JEEP GRAND CHEROKEE 2017 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2017, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2017Pages: 414, PDF Size: 6.11 MB
Page 201 of 414

te wijzen op de rijstrook te blijven. Als slechts
één rijstrookmarkering is gedetecteerd, wordt
geen voelbare waarschuwing gegeven.
OPMERKING:
Wanneer aan de bedrijfsomstandigheden is
voldaan, controleert het rijstrookdetectiesys-
teem of de handen van de bestuurder aanwe-
zig zijn op het stuurwiel en geeft het een
geluidssignaal weer als de handen van de
bestuurder niet zijn gedetecteerd op het
stuurwiel. Het systeem wordt geannuleerd als
de bestuurder zijn handen niet aan het stuur
heeft.
Rijstrookdetectie in- of uitschakelen
De standaardstatus van rijstrookdetectie is
"off" (uit). De LED in de toets LaneSense gaat
uit terwijl het systeem is uitgeschakeld.
De knop LaneSense bevindt zich op het scha-
kelpaneel onder het Uconnect scherm.
Om het rijstrookdetectiesysteem in te scha-
kelen, drukt u op de toets LaneSense (LED
gaat uit). Het bericht "LaneSense On" (rij-
strookdetectie ingeschakeld) verschijnt op
het display in de instrumentengroep.Om het rijstrookdetectiesysteem uit te scha-
kelen, drukt u eenmaal op de toets Lane-
Sense (LED gaat aan).
OPMERKING:
Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet, wordt door de rijstrookdetectie
automatisch de systeemstatus (ingeschakeld
of uitgeschakeld) hersteld die actief was
voordat het contact werd uitgeschakeld.
Waarschuwingsbericht rijstrookdetectie
De rijstrookdetectie geeft de huidige afwij-
king van de rijstrook aan via het display in de
instrumentengroep.
7.0 Display in de instrumentengroep
Wanneer de rijstrookdetectie is ingeschakeld,
zijn de rijstrookmarkeringen grijs wanneer
geen van beide rijstrookgrenzen zijn gedetec-
teerd en is het verklikkerlampje van de rij-
strookdetectie continu wit.Links verlaten van rijstrook — alleen linker
rijstrook gedetecteerd
• Wanneer de rijstrookdetectie is ingescha-
keld, is het verklikkerlampje van de rij-
strookdetectie continu wit wanneer alleen
de markering van de linker rijstrook is
gedetecteerd en is het systeem gereed
voor het geven van visuele waarschuwin-
gen op het display in de instrumenten-
groep wanneer onbedoeld de rijstrook
wordt verlaten.
• Wanneer de rijstrookdetectie merkt dat de
rijstrook wordt benaderd en een rijstrook
wordt verlaten, knippert de dikke linker
rijstrookmarkering geel (aan/uit), blijft de
dunne linker lijn continu geel en verandert
de kleur van het verklikkerlampje van de
rijstrookdetectie van continu wit naar
knipperend geel.
OPMERKING:
De rijstrookdetectie werkt met hetzelfde ge-
drag voor het rechts verlaten van de rijstrook,
wanneer alleen de rechter rijstrookmarkering
is gedetecteerd.
199
Page 202 of 414

Links verlaten van rijstrook — beide rijstroken
gedetecteerd
• Wanneer de rijstrookdetectie is ingescha-
keld, verandert de kleur van de rijstrook-
markeringen van grijs in wit om aan te
geven dat beide rijstrookmarkeringen zijn
gedetecteerd. Het verklikkerlampje van de
rijstrookdetectie is continu groen wanneer
beide rijstrookmarkeringen zijn gedetec-
teerd en het systeem gereed is voor het
geven van visuele waarschuwingen in het
display in de instrumentengroep en een
voelbare waarschuwing in het stuurwiel
als een rijstrook onbedoeld wordt verlaten.
• Wanneer de rijstrookdetectie een afwijking
van de rijstrook waarneemt, verandert de
kleur van de dikke linker rijstrookmarke-
ring en de dunne linker lijn in continu
geel. De kleur van het verklikkerlampje
van de rijstrookdetectie verandert van con-
tinu groen naar continu geel. Op dit mo-
ment wordt kracht op het stuurwiel in de
tegenovergestelde richting van de grens
van rijstrook uitgeoefend.Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij-
strook wordt genaderd, draait het stuurwiel
naar rechts.
• Wanneer de rijstrookdetectie merkt dat de
rijstrook wordt benaderd en een rijstrook
wordt verlaten, knippert de dikke linker
rijstrookmarkering geel (aan/uit) en blijft
de dunne linker lijn continu geel. De kleur
van het verklikkerlampje van de rijstrook-
detectie verandert van continu geel naar
knipperend geel. Op dit moment wordt
kracht op het stuurwiel in de tegenoverge-
stelde richting van de grens van rijstrook
uitgeoefend.
Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij-
strook wordt genaderd, draait het stuurwiel
naar rechts.
OPMERKING:
De rijstrookdetectie werkt met hetzelfde ge-
drag voor het rechts verlaten van de rijstrook.Status van rijstrookdetectie wijzigen
Het rijstrookdetectiesysteem heeft instellingen
om de intensiteit van de voelbare waarschu-
wing en de gevoeligheid van de waarschu-
wingszone (vroeg/laat) te configureren via het
scherm van het Uconnect systeem. Raadpleeg
de paragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in de gebruikershand-
leiding op
www.mopar.eu/owner voor meer
informatie.
OPMERKING:
• Wanneer het systeem is ingeschakeld,
werkt het bij een snelheid boven 60 km/u
(37 mph) en onder de 180 km/u
(112 mph).
• Bij gebruik van de richtingaanwijzers wor-
den de waarschuwingen onderdrukt.
• Het systeem geeft geen voelbare waar-
schuwing op het stuurwiel als een veilig-
heidssysteem wordt geactiveerd. (ABS,
TCS, ESP, FCW, enz.).
STARTEN EN RIJDEN
200
Page 203 of 414

PARKVIEW
ACHTERUITRIJCAMERA
Symbolen en berichten op het display
Wanneer de schakelhendel in de achteruitrij-
stand staat, kunt u een beeld op het scherm
bekijken van de achterzijde van uw auto. Het
beeld van de ParkView-achteruitrijcamera
wordt weergegeven op het Uconnect-display,
in het middendeel van het instrumentenpa-
neel.
Als het Uconnect-display wazig is, reinig dan
de cameralens aan de achterkant van de auto
boven de kentekenplaat achteraan.
Achteruitrijcamera — weergave tijdens rijden
Als de versnellingshendel in de stand PARK,
NEUTRAL of DRIVE staat, kan de achteruit-
rijcamera worden geactiveerd met de toets
"Rear View Camera" (achteruitrijcamera) in
het menu "Controls" (bedieningselementen).
Met deze functie kan de klant het gebied
direct achter het voertuig (of aanhanger, in-
dien aanwezig) gedurende maximaal tien se-
conden bekijken tijdens het rijden bij hogere
snelheden. Als de rijsnelheid lager blijft dan13 km/u (8 mph), wordt het beeld van de
achteruitrijcamera continu weergegeven tot-
dat het wordt uitgeschakeld via de scherm-
toets "X".
Raadpleeg de paragraaf "ParkView achteruit-
rijcamera — indien aanwezig" in het hoofd-
stuk "Starten en rijden" in uw gebruikers-
handleiding op www.mopar.eu/owner voor
meer informatie.
WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten altijd voorzichtig ach-
teruit rijden, ook wanneer gebruik wordt
gemaakt van de ParkView achteruitrijca-
mera. Controleer het gebied achter de auto
altijd zorgvuldig, kijk naar achteren en
wees bedacht op voetgangers, dieren, an-
dere voertuigen, obstakels en dode hoe-
ken, voordat u achteruitrijdt. Blijf oplet-
tend tijdens het achteruitrijden. Anders
bestaat er een risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel.
BRANDSTOF TANKEN —
BENZINEMOTOR
1. Druk op de ontgrendelknop voor de brand-
stofvulklep. De ontgrendelknop bevindt
zich onder de koplampschakelaar.
Ontgrendeling voor brandstofvulklep
201
Page 204 of 414

2. Open de brandstofvulklep.
OPMERKING:
Onder bepaalde koude omstandigheden,
kan de brandstofvulklep mogelijk niet
worden geopend door ijsvorming. Als dit
gebeurt, druk dan licht op de brandstof-
vulklep om het ijs te breken ontgrendel
vervolgens brandstofvulklep met de ont-
grendelknop in de auto. Probeer de klep
niet los te wrikken.3. Er zit geen vuldop onder de brandstofvul-
klep. Het systeem wordt afgedicht door
een afsluitklep in de leiding.
4. Steek het tankpistool volledig in de vullei-
ding, het tankpistool duwt de afsluitklep
open en houdt de klep open tijdens het
tanken.
5. Vul de tank met brandstof. Wanneer het
tankpistool "klikt" of wordt afgesloten, is
de brandstoftank vol.
6. Wacht vijf seconden voordat u het tank-
pistool verwijdert om de brandstof uit het
pistool te laten lopen.
7. Verwijder het tankpistool en sluit de
brandstofvulklep.
Brandstof bijvullen met een jerrycan in noodge-
vallen
• De meeste jerrycans kunnen de afsluitklep
niet openen.
• Een trechter wordt bijgeleverd waarmee u
de afsluitklep kunt openen zodat u in
noodgevallen brandstof kunt bijvullen met
een jerrycan.
• Pak de trechter uit de opbergruimte van
het reservewiel.• Steek de trechter op dezelfde manier in de
vulleiding als het tankpistool.
• Zorg ervoor dat de trechter volledig is ge-
plaatst zodat hij de afsluitklep openhoudt.
• Giet de brandstof in de trechter.
• Verwijder de trechter uit de vulleiding,
reinig hem voordat u hem terug plaatst in
de opbergruimte voor het reservewiel.
Vergrendeling voor brandstofvulklep
Brandstofvulklep
STARTEN EN RIJDEN
202
Page 205 of 414

WAARSCHUWING!
• Houd brandende sigaretten en vuur uit
de buurt van de auto wanneer de vulklep
is geopend of tijdens het tanken.
• Vul nooit brandstof bij wanneer de motor
draait. Dit is in strijd met de meeste
plaatselijke richtlijnen inzake brand en
kan ertoe leiden dat het storingslampje
gaat branden.
• Er kan brand ontstaan als u een jerrycan
die in een auto staat met brandstof vult.
Dit kan leiden tot brandwonden. Plaats
een jerrycan altijd op de grond alvorens
deze te vullen.
LET OP!
Voorkom morsen en overlopen van brand-
stof.
Noodontgrendeling voor brandstofvulklep
Wanneer u de brandstofvulklep niet kunt ope-
nen, kunt u gebruikmaken van de noodont-
grendeling van de tankklep.
1. Open de achterklep.2. Druk de binnenrand van de linker opberg-
vak naar het midden zodat de buitenrand
omhoog komt.
3. Pak de naar buiten gekomen buitenrand
met de andere hand vast om de vergren-
delingen los te klikken.
4. Verwijder de opbergruimte.
5. Trek aan de ontgrendelkabel om de brand-
stofvulklep te openen, duw de ontgrendel-kabel terug naar de beginpositie om de
vergrendeling van de brandstofvulklep
weer in de gesloten stand te zetten.
OPMERKING:
Als de brandstofvulklep niet vergrendelt na-
dat de handbediende ontgrendelkabel is ge-
activeerd, moet de vergrendeling handmatig
worden teruggezet in de gesloten stand.
Locatie van opbergruimteOntgrendelkabel
203
Page 206 of 414

TANKEN — DIESELMOTOR
1. Druk op de ontgrendelknop voor de brand-
stofvulklep. De ontgrendelknop bevindt
zich onder de koplampschakelaar.
2. Open de brandstofvulklep.
1 — Vulopening brandstof
2 — Vulopening dieseluitlaatvloeistof
OPMERKING:
Er zit geen vuldop onder de brandstofvul-
klep. Het systeem wordt afgedicht door
een afsluitklep in de leiding.3. Steek het tankpistool volledig in de vullei-
ding – het tankpistool duwt de afsluitklep
open en houdt de klep open tijdens het
tanken.
4. Vul de tank met brandstof – wanneer het
tankpistool "klikt" of wordt afgesloten, is
de brandstoftank vol.
5. Wacht vijf seconden voordat u het tank-
pistool verwijdert om de brandstof uit het
pistool te laten lopen.
6. Verwijder het tankpistool en sluit de
brandstofvulklep.
Brandstof bijvullen met een jerrycan in noodge-
vallen
De meeste jerrycans kunnen de afsluitklep
niet openen.
Een trechter wordt bijgeleverd waarmee u de
afsluitklep kunt openen zodat u in noodgeval-
len brandstof kunt bijvullen met een jerrycan.
1. Pak de trechter uit de reservewielset.
Ontgrendelknop voor brandstofvulklep
Vulopening brandstof en
dieseluitlaatvloeistof
STARTEN EN RIJDEN
204
Page 207 of 414

2. Steek de trechter op dezelfde manier in de
vulleiding als het tankpistool.OPMERKING:
Zorg ervoor dat de trechter volledig is
geplaatst zodat hij de afsluitklep open-
houdt.
3. Giet de brandstof in de trechter.
4. Verwijder de trechter uit de vulleiding,
reinig hem voordat u hem terug plaatst in
de reservewielset.
WAARSCHUWING!
• Houd brandende sigaretten en vuur uit
de buurt van de auto wanneer de vulklep
is geopend of tijdens het tanken.
• Vul nooit brandstof bij wanneer de motor
draait. Dit is in strijd met de meeste
plaatselijke richtlijnen inzake brand en
kan ertoe leiden dat het storingslampje
gaat branden.
• Er kan brand ontstaan als u een jerrycan
die in een auto staat met brandstof vult.
Dit kan leiden tot brandwonden. Plaats
een jerrycan altijd op de grond alvorens
deze te vullen.
LET OP!
Voorkom morsen en overlopen van brand-
stof.
Brandstofvultrechter/reservewiel/krik en
gereedschap
1 — Doploze brandstofvultrechter
2 — Reservewiel
3 — Gereedschap voor verwisselen van
banden en krik
Brandstofvulopening in noodgevallen
205
Page 208 of 414

Gebruik van verontreinigde brandstof
vermijden
Brandstof die is verontreinigd door water of
vuil, kan ernstige schade aan het brandstofsys-
teem van de motor veroorzaken. Goed onder-
houd van het brandstoffilter en de brandstof-
tank is essentieel. Raadpleeg de paragraaf
"Dealer Service" in het hoofdstuk "Service en
onderhoud" op
www.mopar.com/eu/owner/
voor meer informatie.
Brandstofopslag - dieselbrandstof
Als u hoeveelheden brandstof opslaat, is een
goed onderhoud van de opgeslagen brandstof
ook van groot belang. Brandstof verontreinigd
met water zal de groei van "bacteriën" bevor-
deren. Deze bacteriën vormen "slib" dat het
brandstoffiltersysteem en -leidingen ver-
stopt. Tap regelmatig condens van de toe-
voertank af en vervang het filter van de lei-
ding op gezette tijden.
OPMERKING:
Wanneer een dieselmotor zonder brandstof
komt te staan, wordt er lucht in het brand-
stofsysteem gezogen.Als het voertuig niet start, raadpleegt u de
paragraaf "Dealer Service / Voorvullen wan-
neer de motor geen brandstof heeft gehad" in
het hoofdstuk "Service en onderhoud" op
www.mopar.com/eu/owner/ voor meer
informatie.
WAARSCHUWING!
Open het hogedrukbrandstofsysteem niet
bij draaiende motor. Als de motor draait,
ontstaat er een hoge brandstofdruk. Weg-
spuitende brandstof onder druk kan ern-
stig letsel of de dood tot gevolg hebben.
Diesel Exhaust Fluid (DEF)
Uw auto is uitgerust met een systeem voor
selectieve katalytische reductie (SCR-
systeem) om te voldoen aan de zeer strenge
dieselemissienormen van het Environmental
Protection Agency.
Het doel van het SCR-systeem is de hoeveel-
heid NOx (stikstofoxiden die motoren uitsto-
ten), dat schadelijk is voor onze gezondheid
en het milieu, tot vrijwel nul terug te brengen.
Kleine hoeveelheden Diesel Exhaust Fluid
(DEF) worden vóór de katalysator in de uitlaatgespoten waar deze na verdamping de smog
veroorzakende stikstofoxiden (NOx) omzet in
onschadelijke stikstof (N2) en waterdamp
(H2O), twee natuurlijke componenten van de
lucht die wij inademen. U kunt in uw auto
rijden met het geruststellende idee dat uw
voertuig bijdraagt aan een schoner en gezon-
der milieu voor de huidige én komende gene-
raties.
Systeemoverzicht
Dit voertuig is uitgerust met een DEF-
inspuitsysteem (Diesel Exhaust Fluid) en een
SCR-katalysator (selectieve katalytische re-
ductie) om te voldoen aan de emissie-eisen.
Het DEF-inspuitsysteem bestaat uit de vol-
gende onderdelen:
• DEF-tank
• DEF-pomp
• DEF-verstuiver
• Elektronisch verwarmde DEF-leidingen
• NOx-sensoren
• Temperatuursensoren
• SCR-katalysator
STARTEN EN RIJDEN
206
Page 209 of 414

Het DEF-inspuitsysteem en de SCR-
katalysator zorgen ervoor dat aan de
dieselemissie-eisen wordt voldaan met be-
houd van een uitstekend brandstofverbruik,
rijgedrag, koppel en vermogen.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de instru-
mentengroep" in het hoofdstuk "Uw Instru-
mentenpaneel leren kennen" voor systeembe-
richten en waarschuwingen.
OPMERKING:
• Uw voertuig is uitgerust met een DEF-
inspuitsysteem. Af en toe hoort u mogelijk
een klikkend geluid bij stilstand dat onder
de auto vandaan komt. Dit is normaal.
• De DEF-pomp blijft gedurende enige tijd
na het uitschakelen van de motor in wer-
king om het DEF-systeem door te spoelen.
Dit is de normale werking en het is moge-
lijk hoorbaar vanaf de achterkant van de
auto.Opslag van Diesel Exhaust Fluid (DEF)
Diesel Exhaust Fluid (DEF) wordt beschouwd
als een zeer stabiel product met een lange
houdbaarheid. Als DEF wordt bewaard bij
temperaturen tussen -12 °C en 32 °C
(10 ° en 90 °F), is het ten minste één jaar
houdbaar.
DEF kan bij de laagste temperaturen bevrie-
zen. DEF kan bijvoorbeeld bevriezen bij een
temperatuur van of onder -11° C (12° F). Het
systeem is ontworpen voor gebruik in deze
omgeving.
OPMERKING:
Bij het werken met DEF is het volgende van
belang:
• Alle reservoirs of onderdelen die in contact
komen met DEF, moeten DEF compatibel
zijn (kunststof of roestvrij staal). Koper,
messing, aluminium, ijzer of niet-roestvrij
staal moet worden vermeden, omdat ze
onderhevig zijn aan corrosie door DEF.
• Als DEF wordt gemorst, moet het volledig
worden opgeveegd.
Diesel Exhaust Fluid (DEF) bijvullen
De DEF-meter (op het display in de instru-
mentengroep) geeft het niveau van de DEF
aan die zich nog in het reservoir bevindt.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de instru-
mentengroep" in het hoofdstuk "Uw Instru-
mentenpaneel leren kennen" voor meer infor-
matie hierover.
OPMERKING:
Rijomstandigheden (hoogte, rijsnelheid, be-
lading, enz.) zijn van invloed op het verbruik
van DEF door uw voertuig.
Vulprocedure DEF
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "Vloeistoffen en
smeermiddelen" in het hoofdstuk "Techni-
sche gegevens" voor de juiste vloeistofsoort.
1. Verwijder de dop van de vulopening voor
DEF (in de tankklep).
207
Page 210 of 414

2.Steek de DEF-adapter / het DEF-vulpistool
in de DEF-vulopening.
OPMERKING:
• Het kan tot vijf seconden duren voordat
de DEF-meter actueel is nadat een liter
of meer Diesel Exhaust Fluid (DEF) is
getankt. Als er sprake is van een storing
met betrekking tot het DEF-systeem,
kan het zijn dat de meter de werkelijke
stand niet bijwerkt. Bezoek uw erkende
dealer voor service.
• De DEF-meter wordt mogelijk ook niet
onmiddellijk na het vullen bijgewerkt
als de temperatuur van de DEF-vloeistof
lager is dan -11 °C (12 °F). De DEF-
leidingverwarming zal de DEF-vloeistof
pas na een bepaalde bedrijfsperiode
verwarmen, waarna de meter wordt bij-
gewerkt. Onder zeer koude omstandig-
heden is het mogelijk dat de meter het
nieuwe vloeistofniveau pas na meerdere
ritten aangeeft.LET OP!
•Om morsen van dieseluitlaatvloeistof en
mogelijke schade aan het dieseluitlaat-
vloeistofreservoir als gevolg van overlo-
pen te voorkomen, mag u het reservoir
na het vullen niet "helemaal bijvullen".
• VUL NOOIT TE VEEL VLOEISTOF
BIJ. Dieseluitlaatvloeistof bevriest onder
-11 °C (12 °F). Het systeem voor de
dieseluitlaatvloeistof is ontworpen om te
werken bij temperaturen lager dan het
vriespunt van de dieseluitlaatvloeistof,
als echter het reservoir te vol en bevriest,
kan het systeem beschadigd raken.
• Wanneer u dieseluitlaatvloeistof morst,
reinig dan onmiddellijk de plaats met
water en gebruik een absorberend mate-
riaal om de gemorste vloeistof op de
grond op te nemen.
• Probeer niet de motor te starten als per
ongeluk dieseluitlaatvloeistof in de
brandstoftank heeft bijgevuld, aange-
zien dit kan leiden tot ernstige motor-
schade, met inbegrip van maar niet be-
perkt tot storingen in de brandstofpomp
en de verstuivers.
Vuldop DEF en vulopening brandstof
1 — Vulopening dieselbrandstof
2 — Vulopening Diesel Exhaust Fluid
(DEF)
STARTEN EN RIJDEN
208