JEEP GRAND CHEROKEE 2015 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2015, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2015Pages: 480, PDF Size: 4.63 MB
Page 51 of 480

zijdelingse botsingen en bij sommige gevallen
van over de kop slaan. De controller van het
beveiligingssysteem ("ORC") bepaalt op basis
van de aard en ernst van een aanrijding of de
zijairbags bij een bepaalde zijdelingse botsing
of over de kop slaan moeten worden geacti-
veerd. De schade aan het voertuig is op zich
geen goede graadmeter voor het feit of de
zijairbags al dan niet hadden moeten zijn opge-
blazen.
Aanvullende zijairbags vormen een aanvulling
op de veiligheidsgordels. Zijairbags worden bin-
nen een oogwenk volledig opgeblazen. Inzitten-
den, waaronder kinderen, die tegen of heel
dicht bij de aanvullende zijairbags zitten, kun-
nen ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
Inzittenden, waaronder kinderen, dienen nooit
tegen het portier, de zijramen of het gebied
waar de aanvullende zijairbags worden opge-
blazen aan te leunen of in slaap te vallen, ook
niet als zij in een babyzitje of kinderzitje zitten.
Veiligheidsgordels (en kinderzitjes indien van
toepassing) zijn voor uw bescherming bij alle
aanrijdingen noodzakelijk. Ze dragen eraan bij
uw lichaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van zijairbags die worden opgeblazen.Voor een optimale bescherming van de zijair-
bags moeten inzittenden hun veiligheidsgordels
correct dragen en rechtop zitten met hun rug
tegen de stoelen. Kinderen moeten goed wor-
den vastgegespt in een kinderzitje of zitverho-
ger die is afgestemd op de lengte van het kind.
WAARSCHUWING!
Zijairbags hebben ruimte nodig om te wor-
den opgeblazen. Leun niet tegen het por-
tier of het raam. Zit rechtop op het midden
van de stoel.
Als u zich tijdens het activeren te dicht bij
de zijairbags bevindt, kunt u ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen.
Als u alleen op de zijairbags vertrouwt, kan
dit bij een aanrijding leiden tot ernstig
letsel. De zijairbags werken in combinatie
met uw veiligheidsgordel om u op de juiste
wijze te beschermen. Bij sommige aanrij-
dingen worden de zijairbags niet opgebla-
zen. Draag altijd uw veiligheidsgordel, ook
als uw auto is uitgerust met zijairbags. OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.
Zijdelingse botsingen
Bij zijdelingse botsingen kunnen de botsings-
sensoren de controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden helpen bij het bepalen
van de juiste reactie op de botsingen. Het
systeem is gekalibreerd om de zijairbags aan
de kant van de botsing te activeren bij botsin-
gen die bescherming van de inzittenden door
zijairbags noodzakelijk maken. Bij zijdelingse
botsingen wordt elke airbag afzonderlijk geacti-
veerd, zodat bij een botsing aan de linkerzijde
alleen de linker zijairbag wordt geactiveerd en
bij een botsing aan de rechterzijde alleen de
rechter zijairbag.
De zijairbags worden niet bij alle zijdelingse
botsingen geactiveerd, zoals bij sommige aan-
rijdingen onder een bepaalde hoek of bij be-
paalde zijdelingse botsingen die niet van in-
vloed zijn op het passagierscompartiment. De
zijairbags kunnen worden geactiveerd bij fron-
47
Page 52 of 480

tale botsingen onder een hoek waarbij de ge-
avanceerde frontairbags worden geactiveerd.
Over de kop slaan
Zijairbags zijn ontworpen om geactiveerd te
worden bij sommige gevallen van over de kop
slaan. De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bepaalt op basis van de
aard en de ernst van de botsing of de zijairbags
bij het over de kop slaan moeten worden geac-
tiveerd. De schade aan het voertuig is op zich
geen goede graadmeter voor het feit of de
zijairbags al dan niet hadden moeten zijn opge-
blazen.
De zijairbags worden niet in alle gevallen van
over de kop slaan geactiveerd. Het rolbeugel-
systeem bepaalt of het voertuig over de kop aan
het slaan is en activering al dan niet van toe-
passing is. Bij een gebeurtenis met een langza-
mer verloop kunnen de gordelspanners van de
veiligheidsgordels aan beide zijden van de auto
worden geactiveerd. Bij een gebeurtenis met
een sneller verloop kunnen de gordelspanners
van de veiligheidsgordels en ook de aanvul-
lende zijairbags en de gordijn-zijairbags aan
beide zijden van de auto worden geactiveerd.Het rolbeugelsysteem kan ook de gordelspan-
ners van de veiligheidsgordels activeren waar-
bij al dan niet de aanvullende zijairbags en de
gordijn-zijairbags aan beide zijden van de auto
worden geactiveerd wanneer de auto bijna over
de kop slaat.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde frontairbags
is zodanig uitgevoerd, dat deze airbags na het
opblazen onmiddellijk leeglopen.
OPMERKING:
De front- en/of zijairbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:
Het materiaal van de airbag kan soms
schaafwonden en/of een rode huid veroorza-
ken bij de inzittenden tijdens het opblazen
van de airbags. De schaafwonden lijken op
de wonden die u oploopt als u zich schaaft
aan een touw, de vloerbedekking of op de
vloer van een gymnastiekzaal. Deze schaaf-
wonden worden niet veroorzaakt door con- tact met chemische stoffen. De schaafwon-
den zijn niet blijvend en genezen normaal
gesproken snel. Als uw schaafwonden echter
na enkele dagen nog niet zijn genezen of als
u last hebt van blaren, raadpleeg dan onmid-
dellijk een arts.
Wanneer de airbags leeglopen ziet u moge-
lijk zwevende stofdeeltjes die op rook lijken.
Dit stof is een normaal bijproduct van het
activeringsproces voor het niet-giftige op-
blaasgas. Deze zwevende stofdeeltjes kun-
nen de huid, ogen, neus of keel irriteren.
Spoel met koud water als u last hebt van
geïrriteerde ogen of huid. Zorg voor frisse
lucht bij neus- of keelirritaties. Raadpleeg uw
huisarts als de irritatie blijvend is. Als deze
deeltjes op uw kleding terechtkomen, volg
dan de gebruikelijke wasvoorschriften van de
kledingfabrikant om de kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags zijn
geactiveerd. Als u dan opnieuw bij een aanrij-
ding betrokken raakt, zullen de airbags geen
enkele bescherming bieden.
48
Page 53 of 480

WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en gor-
delspanners hebben geen enkel effect bij
een volgende aanrijding. Laat de airbags,
gordelspanners en het oprolmechanisme
van de veiligheidsgordels onmiddellijk ver-
vangen door een erkende dealer. U dient ook
de controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden te laten nakijken.
OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de interieurbe-
kleding nauwelijks zichtbaar, maar sprin-
gen open tijdens het opblazen van de
airbag.
Na ieder ongeval dient de auto onmiddel-
lijk naar een erkende dealer te worden
gebracht. Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing zal de controller van het bevei-
ligingssysteem voor inzittenden, als het com-
municatienetwerk en de voeding intact blijven
en afhankelijk van de aard van de botsing,
bepalen of het uitgebreide ongelukkenrespons-
systeem de volgende functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschake-
len zo lang de accu werkt of totdat het
contact wordt uitgezet.
De interieurverlichting inschakelen zolang de
accu werkt of totdat het contact wordt
uitgezet.
De portieren automatisch ontgrendelen.
Systeemreset-procedure
Om de functies van het uitgebreide ongelukken-
responssysteem na een incident te resetten,
moet u de contactschakelaar van de stand
contact START of ON/RUN in de stand contact
OFF zetten. Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
De airbags moeten gereed zijn om u te be-
schermen bij een botsing. De controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden contro-
leert de interne circuits en de bedrading van de
elektrische componenten van het
airbagsysteem.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden bewaakt de gereedheid van de elek-
tronische onderdelen van het airbagsysteem
wanneer de contactschakelaar in de stand
START of ON/RUN staat. Als het contactslot in
de stand OFF of ACC staat, is het airbagsys-
teem niet ingeschakeld en zullen de airbags
niet worden opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden beschikt over een reservevoeding,
waardoor de airbags ook geactiveerd kunnen
worden wanneer de accu leeg is of is losgekop-
peld.
49
Page 54 of 480

De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden schakelt het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem op het instrumentenpa-
neel in voor een zelftest gedurende vier tot acht
seconden, wanneer het contactslot voor het
eerst in de stand ON/RUN wordt gezet. Na de
zelftest gaat het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem uit. Als de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden een sto-
ring in het systeem detecteert, gaat het waar-
schuwingslampje voor het airbagsysteem knip-
peren of continu branden. Een enkel
geluidssignaal klinkt om u te waarschuwen als
het lampje gaat branden na de eerste keer
starten.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden bevat ook diagnosefuncties die het
waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
in het instrumentenpaneel laten branden wan-
neer een storing wordt gedetecteerd die het
airbagsysteem zou kunnen beïnvloeden. De
diagnose meldt eveneens de aard van het
defect. Omdat het airbagsysteem zodanig is
ontworpen dat het geen onderhoud vergt, radenwij u aan onmiddellijk een erkende dealer te
raadplegen wanneer een van de volgende pro-
blemen zich voordoet.
Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat niet vier tot acht seconden
branden nadat u de contactschakelaar de
eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet.
Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem blijft branden na de periode van vier
tot acht seconden.
Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat af en toe branden of blijft
branden tijdens het rijden.
OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller of an-
dere meters voor motorfuncties niet werken,
is het mogelijk dat ook de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden niet
werkt. In deze toestand zijn de airbags mo-
gelijk niet gereed om u te beschermen. Laat
het airbagsysteem onmiddellijk door uw er-
kende dealer repareren.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het instrumentenpa-
neel negeert, kan dat betekenen dat de
airbags u bij een aanrijding niet beschermen.
Als het lampje niet gaat branden tijdens de
gloeilampcontrole wanneer u de contactsleu-
tel omdraait, blijft branden nadat u de auto
hebt gestart of gaat branden tijdens het
rijden, dient u het defect onmiddellijk door uw
erkende dealer te laten repareren.
50
Page 55 of 480

Onderhoud van het airbagsysteemWAARSCHUWING!
Wijzigingen aan onderdelen van het air-
bagsysteem kunnen tot gevolg hebben dat
het systeem bij een aanrijding niet functi-
oneert. U kunt letsel oplopen doordat de
airbag niet werkt en u niet beschermt.
Breng geen wijzigingen aan de onderdelen
of bedrading aan en plak nooit badges of
stickers op het afdekpaneel op het stuur of
aan de rechterbovenzijde van het instru-
mentenpaneel. Breng geen wijzigingen
aan in de voorbumper of de carrosserie-
structuur en monteer geen treden of tree-
planken.
Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het
airbagsysteem te repareren. Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de
auto is uitgerust met een airbagsysteem.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Probeer geen onderdelen van het airbag-
systeem te wijzigen. De airbag kan per
ongeluk worden opgeblazen of werkt mo-
gelijk niet goed meer als deze is gewijzigd.
Breng de auto naar een erkende dealer
voor onderhoud aan het airbagsysteem.
Breng de auto naar een erkende dealer als
onderhoud nodig is aan de autostoel,
waaronder het afdekpaneel en het kussen
(ook voor het verwijderen of losdraaien/
aantrekken van stoelbouten). Er mogen
uitsluitend door de fabrikant goedge-
keurde stoelaccessoires worden gebruikt.
Neem contact op met een erkende dealer
als het airbagsysteem moet worden aan-
gepast aan personen met een handicap.
Event Data Recorder (EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event Data
Recoder (EDR). De belangrijkste taak van de
EDR is het registreren van gegevens die duide-
lijk maken hoe een voertuigsysteem zich heeft
gedragen bij aanrijdingen of bijna-aanrijdingen, zoals de activering van airbags of een botsing
tegen een obstakel. De EDR is ontworpen om
kortstondig, meestal 30 seconden of korter,
gegevens te registreren die verband houden
met de dynamiek en veiligheidssystemen van
de auto. De EDR in deze auto is ontworpen om
gegevens te registreren die onder meer ant-
woord geven op de volgende vragen:
Hoe hebben diverse systemen in uw auto
zich gedragen?
Waren de veiligheidsgordels van de bestuur-
der en passagier vastgegespt?
Hoe ver (indien van toepassing) trapte de
bestuurder het gas- en/of rempedaal in?
Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen aan een be-
ter inzicht in de omstandigheden waaronder
botsingen en letsel ontstaan.
51
Page 56 of 480

OPMERKING:
De EDR-gegevens worden uitsluitend bij
werkelijke ongevalsituaties. Onder normale
rijomstandigheden registreert de EDR geen
gegevens en er worden geen persoonlijke
gegevens, zoals naam, geslacht, leeftijd en
ongevallocatie geregistreerd. Het is echter
wel mogelijk dat anderen, bijvoorbeeld de
politie, de EDR-gegevens combineren met
de persoonsgegevens die standaard wor-
den opgevraagd na ongevallen.
Voor het uitlezen van de geregistreerde EDR-
gegevens is toegang tot de auto of de EDR en
speciale apparatuur nodig. Naast de fabrikant
van de auto kunnen ook anderen die over deze
speciale apparatuur beschikken, zoals de poli-
tie, de EDR-gegevens lezen indien zij toegang
hebben tot de auto of de EDR.
Kinderzitjes - Kinderen veilig
vervoerenIedereen in uw auto moet altijd een veiligheids-
gordel dragen, ook baby’s en kinderen. EG-
richtlijn 2003/20/EG vereist het gebruik van
kinderzitjes in alle landen binnen de EU.
Kinderen kleiner dan 1,5 meter en 12 jaar of
jonger moeten altijd goed vastgegespt op de
achterbank zitten, indien aanwezig. Statistieken
tonen aan dat kinderen beter beschermd zijn
wanneer ze op de achterbank zijn vastgegespt
en niet op de voorstoelen.
WAARSCHUWING!
Bij een aanrijding kan een niet-vastgegespt
kind als een projectiel naar voren worden
geslingerd. Bij een aanrijding kan zo veel
kracht nodig zijn om een baby op uw schoot
te houden dat u het kind onmogelijk kunt
vasthouden, hoe sterk u ook bent. De baby
en andere inzittenden kunnen zo ernstig
gewond raken. Voor elk kind in uw auto moet
u het bijbehorende kinderzitje gebruiken,
overeenkomend met de grootte van het kind.
Er zijn verschillende typen kinderzitjes in ver-
schillende maten verkrijgbaar, van zitjes voor
baby’s tot oudere kinderen die bijna groot ge-
noeg zijn om een veiligheidsgordel voor volwas-
senen te dragen. Kinderen moeten zo lang
mogelijk worden vervoerd in een tegen de rij-
richting in geplaatst kinderzitje; dit is de positie
waarin het kind het best beschermd is in geval
van een botsing. Lees altijd de handleiding van
het kinderzitje om te controleren of het geschikt
is voor het kind. Lees aandachtig alle instructies
en waarschuwingen door in de gebruikershand-
52
Page 57 of 480

leiding van het kinderzitje en op alle stickers die
zijn bevestigd aan het kinderzitje, en neem ze in
acht.
In Europa zijn de regels voor kinderzitjes vast-
gelegd in de norm ECE R44 waarin ze in vijf
gewichtsklassen zijn onderverdeeld:Groepen kinderzit-jes Gewichtsklasse
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg Groep 1 9-18 kg
Groep 2 15-25 kg
Groep 3 22-36 kg
Controleer de sticker van uw kinderzitje. Alle
goedgekeurde kinderzitjes moeten voorzien zijn
een datum van de type-goedkeuring en de
controlemarkering op de sticker. De sticker
moet permanent op het kinderzitje zijn beves-
tigd. U mag deze sticker niet van het kinderzitje
verwijderen.
WAARSCHUWING!
Zeer gevaarlijk! Plaats een naar achter ge-
richt kinderzitje niet voor een actieve airbag.
Lees ook de informatiestickers op de zonne-
klep. Activering van de airbag bij een onge-
val kan leiden tot dodelijk letsel aan de baby,
ongeacht de ernst van de botsing. Wij raden
u aan kinderen altijd in een kinderzitje op de
achterbank te voeren, de best beschermde
positie in het geval van een aanrijding.
Universele kinderzitjes
De afbeeldingen in de volgende paragrafen zijn
voorbeelden van elk type universeel kinderzitje.
Kenmerkende installaties worden getoond. In-
stalleer altijd uw kinderzitje volgens de aanwij-
zingen van de fabrikant van het kinderzitje, die
meegeleverd moeten zijn met dit type veilig-
heidssysteem.
Zie de paragraaf "Kinderzitjes installeren met
de veiligheidsgordels" voor de stappen om de
veiligheidsgordel over het kinderzitje vast te
maken. Kinderzitjes met ISOFIX-ankerpunten zijn be-
schikbaar om het kinderzitje in de auto te instal-
leren zonder de veiligheidsgordels van de auto
gebruiken.
Groep 0 en 0+
Veiligheidsdeskundigen raden aan om kinderen
zo lang mogelijk naar achteren gericht in het
voertuig te vervoeren. Baby’s tot 13 kg moet in
een naar achter gericht kinderzitje worden ver-
voerd, zoals getoond in afb. 0-13 kg. Dit type
kinderzitje ondersteunt het hoofd van het kind
en oefent geen kracht uit op de nek bij een
plotselinge vertraging of een botsing.
53
Page 58 of 480

Het naar achteren gerichte kinderzitje wordt
tegengehouden door de veiligheidsgordels, zo-
als weergegeven in afb. 0-13 kg. Het kinderzitje
beschermt het kind met zijn eigen vierpuntsgor-
del.WAARSCHUWING!
Plaats nooit een naar achter gericht kin-
derzitje voor een airbag. Als de geavan-
ceerde frontairbag aan de passagierszijde
wordt opgeblazen, kan een kind van 12 of
jonger, ook een kind in een kinderzitje
tegen de rijrichting in, ernstig of dodelijk
letsel oplopen.
Gebruik alleen een naar achter gericht
kinderzitje in een auto met achterbank. Groep 1
Kinderen met een gewicht tussen 9 kg en 18 kg
kunnen worden vervoerd in een naar voren
gericht zitje van Groep 1, zoals afgebeeld in
afb. 9-15 kg. Dit type kinderzitje is geschikt voor
oudere kinderen die te groot zijn voor een
kinderzitje van Groep 0 or 0+. Groep 2
Kinderen met een gewicht van 15 kg tot 25 kg
die te groot zijn voor het kinderzitje van Groep
1, kunnen gebruikmaken van een kinderzitje
van Groep 2.
Zoals aangegeven in afb. 15-25 kg, plaatst het
kinderzitje van Groep 2 het kind correct ten
opzichte van de veiligheidsgordel, zodanig dat
de schoudergordel de borst van het kind kruist
en niet de nek, en dat de heupgordel strak over
het bekken loopt en niet de buik.54
Page 59 of 480

Groep 3
Kinderen die wegen tussen 22 kg en 36 kg en
die lang genoeg zijn om de veiligheidsgordel
voor volwassenen te gebruiken, kunnen een
kinderzitje uit groep 3 gebruiken. Kinderzitjes uit
groep 3 plaatsen het heupgedeelte van de
gordel op het bekken van het kind. Het kind
moet zo lang zijn dat de schoudergordel over de
borst van het kind en niet over de hals loopt.
Afb. 22 t/m 36 kg toont een voorbeeld van een
kinderzitje van groep 3 waardoor het kind op de
juiste wijze op de achterbank is geplaatst.
WAARSCHUWING!
Kinder- of babyzitjes verliezen hun wer-
king wanneer ze onjuist zijn aangebracht.
Het kan losschieten bij een aanrijding. Het
kind kan daardoor ernstig of zelfs dodelijk
letsel oplopen. Volg daarom bij het aan-
brengen van een kinderzitje nauwgezet de
aanwijzingen van de fabrikant.
Nadat een kinderzitje in het voertuig is
gemonteerd, zet de autostoel niet naar
voren of naar achteren, omdat hierdoor de
bevestigingen van het kinderzitje los kun-
nen raken. Verwijder het kinderzitje voor-
dat de stand van de autostoel wordt ver-
steld. Wanneer de autostoel is afgesteld,
brengt u het kinderzitje weer aan.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Wanneer u het kinderzitje niet gebruikt, zet
u het vast met de veiligheidsgordel of de
ISOFIX-ankerpunten, of haalt u het kinder-
zitje uit de auto. Laat het zitje nooit los in
de auto liggen. Bij een noodstop of onge-
val kan het zitje de inzittenden of de rug-
leuningen van de stoelen raken en ernstig
letsel veroorzaken.
55
Page 60 of 480

Geschiktheid van passagiersstoelen voor
universeel gebruik van kinderzitjes
In de volgende tabel is de geschiktheid, volgens
de Europese richtlijn 2000/3/EG, van iedere
positie van de passagiersstoel voor het aan-
brengen van universele kinderzitjes afgebeeld:
GewichtZitplaats (of andere plaats)
Voorstoel passa- gierszijde Achterbank buiten-
zijde Achterbank midden Tweede zitrij buiten-
zijde Tweede zitrij midden
Groep 0 - tot 10 kg XU UN.v.t. N.v.t.
Groep 0+ - tot 13 kg XU UN.v.t. N.v.t.
Groep 1 - 9 tot 18 kg XU UN.v.t. N.v.t.
Groep II en III - 15 tot 36 kg X
U UN.v.t. N.v.t.
Legenda voor letters in bovenstaande tabel
U = Geschikt voor universele kinderzitjes, goed-
gekeurd voor het gewicht
X = Zitpositie niet geschikt voor kinderen in
deze gewichtsklasse Veiligheidsgordels voor oudere kinderen
Kinderen langer dan 1,50 m kunnen veiligheids-
gordels dragen in plaats van kinderzitjes te
gebruiken.
Gebruik deze eenvoudige test in 5 stappen om
te beslissen of de gordel goed past voor het
kind dan wel of het kind nog steeds gebruikmoet maken van een groep 2 of groep 3 kinder-
zitje om de bevestiging van de veiligheidsgordel
te verbeteren:
1. Kan het kind helemaal naar achteren tegen
de achterkant van de stoel zitten?
56