor niet
automatisch stopt..............159
De motor starten in de stand autostop .159
Het Stop/Start-systeem handmatig
uitschakelen.................160
Het Stop/Start-systeem handmatig
inschakelen..................160
STOP/START-SYSTEEM - ALLEEN
DIESELMODELLEN...........161
Automatische modus............161
Mogelijke oorzaken waarom de motor niet
automatisch stopt..............161
De motor starten in de stand autostop .162
Het Stop/Start-systeem handmatig
uitschakelen.................163
Het Stop/Start-systeem handmatig
inschakelen..................163
CRUISECONTROL...........164
Activering...................164
De gewenste snelheid instellen.....164
De snelheid aanpassen...........164
Hervatten..................165
Accelereren om in te halen........165
Uitschakelen.................166
ADAPTIEVE CRUISECONTROL
(ACC) ....................166
Activering..................166
Gewenste ACC-snelheid instellen.....166
De snelheid aanpassen...........167
STARTEN EN RIJDEN
139
Page 142 of 352

Hervatten...................168
Uitschakelen.................169
Volgafstand instellen............169
Modus wijzigen...............169
PARKSENSE PARKEERSENSOREN
ACHTER..................170
ParkSense sensoren.............170
ParkSense in- en uitschakelen......170
Display in de instrumentengroep —
waarschuwing................171
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van
ParkSense..................171
PARKSENSE PARKEERSENSOREN
VOOR EN ACHTER...........172
ParkSense sensoren.............172ParkSense in- en uitschakelen......173
In- en uitschakelen.............173
Rijden met aanhanger...........174
Algemene waarschuwingen........174
PARKSENSE ACTIEVE PARKEER-
HULP....................174
Actieve parkeerhulp ParkSense in- en
uitschakelen.................174
RIJSTROOKDETECTIE........175
Werking van rijstrookdetectie.......175
Rijstrookdetectie in- of uitschakelen. . .176
Waarschuwingsbericht rijstrookdetectie .176
Status van rijstrookdetectie wijzigen . . .178
PARKVIEW
ACHTERUITRIJCAMERA......179
Symbolen en berichten op het display. .179
BRANDSTOF TANKEN........179
TREKKEN VAN EEN
AANHANGER...............181
Trekgewichten (maximale
aanhangergewichten)...........181
DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN
CAMPER..................182
Slepen van deze auto achter een ander
voertuig....................182
Slepen achter een camper — modellen met
voorwielaandrijving (FWD).........182
Slepen achter een camper -
4X4-modellen................183STARTEN EN RIJDEN
140
Page 143 of 352

DE MOTOR STARTEN
Voordat u het voertuig start, moet u uw stoel
verstellen, de binnen- en buitenspiegels ver-
stellen en uw autogordel vastmaken.
WAARSCHUWING!
• Verwijder altijd uw sleutelhouder bij het
uitstappen en sluit de auto af. Als uw
voertuig is uitgerust met Keyless Enter-
N-Go, moet u zich wanneer u het voer-
tuig verlaat er altijd van verzekeren dat
de Keyless Ignition Node in de stand
"OFF" staat. Verwijder daarna de sleutel-
houder uit de auto en vergrendel de
auto.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten.
• Het achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om verschillende
redenen gevaarlijk. Kinderen of derden
lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rempedaal
of de schakelhendel mogen komen.
WAARSCHUWING!
• Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go niet in de stand ACC of ON/
RUN staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedienen of de
auto in beweging kunnen zetten.
Start de motor met de schakelhendel in de
stand NEUTRAL of PARK. Trap het rempe-
daal in voordat u een rijstand inschakelt.
Normaal starten — benzinemotor
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te bedienen.
Plaats uw voet op het rempedaal en zet de
contactschakelaar in de stand START en laat
los zodra de motor aanslaat. Als de motor niet
binnen 10 seconden aanslaat:
1. Zet het contact in de stand OFF.
2. Wacht 10 tot 15 seconden.3. Herhaal de normale startprocedure.
Tip startfunctie
Zet het contact in de stand START en laat het
los zodra de startmotor inschakelt. De start-
motor wordt automatisch uitgeschakeld zo-
dra de motor draait. Als de motor niet aan-
slaat, slaat de startmotor automatisch binnen
10 seconden af. Als dat gebeurt:
1. Zet het contact in de stand OFF.
2. Wacht 10 tot 15 seconden.
3. Herhaal de normale startprocedure.
Extreem lage temperaturen (lager dan -22 °F
of -30 °C)
Om te zorgen voor betrouwbaar starten bij
deze temperaturen wordt het gebruik van een
van buitenaf gevoede elektrische motorblok-
verwarming (verkrijgbaar bij een erkende
dealer) aanbevolen.
Normaal starten — dieselmotor
Voordat u het voertuig start, moet u uw stoel
verstellen, de binnen- en buitenspiegels ver-
stellen en uw veiligheidsgordel vastmaken.
141
Page 144 of 352

De startmotor mag niet langer dan 30 secon-
den worden bediend om de motor te starten.
Wacht enkele minuten tussen startpogingen
om de startmotor tegen oververhitting te
beschermen.
WAARSCHUWING!
• Breng het voertuig altijd eerst volledig
tot stilstand voordat u het verlaat, zet de
automatische versnellingsbak altijd in
de stand PARK en trek de parkeerrem
aan.
• Zorg er altijd voor dat de Keyless Ignition
Node in de stand "OFF" staat. Verwijder
daarna de sleutelhouder uit het voertuig
en vergrendel het voertuig.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten. Kinderen zonder toe-
zicht achterlaten in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk. Kinderen
of derden lopen dan het risico op ernstig
of zelfs dodelijk letsel. Waarschuw kin-
deren dat ze niet aan de handrem, het
rempedaal of de schakelhendel mogen
komen.
WAARSCHUWING!
• Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go niet in de stand ACC of ON/
RUN staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedienen of de
auto in beweging kunnen zetten.
• Laat nooit kinderen of dieren achter in
een geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
OPMERKING:
Wanneer de motor wordt gestart bij een zeer
lage omgevingstemperatuur kan dit witte
rook tot gevolg hebben. Het roken houdt op
naarmate de motor warmer wordt.
LET OP!
De startmotor mag 30 seconden worden
bediend om de motor te starten. Als de
LET OP!
motor niet start binnen deze tijd, dient u
ten minste twee minuten te wachten om
de startmotor te laten afkoelen voordat u
opnieuw start.
Gebruik van accuverwarming
Een accu verliest 60% van zijn startvermo-
gen als de temperatuur van de accu daalt tot
-18°C. Voor dezelfde temperatuurdaling
heeft de motor tweemaal zoveel vermogen
nodig om met hetzelfde toerental te starten.
Door het gebruik van een accuverwarming
wordt het startvermogen bij lage temperatu-
ren aanzienlijk vergroot. Bij uw erkende Mo-
par dealer zijn geschikte accuverwarmingen
verkrijgbaar.
Normale startprocedure — Keyless Enter-
N-Go
Let op de lampjes op het instrumentenpaneel
tijdens het starten van de motor.
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te bedienen.
STARTEN EN RIJDEN
142
Page 145 of 352

1. Trek altijd de handrem aan.
2. Houd het rempedaal ingetrapt terwijl u
één keer op de knop ENGINE START/
STOP drukt.
OPMERKING:
Een vertraging voor het starten van maxi-
maal vijf seconden is mogelijk onder zeer
koude omstandigheden. Het controle-
lampje "Wachten met starten" gaat bran-
den tijdens het voorgloeien. Als het con-
trolelampje "Wachten met starten"
uitgaat, slaat de motor automatisch aan.
LET OP!
Als het "Water in Fuel Indicator Light"
(controlelampje water in brandstof) blijft
branden, START de motor dan NIET tot het
water is afgetapt uit de brandstoffilters om
schade aan de motor te voorkomen.3. Het systeem schakelt automatisch de
startmotor in om de motor te starten. Als
de auto niet start, wordt de startmotor
automatisch na 30 seconden
uitgeschakeld.
4. Als u de startpogingen wilt onderbreken
voordat de motor aanslaat, drukt u nog-
maals op de knop.
5. Controleer of het waarschuwingslampje
oliedruk gedoofd is.
6. Zet de handrem vrij.
Warmdraaien van motor
Geef nooit volgas als de motor koud is. Bij het
starten van een koude motor brengt u de
motor langzaam op het bedrijfstoerental, zo-
dat de oliedruk wordt gestabiliseerd naar-
mate de motor warmdraait.
OPMERKING:
Als u een koude motor onbelast laten draaien
met een hoog toerental, kan witte rook en een
afname van het motorvermogen het gevolg
zijn. Onbelaste motortoerentallen moeten la-
ger zijn dan 1200 omw/min tijdens het warm-
draaien, vooral bij lage temperaturen.
AANBEVELINGEN VOOR
INRIJDEN
De motor en aandrijflijn (overbrenging en as)
van uw auto vereisen geen lange inrijperiode.
Rijd de eerste 500 km (300 mijl) rustig. Na
de eerste 100 km (60 mijl) kunt u het beste
een snelheid tot 80 à 90 km/u (50 à 55 mph)
aanhouden.
Terwijl u met constante snelheid rijdt, draagt
nu en dan kort accelereren met plankgas,
binnen de grenzen van de geldende verkeers-
regels, bij aan een goed inrijdproces. Accele-
reren met plankgas in een lage versnelling
kan schadelijk zijn en moet worden verme-
den.
De motorolie die in de fabriek in de motor is
aangebracht, is een energiebesparend smeer-
middel van een hoge kwaliteit. Houd bij het
verversen van de olie rekening met de het te
verwachten klimaat waarin de auto wordt ge-
bruikt. Raadpleeg de paragraaf "Vloeistoffen
en smeermiddelen" in het hoofdstuk "Techni-
sche gegevens" voor de aanbevolen viscosi-
teit en kwaliteitsklassen.
143
Page 146 of 352

LET OP!
Gebruik nooit niet-reinigende olie of on-
vermengde minerale olie, omdat anders de
motor wordt beschadigd.
OPMERKING:
Een nieuwe motor verbruikt tijdens de eerste
paar duizend kilometers mogelijk iets meer
olie. Dat is bij het inrijden normaal en duidt
niet op een probleem.
HANDREM
Elektrische handrem (EPB)
Uw auto is uitgerust met een nieuw elektrisch
handremsysteem (EPB) dat meer gemak
biedt. De parkeerremschakelaar bevindt zich
in de middenconsole.Om de parkeerrem handmatig in te schake-
len, trekt u de schakelaar kort omhoog. Het
verklikkerlampje BRAKE in de instrumenten-
groep en een indicator op de schakelaar gaan
branden.
Om de parkeerrem handmatig vrij te zetten,
moet het contact in de stand ON/RUN staan.
Plaats vervolgens uw voet op het rempedaal
en duw de parkeerremschakelaar kort naarbenden. Zodra de parkeerrem volledig is vrij-
gezet, gaan het verklikkerlampje BRAKE en
het controlelampje op de schakelaar uit.
De parkeerrem kan ook automatisch worden
vrijgegeven. Terwijl de motor loopt en de
versnellingsbak in een versnelling staat, laat
u het rempedaal los en trapt u het gaspedaal
in. Omwille van de veiligheid moet de veilig-
heidsgordel eveneens worden vastgegespt.
OPMERKING:
• Mogelijk is een zacht zoemend geluid hoor-
baar vanaf de achterzijde van de auto wan-
neer de parkeerrem wordt ingeschakeld of
uitgeschakeld.
• Als uw voet zich op het rempedaal bevindt
wanneer u de parkeerrem inschakelt of uit-
schakelt, merkt u mogelijk dat het rempe-
daal iets beweegt.
•
De nieuwe automatische parkeerremfunctie
kan worden gebruikt om de parkeerrem auto-
matisch in te schakelen wanneer u de auto
parkeert. De automatische parkeerrem kan
worden ingeschakeld en uitgeschakeld via het
menu Settings (instellingen) in Uconnect.
Parkeerremschakelaar
STARTEN EN RIJDEN
144
Page 147 of 352

• De handrem kan ook worden ingeschakeld
wanneer het contact in de stand OFF staat,
maar kan alleen worden uitgeschakeld wan-
neer het contact in de stand ON/RUN staat.
• SafeHold is een nieuwe functie voor het
automatisch inschakelen van de handrem
onder bepaalde omstandigheden. Het EPB
controleert de status van de veiligheidsgor-
del van de bestuurder, het bestuurderspor-
tier en de pedaalstanden om te bepalen of
de bestuurder is uitgestapt terwijl de auto
nog steeds kan bewegen en schakelt vervol-
gens automatisch de parkeerrem in om te
voorkomen dat de auto wegrolt.
• Het EPB-storingslampje gaat branden wan-
neer de EPB-schakelaar langer dan 20 se-
conden in de stand voor vrijzetten of in-
schakelen wordt gehouden. Het lampje
gaat uit wanneer de schakelaar wordt
losgelaten.
• Raadpleeg het hoofdstuk "Starten en rij-
den" in het instructieboekje.LET OP!
Als het waarschuwingslampje voor het
remsysteem blijft branden nadat de hand-
rem is vrijgezet, duidt dit op een storing in
het remsysteem. Laat het remsysteem on-
middellijk controleren door een erkende
dealer.
WAARSCHUWING!
• Gebruik de stand PARK nooit als vervan-
ging voor de handrem. Trek de handrem
altijd volledig aan bij het uitstappen uit
het voertuig om te voorkomen dat het
voertuig gaat rollen en mogelijk letsel of
schade veroorzaakt.
• Wanneer u het voertuig verlaat, moet u
zich er altijd van verzekeren dat de con-
tactschakelaar in de OFF staat. Verwij-
der daarna de sleutelhouder uit het voer-
tuig en vergrendel deze.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten. Het achterlaten van
kinderen zonder toezicht in een auto is
WAARSCHUWING!
om verschillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het risico
op ernstig of zelfs dodelijk letsel. Waar-
schuw kinderen dat ze niet aan de hand-
rem, het rempedaal of de schakelhendel
mogen komen.
• Laat de sleutelhouder niet in of bij het
voertuig achter (of op een plaats die
bereikbaar is voor kinderen) en laat het
contact niet in de stand ACC of ON/RUN
staan. Een kind zou de knoppen van de
elektrische raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of de auto
in beweging kunnen zetten.
• Controleer of de handrem volledig is vrij-
gezet voordat u gaat rijden. Als u dit niet
doet, kan dit leiden tot een defect van de
remmen, en daardoor tot een aanrijding.
• Trek de handrem altijd volledig aan als u
de auto parkeert, om te voorkomen dat
de auto gaat rollen en mogelijk letsel of
schade veroorzaakt. Controleer ook of de
schakelhendel in de stand PARK staat.
Als dit wordt nagelaten kan de auto gaan
rollen en schade of letsel veroorzaken.
145
Page 148 of 352

WAARSCHUWING!
• Het remsysteem kan ernstig beschadigd
raken als u rijdt met aangetrokken hand-
rem, of de handrem herhaaldelijk ge-
bruikt om het voertuig af te remmen.
Automatische parkeerrem
De elektrische parkeerrem kan worden gepro-
grammeerd voor automatische inschakeling
wanneer het voertuig stilstaat en de automa-
tische versnellingsbak in PARK is gezet, of bij
een handgeschakelde versnellingsbak, wan-
neer het contact in de stand OFF wordt gezet.
De automatische parkeerrem wordt in- en
uitgeschakeld naar keuze van de klant via de
door de klant te programmeren functies van
de Uconnect instellingen.
Het automatisch inschakelen van de parkeer-
rem kan worden omzeild door de EPB-
schakelaar in de ontgrendelstand te zetten
terwijl de versnellingsbak in de stand PARK
is gezet.
SafeHold
SafeHold is een veiligheidsvoorziening van
het elektrische parkeerremsysteem en scha-
kelt automatisch de parkeerrem in wanneer
geen pedalen worden bediend en het contact
in de stand ON/RUN staat.
Bij een automatische versnellingsbak wordt
de parkeerrem automatisch ingeschakeld als
aan alle volgende voorwaarden wordt vol-
daan:
• Het voertuig staat stil.
• Er is geen poging om het rempedaal of
gaspedaal in te trappen.
• De veiligheidsgordel is niet vastgemaakt.
• Het bestuurdersportier is geopend.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
wordt de parkeerrem automatisch ingescha-
keld als aan alle volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Het voertuig staat stil.
• Er is geen poging om het rempedaal of
gaspedaal in te trappen.
• Het koppelingspedaal is niet ingetrapt.• De veiligheidsgordel is niet vastgemaakt.
• Het bestuurdersportier is geopend.
SafeHold kan tijdelijk worden uitgeschakeld
door op de schakelaar van de elektronische
parkeerrem te drukken terwijl het bestuur-
dersportier is geopend. Als SafeHold hand-
matig is uitgeschakeld, wordt het opnieuw
ingeschakeld zodra een snelheid van
20 km/u (12 mph) wordt bereikt of als het
contact wordt uit- en ingeschakeld.
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK —
INDIEN AANWEZIG
WAARSCHUWING!
U of andere passagiers kunnen letsel op-
lopen als u het voertuig onbewaakt achter-
laat en de handrem niet goed heeft aange-
trokken. De handrem moet altijd worden
aangetrokken als de bestuurder zich niet
in het voertuig bevindt, vooral op een hel-
ling.
STARTEN EN RIJDEN
146
Page 149 of 352

LET OP!
Rijd niet met de voet rustend op het
koppelingspedaal en probeer nooit om de
auto met het koppelingspedaal gedeelte-
lijk ingetrapt tegen te houden op een hel-
ling, om buitensporige slijtage van de kop-
peling te voorkomen.
OPMERKING:
Tijdens koud weer kan het schakelen moeiza-
mer verlopen totdat de transmissievloeistof is
opgewarmd. Dat is normaal.
Schakelen
Trap, voordat u schakelt, het koppelings-
pedaal volledig in. Trap terwijl u het
koppelingspedaal op laat komen het gaspe-
daal iets in.
Bij wegrijden vanuit stilstand moet u altijd
naar de eerste versnelling schakelen.
Aanbevolen schakelsnelheden
Om uw handgeschakelde versnellingsbak ef-
ficiënt te gebruiken, vanuit het oogpunt van
brandstofverbruik en prestaties, moet er wor-den opgeschakeld zoals aangegeven in de
tabel met aanbevolen schakelsnelheden.
Schakel bij de voertuigsnelheden die zijn
aangegeven bij acceleratie. Wanneer het
voertuig zwaar belast is of een aanhanger
trekt, zijn deze aanbevolen opschakelsnelhe-
den wellicht niet van toepassing.
Schakelsnelheden voor handgeschakelde versnellingsbak in KM/U (MPH)
Alle motorenGekozen versnelling 2 tot 3 3 tot 4 4 tot 5 5 tot 6
Accel. 39 (24) 34 (55) 76 (47) 90 (56)
Cruise 31 (19) 43 (27) 60 (37) 66 (41)
Terugschakelen
Het terugschakelen van een hoge versnelling
naar een lagere versnelling wordt aangeraden
om de remmen te sparen wanneer u steile
heuvels afrijdt. Bovendien zorgt op tijd terug-
schakelen voor een betere acceleratie wan-
neer de snelheid weer wordt hervat. Schakelgeleidelijk terug. Sla geen versnellingen over
zodat de maximale toerentallen voor motor en
koppeling niet worden overschreden.
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug om te
remmen op de motor. Hierdoor kunnen de
WAARSCHUWING!
aangedreven wielen hun grip verliezen,
waardoor de auto in een slip kan raken.
147
Page 150 of 352

LET OP!
• Het overslaan van versnellingen en het
terugschakelen bij een hoge voertuig-
snelheid kan leiden tot schade aan de
motor en schakelsystemen. Pogingen
om naar een lagere versnelling te scha-
kelen met het koppelingspedaal inge-
trapt kunnen leiden tot schade aan het
schakelsysteem. Schakelen naar een la-
gere versnelling en loslaten van het
koppelingspedaal kan leiden tot motor-
schade.
• Schakel bij het afdalen van een helling
slechts één versnelling tegelijk terug,
om te hoge motortoerentallen te voorko-
men. Anders kunnen de motor en de
LET OP!
koppeling beschadigd raken, zelfs wan-
neer het koppelingspedaal is ingetrapt.
Als de tussenbak in de lage groep staat,
ligt de voertuigsnelheid waarbij schade
aan de motor en de koppeling kan ont-
staan aanzienlijk lager.
• Wanneer de aanbevolen maximale terug-
schakelsnelheden niet worden aange-
houden, kunnen de motor en de koppe-
ling beschadigd raken, zelfs indien het
koppelingspedaal is ingetrapt.
• Het afrijden van een helling in de lage
groep terwijl het koppelingspedaal is in-
getrapt, kan leiden tot schade aan de
koppeling.
Aanbevolen maximale terugschakelsnelhe-
den
LET OP!
Wanneer de aanbevolen maximale terug-
schakelsnelheden niet worden aangehou-
den, kan het motortoerental te hoog wor-
den en/of kunnen de koppelingsschijven
beschadigd raken, zelfs indien het
koppelingspedaal is ingetrapt.
Schakelsnelheden voor handgeschakelde versnellingsbak in KM/U (MPH)
Gekozen versnelling 6 naar 5 5 naar 4 4 naar 3 3 naar 2 2 naar 1
Maximumsnelheid 129 (80) 113 (70) 81 (50) 48 (30) 24 (15)
STARTEN EN RIJDEN
148