display JEEP COMPASS 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2020Pages: 370, PDF Size: 9.34 MB
Page 62 of 370

60
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
DISPLAY IN DE INSTRU-
MENTENGROEP
Uw voertuig is mogelijk uitgerust met een
display in de instrumentengroep, dat de
bestuurder nuttige informatie biedt. Met het
contact in de stand OFF, zorgt het openen/
sluiten van een portier ervoor dat het display
wordt geactiveerd en het totaal aantal kilo -
meters of mijlen weergeeft op de kilometer -
teller. Het display in de instrumentengroep is
ontworpen om belangrijke informatie over de
systemen en functies van uw voertuig weer te
geven. Met behulp van een interactief
display op het instrumentenpaneel kan het
display van de instrumentengroep u laten
zien hoe de systemen werken en u waar -
schuwen wanneer ze niet werken. Met de
bedieningselementen op het stuurwiel kunt u
door de hoofdmenu's en submenu's bladeren
en deze openen. U hebt toegang tot de door
u gewenste, specifieke informatie en u kunt
selecties maken en aanpassingen doen.
Locatie en bedieningselementen display in
de instrumentengroep
Het display in de instrumentengroep heeft
een interactief scherm dat zich in de instru -
mentengroep bevindt. Locatie en bedieningselementen basisdisplay
in de instrumentengroep
Locatie en bedieningselementen
Premium-display in de instrumentengroep
Het display in de instrumentengroep bevat
de volgende menuopties, indien aanwezig:Snelheidsmeter
Vehicle Info (voertuiginformatie)
Bestuurderhulp
Brandstofverbruik
Dagteller
Stop/Start (indien aanwezig)
Audio
Berichten
Screen Setup (scherm instellen)
Voertuiginstellingen
Met dit systeem kan de bestuurder infor -
matie selecteren door op de volgende
knoppen op het stuur te drukken:
Bedieningstoetsen display ininstrumentengroep
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 60
Page 63 of 370

61
Toets pijl omhoog Druk kort op de toets met de pijl omhoog
om omhoog te bladeren door het hoofd -
menu en de submenu's.
Toets pijl omlaag
Druk kort op de toets met de pijl omlaag
om omlaag te bladeren door het hoofd -
menu en de submenu's.
Toets pijl naar rechts
Druk kort op de toets met de pijl naar
rechts voor toegang tot de informatie -
schermen of submenuschermen van een
optie in het hoofdmenu.
Toets pijl naar links
Druk kort op de toets met de pijl naar
links voor toegang tot de informatiescher -
men of submenuschermen van een optie
in het hoofdmenu.
Knop OK
Druk op de toets OK voor toegang tot en se -
lectie op de informatieschermen of subme -
nuschermen van een hoofdmenu. Houd de
toets OK gedurende een seconde ingedrukt
om weergegeven/geselecteerde functies te
resetten waarvoor dat mogelijk is.
Dieseldisplays
Onder de juiste omstandigheden worden de
volgende berichten weergegeven op het
display in de instrumentengroep:
Exhaust Filter Nearing Full Safely Drive at
Consistent Speeds to Clear (Roetfilter
bijna vol Rijd met veilige en constante
snelheid om de melding te wissen)
Exhaust Filter Full – Power Reduced See
Dealer (Roetfilter vol – Vermogen geredu -
ceerd Raadpleeg dealer)
Exhaust System Service Required – See
Dealer (Onderhoud uitlaatsysteem vereist
– Raadpleeg dealer)
Exhaust System – Filter XX% Full Service
Required See Dealer (Uitlaatsysteem –
Filter XX% vol Onderhoud vereist Raad -
pleeg dealer)
Exhaust System Regeneration in Process
Continue Driving (Uitlaatsysteem Regene-
ratie bezig Blijf rijden)
Exhaust System – Regeneration
Completed (Uitlaatsysteem – Regeneratie
voltooid)
Berichten roetfilter dieselmotor (DPF)
Deze motor voldoet aan alle vereiste emis -
sienormen voor dieselmotoren. Om aan deze
emissienormen te voldoen is uw auto uitge -
rust met een uiterst moderne motor en
uitlaatsysteem. Deze systemen zijn naadloos
geïntegreerd in uw auto en worden beheerd
door de regelmodule van de aandrijflijn
(PCM). De PCM controleert de verbranding in
de motor, zodat de katalysator roetdeeltjes
kan opvangen en verbranden zonder uw
tussenkomst.
WAARSCHUWING!
Een heet uitlaatsysteem kan brand
veroorzaken wanneer u boven brandbaar
materiaal parkeert. Denk bijvoorbeeld aan
droog gras of bladeren die in aanraking
komen met de hete uitlaat. Parkeer
daarom nooit op een ondergrond waar uw
uitlaat in aanraking kan komen met
brandbaar materiaal.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 61
Page 65 of 370

63
MELDING
OMSCHRIJVING
Waarschuwingsberichten dieselemissieadditief AdBlue®:
Waarschuwing laag peil diesele -
missieadditief AdBlue® De eerste laagpeilwaarschuwing wordt gegeven bij een actieradius van ongeveer 1490 mijl (2.400 km)
en wordt bepaald in overeenstemming met het huidige verbruik. Het waarschuwingslampje "UREA Low
Level" (UREUM-niveau laag) en een bericht worden op het instrumentenpaneel weergegeven. Het waar
-
schuwingslampje voor UREUM-niveau laag blijft branden totdat de AdBlue®-tank wordt bijgevuld met
ten minste 3 liter (0,75 gallon) UREUM.
Indien het peil wordt bijgevuld, verschijnt er een specifieke melding wanneer een bepaalde drempel -
waarde wordt bereikt totdat het niet meer mogelijk is om de motor te starten.
Wanneer 200 km (125 mijl) resteren totdat de AdBlue®-tank leeg is, verschijnt er een melding op het
instrumentenpaneel en klinkt er een geluidssignaal. Wanneer het bereik 0 is, wordt op het display een
speciale melding weergegeven (indien aanwezig). In dit geval zal de motor niet starten.
De motor kan weer worden gestart zodra AdBlue® is toegevoegd; de minimaal vereiste hoeveelheid is 5 liter
(1,32 gallon). Vul de AdBlue®-tank zo snel mogelijk bij met ten minste 5 liter (1,32 gallon) UREUM. Als het
vullen is voltooid terwijl de autonomie van de AdBlue®-tank op nul stond, moet u mogelijk twee minuten
wachten voordat u het voertuig kunt starten.
OPMERKING:
Wanneer de AdBlue®-tank leeg is en het voertuig stilstaat, is het niet meer mogelijk het voertuig opnieuw
te starten totdat minimaal 5 liter (1,32 gallon) AdBlue® aan de AdBlue®-tank toegevoegd is.
Storingsberichten dieselemissieadditief AdBlue®:
Engine Will Not Restart Service
AdBlue® System See Dealer
(Motor kan niet meer worden her -
start Onderhoud AdBlue®-sys -
teem Raadpleeg dealer) Deze melding verschijnt wanneer een gedetecteerd probleem met het AdBlue®-systeem niet binnen de
toegestane periode wordt verholpen. De motor kan niet meer worden gestart tenzij u uw voertuig bij een
erkende dealer laat controleren. Indien het peil wordt bijgevuld, verschijnt er een specifieke melding
wanneer een bepaalde drempelwaarde wordt bereikt totdat het niet meer mogelijk is om de motor te
starten. Wanneer 200 km (125 mijl) resteren totdat de AdBlue®-tank leeg is, verschijnt er een melding
op het instrumentenpaneel en klinkt er een geluidssignaal.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 63
Page 66 of 370

UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
64
BOORDCOMPUTER
Druk kort op de toets pijl omhoog of pijl
omlaag totdat het pictogram van Trip A (rit A)
of Trip B (rit B) is gemarkeerd in het display
in het instrumentenpaneel (schakelen naar
links of rechts om rit A of B te selecteren).
Druk kort op de toets OK om de ritinformatie
weer te geven.
WAARSCHUWINGS -
LAMPJES EN MELDINGEN
De waarschuwings-/controlelampjes in het
instrumentenpaneel worden indien van
toepassing samen met een speciale melding
en/of geluidssignaal weergegeven. Dit zijn slechts indicaties en waarschuwingen die
niet mogen worden beschouwd als volledig
en/of alternatief voor de informatie in het
instructieboekje, die u in alle gevallen
aandachtig dient te lezen. Raadpleeg altijd
de informatie in dit hoofdstuk in het geval
van een storingsaanduiding. Alle actieve
verklikkerlampjes worden indien van toepas
-
sing eerst weergegeven. Het systeemcontro -
lemenu kan er anders uitzien op basis van
uitrusting en opties en de huidige status van
het voertuig. Sommige verklikkerlampjes zijn
optioneel en worden mogelijk niet weerge -
geven.
Rode waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Dit waarschuwingslampje gaat
branden bij een storing in de airbag.
Het lampje gaat ter controle vier tot
acht seconden branden als de
contactschakelaar in de stand ON/RUN of ACC/
ON/RUN wordt gezet. Dit lampje gaat branden
met één geluidssignaal wanneer er een storing
in de airbag is gedetecteerd en blijft branden
totdat de storing is verholpen. Wanneer het
lampje niet brandt tijdens het starten, blijft
branden of gaat branden tijdens het rijden,
moet het systeem zo snel mogelijk door een
erkende dealer worden nagekeken.
Engine Will Not Start Service
AdBlue® System See Dealer
(Motor kan niet starten Onder
-
houd AdBlue®-systeem Raad -
pleeg dealer) OPMERKING:
Het kan tot vijf seconden duren voordat het display actueel is nadat 7,5 liter (2 gallon) of meer
AdBlue® aan de AdBlue®-tank toegevoegd is. Als u een storing met betrekking tot het
AdBlue®-systeem heeft, kan het zijn dat het display het nieuwe peil niet bijwerkt. Bezoek uw erkende
dealer voor onderhoud.
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan 12 °F (-11 °C). Als de auto langere tijd bij deze tempe
-
ratuur stilstaat, kan bijvullen moeilijk zijn. Daarom wordt aangeraden om de auto in een garage en/of
verwarmde omgeving te parkeren en te wachten totdat de AdBlue® weer vloeibaar geworden is, alvo -
rens bij te vullen.
MELDING OMSCHRIJVING
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 64
Page 69 of 370

67
stand NEUTRAL (N) en laat de motor statio-
nair draaien. Als de meternaald niet terug -
keert naar normaal, zet de motor dan
onmiddellijk uit en bel voor hulp.
Raadpleeg de paragraaf "Oververhitting van
de motor" in het hoofdstuk "In geval van
nood/pech" voor meer informatie.
Waarschuwingslampje motorkap open
Dit waarschuwingslampje gaat
branden wanneer de motorkap is
open gelaten en niet volledig
gesloten.
OPMERKING:
Als het voertuig rijdt, klinkt er ook een
geluidssignaal.
Waarschuwingslampje achterklep open
Dit waarschuwingslampje gaat
branden als de achterklep is
geopend.
OPMERKING:
Als het voertuig rijdt, klinkt er ook een
geluidssignaal.
Waarschuwingslampje oliedruk
Dit waarschuwingslampje gaat
branden om aan te geven dat de
motoroliedruk laag is. Als het
lampje tijdens het rijden gaat
branden, zet het voertuig dan veilig stil, zet
de motor zo snel mogelijk af en neem contact
op met een erkende dealer. Als het lampje
aangaat, klinkt er een geluidsignaal.
Start de motor pas opnieuw wanneer het
probleem is verholpen. Dit lampje geeft geen
informatie over het motoroliepeil. Het
motoroliepeil moet worden gecontroleerd in
de motorruimte.
Waarschuwingslampje olietemperatuur
Dit waarschuwingslampje gaat
branden om aan te geven dat de
temperatuur van de motorolie hoog
is. Als het lampje tijdens het rijden
gaat branden, zet de auto dan veilig stil en
zet de motor zo snel mogelijk af. Wacht
totdat de olie is afgekoeld tot de normale
temperatuur.
Waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels
Dit waarschuwingslampje geeft aan
dat de veiligheidsgordel van de
bestuurder of passagier niet is vast -
gemaakt. Wanneer het contact de
eerste keer in de stand ON/RUN of ACC/ON/
RUN wordt gezet en als de veiligheidsgordel
van de bestuurder is losgegespt, klinkt er een
geluidssignaal en gaat het lampje aan. Als
tijdens het rijden de veiligheidsgordel van de
bestuurder of de voorpassagier niet is vastge -
gespt, gaat het waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels branden of knipperen en
klinkt er een geluidssignaal.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssy -
stemen voor inzittenden" in het hoofdstuk
"Veiligheid" voor meer informatie.
Waarschuwingslampje storing transmissie
Dit lampje gaat branden (en er
wordt een bericht in het display van
de instrumentengroep weergegeven
en er klinkt een zoemer) om aan te
geven dat er een storing in de transmissie zit.
Neem contact op met een erkende dealer als
het bericht terugkomt nadat de motor
opnieuw is gestart.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 67
Page 72 of 370

UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
70
Motorcontrole-/storingslampje
Het motorcontrole/storingslampje
maakt deel uit van het boorddiag-
nosesysteem (OBD II) dat de rege -
ling van de motor en de
automatische versnellingsbak controleert.
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de contactschakelaar in de stand ON/RUN
wordt gezet, voordat de motor start. Als het
lampje niet gaat branden wanneer u de
contactschakelaar van OFF naar ON/RUN
draait, laat uw voertuig dan direct contro -
leren op storingen.
Door sommige omstandigheden, zoals een
losse of afwezige brandstofvuldop, slechte
brandstofkwaliteit e.d., kan na het aanslaan
van de motor het storingslampje gaan
branden. De auto moet worden afgeleverd
voor onderhoud als het lampje aanblijft
tijdens een paar ritten zoals die voor u
gebruikelijk zijn. In de meeste gevallen kan
dan normaal met de auto worden gereden en
is slepen niet noodzakelijk.
Bij een draaiende motor kan het storingsindi -
catielampje gaan knipperen als er sprake is
van ernstige storingen die ertoe kunnen
leiden dat het motorvermogen onmiddellijk
wegvalt of dat de katalysator ernstig bescha -digd raakt. Als dit gebeurt, moet het voertuig
zo snel mogelijk door een erkende dealer
worden gecontroleerd.
Waarschuwingslampje AdBlue®
(UREUM)-inspuitsysteem defect — indien
aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden, samen met een speciale
melding op het display (indien
aanwezig) als er een onbekende
vloeistof die niet voldoet aan aanvaardbare
eigenschappen is gebruikt, of als een gemid -
deld verbruik van AdBlue® (UREUM) van
meer dan 50% wordt gedetecteerd. Neem
dan zo snel mogelijk contact op met een
erkende dealer.
Als het probleem niet is opgelost, wordt een
specifiek bericht weergegeven op het display
van de instrumentengroep wanneer een
bepaalde drempelwaarde wordt bereikt
totdat het niet meer mogelijk is om de motor
te starten.
Wanneer ongeveer 200 km (125 mijl)
resteren voordat de AdBlue®-tank (UREUM)
leeg is, verschijnt er een continu speciaal
bericht op het instrumentenpaneel, verge -
zeld van een zoemergeluid (indien
aanwezig). WAARSCHUWING!
Een niet goed werkende katalysator, zoals
hierboven beschreven, kan warmer worden
dan een katalysator die wel goed werkt.
Hierdoor kan brand ontstaan als u
langzaam rijdt of de auto op brandbaar
materiaal parkeert, zoals droge planten,
hout, karton enz. Dit ernstig of zelfs
dodelijk letsel tot gevolg hebben voor de
bestuurder, de passagiers of anderen.
LET OP!
Als u lange tijd blijft rijden met een
brandend storingslampje, kan het
voertuigregelsysteem beschadigd raken.
Het kan ook van invloed zijn op het
brandstofverbruik en het rijgedrag. Als het
lampje knippert, zal de katalysator vrij snel
ernstig defect raken en zal het
motorvermogen afnemen. Raadpleeg dan
onmiddellijk uw dealer.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 70
Page 73 of 370

71
Waarschuwingslampje Onderhoud adaptieve
cruisecontrol — indien aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer
de ACC niet werkt en onderhoud
nodig heeft. Raadpleeg de para-
graaf "Adaptieve cruisecontrol
(ACC)" in het hoofdstuk "Starten en rijden"
voor meer informatie.
Waarschuwingslampje onderhoud
vierwielaandrijving — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden om aan te geven dat er
sprake is van een storing van het
vierwielaandrijvingssysteem. Als
het lampje blijft branden of tijdens het rijden
gaat branden, duidt dit erop dat de vierwiel -
aandrijving niet correct werkt en moet
worden nagekeken. Wij raden u aan naar het
dichtstbijzijnde service center te rijden en de
auto onmiddellijk te laten repareren.
Lampje Service Forward Collision Warning
(FCW) — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden om aan te geven dat er een
storing aanwezig is in het Forward
Collision Warning-systeem. Neem
contact op met een erkende dealer voor
onderhoud. Raadpleeg de paragraaf "Forward Collision
Warning (FCW)" in het hoofdstuk "Veiligheid"
voor meer informatie.
Waarschuwingslampje onderhoud Stop/
Start-systeem — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden wanneer het Stop/
Start-systeem niet correct werkt en
onderhoud noodzakelijk is. Neem
contact op met een erkende dealer voor
onderhoud.
Waarschuwingslampje
bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
Het waarschuwingslampje gaat
branden en er wordt een bericht
weergegeven om aan te geven dat
de bandenspanning lager is dan de
aanbevolen waarde en/of langzaam span -
ningsverlies optreedt. In deze gevallen,
worden de optimale gebruiksduur van de
banden en het optimale brandstofverbruik
mogelijk niet gegarandeerd.
Indien een of meer banden in de bovenge-
noemde staat zijn, toont het display de aanwij -
zingen voor elke overeenkomstige band.
Alle banden, ook de reserveband (indien
aanwezig) moeten elke maand worden
gecontroleerd wanneer ze koud zijn en opge
-
pompt tot de bandenspanning die door de
fabrikant wordt aanbevolen op de banden -
spanningssticker. Als uw voertuig banden
heeft met een andere maat dan wordt aange -
geven op de bandenspanningssticker, moet u
de juiste bandenspanning voor die banden
achterhalen.
Als extra veiligheidsvoorziening is uw auto
uitgerust met een bandenspanningscontrole -
systeem, dat ervoor zorgt dat het banden -
spanningslampje gaat branden wanneer de
spanning van een of meer banden veel te
laag is. Als het bandenspanningslampje gaat
branden, moet u zo snel mogelijk stoppen en
LET OP!
U mag niet verder rijden met een of meer
lekke banden, omdat de bestuurbaarheid
van de auto dan wordt aangetast. Stop het
voertuig, en voorkom daarbij krachtig
remmen en sturen. Repareer een lekke
band onmiddellijk met de speciale
bandenreparatiekit en neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
dealer.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 71
Page 75 of 370

73
(Vervolgd)
Waarschuwingslampje storing trekhaak —
indien aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer
een storing met de trekhaak is
opgetreden. Neem contact op met
een erkende dealer voor onderhoud.
Gele controlelampjes
Controlelampje 4WD Low — indien
aanwezig
Dit lampje waarschuwt de
bestuurder dat het voertuig in de
modus LOW staat van de vierwiel-
aandrijving. De aandrijfassen vóór
en achter zijn samen mechanisch vergren -
deld waardoor de voor- en achterwielen
worden gedwongen om bij dezelfde snelheid
te draaien. De modus Low zorgt voor een
grotere overbrengingsverhouding zodat meer
koppel aan de wielen wordt geleverd.
Raadpleeg de paragraaf "Werking van de
vierwielaandrijving — indien aanwezig" in
het hoofdstuk "Starten en rijden" voor meer
informatie of de werking en het gebruik van
vierwielaandrijving.
Controlelampje 4WD-vergrendeling
Dit lampje waarschuwt de
bestuurder dat het voertuig in de
modus LOCK (vergrendeld) staat
van de vierwielaandrijving. De
aandrijfassen vóór en achter zijn samen
mechanisch vergrendeld waardoor de voor-
en achterwielen worden gedwongen om bij
dezelfde snelheid te draaien.
Raadpleeg de paragraaf "Werking van de
vierwielaandrijving" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie of de werking
en het gebruik van vierwielaandrijving.
Controlelampje storing actieve
snelheidsbegrenzer — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden wanneer er een storing is
gedetecteerd in de actieve snel -
heidsbegrenzer.
Controlelampje reiniging roetfilter (DPF) —
alleen dieselmodellen met DPF (indien
aanwezig)
Dit controlelampje gaat branden, of
er verschijnt een bericht om aan te
geven dat het DPF-systeem achter -
gebleven vuil (roetdeeltjes) middels het regeneratieproces dient te verwijderen.
Het lampje/bericht wordt niet ingeschakeld
tijdens elke DPF-regeneratie, maar alleen
wanneer de rijomstandigheden vereisen dat
de bestuurder wordt gewaarschuwd. Houd de
auto in beweging tot het regeneratieproces
voorbij is, om het symbool uit te schakelen.
Het proces duurt gemiddeld 15 minuten.
De optimale omstandigheden voor het
voltooien van het proces worden bereikt bij
een snelheid van 60 km/u (37 mph) met een
toerental van meer dan 2000 tpm.
Als dit lampje/bericht aanschakelt, duidt dat
niet op een storing van de auto en hoeft dus
niet naar de garage gebracht te worden.
OPMERKING:
Bij sommige uitvoeringen, wordt samen met
het oplichten van het symbool, een speciale
melding op het display getoond.
LET OP!
De voertuigsnelheid van de auto moet
altijd worden aangepast aan de verkeers-
en weersomstandigheden en moet voldoen
aan de wettelijke verkeersregels.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 73
Page 79 of 370

77
Raadpleeg de paragraaf "Actieve snelheids-
begrenzer — indien aanwezig" in het hoofd -
stuk "Starten en rijden" voor meer informatie.
Controlelampje LaneSense — indien
aanwezig
Wanneer de rijstrookdetectie is
ingeschakeld (ON), maar niet is
geactiveerd, brandt het controle -
lampje van de rijstrookdetectie
continu wit. Dit gebeurt wanneer alleen de
linker, rechter of geen van beide rijstrook -
markeringen wordt gedetecteerd. Wanneer
slechts één rijstrookmarkering wordt gede -
tecteerd, is het systeem gereed voor het
geven van visuele waarschuwingen wanneer
onbedoeld de rijstrook wordt verlaten.
Raadpleeg de paragraaf "Rijstrookdetectie —
indien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie.
Controlelampje Hill Descent Control (HDC)
— indien aanwezig
Dit lampje geeft aan wanneer de
afdalingsregeling (Hill Descent
Control; HDC) is ingeschakeld. Het
lampje blijft branden als HDC is
ingeschakeld. HDC kan alleen worden inge -
schakeld wanneer de tussenbak in de stand “4WD Low” staat en de voertuigsnelheid
lager dan 48 km/u (30 mph) is. Wanneer
niet aan deze voorwaarden is voldaan, zal het
HDC-controlelampje gaan knipperen,
wanneer u probeert de HDC-functie in te
schakelen.
Controlelampje Cruisecontrol gereed —
indien uitgerust met een premium
instrumentengroep
Dit lampje gaat branden wanneer
de cruisecontrol is ingeschakeld,
maar niet is ingesteld. Raadpleeg
de paragraaf "cruisecontrol —
indien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie.
Controlelampje Cruisecontrol SET — indien
uitgerust met basisversie instrumentengroep
Dit controlelampje gaat branden als
de cruisecontrol is ingesteld.
Raadpleeg de paragraaf "cruisecon -
trol — indien aanwezig" in het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor meer informatie.
Waarschuwingscontrolelampje snelheid —
indien aanwezig
Wanneer de waarschuwing ingestelde snel -
heid is ingeschakeld en de ingestelde snel -
heid wordt overschreden, klinkt er een
geluidssignaal en wordt de melding "Speed
Warning Exceeded" (waarschuwing voor te
hoge snelheid overschreden) weergegeven.
De waarschuwing ingestelde snelheid kan
worden in- en uitgeschakeld via het display
van de instrumentengroep.
Raadpleeg de paragraaf "Menu-items van het
display in de instrumentengroep" in het
hoofdstuk "Uw Instrumentenpaneel leren
kennen" voor meer informatie hierover.
De waarde 55 is slechts een voorbeeld van
een snelheid die kan worden ingesteld.
Blauwe controlelampjes
Controlelampje grootlicht
Dit controlelampje gaat branden
om aan te geven dat het grootlicht
is ingeschakeld. Als het dimlicht is
ingeschakeld, duwt u de multifunc -
tionele hendel naar voren (naar de voorkant
van het voertuig) om het grootlicht in te
schakelen. Trek de multifunctionele hendel
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 77
Page 87 of 370

85
controlelampje "ESC OFF" branden en wordt
de melding "ESC Off" (ESC uit) in het display
in de instrumentengroep weergegeven.
In deze modus worden ESC en TCS, met
uitzondering van de functie "Beperkte slip"
beschreven in hoofdstuk TCS, uitgeschakeld
totdat de auto een snelheid van 64 km/u
(40 mph) bereikt. Bij 64 km/u (40 mph)keert het systeem terug naar de modus
"Partial Off" (gedeeltelijk uit), zoals hier -
boven wordt beschreven. TCS blijft uit.
Wanneer het voertuig vertraagt tot minder
dan 48 km/u (30 mph) wordt het ESC-systeem uitgeschakeld. ESC wordt bij
lage snelheden uitgeschakeld, zodat het
terreinrijden niet wordt belemmerd. De
ESC-functie zorgt echter weer voor stabiliteit
bij snelheden boven 64 km/u (40 mph). Het
controlelampje ESC uit brandt altijd wanneer
ESC is uitgeschakeld.
Om ESC weer in te schakelen, drukt u kort op
de toets "ESC OFF". Hierdoor wordt de
normale bedrijfsmodus "ESC aan" hersteld.
OPMERKING:
De melding "ESC Off" (ESC uit) verschijnt en
er klinkt een geluidssignaal wanneer de
schakelhendel vanuit een andere stand in de stand PARK wordt gezet en vervolgens weer
uit de stand PARK wordt gezet. Dit gebeurt
ook wanneer de melding voorheen is gewist.
Controle-/storingslampje ESC en
controlelampje ESC UIT
Het controle-/storingslampje van
het elektronisch stabiliteitsregelsy
-
steem (ESC) in de instrumenten -
groep gaat branden wanneer het
contact in de stand ON wordt gezet. Als de
motor draait, behoort dit lampje uit te gaan.
Wanneer controle-/storingslampje ESC
continu blijft branden terwijl de motor draait,
is een storing gedetecteerd in het
ESC-systeem. Als het lampje blijft branden
nadat er verschillende keren is gestart en u meerdere kilometers (mijlen) hebt gereden
met een snelheid hoger dan 48 km/u
(30 mph), dient u zo snel mogelijk contact
op te nemen met een erkende dealer om het
probleem te laten opsporen en verhelpen.
Het controle-/storingslampje ESC (in de
instrumentengroep) begint te knipperen
zodra de banden grip verliezen en het
ESC-systeem wordt geactiveerd. Het
controle-/storingslampje ESC knippert ook
wanneer het TCS-systeem actief is. Als het
controle-/storingslampje ESC gaat knipperen
tijdens het optrekken, neem dan gas terug en
rijd verder terwijl u zo min mogelijk gas
geeft. Pas uw snelheid en rijstijl altijd aan de
toestand van het wegdek aan.
OPMERKING:Het controle-/storingslampje ESC en het
controlelampje "ESC OFF" (ESC uit) gaan
altijd kort branden wanneer het contact in
de stand ON wordt gezet.
Telkens wanneer de contactschakelaar in
de stand ON wordt gezet, wordt het
ESC-systeem ingeschakeld, ook wanneer
dit eerder werd uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
In de stand waarbij ESC "volledig uit" is
geschakeld, worden de reductie van het
koppel en de functies van de
stabiliteitsregeling uitgeschakeld. Bij een
uitwijkende beweging in een noodgeval
wordt het ESC-systeem niet geactiveerd
als hulpmiddel bij de stabiliteitsregeling
van de auto. De volledig uitgeschakelde
modus is uitsluitend bedoeld voor
terreinrijden.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 85