instrument panel JEEP COMPASS 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2020Pages: 370, PDF Size: 9.34 MB
Page 45 of 370

43
Aanjagerknop op frontSchermtoetsen voor aanjager Aanjagerschakelaar
De aanjagerregeling wordt gebruikt om de hoeveelheid lucht te regelen, die door het klimaatsysteem stroomt. Er
zijn zeven aanjagerstanden. Als u het aanjagertoerental wijzigt, schakelt het systeem van automatische werking
naar handmatige bediening. De toerentallen kunnen worden geselecteerd met behulp van de aanjagerknop op het
front of met de schermtoetsen.
Front:
Het aanjagertoerental neemt toe wanneer u de aanjagerknop vanuit de laagste stand rechtsom draait. Het
aanjagertoerental neemt af wanneer u de aanjagerknop linksom draait.
Aanraakscherm: Gebruik het kleine aanjagerpictogram om het aanjagertoerental te verlagen en het grote pictogram
om dit toerental te verhogen. De aanjager kan ook worden geselecteerd door op de aanjagerbalk tussen de picto -
grammen te drukken.
Modusknop op front
Schermtoetsen voor modus Modusregeling
Met de modusregeling wordt de luchtverdeling geregeld. De luchtroosters voor de luchtverdeling zijn: luchtroosters
in het instrumentenpaneel, vloerroosters, ontdooiroosters en ontwasemingsroosters.
Front:
druk op de modusknop om de luchtverdeling in te stellen.
Aanraakscherm: kies de modustoetsen om de luchtverdeling in te stellen.
De volgende standen zijn beschikbaar:
Ventilatie
instrumentenpaneel Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de roosters in het instrumentenpaneel. U kunt deze roosters afzonderlijk verstellen
om zo de luchtstroming te regelen. De lamellen van de uitblaasopeningen in het midden en in de zijpanelen
kunnen omhoog en omlaag en naar links en naar rechts worden bewogen om zo de richting van de luchtstroom te
regelen. Onder de lamellen bevindt zich een stelwiel waarmee de uitblaasopening kan worden afgesloten of
aangepast om zo de uitstromende hoeveelheid lucht te regelen.
Pictogram
Omschrijving
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 43
Page 113 of 370

111
(Vervolgd)
Redundant airbagwaarschuwingslampje
Als er bij het airbagwaarschuwingslampje
een storing wordt gedetecteerd die van
invloed kan zijn op het aanvullend veilig-
heidssysteem (SRS), gaat het redundant
airbagwaarschuwingslampje op het instru -
mentenpaneel branden. Het redundant
airbagwaarschuwingslampje blijft branden
tot de storing is verholpen. Bovendien klinkt
er een geluidssignaal om u erop te wijzen dat
het redundant airbagwaarschuwingslampje
brandt en er een storing is gedetecteerd. Als
het redundant airbagwaarschuwingslampje
met tussenpozen gaat branden of blijft branden tijdens het rijden, laat dan onmid
-
dellijk uw voertuig door een erkende dealer
controleren.
Raadpleeg de paragraaf "Uw instrumenten -
paneel leren kennen" in deze handleiding
voor meer informatie over het redundant
airbagwaarschuwingslampje.
Frontairbags
Dit voertuig heeft frontairbags en driepunts -
gordels voor zowel de bestuurder als de voor -
passagier. De frontairbags vormen een
aanvulling op de veiligheidsgordels. De
bestuurdersfrontairbag bevindt zich in het
midden van het stuurwiel. De passagiersfron -
tairbag bevindt zich in het instrumentenpa -
neel, boven het handschoenenkastje. De
airbagpanelen zijn voorzien van het opschrift
SRS AIRBAG of AIRBAG. Locaties van de frontairbags/kniebescherming
WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het
instrumentenpaneel negeert, kan dat
betekenen dat het airbagsysteem u bij een
aanrijding niet beschermt. Als het lampje
niet gaat branden tijdens de
gloeilampcontrole wanneer u de
contactsleutel omdraait, blijft branden
nadat u de auto hebt gestart of gaat
branden tijdens het rijden, dient u het
defect onmiddellijk door uw erkende
dealer te laten repareren.
1 — Frontairbags voor bestuurder en passa
-
gier
2 — Kniebescherming aan passagierszijde
3 — Kniebescherming voor bestuurder
WAARSCHUWING!
Als u tijdens het activeren van de fron -
tairbag te dicht op het stuur of bij het
instrumentenpaneel zit, kunt u ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen. Airbags
hebben ruimte nodig om te worden opge-
blazen. Ga achterover zitten en strek uw
armen zodanig dat u comfortabel het
stuur en het instrumentenpaneel kunt
bedienen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 111
Page 114 of 370

VEILIGHEID
112
(Vervolgd)
Kenmerken frontairbag bestuurders- en
passagierszijde
Het geavanceerde frontairbagsysteem
bestaat uit airbags aan de bestuurderszijde
en aan de passagierszijde die in meerdere
stadia worden geactiveerd. Dit systeem
reageert overeenkomstig de kracht en de
aard van de botsing die worden vastgesteld
door de controller van het beveiligingssy-
steem voor inzittenden. Deze controller
ontvangt informatie van de sensoren voor
frontale botsingen (indien aanwezig) of van
andere systeemcomponenten.
Het eerste opblaasmechanisme wordt
onmiddellijk geactiveerd bij een botsing
waarbij gebruik van de airbags noodzakelijk
is. Een geringe opblazing wordt toegepast
voor minder zware botsingen. Bij zwaardere
botsingen wordt een krachtiger opblazing
toegepast.
Deze auto is mogelijk uitgerust met een
gespsluitingsschakelaar voor de veiligheids -
gordel voor de bestuurders- en/of de voorpas -
sagiersstoel die registreert of de gordel is
vastgegespt. Met deze gespsluitingschake -
laar kan het niveau worden aangepast
waarmee de geavanceerde frontairbags
worden opgeblazen. Deze auto kan zijn uitgerust met glijrailposi
-
tiesensoren voor de bestuurders- en/of de
voorpassagiersstoel waarmee de mate van
opblazen van de geavanceerde voorairbags
op basis van de stoelpositie kan worden
aangepast.Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
Wij raden u aan kinderen altijd in een
kinderzitje op de achterbank te voeren,
de best beschermde positie in het geval
van een aanrijding.
Mocht het nodig zijn om een kind op de
passagiersstoel te vervoeren in een naar
achteren gericht kinderzitje, dan moet
de front-airbag aan de passagierszijde
worden uitgeschakeld. Zorg er altijd voor
dat het controlelampje van de uitschake-
ling van de airbag brandt bij gebruik van
een kinderzitje. De passagiersstoel moet
ook zo ver mogelijk naar achteren worden
geplaatst om te voorkomen dat het
kinderzitje in aanraking komt met het
dashboard.
Als de frontairbag aan de passagierszijde
wordt opgeblazen, kan een kind van 12 of
jonger, maar ook een kind in een kinder -
zitje tegen de rijrichting in, ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
WAARSCHUWING!
Er mogen geen voorwerpen op of nabij
het airbagpaneel op het instrumentenpa-
neel of het stuur worden geplaatst,
omdat deze letsel kunnen veroorzaken
bij botsingen waarbij de airbag wordt
opgeblazen.
Plaats niets op of rond de airbagpanelen
en probeer deze nooit handmatig te
openen. Anders is het mogelijk dat u de
airbags beschadigt. Bovendien kunt u
letsel oplopen doordat de airbags moge-
lijk niet meer functioneren. De
beschermpanelen van de airbagkussens
gaan alleen open als de airbags worden
opgeblazen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 112
Page 124 of 370

VEILIGHEID
122
OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.
Over de kop slaan van het voertuig (indien
uitgerust met systeem voor detectie van over de
kop slaan)
Zijairbags en gordelspanners zijn ontworpen
om te worden geactiveerd bij bepaalde gevallen van over de kop slaan van de auto
(indien uitgerust met detectie van over de
kop slaan). De controller van het beveili
-
gingssysteem voor inzittenden (ORC) bepaalt
op basis van de aard en ernst van een
bepaalde kanteling of activering noodzakelijk
is. Beschadiging van de auto is op zichzelf
geen goede indicatie of activering van de
zijairbags en gordelspanners al dan niet
vereist was.
De zijairbags en gordelspanners worden niet
altijd geactiveerd wanneer de auto over de
kop slaat. Het systeem voor detectie van over
de kop slaan bepaalt of de het voertuig
mogelijk over de kop slaat en of activering
noodzakelijk is. Als het voertuig over de kop
slaat of bijna over de kop slaat en het
systeem moet worden geactiveerd, activeert
het systeem voor detectie van over de kop
slaan de zijairbags en de gordelspanners aan
beide zijden van het voertuig.
De gordijn-zijairbags kunnen helpen bij het
beperken van het risico van gedeeltelijk of
volledig uit de auto geslingerd worden van
inzittenden dóór de zijruiten bij bepaalde
zijdelingse botsingen of het over de kop
slaan van de auto.
Componenten van het airbagsysteem
OPMERKING:
De controller van het beschermingssysteem
voor de inzittenden (ORC) controleert de
interne circuits en de bedrading van de
onderstaande elektrische componenten van
het airbagsysteem:
Controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Stuurwiel en stuurkolom
Instrumentenpaneel
Kniebescherming
Bestuurders- en passagiersairbags
Gespsluitingschakelaar voor veiligheids-
gordels
Aanvullende zijairbags
Sensoren voor frontale en zijdelingse
botsingen
Gordelspanners
Glijrailpositiesensoren
WAARSCHUWING!
Zijairbags hebben ruimte nodig om te
worden opgeblazen. Leun niet tegen het
portier of het raam. Zit rechtop op het
midden van de stoel.
Als u zich tijdens het activeren te dicht
bij de zijairbags bevindt, kunt u ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen.
Als u alleen op de zijairbags vertrouwt,
kan dit bij een aanrijding leiden tot
ernstig letsel. De zijairbags werken in
combinatie met uw veiligheidsgordel om
u op de juiste wijze te beschermen. Bij
sommige aanrijdingen worden de zijair -
bags niet opgeblazen. Draag altijd uw
veiligheidsgordel, ook als uw auto is
uitgerust met zijairbags.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 122