JEEP CHEROKEE 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2018, Model line: CHEROKEE, Model: JEEP CHEROKEE 2018Pages: 352, PDF Size: 5.28 MB
Page 41 of 352

RUITENWISSERS EN
-SPROEIERSRuitenwissers voorruit
De bedieningselementen voor de
ruitenwisser/-sproeier bevinden zich op de
multifunctionele hendel aan de rechterzijde
van de stuurkolom. De voorruitenwissers wor-
den bediend door een schakelaar te bedienen
op het uiteinde van de hendel. Raadpleeg de
paragraaf "Ruitenwisser achter" in dit hoofd-
stuk voor informatie over de ruitenwisser/-
sproeier achter.
Werking ruitenwissers voor
Interval-, lage en hoge stand
Draai het uiteinde van de hendel naar een van
de eerste vier klikstanden voor intervalwis-
sen, de vijfde klikstand voor een lage wissnel-
heid en de zesde klikstand voor een hoge
wissnelheid.
Bediening van de sproeier
Trek de hendel naar achteren naar u toe en
houd deze in die stand zolang u de ruiten-
sproeiers wilt inschakelen.Wasem
Duw de hendel omhoog naar de stand MIST
en laat hem los voor één wisbeweging.
OPMERKING:
De MIST-functie schakelt de sproeierpomp
niet in. Er wordt daarom geen ruitensproeier-
vloeistof op de voorruit gesproeid. De sproei-
functie moet worden geactiveerd om ruiten-
sproeiervloeistof op de voorruit te sproeien.
Rain Sensing Wipers (ruitenwissers met
regensensor)
Deze voorziening detecteert vocht op de voor-
ruit van het voertuig en schakelt automatisch
de ruitenwissers in voor de bestuurder wan-
neer de schakelaar in de intervalstand staat.
De functie is vooral handig wanneer spatwa-
ter van de weg of water dat van de ruitenwis-
sers van een voorliggende auto wordt gebla-
zen, op de voorruit terechtkomt. Draai het
uiteinde van de multifunctionele hendel naar
één van de vier standen om deze functie te
activeren.
Multifunctionele hendel
1 — Indrukken voor ruitensproeier ach-
ter
2 — Draaien voor ruitenwisser achter
3 — Draaien voor ruitenwisser vóór
39
Page 42 of 352

Automatisch wissen
De gevoeligheid van het systeem kan worden
ingesteld met de multifunctionele hendel.
Wisserintervalstand 1 is het minst gevoelig
en wisserintervalstand 4 is het meest gevoe-
lig. Bij normale regenval dient stand 3 te
worden gebruikt. Gebruik stand 1 en 2 als u
de gevoeligheid van de regensensor wilt ver-
kleinen. Gebruik stand 4 als u de gevoelig-
heid van de regensensor wilt vergroten. Zet
de ruitenwisserschakelaar in de stand OFF
als u het systeem niet wilt gebruiken.
OPMERKING:
• De regensensor werkt niet wanneer de rui-
tenwisserschakelaar in de stand voor lage
of hoge snelheid staat.
• Als er ijs of opgedroogd zout water op de
voorruit aanwezig is, werkt de regensensor
mogelijk niet goed.• Het gebruik van Rain-X en was- of silico-
nenhoudende producten kan de prestaties
van de regensensor beïnvloeden.
• De regensensor kan worden in- en uitge-
schakeld met het Uconnect systeem, raad-
pleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.
Het regensensorsysteem is voorzien van be-
schermfuncties voor de wisserbladen en
-armen en werkt niet onder de volgende om-
standigheden:
•Lage omgevingstemperatuur— Als de con-
tactschakelaar voor het eerst in de stand
ON wordt gezet, dan werkt het regensensor-
systeem pas wanneer de ruitenwisserscha-
kelaar wordt bediend, de voertuigsnelheid
hoger is dan 3 km/u (5 mph) of de buiten-
temperatuur hoger is dan 0 °C (32 °F).•Versnellingsbak in de neutraalstand— Als
de contactschakelaar in de stand ON staat
en de versnellingsbak in de neutraalstand
staat, dan werkt het regensensorsysteem
pas wanneer de ruitenwisserschakelaar
wordt bediend, de voertuigsnelheid hoger is
dan 5 km/u (3 mph) of als de schakelhen-
del uit de neutraalstand wordt gezet.
In de modus Starten op afstand— Op voertui-
gen die zijn uitgerust met de functie voor
starten op afstand werkt de regensensor niet
als het voertuig in de modus Starten op
afstand staat. Als de bestuurder in het voer-
tuig zit en de contactschakelaar in de stand
RUN heeft gezet, dan kan de werking van de
regensensor worden hervat als deze is gese-
lecteerd en zijn er geen andere belemme-
rende omstandigheden (eerder vermeld).
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
40
Page 43 of 352

Ruitenwisser achter
De bedieningselementen voor de
ruitenwisser/-sproeier van de achterruit be-
vinden zich op de hendel voor de
ruitenwisser/-sproeier aan de rechterzijde van
de stuurkolom. De ruitenwisser/sproeier van
de achterruit kan worden bediend door aan
de schakelaar in het midden van de hendel te
draaien.
Bediening van de ruitenwisser achter
Draai het middendeel van de hendel naar
boven in de eerste stand voor intervalbedrijf
en in de tweede stand voor continu bedrijf
van de achterruitwisser.
Bediening van de achterruitsproeier
Duw de hendel naar voren en houd de hendel
ingedrukt zolang het sproeien nodig is. Als u
de schakelaar loslaat, dan keert deze terug in
de stand OFF. De ruitenwissers maken dan
een paar slagen en keren vervolgens terug in
de ruststand.LET OP!
Het negeren van de volgende waarschu-
wingen kan leiden tot schade aan de ver-
warmingselementen:
• Wees voorzichtig bij het wassen van de
binnenkant van de achterruit. Gebruik
geen schurende schoonmaakmiddelen
om de binnenzijde van de ruit te reini-
gen. Gebruik een zachte doek en een
mild schoonmaakmiddel en wrijf even-
wijdig aan de verwarmingselementen. U
kunt stickers verwijderen met warm wa-
ter.
• Gebruik geen schrapers, scherpe voor-
werpen of schurende schoonmaakmid-
delen om de binnenzijde van de ruit te
reinigen.
• Zorg ervoor dat alle voorwerpen zich op
veilige afstand van de ruit bevinden.
41
Page 44 of 352

KLIMAATREGELING
Overzicht handmatige klimaatregeling met touchscreen
Uconnect 3 met 5-inch display met automatische temperatuurregeling
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
42
Page 45 of 352

Uconnect 3C/3C NAV met 8,4–inch display met automatische temperatuurregeling
43
Page 46 of 352

Front automatische temperatuurregelingUW VOERTUIG LEREN KENNEN
44
Page 47 of 352

Beschrijvingen handmatige klimaatregeling met touchscreen
Pictogram Omschrijving
Knop MAX A/C
Druk deze knop kort in om de huidige instelling te wijzigen. Het indicatielampje brandt wanneer MAX A/C is ingescha-
keld. Als u nogmaals op deze knop drukt, schakelt de functie MAX A/C naar de handmatige modus en gaat het indica-
tielampje MAX A/C uit.
A/C-knop
Druk deze knop kort in om de huidige instelling te wijzigen. Het indicatielampje brandt wanneer A/C is ingeschakeld.
Recirculatieknop
Kies kort deze schermtoets of druk op de toets op het front om te wisselen tussen recirculatie- en buitenluchtmodus.
OPMERKING:
• Recirculatie kan worden gebruikt om te voorkomen dat rook, vieze luchtjes, stof of vocht van buitenaf binnendringen.
Recirculatie kan worden gebruikt in alle modi, behalve voor ontdooien.
• De airco kan handmatig worden afgezet zonder dat de functiekeuze wordt verstoord.
• Langdurig gebruik van de recirculatiestand maakt de interieurlucht benauwd en daardoor kunnen de ruiten gaan be-
slaan. Langdurig gebruik van deze stand is niet verstandig.
• De airco kan handmatig worden afgezet zonder dat de functiekeuze wordt verstoord.
Toets AUTO — indien aanwezig
Regelt automatisch de interieurtemperatuur door de luchtverdeling en de luchthoeveelheid in te stellen. Door het
inschakelen van deze functie, wordt van de automatische werking naar de handmatige modus geschakeld. Raadpleeg
"Automatische werking" in dit hoofdstuk voor meer informatie.
45
Page 48 of 352

Pictogram Omschrijving
Knop Ontdooien vóór
Druk kort op de schermtoets of druk kort op de toets op het front om de huidige ingestelde luchtstroom te wijzigen in de
modus Ontdooien. Het indicatielampje brandt wanneer deze functie is ingeschakeld. De lucht stroomt via de roosters
voor ontwaseming van de voorruit en zijramen. Wanneer de toets Ontdooien wordt geselecteerd, zal het aanjagertoeren-
tal toenemen. Gebruik de ontdooistand in combinatie met de hoogste temperatuurinstelling om zo snel mogelijk de
voorruit en de zijramen te ontdooien. Als de ontdooistand vóór wordt uitgeschakeld, wordt de vorige instelling van de
klimaatregeling opnieuw actief.
Knop Ontdooien achter
Druk kort op de schermtoets of druk kort op de toets op het front om de achterruitverwarming en de verwarmde buiten-
spiegels in te schakelen (indien aanwezig). Een indicatielampje brandt wanneer de achterruitverwarming is ingescha-
keld. De achterruitverwarming wordt na ongeveer tien minuten automatisch uitgeschakeld.
Uconnect 3
Uconnect 3C/3C NAV
Toetsen temperatuur omhoog en omlaag voor bestuurderszijde en passagierszijde
Biedt de bestuurder en de passagier een onafhankelijke temperatuurregeling. Druk op de rode toets op het front of de
rode schermtoets of druk op de temperatuurbalk en schuif deze naar de schermtoets met de rode pijl om de ingestelde
temperatuur te verhogen. Druk op de blauwe toets op het front of de blauwe schermtoets of druk op de temperatuurbalk
en schuif deze naar de schermtoets met de blauwe pijl om de ingestelde temperatuur te verlagen.
OPMERKING:
De getallen in het temperatuurdisplay verschijnen alleen als het systeem is uitgerust met een automatische klimaatrege-
ling.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
46
Page 49 of 352

Pictogram Omschrijving
Toets SYNC — indien aanwezig
Kies de schermtoets SYNC (synchroniseren) om de stand SYNC in of uit te schakelen. Het indicatielampje SYNC brandt
wanneer deze functie is ingeschakeld. SYNC wordt gebruikt om de temperatuurinstelling aan passagierszijde te synchro-
niseren met die aan bestuurderszijde. Als de temperatuurinstelling aan passagierszijde wordt gewijzigd terwijl de functie
SYNC actief is, zal deze functie automatisch worden uitgeschakeld.
Toets front
Schermtoetsen
Aanjagerschakelaar
De aanjagerschakelaar wordt gebruikt om de hoeveelheid lucht te regelen, die door het klimaatsysteem stroomt. Er zijn
zeven aanjagerstanden. Als u het aanjagertoerental wijzigt, schakelt het systeem van automatische werking naar hand-
matige bediening. De toerentallen kunnen worden geselecteerd met behulp van de aanjagerknop op het front of met de
schermtoetsen.
•Front:Het aanjagertoerental neemt toe wanneer u de aanjagerknop vanuit de laagste stand rechtsom draait. Het
aanjagertoerental neemt af wanneer u de aanjagerknop linksom draait.
•Aanraakscherm:Gebruik het kleine aanjagerpictogram om het aanjagertoerental te verlagen en het grote pictogram om
dit toerental te verhogen. De aanjager kan ook worden geselecteerd door op de aanjagerbalk tussen de pictogrammen te
drukken.
Ventilatie
instrumentenpaneel
Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de roosters in het instrumentenpaneel. U kunt deze roosters afzonderlijk verstellen om zo
de luchtstroming te regelen. De lamellen van de uitblaasopeningen in het midden en in de zijpanelen kunnen omhoog
en omlaag en naar links en naar rechts worden bewogen om zo de richting van de luchtstroom te regelen. Onder de la-
mellen bevindt zich een stelwiel waarmee de uitblaasopening kan worden afgesloten of aangepast om zo de uitstro-
mende hoeveelheid lucht te regelen.
47
Page 50 of 352

Pictogram Omschrijving
Stand Twee niveaus
Stand Twee niveaus
Lucht stroomt uit de luchtroosters in het instrumentenpaneel en de roosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid lucht
stroomt via de openingen voor voorruitontdooiing en zijraamontwaseming.
OPMERKING:
De stand Twee niveaus is bedoeld om comfort te bieden door koele lucht uit de luchtroosters in het instrumentenpaneel
en warme lucht uit de vloerroosters te laten stromen.
Vloerstand
Vloerstand
Lucht stroomt uit de luchtroosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid lucht stroomt via de openingen voor voorruitont-
dooiing en zijraamontwaseming.
Gemengde stand
Gemengde stand
De lucht stroomt via de vloeropeningen, ontdooiroosters en de roosters voor de voorruit- en zijruitontwaseming. Deze
instelling is ideaal voor koud weer en sneeuw, wanneer de voorruit extra verwarming nodig heeft. Deze instelling is goed
voor extra comfort en om condensvorming op de voorruit te verminderen.
Toets klimaatregeling aan/uit
Druk deze toets kort in om de klimaatregeling uit te schakelen.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
48