display JEEP COMPASS 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2019, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2019Pages: 400, PDF Size: 6.72 MB
Page 186 of 400

Hervatten
Als er een snelheid in het geheugen is inge-
steld, drukt u op de knop RES (hervatten) en
haalt u daarna uw voet van het gaspedaal af.
Op het display in de instrumentengroep
wordt de laatst ingestelde snelheid
weergegeven.
WAARSCHUWING!
U dient de Resume-functie alleen te ge-
bruiken als de verkeers- en wegomstandig-
heden dat toestaan. Terugkeren naar een
ingestelde snelheid die te hoog of te laag is
voor de verkeers- of wegomstandigheden
kan tot gevaarlijke situaties leiden doordat
de auto teveel versnelt of afremt. Het ne-
geren van deze waarschuwingen kan een
aanrijding en ernstig of zelfs dodelijk let-
sel tot gevolg hebben.
Ingestelde snelheid aanpassen
De snelheid verhogen
Wanneer ACC is ingesteld, kunt u de inge-
stelde snelheid verhogen door op de knop
SET(+)te drukken.
De bestuurder kan de gewenste eenheden
kiezen via de instellingen op het instrumen-
tenpaneel (indien aanwezig). Raadpleeg het
hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel leren
kennen" in uw instructieboekje voor meer
informatie. De verhoging van de snelheid
wordt, afhankelijk van de gekozen eenheid,
in Amerikaanse (mph) of metrische (km/u)
eenheden weergegeven:
Snelheid VS (mph)
• Als u eenmaal op de knop SET(+)drukt,
wordt de ingestelde snelheid verhoogd met
1 mph. Telkens wanneer u opnieuw kort op
de knop drukt, wordt de snelheid met
1 mph verhoogd.
• Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid toenemen in stappen
van 5 mph totdat u de knop loslaat. Op het
display in de instrumentengroep wordt de
snelheidstoename weergegeven.Metrische snelheid (km/u)
• Als u eenmaal op de knop SET(+)drukt,
wordt de ingestelde snelheid verhoogd met
1 km/u. Telkens wanneer u opnieuw kort op
de knop drukt, wordt de snelheid met
1 km/u verhoogd.
• Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid toenemen in stappen
van 10 km/u totdat u de knop loslaat. Op
het display in de instrumentengroep wordt
de snelheidstoename weergegeven.
Snelheid verlagen
Wanneer ACC is ingesteld, kunt u de inge-
stelde snelheid verlagen door op de knop SET
(-)te drukken.
De bestuurder kan de gewenste eenheden
kiezen via de instellingen op het instrumen-
tenpaneel (indien aanwezig). Raadpleeg het
hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel leren
kennen" in uw instructieboekje voor meer
informatie. De verlaging van de snelheid
wordt, afhankelijk van de gekozen snelheid,
STARTEN EN RIJDEN
184
Page 187 of 400

in Amerikaanse (mph) of metrische (km/u)
eenheden weergegeven:
Snelheid VS (mph)
• Als u eenmaal op de knop SET(-)drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 mph
verlaagd. Telkens wanneer u opnieuw kort
op de knop drukt, wordt de snelheid met
1 mph verlaagd.
• Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid afnemen in stappen
van 5 mph totdat u de knop loslaat. Op het
display van de instrumentengroep wordt de
snelheidsafname weergegeven.
Metrische snelheid (km/u)
• Als u eenmaal op de knop SET(-)drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 km/u
verlaagd. Met ieder volgend tikje op de
toets verlaagt u de snelheid met 1 km/u.
• Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid afnemen in stappen
van 10 km/u totdat u de knop loslaat. Op
het display van de instrumentengroep
wordt de snelheidsafname weergegeven.OPMERKING:
• Als u harder rijdt dan de ingestelde snel-
heid en op de toets SET(+)of SET(-)drukt,
wordt de huidige snelheid van het voertuig
de ingestelde snelheid van het systeem.
• Wanneer u de toets SET(-)gebruikt om de
snelheid te verlagen, maar het voertuig door
het afremmen op de motor onvoldoende
vertraagt om de ingestelde snelheid te be-
reiken, zal het voertuig automatisch worden
afgeremd door remsysteem.
• Als uw voertuig is uitgerust met een hand-
geschakelde versnellingsbak, remt het
ACC-systeem het voertuig af tot 15 mph
(24 km/u) wanneer een doelvoertuig wordt
gevolgd.
• Als uw voertuig is uitgerust met een auto-
matische versnellingsbak, brengt het ACC-
systeem het voertuig volledig tot stilstand
wanneer een doelvoertuig wordt gevolgd.
Als een voorliggend voertuig met ACC een
doelvoertuig volgt tot stilstand, moet de
bestuurder na twee seconden op de toets
RES (hervatten) drukken of het gaspedaal
bedienen om ACC weer in te schakelen met
de bestaande ingestelde snelheid.• Het ACC-systeem handhaaft de ingestelde
rijsnelheid als u op een helling of afdaling
rijdt. Een kleine snelheidsverandering op
lichte hellingen is echter normaal. Tijdens
het rijden op een helling of afdaling kan de
transmissie terugschakelen. Dit is normaal
en noodzakelijk om de ingestelde rijsnel-
heid aan te houden. Bij het rijden bergop-
waarts en bergafwaarts zal het ACC-
systeem worden uitgeschakeld als de
temperatuur van de remmen hoger wordt
dan het normale bereik (oververhit).
Volgafstand instellen in ACC
De volgafstand voor de ACC kan worden inge-
steld door de instelling van de volgafstand te
variëren tussen vier balken (grootst), drie
balken (groot), twee balken (normaal) en één
balk (klein). Aan de hand van deze instel-
waarde voor de volgafstand en de rijsnelheid
berekent ACC de afstand tot uw voorligger.
Deze afstand wordt ingesteld. Deze instelling
van de volgafstand wordt weergegeven op het
display in de instrumentengroep.
185
Page 188 of 400

Om de instelling van de volgafstand te verlagen,
drukt u kort op de knop Afstand. Telkens wan-
neer de knop wordt ingedrukt, wordt de instel-
ling van de volgafstand verlaagd met één balk
(langer). Zodra de langste volgafstand is bereikt
en de knop opnieuw wordt ingedrukt, wordt de
kortste volgafstand ingesteld.
PARKSENSE
PARKEERSENSOREN
ACHTER — INDIEN
AANWEZIG
ParkSense parkeersensoren achter zorgt voor
zichtbare en hoorbare aanwijzingen m.b.t. de
afstand tussen de achterzijde van de auto en
een gedetecteerd obstakel bij het achteruit-
rijden, bijvoorbeeld tijdens een parkeerma-
noeuvre. Zie de "Voorzorgsmaatregelen bij
gebruik van ParkSense" voor de beperkingen
van dit systeem en aanbevelingen.
Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet, wordt door ParkSense automa-
tisch de systeemstatus (ingeschakeld of uit-
geschakeld) hersteld die actief was voordat
het contact werd uitgeschakeld.ParkSense kan uitsluitend worden geacti-
veerd wanneer de schakelhendel in de stand
REVERSE staat. Het systeem blijft actief
totdat de voertuigsnelheid toeneemt tot on-
geveer 11 km/u (7 mph) of meer. Als de
hendel in de stand REVERSE staat en de
rijsnelheid van het systeem wordt overschre-
den, wordt een waarschuwing weergegeven
op het display in de instrumentengroep om
aan te geven dat de rijsnelheid te hoog is. Het
systeem wordt weer actief als de rijsnelheid is
gedaald tot minder dan ongeveer 9 km/u
(6 mph).ParkSense sensoren
De vier ParkSense sensoren die zich in de
achterkant/achterbumper bevinden, bewa-
ken het gebied achter de auto dat binnen het
zichtveld van de sensoren valt. De sensoren
kunnen in horizontale richting obstakels op
een afstand van ongeveer 30 tot 200 cm
(12 tot 79 inch) van het achterpaneel/de
achterbumper detecteren, afhankelijk van de
plaats, het type en de richting van het obsta-
kel.
ParkSense waarschuwingsscherm
Het ParkSense waarschuwingsdisplay wordt
alleen weergegeven wanneer "Sound and Dis-
play" (Geluid en weergave) wordt geselec-
teerd in het deel met door de klant te pro-
grammeren functies van het Uconnect
systeem. Raadpleeg de paragraaf "Instellin-
gen van Uconnect" in het hoofdstuk "Multi-
media" in het instructieboekje voor meer in-
formatie.
Het ParkSense waarschuwingsscherm be-
vindt zich op het display in de instrumenten-
groep. Het zorgt voor visuele waarschuwingen
om de afstand tussen de achterzijde - bum-
per en het gedetecteerde obstakel weer te
geven. Raadpleeg de paragraaf "Display in de
instrumentengroep" in het hoofdstuk "Uw in-
strumentenpaneel leren kennen" in het in-
structieboekje voor meer informatie.
STARTEN EN RIJDEN
186
Page 189 of 400

ParkSense in- en uitschakelen
ParkSense kan worden in- en uit-
geschakeld met de ParkSense
schakelaar, die zich op het scha-
kelpaneel onder het Uconnect
scherm bevindt.
Wanneer de ParkSense schakelaar wordt in-
gedrukt om het systeem uit te schakelen,
wordt op het display van de instrumenten-
groep gedurende ongeveer vijf seconden de
melding "PARKSENSE OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) weergegeven. Raadpleeg de
paragraaf "Display in de instrumentengroep"
in het hoofdstuk "Uw Instrumentenpaneel
leren kennen" in uw instructieboekje voor
meer informatie. Als de schakelhendel in de
stand REVERSE wordt gezet en het systeem
is uitgeschakeld, wordt op het display van de
instrumentengroep de melding "PARKSENSE
OFF" (parkeerhulp uitgeschakeld) weergege-
ven zolang de schakelhendel in REVERSE
staat.
De LED in de ParkSense schakelaar gaat aan
als ParkSense is uitgeschakeld of service
vereist. De LED in de ParkSense schakelaargaat uit als het systeem is ingeschakeld. Als
de ParkSense schakelaar wordt ingedrukt, en
het systeem service vereist, knippert de LED
in de ParkSense schakelaar kort, en vervol-
gens blijft de LED aan.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van
ParkSense
• Zorg ervoor dat de achterbumper vrij is van
sneeuw, ijs, modder en vuil om te zorgen
dat het ParkSense systeem correct werkt.
• Drilboren, grote vrachtwagens en andere
bronnen van trillingen kunnen de werking
van ParkSense nadelig beïnvloeden.
• Wanneer u de ParkSense parkeerhulp uit-
schakelt, wordt op het display in de instru-
mentengroep de melding "PARKSENSE
OFF" (parkeerhulp uitgeschakeld) weerge-
geven. ParkSense blijft uitgeschakeld tot-
dat u het opnieuw inschakelt, zelfs als u het
contact uit- en weer inschakelt.
• ParkSense, indien ingeschakeld, zal het
volume van de radio verlagen wanneer het
systeem een geluidssignaal voortbrengt.• Reinig de ParkSense sensoren regelmatig,
maar let daarbij op dat u geen krassen of
andere schade toebrengt. De sensoren mo-
gen niet bedekt zijn met ijs, sneeuw, mod-
der, vuil of afval. Verontreiniging van de
sensoren kan ertoe leiden dat het systeem
niet goed werkt. Het ParkSense systeem
kan obstakels achter de auto/bumper over
het hoofd zien of abusievelijk aangeven dat
er een obstakel achter de auto/bumper aan-
wezig is.
• Gebruik de ParkSense schakelaar om het
ParkSense systeem UIT te schakelen wan-
neer voorwerpen, zoals fietsendragers,
enz., op het achterpaneel/de achterbumper
zijn geplaatst. Als dit wel het geval is, zal
het systeem een nabijgelegen object moge-
lijk interpreteren als een sensorprobleem
en wordt de melding "PARKSENSE UNA-
VAILABLE SERVICE REQUIRED" (parkeer-
hulp niet beschikbaar, onderhoud noodza-
kelijk) weergegeven op het display in de
instrumentengroep.
187
Page 191 of 400

Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet, wordt door ParkSense automa-
tisch de systeemstatus (ingeschakeld of uit-
geschakeld) hersteld die actief was voordat
het contact werd uitgeschakeld.
ParkSense is actief bij alle standen van de
versnellingshendel (inclusief PARK), zolang
het systeem is ingeschakeld. Het systeem
blijft actief totdat de voertuigsnelheid toe-
neemt tot ongeveer 11 km/u (7 mph) of meer.
Als de hendel in de stand REVERSE staat en
de rijsnelheid van het systeem wordt over-
schreden, wordt een waarschuwing weerge-
geven op het display in de instrumentengroep
om aan te geven dat de rijsnelheid te hoog is.
Het systeem wordt weer actief als de rijsnel-
heid is gedaald tot minder dan ongeveer
9 km/u (6 mph).ParkSense sensoren
De zes ParkSense sensoren die zich in de
achterkant/achterbumper bevinden, bewaken
het gebied achter de auto dat binnen het zicht-
veld van de sensoren valt. De sensoren kunnen
in horizontale richting obstakels op een afstand
van ongeveer 30 tot 200 cm (12 tot 79 inch)
van het achterpaneel/de achterbumper detecte-
ren, afhankelijk van de plaats, het type en de
richting van het obstakel.
OPMERKING:
Raadpleeg voor meer informatie over het ac-
tieve parkeerhulpsysteem het hoofdstuk "Ac-
tief parkeerhulpsysteem ParkSense".
De zes ParkSense sensoren die zich in de
voorkant/voorbumper bevinden, bewaken het
gebied vóór de auto dat binnen het zichtveld
van de sensoren valt. De sensoren kunnen in
horizontale richting obstakels op een afstand
van ongeveer 30 tot 120 cm (12 tot 47 inch)
van het voorpaneel/de voorbumper detecte-
ren, afhankelijk van de plaats, het type en de
richting van het obstakel.
ParkSense in- en uitschakelen
ParkSense kan worden in- en uit-
geschakeld met de ParkSense
schakelaar, die zich op het scha-
kelpaneel onder het Uconnect
scherm bevindt.
Wanneer de ParkSense schakelaar wordt in-
gedrukt om het systeem uit te schakelen,
wordt op het display van de instrumenten-
groep gedurende ongeveer vijf seconden de
melding "PARKSENSE OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) weergegeven. Raadpleeg de
paragraaf "Display in de instrumentengroep"
in het hoofdstuk "Uw Instrumentenpaneel
leren kennen" in uw instructieboekje voor
meer informatie. Als de schakelhendel in de
stand REVERSE wordt gezet en het systeem
is uitgeschakeld, wordt op het display van de
instrumentengroep de melding "PARKSENSE
OFF" (parkeerhulp uitgeschakeld) weergege-
ven zolang de schakelhendel in REVERSE
staat.
189
Page 192 of 400

De LED in de ParkSense schakelaar gaat aan
als ParkSense is uitgeschakeld of service
vereist. De LED in de ParkSense schakelaar
gaat uit als het systeem is ingeschakeld. Als
de ParkSense schakelaar wordt ingedrukt, en
het systeem service vereist, knippert de LED
in de ParkSense schakelaar kort, en vervol-
gens blijft de LED aan.
Waarschuwingssysteem afstand aan de
zijkant
Met het waarschuwingssysteem voor de af-
stand aan de zijkant wordt aanwezigheid van
obstakels opzij naast het voertuig gedetec-
teerd. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de
parkeersensoren in de voor- en achterbum-
per.
Weergave waarschuwing afstand aan de
zijkant
Het scherm van het waarschuwingssysteem
voor de afstand aan de zijkant wordt alleen
weergegeven wanneer "Sound and Display"
(beeld en geluid) wordt geselecteerd in het
deel met door de klant te programmerenfuncties van het Uconnect systeem. Raad-
pleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.
Het systeem waarschuwt de bestuurder met
een geluidssignaal en indien aanwezig met
visuele indicaties op het display van het in-
strumentenpaneel.
OPMERKING:
Indien ingeschakeld, zal ParkSense het vo-
lume van de radio verlagen wanneer het sys-
teem een geluidssignaal laat horen.
Inschakelen — uitschakelen
Het systeem kan alleen werken nadat u een
korte afstand hebt gereden en bij een rijsnel-
heid tussen 0 en 11 km/u (0 en 7 mph). Het
systeem kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld via het menu "Settings" (in-
stellingen) van het Uconnect systeem. Als
het ParkSense-systeem is uitgeschakeld via
de toets ParkSense, wordt het waarschu-
wingssysteem afstand aan de zijkant automa-
tisch uitgeschakeld.Melding in het display voor de waarschuwings-
functie voor afstand aan de zijkant:
"Wipe Sensors" (ruitenwissersensoren) —
deze melding wordt weergegeven als een van
de sensors van het waarschuwingssysteem
voor de afstand aan de zijkant een storing
vertoont. Verwijder obstakels van de voor- en
achterbumper, maak ze vrij van sneeuw, ijs,
modder, stof en vuil om te zorgen dat het
ParkSense-systeem correct werkt.
"SDW not available" (SDW niet beschikbaar)
— deze melding wordt weergegeven als het
waarschuwingssysteem voor de afstand aan
de zijkant niet beschikbaar is. De storing in
het systeem kan het gevolg zijn van een te
lage accuspanning of andere storingen in het
elektrisch systeem. Neem zo snel mogelijk
contact op met een erkende dealer om het
elektrisch systeem te laten controleren.
STARTEN EN RIJDEN
190
Page 193 of 400

Rijden met aanhanger
Het systeem wordt automatisch uitgescha-
keld wanneer de elektriciteitsstekker van de
aanhanger in de contactdoos van de trekhaak
van het voertuig wordt gestoken. De sensoren
achter worden automatisch weer ingescha-
keld wanneer de stekker van de aanhangerka-
bel uit de contactdoos wordt gehaald.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van Park-
Sense
Bepaalde omstandigheden kunnen de presta-
ties van het waarschuwingssysteem voor de
afstand aan de zijkant beïnvloeden:
OPMERKING:
• Houd de voor- en achterbumper vrij van
sneeuw, ijs, modder, stof en vuil om te
zorgen dat het ParkSense systeem correct
werkt.
• Bouwmachines, grote vrachtwagens en an-
dere bronnen van trillingen kunnen de wer-
king van ParkSense nadelig beïnvloeden.• Wanneer u ParkSense uitschakelt, wordt op
het display in de instrumentengroep de
melding "PARKSENSE OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) weergegeven. ParkSense
blijft uitgeschakeld totdat u het opnieuw
inschakelt, zelfs als u het contact uit- en
weer inschakelt.
• ParkSense, indien ingeschakeld, zal het
volume van de radio verlagen wanneer het
systeem een geluidssignaal voortbrengt.
• Reinig de ParkSense sensoren regelmatig,
maar let daarbij op dat u geen krassen of
andere schade toebrengt. De sensoren mo-
gen niet bedekt zijn met ijs, sneeuw, mod-
der, vuil of afval. Verontreiniging van de
sensoren kan ertoe leiden dat het systeem
niet goed werkt. Mogelijk kan het Park-
Sense systeem hierdoor obstakels voor of
achter de auto niet detecteren, of geeft het
systeem foutieve melding van een obstakel
voor of achter de auto.
• De aanwezigheid van een trekhaak zonder
aanhanger kan de juiste werking van de
parkeersensoren beïnvloeden. Voordat u
het ParkSense-systeem gebruikt, wordtaanbevolen om de verwijderbare trekhaak
en eventuele sleepogen te verwijderen wan-
neer u het voertuig niet gebruikt voor sle-
pen. Als u geen aanhanger trekt, maar de
trekhaak niet wilt verwijderen, wordt aan-
bevolen om contact op te nemen met uw
erkende dealer voor het bijwerken van het
ParkSense-systeem, omdat de trekhaak als
een object kan worden gedetecteerd door
de centrale sensoren.WAARSCHUWING!
• Ga altijd voorzichtig te werk tijdens het
achteruitrijden, ook als u ParkSense ge-
bruikt. Controleer het gebied achter de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar achteren
en wees bedacht op voetgangers, dieren,
andere voertuigen, obstakels en dode
hoeken, voordat u achteruitrijdt. U bent
verantwoordelijk voor de veiligheid en
dient uw aandacht voortdurend op de
omgeving te richten. Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel.
191
Page 195 of 400

• Nieuwe voertuigen van de dealer moeten
ten minste 48 km (30 mijl) hebben gereden
voordat het actieve parkeerhulpsysteem
ParkSense volledig is gekalibreerd en
nauwkeurig werkt. Dit is te wijten aan dy-
namische voertuigkalibratie van het sys-
teem ter verbetering van de prestaties van
de functie. Het systeem voert eveneens
continu de dynamisch voertuigkalibratie uit
om rekening te houden met verschillen,
zoals te harde of te zachte banden en
nieuwe banden.
Het actieve parkeerhulpsysteem
ParkSense in- en uitschakelen
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
kan worden in- en uitgeschakeld met de Park-
Sense schakelaar, die zich op het schakelpa-
neel onder het Uconnect scherm bevindt.
Om het actieve parkeerhulpsys-
teem ParkSense in te schakelen,
drukt u eenmaal op de schake-
laar voor het actieve parkeer-
hulpsysteem ParkSense (LED
gaat branden).Om het actieve parkeerhulpsysteem Park-
Sense uit te schakelen, drukt u nogmaals op
de schakelaar voor het actieve parkeerhulp-
systeem ParkSense (LED gaat uit).
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
wordt automatisch uitgschakeld voor elk van
de volgende omstandigheden:
• De parkeermanoeuvre is voltooid.
• De rijsnelheid is hoger is dan 18 mph
(30 km/u) tijdens het zoeken naar een par-
keerplaats.
• De rijsnelheid is hoger is dan 5 mph
(7 km/u) tijdens de actieve stuurgeleiding
in de parkeerplaats.
• Het stuurwiel wordt aangeraakt tijdens de
actieve stuurgeleiding in de parkeerplaats.
• Er wordt op de schakelaar voor de Park-
Sense parkeersensoren voor en achter ge-
drukt.
• Het bestuurdersportier wordt geopend.
• De achterklep wordt geopend.
• Ingreep van ESP/ABS.• Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
laat een maximaal aantal schakelingen toe
tussen DRIVE en REVERSE. Als de ma-
noeuvre niet binnen het maximale aantal
schakelingen kan worden uitgevoerd, wordt
deze door het systeem geannuleerd en
wordt de bestuurder via het display in de
instrumentengroep begeleid bij het hand-
matig voltooien van de manoeuvre.
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
werkt alleen en zoekt alleen naar een parkeer-
plaats als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• De versnellingsbak staat in DRIVE.
• Contactschakelaar staat in de stand RUN.
• De schakelaar voor het actieve parkeerhulp-
systeem ParkSense is bediend.
• Het bestuurdersportier is gesloten.
• De achterklep is gesloten.
• De voertuigsnelheid is lager dan 25 km/u
(15 mph).
193
Page 196 of 400

OPMERKING:
Als sneller wordt gereden dan ongeveer
25 km/u (15 mph), dan wordt de bestuurder
via het display van de instrumentengroep
geïnstrueerd om langzamer te rijden. Als
sneller wordt gereden dan ongeveer 30 km/u
(18 mph), wordt het systeem geannuleerd.
De bestuurder moet dan het systeem op-
nieuw inschakelen door op de schakelaar
voor het actieve parkeerhulpsysteem Park-
Sense te drukken.
• Het oppervlak en de onderkant van
achterkant/achterbumper en de voorkant/
voorbumper van de auto moeten vrij zijn
van sneeuw, ijs, modder, vuil of andere
obstakels.
Wanneer de schakelaar wordt ingedrukt,
knippert de LED op de schakelaar voor het
actieve parkeerhulpsysteem ParkSense tijde-
lijk. De LED gaat vervolgens uit als niet aan
alle bovenstaande voorwaarden wordt vol-
daan.De parkeerplaats verlaten
OPMERKING:
De functie werkt niet voor insteekparkeren,
maar alleen voor fileparkeren.
Activering
Om deze functie te activeren, drukt u op de
harde Active-ParkSense-toets en gebruikt
vervolgens de pijltoetsen op het stuur om de
file-uitparkeren-functie te selecteren. Na de
keuze, wordt het systeem geactiveerd en
waarschuwt het de bestuurder via het display
in het instrumentenpaneel over de handelin-
gen die moeten worden uitgevoerd om de
manoeuvre correct uit te voeren.
Selectie van richting voor manoeuvre
Gebruik de knoppen Pijl naar rechts en Pijl
naar links op het stuur om te kiezen tussen de
modi fileparkeren of insteekparkeren. Ge-
bruik daarna de richtingaanwijzers om de
richting te kiezen waarin u de manoeuvre wilt
uitvoeren.
Tijdens de manoeuvre vraagt het systeem u
om de achteruitversnelling in te schakelen.
Schakel de richtingaanwijzer in aan de kantvan het voertuig waar u de parkeerplaats wilt
verlaten. Laat het stuur los en trap de betref-
fende pedalen in terwijl het systeem uw voer-
tuig automatisch uit de parkeerplaats rijdt.
Als de bestuurder tijdens de manoeuvre be-
wust of onbewust het stuurwiel blokkeert (het
stuurwiel vasthoudt of aanraakt zodat het
niet kan draaien), wordt de manoeuvre onder-
broken.
Einde van de manoeuvre
De semi-automatische manoeuvre eindigt
wanneer het display de volgende melding
over een uitgevoerde manoeuvre weergeeft.
Aan het einde van de manoeuvre krijgt de
bestuurder weer de controle over het voer-
tuig.
Belangrijke informatie
• Als de positie van sensoren door de impact
verandert, kan dit grote gevolgen hebben
voor de werking van het systeem.
• De sensoren bereiken de beste prestaties
nadat de auto ongeveer 30 mijl (50 km)
gereden heeft, vanwege de dynamische
bandomtrekberekeningen die gebruikt wor-
den bij het parkeren.
STARTEN EN RIJDEN
194
Page 198 of 400

RIJSTROOKDETECTIE —
INDIEN AANWEZIG
Werking van rijstrookdetectie
Het rijstrookdetectiesysteem werkt bij snel-
heden van meer dan 60 km/u (37 mph) en
onder de 180 km/u (112 mph). Het rijstrook-
detectiesysteem maakt gebruik van een voor-
uitkijkcamera om rijstrookmarkeringen te de-
tecteren en meet de positie van het voertuig
binnen de markeringen.
Wanneer beide rijstrookmarkeringen zijn ge-
detecteerd en de bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat (geen richtingaanwijzer inge-
schakeld), geeft het rijstrookdetectiesysteem
een voelbare waarschuwing op het stuurwiel,
alsmede een visuele waarschuwing op het
display in de instrumentengroep om de be-
stuurder erop te wijzen binnen de rijstrook-
markeringen te blijven.
De bestuurder kan de voelbare waarschuwing
op elk moment handmatig uitschakelen door
aan het stuur te trekken.Wanneer slechts één rijstrookmarkering is
gedetecteerd en de bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat (geen richtingaanwijzer inge-
schakeld), geeft het rijstrookdetectiesysteem
een visuele waarschuwing via het display in
de instrumentengroep om de bestuurder erop
te wijzen op de rijstrook te blijven. Als slechts
één rijstrookmarkering is gedetecteerd, wordt
geen voelbare waarschuwing gegeven.
OPMERKING:
Wanneer aan de bedrijfsomstandigheden is
voldaan, controleert het rijstrookdetectiesys-
teem of de handen van de bestuurder aanwe-
zig zijn op het stuurwiel en geeft het een
visuele waarschuwing en een geluidssignaal
weer als de handen van de bestuurder niet
zijn gedetecteerd op het stuurwiel. Het sys-
teem wordt geannuleerd als de bestuurder
zijn handen niet aan het stuur heeft.
Rijstrookdetectie in- of uitschakelen
De standaardstatus van rijstrook-
detectie is "Off" (uit).
De knop LaneSense bevindt zich op het scha-
kelpaneel onder het Uconnect scherm.
Om het rijstrookdetectiesysteem in te scha-
kelen, drukt u op de toets LaneSense om het
systeem in te schakelen (LED gaat uit). Het
bericht "Lane Sense On" (rijstrookdetectie
ingeschakeld) verschijnt op het display in de
instrumentengroep.
Om het rijstrookdetectiesysteem uit te scha-
kelen, drukt u eenmaal op de toets Lane-
Sense om het systeem uit te schakelen (LED
gaat aan).
OPMERKING:
Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet, wordt door de rijstrookdetectie
automatisch de systeemstatus (ingeschakeld
of uitgeschakeld) hersteld die actief was
voordat het contact werd uitgeschakeld.
STARTEN EN RIJDEN
196