sensor JEEP GRAND CHEROKEE 2015 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2015, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2015Pages: 480, PDF Size: 4.63 MB
Page 149 of 480

WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Het wordt sterk aanbevolen de afneem-
bare trekhaak te verwijderen voordat u
ParkSense® gaat gebruiken, wanneer u
de trekhaak niet nodig heeft. Als u dit niet
doet, kan persoonlijk letsel of schade aan
voertuigen ontstaan doordat de trekhaak-
kogel zich veel dichter bij het obstakel
bevindt dan de achterkant van de auto,
wanneer via de luidspreker een continue
toon klinkt. Afhankelijk van de afmetingen
en vorm van de trekhaak is het ook moge-
lijk dat de sensoren de trekhaak detecte-
ren en abusievelijk aangeven dat er een
obstakel achter de auto aanwezig is.
PARKVIEW®
ACHTERUITRIJCAMERA —
INDIEN AANWEZIGUw auto is mogelijk voorzien van een Park-
View® achteruitrijcamera. Hiermee kunt u het
gebied achter de auto op het scherm zien
wanneer de schakelhendel in de stand RE-
VERSE is gezet. Het beeld wordt weergegeven
op het navigatie-/multimedia-radioscherm sa-
men met de waarschuwing "check entire sur-
roundings" (let op de gehele omgeving) aan de
bovenkant van het scherm. Na vijf seconden
verdwijnt deze waarschuwing. De ParkView®
camera bevindt zich aan de achterzijde van de
auto, boven de kentekenplaat.
Als u uit de stand REVERSE schakelt (met
cameravertraging uitgeschakeld), wordt de ach-
teruitrijcamera uitgeschakeld en wordt opnieuw
het navigatie- of audioscherm weergegeven. Als u uit de stand REVERSE schakelt (met
cameravertraging ingeschakeld), wordt het
beeld naar achteren met dynamische rasterlij-
nen weergegeven gedurende 10 seconden na-
dat uit de stand
"REVERSE"is geschakeld,
tenzij de voorwaartse voertuigsnelheid hoger is
dan 13 km/u (8 mph), wordt de transmissie in de
stand "PARK" geschakeld, of wordt het contact
uitgeschakeld.
OPMERKING:
De ParkView® achteruitrijcamera heeft pro-
grammeerbare functies die kunnen worden
geselecteerd via het Uconnect® systeem.
Raadpleeg Uconnect® instellingen in het
hoofdstuk Het instrumentenpaneel voor
meer informatie hierover.
Wanneer ze zijn ingeschakeld, worden actieve
richtlijnen op het camerabeeld geprojecteerd ter
verduidelijking van de breedte van het voertuig
en de verwachte rijrichting op basis van de
stand van het stuurwiel. De actieve richtlijnen
geven verschillende zones aan waarmee de
afstand tot de achterzijde van het voertuig kan
worden aangegeven, terwijl een onderbroken
centerlijn het midden van het voertuig aangeeft.
145
Page 180 of 480

nog niet het lage niveau heeft bereikt waarbij
het bandenspanningslampje gaat branden.
Uw voertuig is ook uitgerust met een controle-
lampje voor storingen van het bandenspan-
ningscontrolesysteem, dat gaat branden wan-
neer het systeem niet goed werkt. Het
controlelampje voor storingen van het banden-
spanningscontrolesysteem werkt in combinatie
met het bandenspanningslampje. Als het sys-
teem een storing detecteert, knippert het lampje
gedurende ongeveer één minuut, waarna het
continu gaat branden. Zolang er sprake van een
storing is, wordt deze reeks telkens herhaald
wanneer de auto wordt gestart. Als het storings-
lampje brandt, is het mogelijk dat lage banden-
spanning niet wordt gedetecteerd of gemeld.
Storingen van het bandenspanningscontrole-
systeem kunnen optreden om verschillende re-
denen, waaronder de installatie van vervan-
gende of alternatieve banden of wielen.
Controleer altijd het controlelampje voor storin-
gen van het bandenspanningscontrolesysteem
nadat een of meer banden of wielen van het
voertuig zijn vervangen om er zeker van te zijn
dat de vervangende of alternatieve banden en
wielen de juiste werking van het bandenspan-
ningscontrolesysteem niet verhinderen.
LET OP!
Het bandenspanningscontrolesysteem is ge-
optimaliseerd voor de originele banden en
wielen. De bandenspanning en waarschu-
wing van het bandenspanningscontrolesys-
teem zijn ingesteld voor de bandenmaat van
uw auto. Het gebruik van vervangende on-
derdelen met een andere maat, type en/of
stijl kan leiden tot een ongewenste werking
van het systeem of schade aan de sensoren.
Door het gebruik van niet-originele wielen
kunnen de sensoren beschadigd raken. Ge-
bruik geen bandenafdichtingsmiddelen uit
blik of balansgewichten als de auto is uitge-
rust met een bandenspanningscontrolesys-
teem, omdat dit schade aan de sensoren kan
veroorzaken.
16. Bestuurdersinformatiedisplay (DID)
De kilometerteller geeft het aantal kilometers
aan dat
de auto in totaal heeft gereden.
In de juiste omstandigheden verschijnen op dit
scherm de berichten van het bestuurdersinfor- matiedisplay (DID). Raadpleeg de paragraaf
"Bestuurdersinformatiedisplay
"van uw gebrui-
kershandleiding voor meer informatie hierover.
17. Selecteerbaar DID-menu
In dit deel van de instrumentengroep wordt het
selecteerbare DID-menu
weergegeven. Raad-
pleeg de paragraaf ""Bestuurdersinformatiedis-
play (DID)" in dit hoofdstuk voor meer informatie
hierover.
18. Waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem Het lampje gaat ter controle vier tot
achtseconden
branden nadat u de
contactschakelaar voor de eerste
keer in de stand ON/RUN hebt
gezet. Wanneer het lampje niet
brandt tijdens het starten, blijft branden of gaat
branden tijdens het rijden, moet het systeem zo
snel mogelijk door een erkende dealer worden
nagekeken. Voor meer informatie, raadpleeg de
paragraaf "Beveiligingssystemen voor inzitten-
den" in het hoofdstuk "Uw auto"van uw
gebruikershandleiding.
176
Page 201 of 480

Units (eenheden)In dit scherm kunt u de maateenheden van het
DID, kilometerteller en het navigatiesysteem (in-
dien aanwezig) van Amerikaanse in metrische
eenheden veranderen en omgekeerd. Kies "US"
of "Metric" (metrisch) om uw keuze te maken. Om
terug te keren naar het vorige menu, kiest u de
schermtoets met de pijl naar links. Voice Response Length (Lengte voor
reactie op spraakbediening)In dit scherm kunt u de instelling van de Voice
Response Length (lengte gesproken berichten)
wijzigen. Om de lengte van gesproken berichten
te wijzigen, kiest u de schermtoets "Brief"(kort) of
"Detailed" (uitgebreid) om uw keuze te maken.
Om terug te keren naar het vorige menu, kiest u
de schermtoets met de pijl naar links. Show Command List (lijst met opdrach-
ten weergeven)
In
dit scherm kunt u ervoor kiezen om Never
(nooit), w/Help
(met hulp) of Always (altijd) de
Teleprompter weer te geven met de mogelijke
opties tijdens een spraaksessie. Om de Show
Command List (lijst met opdrachten weerge- ven) te wijzigen, kiest u de schermtoets
"Never"
(nooit), "w/Help" (met hulp) of "Always"(altijd)
om uw keuze te maken. Om terug te keren naar
het vorige menu, kiest u de schermtoets met de
pijl naar links.
Touch Screen Beep (pieptonen aanraak-
scherm)
In dit scherm kunt u het geluid in- of uitschake-
len wanneer
u de schermtoets kiest. Kies de
schermtoets "Touchscreen Beep" (pieptonen
aanraakscherm) om uw keuze te maken. Om
terug te keren naar het vorige menu, kiest u de
schermtoets met de pijl naar links.
Klok & datum
Nadat u de schermtoets "Clock"(klok) hebt
gekozen, zijn de volgende instellingen mogelijk:
Tijd instellen
In dit scherm kunt u de tijd en de notatie
handmatig instellen. Kies de schermtoets "Set
Time" (tijd instellen) en kies vervolgens een
12-uurs of 24-uurs formaat. Kies de scherm-
toets pijl omhoog en omlaag om de tijd in te
stellen. Selecteer vervolgens AM of PM. Om
terug te keren naar het vorige menu, kiest u de
schermtoets met de pijl naar links.
Datum instellen
In dit scherm kunt u de datum handmatig instel-
len. Kies
de schermtoets "Set Date"(datum
instellen) en vervolgens de betreffende toetsen
pijl omhoog en pijl omlaag om de huidige datum
in te stellen. Om terug te keren naar het vorige
menu, kiest u de schermtoets met de pijl naar
links.
Safety/Assistance (veiligheid/hulp)
Nadat u de schermtoets "Safety/Assistance"
(veiligheid/hulp) hebt gekozen, zijn de volgende
instellingen mogelijk:
ParkSense®
De sensoren van het ParkSense® systeem
tasten het
gebied achter de auto af op obstakels
wanneer de schakelhendel in de stand RE-
VERSE staat en de snelheid lager is dan
18 km/u (11 mph). Het geeft een (hoorbare
en/of visuele) waarschuwing om de nabijheid
van andere voorwerpen aan te geven. Het
systeem kan worden geactiveerd met Sound
Only (Alleen geluid) of Sound and Display (Ge-
luid en weergave). Als u de status van Park-
Sense® wilt wijzigen, kiest u de schermtoets
Sound Only (alleen geluid) of Sound and Dis-
197
Page 202 of 480

play (beeld en geluid). Kies vervolgens de
schermtoets met de pijl naar links. Raadpleeg
de paragraaf"ParkSense®" in het hoofdstuk
"De functies van uw auto" voor meer informatie
hierover.
Spiegels kantelen bij achteruitrijden
Wanneer deze functie is geselecteerd, kantelen
de buitenspiegels
omlaag wanneer de contact-
schakelaar in de stand RUN staat en de scha-
kelhendel in de stand REVERSE. De spiegels
keren terug naar hun oorspronkelijke stand
zodra u uit de achteruitversnelling schakelt.
Kies de schermtoets "Tilt Mirrors In Reverse"
(kantelen van de spiegels bij achteruitrijden) en
maak uw keuze. Om terug te keren naar het
vorige menu, kiest u de schermtoets met de pijl
naar links.
ParkView® Backup Camera Active Gui-
delines (actieve
rasterlijnen ParkView®
achteruitrijcamera)Uw auto is mogelijk voorzien van actieve rasterlij-
nen voor de ParkView® achteruitrijcamera waar-
mee u actieve rasterlijnen over het beeld van de
ParkView achteruitrijcamera kunt laten weergeven wanneer de schakelhendel in de stand REVERSE
is gezet. Het beeld wordt op het aanraakscherm
van de radio weergegeven, samen met een waar-
schuwing dat u op de hele omgeving moet blijven
letten. Na vijf seconden verdwijnt deze opmerking.
Kies de schermtoets
"ParkView® Backup Camera
Active Guidelines" (actieve rasterlijnen ParkView®
achteruitrijcamera) en maak uw keuze. Om terug te
keren naar het vorige menu, kiest u de schermtoets
met de pijl.
ParkView® Achteruitrijcameravertraging
Als u uit de stand REVERSE schakelt (met
cameravertraging uitgeschakeld), wordt de ach-
teruitrijcamera uitgeschakeld en wordt opnieuw
het navigatie- of audioscherm weergegeven.
Als u uit de stand REVERSE schakelt (met
cameravertraging ingeschakeld), wordt het
beeld naar achteren met dynamische rasterlij-
nen weergegeven gedurende 10 seconden na-
dat uit de stand "REVERSE"is geschakeld,
tenzij de voorwaartse voertuigsnelheid hoger is
dan 12 km/u (8 mph), wordt de transmissie in de
stand "PARK" geschakeld, of wordt het contact
uitgeschakeld. Om de ParkView® achteruitrij-
cameravertraging in te stellen, drukt u op knop "MORE"
op het front, kiest u de schermtoets
"Controls" (bedieningselementen) en vervol-
gens de schermtoets "Safety & Driving Assis-
tance" (veiligheid en rijhulp). Kies de scherm-
toets "Parkview Backup Camera Delay
(achteruitrijcameravertraging) om de Park-
View® vertraging in of uit te schakelen.
Regensensor
Wanneer deze functie is geselecteerd, schakelt
het systeem
automatisch de ruitenwissers in
wanneer de sensor vocht op de ruit detecteert.
Kies de schermtoets "Rain Sensing"(regensen-
sor) en maak uw keuze. Om terug te keren naar
het vorige menu, kiest u de schermtoets met de
pijl naar links.
Hill Start Assist — indien aanwezig
Wanneer deze functie is geselecteerd, is het Hill
Start Assist
(HSA) systeem actief. Raadpleeg
de paragraaf "Elektronische remregeling" in het
hoofdstuk "Starten en rijden" voor informatie
over de werking en bediening van het systeem.
Kies de schermtoets "Hill Start Assist”"(wegrij-
hulp op hellingen) en maak uw keuze. Om terug
te keren naar het vorige menu, kiest u de
schermtoets met de pijl naar links.
198
Page 207 of 480

OPMERKING:
Houd magnetische voorwerpen, zoals
iPod’s, mobiele telefoons, laptopcomputers
en radardetectoren uit de buurt van het
instrumentenpaneel. Omdat zich hier de
kompasmodule bevindt, zou de sensor van
het kompas gestoord kunnen worden, waar-
door de weergegeven waarden onbetrouw-
baar worden.
Kompas kalibreren
Kies de schermtoets "Calibration"(kalibratie)
om deze
instelling te wijzigen. Het kompas is
zelfijkend, zodat u het niet handmatig hoeft te resetten. Mogelijk geeft het kompas onjuiste
waarden weer wanneer de auto nieuw is. In dat
geval geeft het DID het bericht CAL weer totdat
het kompas is gekalibreerd. U kunt ook het
kompas kalibreren door de schermtoets ON
(Aan) te kiezen en een of meerdere keren in
een cirkel van 360 graden te rijden (in een
gebied zonder grote metalen of metaalhou-
dende objecten) tot de CAL indicator in het DID
uitgaat. Het kompas werkt dan normaal.
Audio
Nadat u de schermtoets
"Audio"hebt gekozen,
zijn de volgende instellingen mogelijk:
Balans links/rechts - voor/achter
In dit scherm kunt u de balans links/rechts
(Balance) en
de balans voor/achter (Fade) in-
stellen.
Equalizer
In dit scherm kunt u Bass (bas), Mid (midden-
tonen) en Treble (hoge tonen) instellen. Pas de
instellingen aan met de schermtoetsen "+"en
"-" of door een punt te kiezen op de schaal
tussen de schermtoetsen "+"en"-". Kies ver-
volgens de schermtoets met de pijl naar links. OPMERKING:
Met Bass/Mid/Treble kunt u door eenvoudig
uw vinger naar boven/beneden te schuiven
de instelling wijzigen. U kunt ook direct op
de gewenste instelling drukken.
Snelheidsafhankelijke volumeregeling
Deze functie past het volume aan de voertuig-
snelheid aan.
Als u de snelheidsafhankelijke
volumeregeling wilt wijzigen, kiest u de scherm-
toets "Off", "1","2"of"3". Kies vervolgens de
schermtoets met de pijl naar links.
Surround Sound
Met deze functie wordt een ruimtelijke surround
sound gesimuleerd. Kies om uw keuze te ma-
ken de schermtoets "Surround Sound"en se-
lecteer "aan"of"uit" gevolgd door de scherm-
toets met de pijl naar links.
AUX Volume Match (AUX-volume
afstemmen)- indien aanwezig
Deze functie biedt de mogelijkheid om het vo-
lume van
draagbare apparaten die op de AUX-
ingang zijn aangesloten af te stemmen. Kies om
uw keuze te maken de schermtoets "AUX Vo-
Kaart kompasafwijking
203
Page 213 of 480

Raadpleeg de paragraaf"Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)" in het hoofdstuk "De functies van uw
auto" voor meer informatie hierover.
Forward Collision Warning (FCW) — Ac-
tief remmen
Het
FCW-systeem bevat geavanceerde rembe-
krachtiging (ABA). Wanneer deze functie is
geselecteerd, oefent de ABA extra remdruk uit
wanneer de bestuurder onvoldoende remkracht
vraagt om een potentiële frontale botsing te
voorkomen. De ABA systeem wordt actief bij
8 km/u (5 mph). Om uw keuze te maken, drukt
u op de knop "Forward Collision Warning (FCW)
with Mitigation - Active Braking" (Forward Colli-
sion Warning (FCW) met risicobeperking - Ac-
tief remmen), tot een vinkje naast de instelling
verschijnt, dat aangeeft dat de instelling is ge-
kozen. Om terug te keren naar het vorige menu,
kiest u de schermtoets met de pijl naar links.
Raadpleeg de paragraaf "Forward Collision
Warning (FCW) met risicobeperking" in het
hoofdstuk "De functies van uw auto" voor meer
informatie hierover.
ParkSense®
De sensoren van het ParkSense® systeem tasten
het gebied achter de auto af op obstakels wanneer
de schakelhendel in de stand REVERSE staat en
de snelheid lager is dan 18 km/u (11 mph). Het
geeft een (hoorbare en/of visuele) waarschuwing
om de nabijheid van andere voorwerpen aan te
geven. Het systeem kan worden geactiveerd met
Sound Only (Alleen geluid) of Sound and Display
(Geluid en weergave). Als u de status van Park-
Sense® wilt wijzigen, kiest u de schermtoets
Sound Only (alleen geluid) of Sound and Display
(beeld en geluid). Kies vervolgens de schermtoets
met de pijl naar links. Raadpleeg de paragraaf
"ParkSense®" in het hoofdstuk "De functies van uw
auto" voor meer informatie hierover.Volume van geluidssignaal van Park-
Sense® voor — indien aanwezig
Volume-instellingen van het geluidssignaal van
ParkSense® voor kunnen worden geselecteerd
in het DID of Uconnect® systeem — indien
aanwezig. De volume-instellingen van het ge-
luidssignaal zijn LOW (laag), MEDIUM (gemid-
deld) en HIGH (hoog). De fabrieksinstellingen
van de volume-instelling is MEDIUM (gemid- deld). Kies de schermtoets
"ParkSense® Front
Chime Volume" (volume van geluidssignaal van
ParkSense® voor) tot een vinkje naast de in-
stelling verschijnt, dat aangeeft dat de instelling
is gekozen. Om terug te keren naar het vorige
menu, kiest u de schermtoets met de pijl naar
links. ParkSense® behoudt de laatst bekende
configuratie na het uit- en weer inschakelen van
de contactschakelaar.
Volume van geluidssignaal van Park-
Sense® achter
— indien aanwezig
Volume-instellingen van het geluidssignaal van
ParkSense® achter kunnen worden geselec-
teerd in het DID of Uconnect® systeem —
indien aanwezig. De volume-instellingen van
het geluidssignaal zijn LOW (laag), MEDIUM
(gemiddeld) en HIGH (hoog). De fabrieksinstel-
lingen van de volume-instelling is MEDIUM
(gemiddeld). Kies de schermtoets "ParkSense®
Rear Chime Volume" (volume van geluidssig-
naal van ParkSense® achter) tot een vinkje
naast de instelling verschijnt, dat aangeeft dat
de instelling is gekozen. Om terug te keren naar
het vorige menu, kiest u de schermtoets met de
pijl naar links. ParkSense® behoudt de laatst
209
Page 214 of 480

bekende configuratie na het uit- en weer in-
schakelen van de contactschakelaar.
Spiegels kantelen bij achteruitrijden
Wanneer deze functie is geselecteerd, kantelen
de buitenspiegels omlaag wanneer de contact-
schakelaar in de stand RUN staat en de scha-
kelhendel in de stand REVERSE. De spiegels
keren terug naar hun oorspronkelijke stand
zodra u uit de achteruitversnelling schakelt.
Kies de schermtoets "Tilt Mirrors In Reverse"
(kantelen van de spiegels bij achteruitrijden) tot
een vinkje naast de instelling verschijnt, dat
aangeeft dat de instelling is gekozen. Om terug
te keren naar het vorige menu, kiest u de
schermtoets met de pijl naar links.
Dodehoekwaarschuwing
Wanneer deze functie is geselecteerd, geeft de
functie Blind
Spot Alert (dodehoekwaarschu-
wing) zichtbare en/of hoorbare waarschuwin-
gen, zichtbaar en/of hoorbaar, om voorwerpen
in uw dode hoek aan te geven. U kunt de functie
Blind Spot Alert (dodehoekwaarschuwing) acti-
veren in de modus "Lights"(lampjes). Wanneer
deze modus is geselecteerd, is de dodehoek- bewaking ingeschakeld en worden waarschu-
wingen als visuele signalen weergegeven in de
buitenspiegels. Wanneer de modus
"Lights and
Chime" (lampjes en geluidssignaal) is geacti-
veerd, zal de dodehoekbewaking een visuele
waarschuwing in de buitenspiegels tonen en
een geluidssignaal weergeven wanneer de rich-
tingaanwijzers worden ingeschakeld. Als de in-
stelling "Off"(uit) is geselecteerd, is de dode-
hoekbewaking uitgeschakeld. Wanneer u de
status van Blind Spot Alert (dodehoekwaar-
schuwing) wilt wijzigen, kiest u de schermtoets
Off (uit), Lights (lampjes) of Lights & Chime
(lampjes en geluidssignaal). Kies vervolgens de
schermtoets met de pijl naar links.
OPMERKING:
Wanneer uw auto schade heeft opgelopen in
het gebied waar zich de sensor bevindt, kan
het zijn dat de sensor niet meer juist uitge-
lijnd is, ook wanneer het plaatwerk niet be-
schadigd is. Laat in een dergelijk geval de
uitlijning van de sensor controleren door
een erkende dealer. Als een sensor niet
correct is uitgelijnd, zal de dodehoekbewa-
king niet op de juiste manier werken.
ParkView® Backup Camera Active Gui-
delines (actieve
rasterlijnen ParkView®
achteruitrijcamera)
Uw auto is mogelijk voorzien van actieve ras-
terlijnen voor de ParkView® achteruitrijcamera
waarmee u actieve rasterlijnen over het beeld
van de ParkView achteruitrijcamera kunt laten
weergeven wanneer de schakelhendel in de
stand REVERSE is gezet. Het beeld wordt op
het aanraakscherm van de radio weergegeven,
samen met een waarschuwing dat u op de hele
omgeving moet blijven letten. Na vijf seconden
verdwijnt deze opmerking. Kies de schermtoets
"ParkView Backup Camera Active Guidelines"
(actieve rasterlijnen ParkView® achteruitrijca-
mera)) tot een vinkje naast de instelling ver-
schijnt, dat aangeeft dat de instelling is geko-
zen. Om terug te keren naar het vorige menu,
kiest u de schermtoets met de pijl naar links.
ParkView® Achteruitrijcameravertraging
Als u uit de stand REVERSE schakelt (met
cameravertraging uitgeschakeld),
wordt de ach-
teruitrijcamera uitgeschakeld en wordt opnieuw
het navigatie- of audioscherm weergegeven.
Als u uit de stand REVERSE schakelt (met
210
Page 215 of 480

cameravertraging ingeschakeld), wordt het
beeld naar achteren met dynamische rasterlij-
nen weergegeven gedurende 10 seconden na-
dat uit de stand"REVERSE"is geschakeld,
tenzij de voorwaartse voertuigsnelheid hoger is
dan 12 km/u (8 mph), wordt de transmissie in de
stand "PARK" geschakeld, of wordt het contact
uitgeschakeld. Om de ParkView® achteruitrij-
cameravertraging in te stellen, drukt u op de
schermtoets "Controls"(bedieningselementen),
en vervolgens op de schermtoets "Safety &
Driving Assistance" (veiligheid en rijhulp). Kies
de schermtoets "Parkview Backup Camera De-
lay (achteruitrijcameravertraging) om de Park-
View® vertraging in of uit te schakelen.
Regensensor
Wanneer deze functie is geselecteerd, schakelt
het systeem
automatisch de ruitenwissers in
wanneer de sensor vocht op de ruit detecteert.
Kies de schermtoets "Rain Sensing"(regensen-
sor) tot een vinkje naast de instelling verschijnt,
dat aangeeft dat de instelling is gekozen. Om
terug te keren naar het vorige menu, kiest u de
schermtoets met de pijl naar links.
Hill Start Assist — indien aanwezig
Wanneer deze functie is geselecteerd, is het Hill
Start Assist (HSA) systeem actief. Raadpleeg de
paragraaf "Elektronische remregeling" in het
hoofdstuk "Starten en rijden" voor informatie over
de werking en bediening van het systeem. Kies
de schermtoets "Hill Start Assist" (wegrijhulp op
hellingen) tot een vinkje naast de instelling ver-
schijnt, dat aangeeft dat de instelling is gekozen.
Om terug te keren naar het vorige menu, kiest u
de schermtoets met de pijl naar links.Verlichting
Nadat u de schermtoets "Lights"(verlichting)
hebt gekozen, zijn de volgende instellingen
mogelijk.
Uitschakelvertraging koplampenWanneer deze functie is geselecteerd, kan de tijd
dat de koplampen blijven branden nadat de motor
is uitgeschakeld worden ingesteld. Om de instel-
ling van de uitschakelvertraging voor de koplam-
pen te wijzigen kiest u de schermtoets Headlights
Off Delay (uitschakelvertraging koplampen) en
vervolgens 0 sec, 30 sec, 60 sec of 90 seconden.
Er verschijnt een vinkje naast de instelling dat
aangeeft dat de instelling is gekozen. Om terug te keren naar het vorige menu, kiest u de scherm-
toets met de pijl naar links.
Headlight Illumination on Approach
(koplampen inschakelen bij nadering)
Als deze functie is geselecteerd, zullen de
koplampen worden ingeschakeld en gedurende
0, 30, 60, of 90 seconden blijven branden
wanneer de portieren worden ontgrendeld met
de afstandsbediening. Kies de schermtoets + of
- om de status van de verlichting bij nadering te
wijzigen en de gewenste tijd te selecteren. Om
terug te keren naar het vorige menu, kiest u de
schermtoets met de pijl naar links.
Headlights With Wipers (koplampen in-
schakelen met
ruitenwissers) — indien
aanwezig
Als deze functie is ingeschakeld en de kop-
lampschakelaar in de stand AUTO is gezet,
gaan de koplampen na ongeveer 10 seconden
branden nadat de ruitenwissers zijn ingescha-
keld. Wanneer de koplampen via deze functie
zijn ingeschakeld, gaan ze uit wanneer u de
ruitenwissers uitschakelt. Kies de schermtoets
"Headlights With Wipers" (koplampen inschake-
211
Page 286 of 480

en naar u toe om de lippen uit de sleuven in
het bovenste bumperpaneel los te maken.
3. Werk verder bij het voertuig en maak de overige lippen uit de sleuven in het bovenste
bumperpaneel los.
OPMERKING:
Laat het onderste bumperpaneel niet los aan
de lippen van de tegenoverliggende zijde
hangen omdat hierdoor het onderste en bo-
venste bumperpaneel beschadigd kunnen
worden.
4. Bewaar het onderste bumperpaneel op een veilige plaats.
OPMERKING:
Geadviseerd wordt om ook de radarsensor
te verwijderen bij auto’s uitgerust met adap-
tieve cruisecontrol (ACC). Deze radarsensor
is speciaal voor uw voertuig gekalibreerd en
niet uitwisselbaar met andere radarsenso-
ren. Procedure voor het uitbouwen van de radar-
sensor (indien uitgerust met adaptieve
cruisecontrol [ACC]):
1. Nadat het onderste bumperpaneel verwij-
derd is en de sensor en steun toegankelijk
zijn geworden, maakt u de kabelboom los
van de sensor.
2. Maak met een geschikt gereedschap de klem van de steun los.
3. Verwijder met een geschikt gereedschap de twee klemmen waarmee de sensorsteun op
de bumperbalk bevestigd is.
OPMERKING:
Het is raadzaam om de plaats aan te marke-
ren als hulp bij de montage naderhand.
4. Lokaliseer de beschermende connector aan de achterkant van de bumperbalk. OPMERKING:
Alleen modellen met het Off-road-pakket zijn
uitgerust met een beschermende connector.
5. Verwijder de stekker van de beschermende
connector en breng hem aan op de sensor.
6. Steek de stekker van de kabelboom in de beschermende stekker.
1 - In de bumperbalk
2 - Locatie van de beschermende connector
3 - Klemmen voor sensorsteun
4 - Sensorsteun
282
Page 287 of 480

7. Bewaar de sensor en de steun op eenveilige plek.
OPMERKING:
Alle cruisecontrol-functies zullen worden
uitgeschakeld wanneer de radarsensor
wordt losgekoppeld.
Installatieprocedure voor de radarsensor
(indien uitgerust met adaptieve cruisecon-
trol [ACC]):
1. Neem de stekker van de kabelboom los van de beschermende connector op de bumper-
balk.
2. Verwijder de stekker van de radarsensor en breng hem aan in de beschermende stekker.
3. Plaats met behulp van de eerder aange- brachte markeringen de radarsensor en de
steun met de twee klemmen terug.
OPMERKING:
Bij het terugplaatsen van het bumperpaneel
kan het nodig zijn dat de sensor en het
paneel moeten worden uitgelijnd. 4. Breng de stekker van de kabelboom in de
radarsensor aan.
OPMERKING:
Als u een storingsmelding krijgt, dient u
contact op te nemen met uw erkende dealer
omdat mogelijk de sensor uitgelijnd moet
worden.
Montage van het onderste bumperpaneel
(dit werkt alleen als u een assistent heeft.
Wij stellen voor):
1. Begin bij het midden van het voertuig en zet een voldoende aantal lippen vast zodat het
gewicht van het onderste bumperpaneel
(meestal één of twee lippen) door het boven-
ste bumperpaneel kan worden gedragen.
2. Werk naar buiten toe en zet de lippen in de sleuven aan één kant van het voertuig vast.
3. Ga terug naar het midden van het voertuig en herhaal stap 2 aan de andere kant van
het voertuig. OPMERKING:
Het kan nodig zijn extra kracht op de
afzonderlijke lippen uit te oefenen om
ervoor te zorgen dat ze volledig vastgrij-
pen.
Gebruik geen gereedschap om extra
kracht op de lippen uit te oefenen want dit
kan leiden tot beschadiging van het bo-
venste en onderste paneel.
4. Plaats de zeven kwartslagsluitingen terug.
Quadra-lift™ — indien aanwezigHet wordt aanbevolen dat u tijdens het terrein-
rijden de laagst bruikbare voertuighoogte selec-
teert om een obstakel te ontwijken of een terrein
te trotseren. De hoogte van het voertuig dient te
worden verhoogd als dit door veranderingen in
het terrein noozakelijk is.De Selec-Terrain™-schakelaar stelt het voertuig
automatisch in op de optimale rijhoogte aan de
hand van de stand van de Selec-Terrain™-
schakelaar. De hoogte kan worden veranderd
vanuit de Selec-Terrain™-standaardinstelling
door normaal gebruik van de knoppen van het
luchtveringssysteem. Raadpleeg "Quadra-Lift™ –
283