JEEP CHEROKEE 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2018, Model line: CHEROKEE, Model: JEEP CHEROKEE 2018Pages: 352, PDF Size: 5.28 MB
Page 181 of 352

PARKVIEW
ACHTERUITRIJCAMERA
Symbolen en berichten op het display
Wanneer de schakelhendel in de achteruitrij-
stand staat, kunt u een beeld op het scherm
bekijken van de achterzijde van uw auto. Het
beeld van de ParkView-achteruitrijcamera
wordt weergegeven op het Uconnect-display,
in het middendeel van het instrumentenpa-
neel.
Als het Uconnect-display wazig is, reinig dan
de cameralens aan de achterkant van de auto
boven de kentekenplaat achteraan.
Raadpleeg de paragraaf "ParkView achteruit-
rijcamera" in het hoofdstuk "Starten en rij-
den" in uw instructieboekje voor meer
informatie.
WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten altijd voorzichtig ach-
teruit rijden, ook wanneer gebruik wordt
gemaakt van de ParkView achteruitrijca-
mera. Controleer het gebied achter de auto
WAARSCHUWING!
altijd zorgvuldig, kijk naar achteren en
wees bedacht op voetgangers, dieren, an-
dere voertuigen, obstakels en dode hoe-
ken, voordat u achteruitrijdt. Blijf oplet-
tend tijdens het achteruitrijden. Anders
bestaat er een risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel.
LET OP!
• Om voertuigschade te voorkomen mag
ParkView alleen worden gebruikt als par-
keerhulp. De ParkView camera kan niet
elk obstakel of voorwerp zien.
• Om voertuigschade te voorkomen moet u
langzaam rijden bij gebruik van Park-
View, zodat u tijdig kunt stoppen als een
obstakel wordt waargenomen. Het is
raadzaam om tijdens het achteruitrijden
over uw schouder te kijken, ook wanneer
u gebruik maakt van ParkView.
BRANDSTOF TANKEN
De brandstofvuldop bevindt zich achter de
brandstofvulklep aan de passagierszijde vande auto. Als de brandstofvuldop is zoekge-
raakt of beschadigd, moet de vervangende
dop geschikt zijn voor deze auto.
OPMERKING:
Wanneer u de brandstofvuldop verwijdert,
hangt u de kabel van de dop over de haak op
de versterking van de brandstofvulklep.
1. Druk op de ontgrendelknop voor de brand-
stofvulklep (in de portierbekleding aan de
bestuurderszijde).Ontgrendelknop voor brandstofvulklep
179
Page 182 of 352

2. Open de brandstofvulklep en verwijder de
brandstofvuldop.
OPMERKING:
• Onder bepaalde koude omstandigheden,
kan de brandstofvulklep mogelijk niet wor-
den geopend door ijsvorming. Als dit ge-
beurt, druk dan licht op de brandstofvul-
klep om het ijs te breken ontgrendel
vervolgens brandstofvulklep met de ont-
grendelknop in de auto. Probeer de klep
niet los te wrikken.• Wanneer het mondstuk aan de vulslang
klikt of afsluit, is de brandstoftank vol.
• Draai de brandstofvuldop circa een kwart-
slag vast totdat u een klikgeluid hoort. De
klik geeft aan dat de dop goed is vastge-
draaid.
• Als de tankdop niet goed is dichtgedraaid,
gaat het storingsindicatielampje (MIL)
branden. Zorg ervoor dat de tankdop iedere
keer dat u bijtankt, goed wordt
dichtgedraaid.
WAARSCHUWING!
• Houd brandende sigaretten en vuur uit
de buurt van de auto wanneer de vulklep
is geopend of tijdens het tanken.
• Vul nooit brandstof bij wanneer de motor
draait. Dit is in strijd met de richtlijnen
in de meeste landen en kan ertoe leiden
dat het storingslampje gaat branden.
• Er kan brand ontstaan als u een jerrycan
die in een auto staat met brandstof vult.
Dit kan leiden tot brandwonden. Plaats
een jerrycan altijd op de grond alvorens
deze te vullen.
LET OP!
• Bij gebruik van een ongeschikte brand-
stofvuldop kan schade aan het brand-
stofsysteem of aan het emissieregelsys-
teem ontstaan. Door een slecht
passende dop kan vuil in het brandstof-
systeem terechtkomen. Door een slecht
passende, achteraf aangeschafte brand-
stofvuldop kan het storingslampje gaan
branden, omdat er brandstofdampen uit
het systeem ontsnappen.
• Door een slecht passende brandstofvul-
dop kan het storingsindicatielampje
gaan branden.
• Voorkom morsen en overlopen van
brandstof.
• Als er brandstof op het gelakte oppervlak
wordt gemorst, ruim dit dan onmiddel-
lijk op om te voorkomen dat de lak be-
schadigt.
Brandstof, vuldop
STARTEN EN RIJDEN
180
Page 183 of 352

TREKKEN VAN EEN AANHANGER
Trekgewichten (maximale aanhangergewichten)
Motor/versnellingsbak Model Frontaal oppervlakMaximaal GTW (toelaatbaar
aanhangergewicht)Maximaal disselgewicht (zie
opmerking)
2.4L/automaat met of zon-
der trekhaaksetFWD 3,72 m2 (40 sq ft) 2.000 kg (4.409 lbs) 100 kg (220 lbs)
2.4L/automaat met of zon-
der trekhaakset4WD 3,72 m2 (40 sq ft) 2.200 kg (4.850 lbs) 110 kg (243 lbs)
3.2L/automaat met of zon-
der trekhaaksetFWD of 4WD 3,72 m2 (40 sq ft) 2.200 kg (4.850 lbs) 110 kg (243 lbs)
2.0L diesel/hand FWD 3,72 m2 (40 sq ft) 1.800 kg (3.968 lbs) 90 kg (198 lbs)
2.0L diesel/hand 4WD 3,72 m2 (40 sq ft) 1.600 kg (3.527 lbs) 80 kg (176 lbs)
2.0L diesel/automaat 4WD 5,11 m2 (55 sq ft) 2.475 kg (5.456 lbs) 124 kg (273 lbs)
2.0L diesel/automaat4WD met 2-traps verdeel-
bak (4LO)5,11 m2 (55 sq ft) 2.495 kg (5.500 lbs) 125 kg (276 lbs)
2.2L diesel/automaat 4WD 5,11 m2 (55 sq ft) 2.495 kg (5.500 lbs) 125 kg (276 lbs)
2.2L diesel/automaat4WD met 2-traps verdeel-
bak (4LO)5,11 m2 (55 sq ft) 2.495 kg (5.500 lbs) 125 kg (276 lbs)
Bij het trekken van een aanhanger mag het technisch toegestane gewicht in volledig beladen toestand niet met meer dan 10% of 100 kg (220 lbs) worden
overschreden, waarbij de laagste waarde geldig is en op voorwaarde dat de snelheid wordt beperkt tot 100 km/u (62 mph) of lager.
Raadpleeg de plaatselijk geldende verkeerswetgeving voor de maximumsnelheid als u een aanhanger en lasten trekt.
De vermelde treklimieten staan voor het maximale trekvermogen van het voertuig bij maximaal toelaatbaar treingewicht en optrekken vanuit stil-
stand op een helling van 12%.
Als de auto wordt gebruikt voor het trekken van een aanhanger, nemen de prestaties af en het brandstofverbruik toe.
181
Page 184 of 352

DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN CAMPER
Slepen van deze auto achter een ander voertuig
Modellen met voorwielaandrijving
(FWD)Modellen met vierwielaandrijving
(4WD)
Sleepmethode Wielen LOS van de grond
NIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Slepen met alle wielen op de
grondGEEN
Slepen met behulp van dollyVoor OKNIET TOEGESTAAN
AchterNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Op aanhanger ALLE OK OK
OPMERKING:
• U moet controleren of de automatische
handremfunctie is uitgeschakeld voordat u
de auto sleept, om te voorkomen dat per
ongeluk de elektrische handrem wordt aan-
getrokken. De automatische handremfunc-
tie wordt ingeschakeld of uitgeschakeld via
de door de klant te programmeren functies
in de Uconnect instellingen.
• Bij het slepen van uw auto dient u zich
altijd aan de geldende lokale verkeersvoor-
schriften te houden. Neem contact op met
een kantoor van de landelijke en provinci-
ale Highway Safety voor meer informatie.Slepen achter een camper — modellen met
voorwielaandrijving (FWD)
Deze autoNIETslepen met alle vier de wielen
op de grond.
Slepen achter een camper (voor modellen
met voorwielaandrijving) is UITSLUITEND
toegestaan als de voorwielenVANde grond
zijn. Dit kan met behulp van een dolly of een
aanhanger plaatsvinden. Volg de volgende
procedure wanneer u een dolly gebruikt:
1. Bevestig de dolly correct aan het slepende
voertuig, volg de instructies van de fabri-
kant van de dolly.2. Rijd de voorwielen op de dolly.
3. Trek de handrem aan. Zet de automati-
sche versnellingsbak in de stand PARK of
de handgeschakelde versnellingsbak in
een versnelling. Zet de motor af.
4. Zet de voorwielen stevig op de dolly vast,
volg de instructies van de fabrikant van de
dolly.
5. Zet de contactschakelaar in de stand ON/
RUN, maar start de motor niet.
6. Houd het rempedaal ingetrapt.
7. Zet de handrem vrij.
STARTEN EN RIJDEN
182
Page 185 of 352

8. Schakel het contact uit en verwijder de
sleutelhouder en laat het rempedaal los.
LET OP!
• Slepen met de voorwielen op de grond
veroorzaakt ernstige schade aan de ver-
snellingsbak. Beschadigingen, veroor-
zaakt door onjuist slepen, vallen niet
onder de garantie van de auto.
• Zorg ervoor dat de elektronische hand-
rem is uitgeschakeld en blijft uitgescha-
keld, tijdens het slepen.
Slepen achter een camper - 4X4-modellen
Slepen achter een camper is verboden.
OPMERKING:
Deze auto kan op een dieplader of een auto-
trailer getrokken worden mits alle vier wielen
VAN de grond zijn.
LET OP!
Als de auto metEEN OF MEERwielen op de
grond wordt gesleept, kan de versnellings-
bak en/of de tussenbak ernstig beschadigd
LET OP!
raken. Beschadigingen, veroorzaakt door
onjuist slepen, vallen niet onder de garan-
tie van de auto.
183
Page 186 of 352

184
Page 187 of 352

IN GEVAL VAN NOOD/PECH
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICH-
TEN .....................186
Bediening...................186
SOS-EMERGENCY CALL (ALLEEN
BESCHIKBAAR VOOR EURAZIATI-
SCHE DOUANE-UNIE)........186
GLOEILAMPEN VERVANGEN . . .190
Vervangingslampen.............190
Gloeilampen buitenverlichting
vervangen...................191
ZEKERINGEN...............193
Algemene informatie............194
Zekeringen onder de motorkap......194
Interieur, zekeringen............201
WIELEN VERWISSELEN EN GE-
BRUIK VAN DE KRIK.........202
Plaats van krik en reservewiel......202
Procedure voor verwisselen........207
Verklaring van conformiteit........207Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van de
krik.......................210
BANDENSERVICEKIT — INDIEN
AANWEZIG................210
Opslagplaats van bandenservicekit. . . .211
Onderdelen en gebruik van de
bandenservicekit..............211
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van
bandenservicekit..............212
Een band repareren met de
bandenservicekit..............213
STARTEN MET STARTKABELS . .216
Voorbereiding voor het starten met
startkabels..................217
Starten met startkabels..........218
BRANDSTOF TANKEN IN NOODGE-
VALLEN...................219
Noodontgrendeling voor
brandstofvulklep...............219
OVERVERHITTING VAN DE
MOTOR...................219
SCHAKELHENDEL
ONTGRENDELEN...........220
EEN VASTZITTENDE AUTO WEER
VRIJ KRIJGEN..............220
SLEPEN VAN EEN AUTO MET
PECH ....................222
Zonder sleutelhouder............223
Modellen met voorwielaandrijving (FWD) —
met sleutelhouder..............223
4X4-Modellen................224
Bergingskabel — indien aanwezig. . . .224
UITGEBREID ONGELUKKENRES-
PONSSYSTEEM (EARS).......225
EVENT DATA RECORDER
(EDR)....................225
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
185
Page 188 of 352

WAARSCHUWINGSKNIP-
PERLICHTEN
Bediening
De schakelaar voor de waarschuwingsknip-
perlichten bevindt zich in het schakelaarpa-
neel direct boven de klimaatregelknoppen.
Druk op de schakelaar om de alarmknipper-
lichten in te schakelen. Zodra u de schake-
laar indrukt, gaan alle richtingaanwijzers
knipperen om het verkeer achter u te waar-
schuwen voor een noodsituatie. Druk nog-
maals op de schakelaar om de waarschu-
wingsknipperlichten uit te zetten.
Dit is een waarschuwingssysteem voor nood-
situaties. Gebruik het systeem niet tijdens
het rijden. Gebruik het alleen bij autopech en
uw auto een gevaar vormt voor andere wegge-
bruikers.
Als u de auto moet verlaten om hulp op te
roepen, blijven de waarschuwingsknipper-
lichten ook werken wanneer de contactscha-
kelaar in de stand OFF is gezet.OPMERKING:
Bij langdurig gebruik van de waarschuwings-
knipperlichten kan de accu leegraken.
SOS-EMERGENCY CALL
(ALLEEN BESCHIKBAAR
VOOR EURAZIATISCHE
DOUANE-UNIE)
Uw voertuig is uitgerust met een ingebouwde
noodfunctie die is ontworpen om hulp te
bieden bij een ongeval en/of noodgeval. Deze
functie wordt automatisch ingeschakeld als
de airbag is geactiveerd, of kan handmatig
worden ingeschakeld door op de knop aan de
onderzijde van de achteruitkijkspiegel te
drukken.
OPMERKING:
SOS-Emergency Call werkt alleen met een
actieve netwerkprovider.Het SOS-Emergency Call-systeem neemt au-
tomatisch contact op met de hulpdiensten bij
een ongeval waarbij de airbag is geactiveerd,
mits het contact in de stand RUN staat en de
airbags werken. De handmatige noodoproep
is ook mogelijk wanneer het contact is uitge-
schakeld tot de achtergrondverlichting blijft
branden door op de SOS-knop aan de onder-
kant van de spiegel te drukken. Als de verbin-
ding tussen het voertuig en de alarmcentrale
is gemaakt, stuurt uw voertuig automatisch
uw locatie en voertuiginformatie naar de me-
dewerker van de alarmcentrale.Knop SOS-Emergency Call
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
186
Page 189 of 352

Alleen de medewerker van de alarmcentrale
kan op afstand het gesprek beëindigen en,
indien nodig, de auto terugbellen via het
Emergency Call-systeem. Zodra het gesprek
is beëindigd, kunt u nog steeds contact op-
nemen met de alarmcentrale om extra infor-
matie te geven door nogmaals op de knop te
drukken.
SOS-Emergency Call gebruiken
Houd de SOS-Emergency Call-knop enkele
seconden ingedrukt. De LED naast de SOS-
knop knippert één keer en blijft dan branden
om aan te geven dat de oproep is geplaatst.
OPMERKING:
Er is een vertraging van 10 seconden voordat
het gesprek wordt geplaatst, voor het geval
dat de SOS-Emergency Call-knop per onge-
luk wordt ingedrukt. Het systeem zal een
gesproken waarschuwing geven dat een
noodoproep wordt gedaan. Om de oproep te
annuleren, drukt u de SOS-Emergency Call-
knop nogmaals in.Zodra er verbinding is tussen het voertuig en
de alarmcentrale zal het SOS-Emergency
Call-systeem de volgende belangrijke voer-
tuiginformatie doorgeven aan de alarmcen-
trale:
• Indicatie dat de inzittende een SOS-
Emergency Call heeft gedaan.
• Het chassisnummer (VIN).
• De laatst bekende GPS-coördinaten van het
voertuig.
U kunt vervolgens met de alarmcentrale spre-
ken om te bepalen of extra hulp nodig is.
De SOS-Emergency Call heeft voorrang boven
andere geluidsbronnen. Deze worden ge-
dempt. Als u een telefoon hebt verbonden via
Bluetooth wordt deze losgekoppeld en weer
gekoppeld aan het einde van de SOS-
Emergency Call. Gesproken aanwijzingen be-
geleiden u tijdens de SOS-Emergency Call.
Als er verbinding wordt gemaakt tussen de
alarmcentrale en uw auto, kan de medewer-
ker van de alarmcentrale gesprekken en ge-luiden in uw voertuig opnemen zodra er ver-
binding is. Door gebruik te maken van de
dienst gaat u ermee akkoord dat deze infor-
matie wordt gedeeld.
Beperkingen van het SOS-Emergency Call sys-
teem
Als het contact in de stand RUN wordt gezet,
voert het Emergency Call-systeem een routi-
necontrole uit. Tijdens deze controle brandt
gedurende ongeveer drie seconden een rood
lampje. Dit signaal moet niet worden verward
met een foutmelding. In geval van een storing
blijft het rode lampje branden. Als het SOS-
Emergency Call-systeem een storing detec-
teert, kan het volgende gebeuren op het mo-
ment dat de storing wordt gedetecteerd:
• De LED naast de knop SOS-knop blijft rood
branden.
• Het Emergency Call-systeem wordt gevoed
door zijn eigen niet-oplaadbare batterij om
ervoor te zorgen dat het blijft werken, zelfs
als de accu leeg is of losgekoppeld is.
Wanneer de systeembatterij leeg is, geeft
het display in de instrumentengroep een
speciaal bericht weer, anders dan berichten
187
Page 190 of 352

met betrekking tot andere soorten storin-
gen. In dit geval werkt het systeem alleen
als het wordt gevoed door de accu van het
voertuig.
• De instrumentengroep geeft een bericht
weer en een waarschuwingslampje om u
erop te attenderen contact op te nemen
met het servicenetwerk.
Zelfs als het SOS-Emergency Call-systeem
goed werkt, kunnen externe of onbeheersbare
factoren ervoor zorgen dat het systeem niet
werkt of stopt met werken. Dit kunnen de
volgende factoren zijn:
• De sleutelhouder is uit het voertuig verwij-
derd en de vertraagde accessoiremodus is
actief.
• De contactschakelaar staat in de stand
OFF.
• De elektrische systemen van het voertuig
zijn defect.
• De software en/of hardware van het SOS-
Emergency Call systeem is beschadigd tij-
dens een aanrijding.• Er zijn netwerkproblemen die de werking
van het systeem kunnen beperken of be-
lemmeren (bijv. fout van de medewerker
van de alarmcentrale, druk netwerk, slecht
weer, enz.).
Als de aansluiting van de accu niet werkt als
gevolg van een botsing of een ongeval, kan
het systeem gedurende een beperkte tijd een
SOS-Emergency Call ondersteunen. Als de
accu wordt losgekoppeld voor onderhoud,
wordt het systeem uitgeschakeld. In dit geval
kunt u alleen een SOS-Emergency Call plaat-
sen wanneer de accu opnieuw wordt aange-
sloten op het elektrische systeem van het
voertuig.
Systeemvereisten
• Deze functie is alleen beschikbaar voor
voertuigen die worden verkocht in de Eu-
raziatische douane-unie.
• Het voertuig moet een werkende 3G-
netwerkverbinding hebben.
• Het voertuig moet worden gevoed door een
goed functionerend elektrisch systeem.• Het contact moet in de stand RUN of ACC
staan, of de stand OFF tot de achtergrond-
verlichting blijft branden.
WAARSCHUWING!
• Plaats nooit voorwerpen op of in de
buurt van 3G- en GPS-antennes van het
voertuig. Dat zou de ontvangst van het
3G- en GPS-signaal kunnen verhinde-
ren, waardoor uw voertuig mogelijk geen
noodoproep meer kan plaatsen. Een wer-
kende 3G-netwerkverbinding en een
GPS-signaal zijn nodig voor de goede
werking van het SOS-Emergency Call-
systeem.
• Breng later geen elektrische apparatuur
aan in het elektrisch systeem van de
auto. Dit kan ertoe leiden dat uw auto
geen noodoproepsignaal meer kan uit-
zenden. Om storing te voorkomen die tot
uitval van het SOS-Emergency Call sys-
teem kan leiden, dient u nooit later
apparatuur (bijv. mobiele zend- en ont-
vangstapparatuur of CB-radio, datare-
corder, etc.) in het elektrisch systeem
van uw voertuig aan te brengen of de
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
188