display JEEP COMPASS 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2019, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2019Pages: 400, PDF Size: 6.72 MB
Page 68 of 400

•Toets pijl omlaag
Druk kort op de toets met de pijlomlaagom
omlaag te bladeren door het hoofdmenu en
de submenu's.
•Toets pijl naar rechts
Druk kort op de toets met de pijl naarrechts
voor toegang tot de informatieschermen of
submenuschermen van een optie in het
hoofdmenu.
•Toets pijl naar links
Druk kort op de toets met de pijl naarlinks
voor toegang tot de informatieschermen of
submenuschermen van een optie in het
hoofdmenu.
•Knop OK
Druk op de toetsOKvoor toegang tot en
selectie op de informatieschermen of sub-
menuschermen van een hoofdmenu. Houd
de toetsOKgedurende een seconde inge-
drukt om weergegeven/geselecteerde func-
ties te resetten waarvoor dat mogelijk is.Indicator voor olieverversing — indien
aanwezig
Uw auto is uitgerust met een indicator voor
olieverversing. De melding "Oil Change Due"
(olie verversen) wordt vijf seconden op het
display van de instrumentengroep getoond na
één geluidsignaal om de volgende oliebeurt
aan te geven. De indicator voor olieverversing
is gebaseerd op de belasting van de motor,
wat betekent dat de periodieke oliebeurten
afhankelijk zijn van uw persoonlijke rijstijl.
Schakelindicator (GSI) — indien aanwezig
Het schakelstandindicatiesysteem (GSI) wordt
ingeschakeld op voertuigen met een handge-
schakelde versnellingsbak, of wanneer een voer-
tuig met een automatische versnellingsbak in de
modus handmatig schakelen is gezet. De GSI
biedt de bestuurder een visuele indicatie als het
aanbevolen schakelpunt is bereikt. Deze indica-
tie wijst de bestuurder erop dat het brandstof-
verbruik kan worden verlaagd door te schakelen.
Wanneer het opschakellampje wordt weergege-
ven op het display van de instrumentengroep,adviseert de GSI de bestuurder naar een hogere
versnelling te schakelen. Wanneer het terug-
schakellampje op het display wordt getoond,
adviseert de GSI de bestuurder naar een lagere
versnelling te schakelen.
De GSI-indicatie blijft branden totdat de be-
stuurder schakelt, of de rijomstandigheden
terugkeren naar een situatie waarbij niet
hoeft te worden geschakeld voor een gunsti-
ger brandstofverbruik.
Menu-items display in instrumentengroep
OPMERKING:
De menu-items van het display in de instru-
mentengroep worden in het midden van de
instrumentengroep weergegeven. De menu-
items variëren naar gelang de functies van uw
voertuig.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de instru-
mentengroep" in het hoofdstuk "Uw instru-
mentenpaneel leren kennen" in het instruc-
tieboekje voor meer informatie.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
66
Page 69 of 400

Dieseldisplays
Onder de juiste omstandigheden worden de
volgende berichten weergegeven op het dis-
play in de instrumentengroep:
• Exhaust Filter Nearing Full Safely Drive at
Consistent Speeds to Clear (Roetfilter bijna
vol Rijd met veilige en constante snelheid
om de melding te wissen)
• Exhaust Filter Full – Power Reduced See
Dealer (Roetfilter vol – Vermogen geredu-
ceerd Raadpleeg dealer)
• Exhaust System Service Required – See
Dealer (Onderhoud uitlaatsysteem vereist –
Raadpleeg dealer)
• Exhaust System – Filter XX% Full Service
Required See Dealer (Uitlaatsysteem – Fil-
ter XX% vol Onderhoud vereist Raadpleeg
dealer)
• Exhaust System Regeneration in Process
Continue Driving (Uitlaatsysteem Regene-
ratie bezig Blijf rijden)
• Exhaust System – Regeneration Completed
(Uitlaatsysteem – Regeneratie voltooid)
Berichten roetfilter dieselmotor (DPF)
Deze motor voldoet aan alle vereiste emissie-
normen voor dieselmotoren. Om aan deze
emissienormen te voldoen is uw auto uitge-
rust met een uiterst moderne motor en uit-
laatsysteem. Deze systemen zijn naadloos
geïntegreerd in uw auto en worden beheerd
door de regelmodule van de aandrijflijn
(PCM). De PCM controleert de verbranding in
de motor, zodat de katalysator roetdeeltjes
kan opvangen en verbranden zonder uw
tussenkomst.
WAARSCHUWING!
Een heet uitlaatsysteem kan brand veroor-
zaken wanneer u boven brandbaar materi-
aal parkeert. Denk bijvoorbeeld aan droog
gras of bladeren die in aanraking komen
met de hete uitlaat. Parkeer daarom nooit
op een ondergrond waar uw uitlaat in aan-
raking kan komen met brandbaar materi-
aal.
LET OP!
De motor kan worden uitgeschakeld, zelfs
als het waarschuwingslampje brandt: her-
haalde onderbrekingen van het regenera-
tieproces kan leiden tot een vroegtijdige
verslechtering van motorolie. Het wordt
daarom altijd aanbevolen om te wachten
tot het symbool verdwijnt voordat u de
motor uitzet, volgens de bovenstaande in-
structies. Voer niet de DPF-regeneratie uit
wanneer de auto stilstaat.
Meldingen brandstofsysteem
De volgende tabel bevat een lijst met ver-
schillende meldingen die kunnen worden
weergegeven in de instrumentengroep, af-
hankelijk van verschillende systeem- of
brandstofomstandigheden. Gebruik de om-
schrijvingen om te interpreteren wat de mel-
ding betekent en om de beste handelswijze te
bepalen.
67
Page 70 of 400

MELDING OMSCHRIJVING
Waarschuwingsberichten dieselemissieadditief AdBlue (UREUM):
Waarschuwing laag dieseladditief
AdBlue (UREUM)-peilDe eerste laagpeilwaarschuwing wordt gegeven bij een actieradius van ongeveer 1490 mijl (2400 km) en
wordt bepaald in overeenstemming met het huidige verbruik. Het waarschuwingslampje "UREA Low Level"
(UREUM-niveau laag) en een bericht worden op het instrumentenpaneel weergegeven. Het waarschuwings-
lampje voor UREUM-niveau laag blijft branden totdat de AdBlue-tank (UREUM) wordt bijgevuld met ten
minste 5 liter (1,32 gallon) UREUM.
Indien het peil wordt bijgevuld, verschijnt er een specifieke melding wanneer een bepaalde drempelwaarde
wordt bereikt totdat het niet meer mogelijk is om de motor te starten.
Wanneer 200 km (125 mijl) resteren voordat de AdBlue-tank (UREUM) leeg is, verschijnt er een bericht op
het instrumentenpaneel en klinkt er een geluidssignaal. Wanneer het bereik 0 is, wordt op het display een
speciale melding weergegeven (indien aanwezig). In dit geval zal de motor niet starten.
De motor kan weer worden gestart zodra AdBlue (UREUM) is toegevoegd; de minimumhoeveelheid is 5 liter
(1,32 gallon). Vul de AdBlue-tank (UREUM) zo snel mogelijk bij met ten minste 5 liter (1,32 gallon)
UREUM. Als het vullen is voltooid met de autonomie van de AdBlue (UREUM)-tank op nul, moet u mogelijk
2 minuten wachten voordat u de motor start.
OPMERKING:
Wanneer de AdBlue-tank (UREUM) leeg is en het voertuig stilstaat, is het niet meer mogelijk het voertuig
opnieuw te starten tot minimaal 1,32 gallon (5 liter) AdBlue (UREUM) is toegevoegd aan de AdBlue-tank
(UREUM).
Waarschuwingsberichten voor storing dieselemissieadditief AdBlue (UREUM):
Engine Will Not Restart Service
AdBlue System See Dealer (Motor
kan niet meer worden gestart On-
derhoud AdBlue-systeem Raad-
pleeg dealer)Deze melding verschijnt wanneer een gedetecteerd probleem met het AdBlue (UREUM)-systeem niet binnen
de toegestane periode wordt verholpen. De motor kan niet meer worden gestart tenzij u uw voertuig bij uw
erkende dealer laat controleren. Indien het peil wordt bijgevuld, verschijnt er een specifieke melding wan-
neer een bepaalde drempelwaarde wordt bereikt totdat het niet meer mogelijk is om de motor te starten.
Wanneer 125 mijl (200 km) resteren voordat de AdBlue-tank leeg is, verschijnt er een melding op het instru-
mentenpaneel en klinkt er een geluidssignaal.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
68
Page 71 of 400

MELDING OMSCHRIJVING
Engine Will Not Start Service Ad-
blue System See Dealer (Motor
kan niet starten Onderhoud
AdBlue-systeem Raadpleeg dealer)OPMERKING:
• Het kan tot vijf seconden duren voordat het display actueel is nadat 2 gallon (7,5 liter) of meer AdBlue
(UREUM) aan de AdBlue (UREUM)-tank is toegevoegd. Als er een storing is met betrekking tot het Ad-
Blue (UREUM)-systeem, kan het zijn dat het display niet naar het nieuwe niveau wordt bijgewerkt. Bezoek
uw erkende dealer voor onderhoud.
• AdBlue bevriest bij temperaturen lager dan 12°F (-11°C). Als de auto langere tijd bij deze temperatuur
stilstaat, kan bijvullen moeilijk zijn. Daarom wordt aangeraden om de auto in een garage en/of verwarmde
omgeving te parkeren en te wachten totdat de AdBlue (UREUM) weer vloeibaar geworden is alvorens bij te
vullen.
BOORDCOMPUTER
Druk kort op de toets pijl omhoog of pijl
omlaag totdat het pictogram van Trip A (rit A)
of Trip B (rit B) is gemarkeerd in het display in
het instrumentenpaneel (schakelen naar
links of rechts om rit A of B te selecteren).
Druk kort op de toets OK om de ritinformatie
weer te geven.
WAARSCHUWINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
De waarschuwings-/controlelampjes in het
instrumentenpaneel worden indien van toe-
passing samen met een speciale melding
en/of geluidssignaal weergegeven. Dit zijn
slechts indicaties en waarschuwingen die
niet mogen worden beschouwd als volledig
en/of alternatief voor de informatie in het
instructieboekje, die u in alle gevallen aan-
dachtig dient te lezen. Raadpleeg altijd deinformatie in dit hoofdstuk in het geval van
een storingsaanduiding. Alle actieve verklik-
kerlampjes worden indien van toepassing
eerst weergegeven. Het systeemcontrole-
menu kan er anders uitzien op basis van
uitrusting en opties en de huidige status van
het voertuig. Sommige verklikkerlampjes zijn
optioneel en worden mogelijk niet weergege-
ven.
69
Page 75 of 400

vastgegespt, gaat het waarschuwingslampje
voor de veiligheidsgordels branden of knippe-
ren en klinkt er een geluidssignaal.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje storing
transmissie
Dit lampje gaat branden (en er wordt een
bericht in het display van de instrumenten-
groep weergegeven en er klinkt een zoemer)
om aan te geven dat er een storing in de
transmissie zit. Neem contact op met de
erkende dealer als het bericht terugkomt na-
dat de motor opnieuw is gestart.
— Waarschuwingslampje versnellings-
baktemperatuur — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om te
waarschuwen voor een hoge temperatuur van
de transmissievloeistof. Dit kan gebeuren bij
veeleisend gebruik, zoals het trekken van een
aanhanger. Als dit lampje gaat branden, moet
u het voertuig stoppen en de motor stationair
of iets sneller laten draaien met de versnel-lingsbak in PARK of NEUTRAL, totdat het
lampje uitgaat. Zodra het lampje uitgaat,
kunt u weer normaal rijden.
WAARSCHUWING!
Als u door blijft rijden terwijl het bij het
lampje voor de versnellingsbaktempera-
tuur brandt, kan de vloeistof overkoken, in
aanraking komen met hete motor- of uit-
laatonderdelen en brand veroorzaken.
LET OP!
Als u door blijft rijden terwijl het lampje voor
de versnellingsbaktemperatuur brandt, kan
de versnellingsbak ernstig beschadigd of de-
fect raken.
— Waarschuwingslampje van alarm-
systeem — indien aanwezig
Dit lampje knippert snel gedurende circa
15 seconden, wanneer het alarmsysteem
wordt ingeschakeld, en knippert vervolgens
langzaam totdat het alarmsysteem wordt uit-
geschakeld.
Gele waarschuwingslampjes
— Waarschuwingslampje antiblok-
keerremsysteem (ABS)
Dit waarschuwingslampje is een indicator
van het ABS-systeem. Het lampje gaat bran-
den wanneer u het contact in de stand ON/
RUN of ACC/ON/RUN zet en kan daarna nog
vier seconden blijven branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden blijft of
gaat branden, wijst dit erop dat het ABS-
gedeelte van het remsysteem niet functio-
neert en dat onderhoud zo snel mogelijk moet
worden uitgevoerd. Het gewone remsysteem
zal echter normaal functioneren ervan uit-
gaande dat het waarschuwingslampje rem-
systeem niet brandt.
Wanneer het ABS-lampje niet gaat branden
als het contact in de stand ON/RUN of ACC/
ON/RUN wordt gezet, moet het remsysteem
worden gecontroleerd door een erkende dea-
ler.
73
Page 78 of 400

— Waarschuwingslampje AdBlue
(UREUM)-inspuitsysteem defect — indien
aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden, sa-
men met een speciale melding op het display
(indien aanwezig) als er een onbekende vloei-
stof die niet voldoet aan aanvaardbare eigen-
schappen is gebruikt, of als een gemiddeld
verbruik van AdBlue (UREUM) van meer dan
50% wordt gedetecteerd. Neem dan zo snel
mogelijk contact op met een erkende dealer.
Als het probleem niet is opgelost, wordt een
specifiek bericht weergegeven op het display
van de instrumentengroep wanneer een be-
paalde drempelwaarde wordt bereikt totdat
het niet meer mogelijk is om de motor te
starten.
Wanneer ongeveer 200 km (125 mijl) reste-
ren voordat de AdBlue-tank (UREUM) leeg is,
verschijnt er een continu speciaal bericht op
het instrumentenpaneel, vergezeld van een
zoemergeluid (indien aanwezig).
— Waarschuwingslampje Onderhoud
adaptieve cruisecontrol — indien aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer de ACC niet
werkt en onderhoud nodig heeft. Raadpleeg
de paragraaf "Adaptieve cruisecontrol (ACC)"
in het hoofdstuk "Starten en rijden" voor meer
informatie.
SERV4WD— Waarschuwingslampje onderhoud
vierwielaandrijving — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat er sprake is van een storing
van het vierwielaandrijvingssysteem. Als het
lampje blijft branden of tijdens het rijden
gaat branden, duidt dit erop dat de vierwiel-
aandrijving niet correct werkt en moet wor-
den nagekeken. Wij raden u aan naar het
dichtstbijzijnde service center te rijden en de
auto onmiddellijk te laten repareren.
— Lampje Service Forward Collision
Warning (FCW) — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat er een storing aanwezig is in
het Forward Collision Warning-systeem.
Neem contact op met een erkende dealer
voor onderhoud.Raadpleeg de paragraaf "Forward Collision
Warning (FCW)" in het hoofdstuk "Veiligheid"
voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje onderhoud
Stop/Start-systeem — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden wan-
neer het Stop/Start-systeem niet correct
werkt en onderhoud noodzakelijk is. Neem
contact op met een erkende dealer voor on-
derhoud.
— Waarschuwingslampje bandenspan-
ningscontrolesysteem (TPMS)
Het waarschuwingslampje gaat branden en er
wordt een bericht weergegeven om aan te
geven dat de bandenspanning lager is dan de
aanbevolen waarde en/of langzaam span-
ningsverlies optreedt. In deze gevallen, wor-
den de optimale gebruiksduur van de banden
en het optimale brandstofverbruik mogelijk
niet gegarandeerd.
Indien een of meer banden in de bovenge-
noemde staat zijn, toont het display de aan-
wijzingen voor elke overeenkomstige band.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
76
Page 81 of 400

De optimale omstandigheden voor het vol-
tooien van het proces worden bereikt bij een
snelheid van 60 km/u (37 mph) met een
toerental van meer dan 2000 tpm.
Als dit lampje/bericht aanschakelt, duidt dat
niet op een storing van de auto en hoeft dus
niet naar de garage gebracht te worden.
OPMERKING:
Bij sommige uitvoeringen, wordt samen met
het oplichten van het symbool, een speciale
melding op het display getoond.
LET OP!
De voertuigsnelheid van de auto moet al-
tijd worden aangepast aan de verkeers- en
weersomstandigheden en moet voldoen
aan de wettelijke verkeersregels.
De motor kan uitgeschakeld worden als het
DPF-waarschuwingslampje brandt; maar her-
haaldelijk onderbrekingen van het regenera-
tieproces kan leiden tot vroegtijdige verslech-
tering van de motorolie. Daarom is het
belangrijk om te wachten totdat het symbool
uitgaat voordat u de motor uitzet. Voer niet de
DPF-regeneratie uit wanneer de auto stilstaat.
— Controlelampje Forward Collision
— indien aanwezig
Deze indicator gaat branden om u te waar-
schuwen voor een mogelijke aanrijding met
een voertuig vóór u.
— Controlelampje Forward Collision
Warning uit — indien aanwezig
Dit controlelampje licht op om aan te geven
aan dat Forward Collision Warning uitgescha-
keld is.
— Startblokkering defect / controle-
lampje VPS elektrisch alarm
Dit verklikkerlampje gaat branden wanneer
het alarmsysteem heeft gedetecteerd dat ie-
mand heeft geprobeerd in te breken in het
voertuig.
OPMERKING:
Nadat de contactschakelaar in de stand ON/
RUN is gedraaid, zou het waarschuwings-
lampje van het alarmsysteem kunnen gaan
branden als er een probleem met het systeem
wordt gedetecteerd. De motor wordt dan na
twee seconden uitgeschakeld.
— Controlelampje Laag niveau AdBlue-
additief (UREUM) — indien aanwezig
Het controlelampje Laag niveau AdBlue-
additief (UREUM) gaat branden wanneer het
AdBlue-niveau (UREUM) laag is.
Vul de AdBlue-tank (UREUM) zo snel moge-
lijk bij met ten minste 5 liter (1,3 gallon)
AdBlue (UREUM).
Als het bijvullen is uitgevoerd met een bijna
lege AdBlue-tank (UREUM), moet u mogelijk
2 minuten wachten voordat u de motor start.
Raadpleeg "Starten en rijden" voor meer in-
formatie hierover.
— Controlelampje mistachterlichten
— indien aanwezig
Dit controlelampje gaat branden wanneer de
mistachterlichten zijn ingeschakeld.
— Controlelampje water in brandstof
— indien aanwezig
De indicator "Water in brandstof" brandt als
water wordt gedetecteerd in het brandstoffil-
ter. Als dit lampje blijft branden, mag u de
auto NIET starten voordat u het water uit het
79
Page 84 of 400

— Controlelampje LaneSense (rij-
strookdetectie) — indien aanwezig
Wanneer de rijstrookdetectie is ingeschakeld
(ON), maar niet is geactiveerd, brandt het
controlelampje van de rijstrookdetectie con-
tinu wit. Dit gebeurt wanneer alleen de linker,
rechter of geen van beide rijstrookmarkerin-
gen wordt gedetecteerd. Wanneer slechts één
rijstrookmarkering wordt gedetecteerd, is het
systeem gereed voor het geven van visuele
waarschuwingen wanneer onbedoeld de rij-
strook wordt verlaten.
Raadpleeg de paragraaf "Rijstrookdetectie —
indien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" voor meer informatie.
— Controlelampje Hill Descent Control
(HDC) — indien aanwezig
Dit lampje geeft aan wanneer de afdalingsrege-
ling (Hill Descent Control; HDC) is ingescha-
keld. Het lampje blijft branden als HDC is inge-
schakeld. HDC kan alleen worden ingeschakeld
wanneer de tussenbak in de stand “4WD Low”staat en de voertuigsnelheid lager dan 48 km/u
(30 mph) is. Wanneer niet aan deze voorwaar-
den is voldaan, zal het HDC-controlelampje
gaan knipperen, wanneer u probeert de HDC-
functie in te schakelen.
— Controlelampje Cruisecontrol ge-
reed — indien uitgerust met een premium
instrumentengroep
Dit lampje gaat branden wanneer de cruise-
control is ingeschakeld, maar niet is inge-
steld. Raadpleeg de paragraaf "cruisecontrol
— indien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie.
— Controlelampje Cruisecontrol SET
— indien uitgerust met basisversie instru-
mentengroep
Dit controlelampje gaat branden als de
cruisecontrol is ingesteld.
Raadpleeg de paragraaf "cruisecontrol — in-
dien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" voor meer informatie.
— Waarschuwingscontrolelampje
snelheid — indien aanwezig
Wanneer de ingestelde-snelheidswaarschuwing
ingeschakeld is en de ingestelde snelheid over-
schreden wordt, klinkt er een enkel geluidssig-
naal samen met het pop-upbericht van
"snelheidswaarschuwing overschreden." Snel-
heidswaarschuwing kan in- en uitgeschakeld wor-
den op het display van de instrumentengroep.
Raadpleeg de paragraaf "Menu-items van het
display in de instrumentengroep" in het
hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel leren
kennen" in het instructieboekje voor meer
informatie.
De waarde 55 is slechts een voorbeeld van
een snelheid die kan worden ingesteld.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
82
Page 93 of 400

Gedeeltelijk uitgeschakeld
De modus "Gedeeltelijk uit" is bedoeld voor
situaties waarin een meer dynamische rijer-
varing gewenst is. Deze modus wijzigt moge-
lijk de drempelwaarden voor activering van
ASR en ESP, waardoor meer wielspin wordt
toegestaan dan normaal. Deze modus kan
nuttig zijn wanneer u met de auto vast komt
te zitten.
Als u de modus "Gedeeltelijk uit" wilt active-
ren, drukt u kort op de toets "ESC Off",
waarna het controlelampje "ESC Off" gaat
branden. Als u ESP opnieuw wilt inschake-
len, drukt u nogmaals kort op de toets "ESC
Off". Het controlelampje "ESC Off" gaat uit.
OPMERKING:
Tijdens het rijden met sneeuwkettingen of bij
het wegrijden in diepe sneeuw, zand of grind,
kan het wenselijk zijn om meer wielspin toe te
staan. Dit kunt u doen door op de knop "ESC
OFF" te drukken om naar de gedeeltelijkemodus "Partial Off" (gedeeltelijk uit) te gaan.
Wanneer er geen reden meer is om de be-
drijfsmodus "Partial Off" (gedeeltelijk uit) te
gebruiken, schakelt u ESC weer in door op de
knop "ESP Off" te drukken. Dit is ook moge-
lijk tijdens het rijden.
WAARSCHUWING!
• Wanneer ESC in de stand "Gedeeltelijk
uit" staat, wordt de ASR-functie van ESC
uitgeschakeld (behalve de slipbeperking
die is beschreven de paragraaf over ASR)
en brandt het indicatielampje "ESC uit".
Wanneer ESC in de stand "Gedeeltelijk
uit" staat, wordt de functie voor het ver-
minderen van het motorvermogen van
ASR uitgeschakeld en neemt de verbe-
terde voertuigstabiliteit die het ESC-
systeem biedt af.
• Trailer Sway control (TSC) is uitgescha-
keld wanneer het ESC-systeem in de
stand "Gedeeltelijk uit" staat."Volledig uit" (alleen modellen met vierwielaan-
drijving)
Deze modus is uitsluitend bedoeld voor ge-
bruik buiten openbare wegen of bij terreinrij-
den als de ESC-stabiliteitfuncties de ma-
noeuvreerbaarheid van de auto vanwege
terreinomstandigheden kunnen blokkeren.
Deze modus wordt geactiveerd door gedu-
rende vijf seconden op de schakelaar "ESC
Off" te drukken wanneer de auto stilstaat en
de motor loopt. Na vijf seconden gaat het
controlelampje "ESC OFF" branden en wordt
de melding "ESC OFF" in het display in de
instrumentengroep weergegeven.
In deze modus worden ESC en ASR, met uitzon-
dering van de functie "Beperkte slip" beschreven
in hoofdstuk ASR, uitgeschakeld totdat de auto
een snelheid van 64 km/u (40 mph) bereikt. Bij
64 km/u (40 mph) keert het systeem terug naar
de modus "Partial Off" (gedeeltelijk uit), zoals
hierboven wordt beschreven. ASR blijft uit.
Wanneer het voertuig vertraagt tot minder dan
48 km/u (30 mph) wordt het ESC-systeem uit-
geschakeld. Het ESC-systeem is bij lage snelhe-
den uitgeschakeld, zodat het niet conflicteert
met het terreinrijden, echter de ESC-functie
91
Page 102 of 400

als geluidssignaal (weer)gegeven. Tegelijker-
tijd met de weergave van het geluidssignaal
wordt het geluid van de radio (indien inge-
schakeld) gedempt.
OPMERKING:
Bij een geluidssignaal van de dodehoekbewa-
king wordt het geluid van de radio gedempt.
Wanneer het systeem echter in RCP-modus
werkt, zal zowel een visuele als geluidswaar-
schuwing worden gegeven wanneer een ob-
ject wordt gedetecteerd. Bij elke geluids-
waarschuwing wordt het volume van de radio
verlaagd. Signaalstatus richtingaanwijzers/
waarschuwingsknipperlicht wordt genegeerd;
de RCP-status vereist altijd het geluidssig-
naal.
Dodehoekwaarschuwing uit
Als de dodehoekbewaking is uitgeschakeld,
worden er geen visuele of geluidssignalen
weergegeven door het dodehoekbewakings-
of RCP-systeem.OPMERKING:
De dodehoekbewaking slaat de huidige be-
drijfsmodus op wanneer de contactschake-
laar wordt uitgezet. Tijdens het starten van de
auto wordt de laatst opgeslagen modus opge-
roepen en geactiveerd.
Geblokkeerde sensor
Als het systeem verminderde prestaties de-
tecteert door vuil of vreemde voorwerpen,
wordt de bestuurder via een bericht gewaar-
schuwd dat een sensor is geblokkeerd en de
waarschuwingslampjes in de zijspiegels gaan
branden. De waarschuwingslampjes blijven
branden tot de blokkade is verwijderd. Reinig
eerst het gedeelte rond de geblokkeerde sen-
soren. Nadat de verontreiniging is verwijderd,
reset u het systeem door het contact uit en
weer in te schakelen.Forward Collision Warning (FCW) met
risicobeperking - indien aanwezig
Bediening Forward Collision Warning (FCW)
met risicobeperking
Het systeem Forward Collision Warning
(FCW) met risicobeperking geeft de bestuur-
der hoorbare signalen en visuele waarschu-
wingen (op het display in de instrumenten-
groep), en kan een remschok toepassen om
de bestuurder te waarschuwen wanneer het
een mogelijke frontale botsing detecteert. De
waarschuwingen en beperkte remwerking
zijn bedoeld om de bestuurder voldoende tijd
te geven om te reageren, een mogelijke bot-
sing te voorkomen of te beperken.
OPMERKING:
FCW bewaakt de informatie vanaf de naar
voren gerichte sensoren en vanaf de elektro-
nische remregeling (EBC), om de waarschijn-
lijkheid te berekenen dat er zich een frontale
botsing voordoet. Wanneer het systeem con-
stateert dat een frontale botsing waarschijn-VEILIGHEID
100