display JEEP WRANGLER 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: WRANGLER, Model: JEEP WRANGLER 2020Pages: 292, PDF Size: 4.65 MB
Page 19 of 292

Starten met afstandsbediening
Aan alle volgende voorwaarden moet worden
voldaan om de motor met de afstandsbedie-
ning te kunnen starten:
• Schakelhendel in de stand PARK
• Portieren gesloten
• Motorkap gesloten
• Schakelaar waarschuwingsknipperlichten
uit
• Remschakelaar niet geactiveerd (rempe-
daal niet ingetrapt)
• Contactsleutel verwijderd uit contact
• Accu voldoende geladen
• Systeem niet uitgeschakeld door eerder
starten met de afstandsbediening
• Alarmsysteem niet geactiveerd
WAARSCHUWING!
• Laat een motor niet in een gesloten ga-
rage of afgesloten ruimte draaien. Uit-
laatgas bevat koolmonoxide (CO), het-
geen geurloos en kleurloos is.
WAARSCHUWING!
Koolmonoxide is giftig en kan bij inade-
ming leiden tot erstig of dodelijk letsel.
• Houd sleutelhouders buiten het bereik
van kinderen. Door met de afstandsbe-
diening de motor te starten of de ramen,
portiersloten of andere onderdelen te
bedienen kunt u of kunnen anderen ern-
stig gewond raken of om het leven ko-
men.
Bericht Remote Start Aborted (starten
met afstandsbediening afgebroken)
De volgende berichten verschijnen op het
display in de instrumentengroep als het voer-
tuig niet met de afstandsbediening kan wor-
den gestart of als de functie remote start
(starten op afstand) voortijdig wordt afgebro-
ken:
• Remote Start Aborted — Door Open (star-
ten met afstandsbediening afgebroken —
portier open)
• Remote Start Aborted — Hood Open (star-
ten met afstandsbediening afgebroken —
motorkap open)• Remote Start Aborted — Fuel Low (starten
met afstandsbediening afgebroken —
brandstofpeil te laag)
• Remote Start Aborted — Swing Gate Open
(starten met afstandsbediening afgebroken
— achterklep open)
• Remote Start Aborted — System Fault
(starten met afstandsbediening afgebroken
— systeemstoring)
Het display in de instrumentengroep blijft
zichtbaar totdat het contact in de stand ON/
RUN wordt gezet.Activeren van het starten met
afstandsbediening
Druk tweemaal binnen vijf seconden op de
toets remote start (starten op afstand) op de
sleutelhouder. De portieren worden vergren-
deld, de parkeerlichten knipperen en de
claxon klinkt twee keer (indien geprogram-
meerd). De motor start en het voertuig blijft
15 minuten in de modus voor starten met
afstandsbediening.
17
Page 44 of 292

OPMERKING:
• Voor voertuigen die niet van het display in
de instrumentengroep zijn voorzien, blijft
de elektrische raamschakelaar 45 secon-
den lang actief nadat de contactschakelaar
in de stand LOCK is gezet. Door het openen
van een voorportier wordt deze functie uit-
geschakeld.• Voor voertuigen die van het display in de
instrumentengroep zijn voorzien, blijft de
elektrische raamschakelaar 10 minuten
lang actief nadat het contactsleutel in de
LOCK-stand is gezet. Door het openen van
een voorportier wordt deze functie
uitgeschakeld.
Vierdeursmodellen
Met de schakelaar linksonder bedient u het
passagiersraam linksachter en met de scha-
kelaar rechtsonder bedient u het passagiers-
raam rechtsvoor.
Windgeruis
Windgeruis kan worden beschreven als het
gevoel van druk op de oren, vergelijkbaar met
het geluid van een helikopter. Wanneer u met
open (of gedeeltelijk geopende) ramen rijdt,
kunt u windgeruis ervaren. Dit is een normaal
verschijnsel, dat tot een minimum kan wor-
den beperkt door de stand van de ramen aan
te passen.
INFORMATIE OVER
VERWIJDERBAAR DAK
Ga naar http://www.jeep.com/en/wrangler-
rooftop-instructions/ voor instructievideo's.
Raadpleeg uw instructieboekje voor meer infor-
matie.
Sunrider en Soft Top
Sunrider openen (tweedeurs)
Volg deze eenvoudige stappen om de Sunri-
der te openen.
1. Maak de zonnekleppen los en schuif ze
aan de kant.
Schakelaars voor elektrische
raambediening
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
42
Page 61 of 292

UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
DISPLAY IN DE INSTRUMENTEN-
GROEP — INDIEN AANWEZIG . . .60
Locatie en bedieningselementen display in
de instrumentengroep............60
Berichten Display in instrumentengroep .61
Schakelindicator (GSI) — indien
aanwezig....................62
Oil Change Required
(olieverversing vereist)............62
WAARSCHUWINGSLAMPJES EN
MELDINGEN................63
Rode waarschuwingslampjes........63
Gele waarschuwingslampjes.........65
Gele controlelampjes.............68
Groene controlelampjes...........69
Witte controlelampjes............69
Blauwe controlelampjes...........69
BOORDDIAGNOSESYSTEEM —
OBDII ....................70
Boorddiagnosesysteem (OBD II) en
cyberveiligheid.................70
Bericht brandstofvuldop los........71
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
59
Page 62 of 292

DISPLAY IN DE
INSTRUMENTENGROEP —
INDIEN AANWEZIG
Uw voertuig is mogelijk uitgerust met een
display in de instrumentengroep, dat de be-
stuurder nuttige informatie biedt. Met het
contact in de stand STOP/OFF, zorgt het
openen/sluiten van een portier ervoor dat het
display wordt geactiveerd en het totaal aantal
kilometers of mijlen weergeeft op de kilome-
terteller. Het display in de instrumenten-
groep is ontworpen om belangrijke informatie
over de systemen en functies van uw voertuig
weer te geven. Met behulp van een interactief
display in het instrumentenpaneel voor de
bestuurder, wordt op het display in de instru-
mentengroep weergegeven hoe systemen
werken en krijgt de bestuurder waarschuwin-
gen wanneer deze niet werken. Met de bedie-
ningselementen op het stuurwiel kunt u door
de hoofd- en submenu's bladeren en u hebt
toegang tot deze menu’s. U hebt toegang tot
de door u gewenste, specifieke informatie en
u kunt selecties maken en aanpassingen
doen.
Locatie en bedieningselementen display in
de instrumentengroep
Het display in de instrumentengroep heeft
een interactief scherm dat zich in de instru-
mentengroep bevindt.
Dit systeem biedt u op een handige manier
toegang tot verschillende nuttige gegevens
via een druk op de stuurwielschakelaars. Het
display in de instrumentengroep bestaat uit
het volgende:
• Kompas (N, S, E, W, NE, NW, SE, SW)
• Buitentemperatuur (°F of °C)• ECO-weergave
• Digitale snelheidsmeter
• Gemiddeld brandstofverbruik
• Distance To Empty (afstand tot lege tank)
• Bandenspanningscontrolesysteem — in-
dien aanwezig
• Elapsed Time (verstreken tijd)
• Vehicle Info (voertuiginformatie)
• Keuze eenheden
• Systeemstatus en -waarschuwingen (por-
tier open, enz.)
• Persoonlijke instellingen (door de klant te
programmeren functies)
Met dit systeem kan de bestuurder informatie
selecteren door op de volgende knoppen op
het stuur te drukken:
Display in de instrumentengroep
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
60
Page 63 of 292

• Druk op de knopMENUom door de hoofd-
menu's te bladeren (Speedometer (snel-
heidsmeter), Fuel Economy
(brandstofverbruik), Miles to Empty (af-
stand tot lege tank), Tire Pressure (banden-spanning), Warnings (waarschuwingen), Ti-
mer, Vehicle Info (voertuiginformatie),
Units (eenheden) System Warning (sys-
teemwaarschuwing), Personal Settings
(persoonlijke instellingen)) of om subme-
nu's te verlaten.
• Druk op de knop met de pijl naarrechtsvoor
toegang tot hoofdmenu's, submenu's of om
een persoonlijke instelling te selecteren in
het menu met instellingen.
• Druk op de knopcompassom een van de
acht kompasstanden en de buitentempera-
tuur weer te geven of om submenu's te
verlaten.
• Druk op de knop met de pijlomlaagom
omlaag te bladeren door de submenu's.
Berichten Display in instrumentengroep
Wanneer de betreffende omstandigheden van
kracht zijn, verschijnen de volgende berich-
ten op het display in de instrumentengroep:
• Low Tire Pressure (lage bandenspanning)
• Low Fuel (brandstofpeil laag)• Service TPM System (onderhoud banden-
spanningscontrolesysteem) (raadpleeg de
paragraaf "Bandenspanningscontrolesys-
teem" in het hoofdstuk "Veiligheid" voor
meer informatie)
• Damaged Key (sleutel beschadigd)
• Key in ignition (sleutel in contactslot)
• Turn Signal On (richtingaanwijzer aan) (met
een continu geluidssignaal)
• Left Front Turn Signal Light Out (richting-
aanwijzer linksvoor defect) (met één ge-
luidssignaal)
• Left Rear Turn Signal Light Out (richting-
aanwijzer linksachter defect) (met één ge-
luidssignaal)
• Right Front Turn Signal Light Out (richting-
aanwijzer rechtsvoor defect) (met één ge-
luidssignaal)
• Right Rear Turn Signal Light Out (richting-
aanwijzer rechtsachter defect) (met één ge-
luidssignaal)
• Key Fob Battery Low (batterij van sleutel-
houder bijna leeg) (met één geluidssignaal)
Bedieningstoetsen display in
instrumentengroep
1 — toets MENU 3 — toets pijl om-
laag
2 — toets pijl naar
rechts4 — toets COM-
PASS
61
Page 64 of 292

• Personal Settings Not Avail (persoonlijke
instellingen niet beschikbaar). – Vehicle
Not in Park (voertuig staat niet in de stand
Park) — automatische versnellingsbak
• Personal Settings Not Avail (persoonlijke
instellingen niet beschikbaar). – Vehicle in
Motion (voertuig in beweging) — handge-
schakelde versnellingsbak
• Door Open (portier open - met afbeelding
van geopende portier. Eén geluidssignaal
klinkt wanneer het voertuig in beweging is)
• Gate Open (achterklep open - met afbeel-
ding geopende achterklep/achterdeur en er
klinkt één geluidssignaal wanneer het voer-
tuig in beweging is)
• Check Gascap (brandstofvuldop controle-
ren - raadpleeg de paragraaf "Brandstof
tanken" in het hoofdstuk "Starten en rijden"
voor meer informatie)
• Oil Change Required (olie verversen - met
een geluidssignaal)
• ECO (indicator brandstofbesparing) — in-
dien aanwezigSchakelindicator (GSI) — indien aanwezig
Het schakelstandindicatiesysteem (GSI)
wordt ingeschakeld op voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak, of wan-
neer een voertuig met een automatische ver-
snellingsbak in de modus handmatig schake-
len is gezet. De GSI biedt de bestuurder een
visuele indicatie als het aanbevolen schakel-
punt is bereikt. Deze indicatie wijst de be-
stuurder erop dat het brandstofverbruik kan
worden verlaagd door te schakelen. Wanneer
het opschakellampje wordt weergegeven op
het display, adviseert de GSI de bestuurder
naar een hogere versnelling te schakelen.
Wanneer het terugschakellampje op het dis-
play wordt getoond, adviseert de GSI de be-
stuurder naar een lagere versnelling te scha-
kelen.
De GSI-indicatie blijft branden totdat de be-
stuurder schakelt, of de rijomstandigheden
terugkeren naar een situatie waarbij niet
hoeft te worden geschakeld voor een gunsti-
ger brandstofverbruik.
Oil Change Required (olieverversing
vereist)
Uw auto is uitgerust met een indicator voor
olieverversing. De melding "Oil Change Re-
quired" (olie verversen) wordt ongeveer
10 seconden in het display van de instrumen-
tengroep weergegeven na één geluidssignaal
om de volgende oliebeurt aan te geven. De
indicator voor olieverversing is gebaseerd op
de belasting van de motor, wat betekent dat
de periodieke oliebeurten afhankelijk zijn van
uw persoonlijke rijstijl.
Tenzij dit bericht wordt gereset, verschijnt
het iedere keer als u de contactsleutel in de
stand ON draait. Om het bericht tijdelijk uit
te schakelen, drukt u kort op de knopMENU.
Om de indicator voor olieverversing (na peri-
odiek onderhoud) te resetten, volgt u de vol-
gende stappen:
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
62
Page 69 of 292

van de motor het storingslampje gaan bran-
den. De auto moet worden afgeleverd voor
onderhoud als het lampje aanblijft tijdens
een paar ritten zoals die voor u gebruikelijk
zijn. In de meeste gevallen kan dan normaal
met de auto worden gereden en is slepen niet
noodzakelijk.
Bij een draaiende motor kan het storingsindi-
catielampje gaan knipperen als er sprake is
van ernstige storingen die ertoe kunnen lei-
den dat het motorvermogen onmiddellijk
wegvalt of dat de katalysator ernstig bescha-
digd raakt. Als dit gebeurt, moet de auto zo
snel mogelijk voor onderhoud worden
aangeboden.
WAARSCHUWING!
Een niet goed werkende katalysator, zoals
hierboven beschreven, kan warmer worden
dan een katalysator die wel goed werkt.
Hierdoor kan brand ontstaan als u lang-
zaam rijdt of de auto op brandbaar mate-
riaal parkeert, zoals droge planten, hout,
karton enz. Dit ernstig of zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben voor de bestuur-
der, de passagiers of anderen.
LET OP!
Als u lange tijd blijft rijden met een bran-
dend storingslampje, kan het voertuigre-
gelsysteem beschadigd raken. Het kan ook
van invloed zijn op het brandstofverbruik
en het rijgedrag. Als het lampje knippert,
zal de katalysator vrij snel ernstig defect
raken en zal het motorvermogen afnemen.
Raadpleeg dan onmiddellijk uw dealer.
— Waarschuwingslampje bandenspan-
ningscontrolesysteem (TPMS)
Het waarschuwingslampje gaat branden en er
wordt een bericht weergegeven om aan te
geven dat de bandenspanning lager is dan de
aanbevolen waarde en/of langzaam span-
ningsverlies optreedt. In deze gevallen, wor-
den de optimale gebruiksduur van de banden
en het optimale brandstofverbruik mogelijk
niet gegarandeerd.
Indien een of meer banden in de bovenge-
noemde staat zijn, toont het display de aan-
wijzingen voor elke overeenkomstige band
één voor één
LET OP!
U mag niet verder rijden met een of meer
lekke banden, omdat de bestuurbaarheid
van de auto dan wordt aangetast. Stop het
voertuig, en voorkom daarbij krachtig rem-
men en sturen. Repareer een lekke band
onmiddellijk met de speciale bandrepara-
tieset en neem zo snel mogelijk contact op
met uw erkende dealer.
Alle banden, ook de reserveband (indien aan-
wezig) moeten elke maand worden gecontro-
leerd wanneer ze koud zijn en opgepompt tot
de bandenspanning die door de fabrikant
wordt aanbevolen op de bandenspannings-
sticker. (Als uw voertuig banden heeft met
een andere maat dan wordt aangegeven op de
bandenspanningssticker, moet u de juiste
bandenspanning voor die banden achterha-
len.)
Als extra veiligheidsvoorziening is uw auto
uitgerust met een bandenspanningscontrole-
systeem, dat ervoor zorgt dat het verklikker-
lampje voor een te lage bandenspanning gaat
branden wanneer de spanning in een of meer
banden duidelijk te laag is. Als het banden-
67
Page 73 of 292

WAARSCHUWING!
• UITSLUITEND een erkende servicemon-
teur mag apparatuur aansluiten op de
OBD II aansluiting voor diagnose of on-
derhoud van uw voertuig.
• Als niet-goedgekeurde apparatuur wordt
aangesloten op de OBD II aansluiting,
zoals een tracker voor bestuurdersge-
drag, kan:
• Het mogelijk zijn dat voertuigsyste-
men, waaronder ook veiligheidsge-
relateerde systemen, worden aange-
tast. Ook kan het voertuig
onbestuurbaar worden wat kan lei-
den tot ernstige of zelfs dodelijke
ongevallen.
• Informatie die is opgeslagen in de
systemen van uw voertuig, waaron-
der ook persoonlijke gegevens, toe-
gankelijk worden voor anderen.
Raadpleeg de paragraaf "Cyberveiligheid" in
het hoofdstuk "Multimedia" in het instructie-
boekje voor meer informatie.
Bericht brandstofvuldop los
Na het tanken kan het diagnosesysteem van
het voertuig vaststellen of de vuldop loszit,
onjuist is aangebracht of is beschadigd. Het
bericht "gASCAP" wordt weergegeven in het
display van de kilometerteller. Draai de
brandstofvuldop vast tot u een "klikgeluid"
hoort. De klik geeft aan dat de brandstofvul-
dop goed is vastgedraaid. Druk op de reset-
knop van de kilometerteller om de melding te
wissen. Als het probleem zich opnieuw voor-
doet, verschijnt de melding de volgende keer
dat de auto wordt gestart opnieuw. Dit kan op
een defecte vuldop duiden. Als het probleem
tweemaal achtereen wordt vastgesteld, zal
het systeem het storingslampje laten bran-
den. Nadat het probleem is verholpen, gaat
het storingslampje uit.
71
Page 78 of 292

het rempedaal niet, tenzij u niet langer hoeft
te remmen. Zodra u het rempedaal loslaat,
wordt het BAS-systeem uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Met het BAS-systeem wordt niet voorko-
men dat de auto onderworpen blijft aan de
wetten van de natuur en het systeem zorgt
evenmin voor meer grip op het wegdek.
BAS kan geen ongevallen voorkomen, ze-
ker geen ongevallen die worden veroor-
zaakt door te hoge snelheden in bochten,
het rijden op zeer glad wegdek, of aqua-
planing. Gebruik de mogelijkheden van
een auto met BAS nooit op een roekeloze
of risicovolle wijze die de veiligheid van
uzelf of anderen in gevaar brengt.
Hill Start Assist (HSA)
Het HSA-systeem is bedoeld om terugrollen
op een helling vanuit volledige stilstand te
voorkomen. Als de bestuurder de rem loslaat
na gestopt te zijn op een helling, handhaaft
het HSA-systeem nog een korte tijd de rem-druk. Als de bestuurder geen gas geeft tij-
dens deze periode, wordt de remdruk wegge-
nomen en rolt de auto normaal van de helling
af.
HSA wordt geactiveerd als aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
• Deze functie moet worden ingeschakeld.
• De auto moet stilstaan.
• Handrem moet zijn uitgeschakeld.
• Het bestuurdersportier is gesloten.
• De auto moet zich op een voldoende steile
helling bevinden.
• De gekozen versnelling moet overeenko-
men met de stand van de auto op de helling
(in een vooruitversnelling als de voorkant
van de auto naar boven is gericht; in de
achteruitversnelling (REVERSE) als de
voorkant van de auto naar beneden is ge-
richt).
• HSA werkt in alle vooruitversnellingen en in
de achteruit. Het systeem treedt niet in
werking als de versnellingsbak in PARK of
NEUTRAL staat. Bij voertuigen met hand-
geschakelde versnellingsbak blijft HSA ac-
tief wanneer de koppeling wordt ingetrapt.
WAARSCHUWING!
Er kunnen situaties optreden waarbij het
HSA-systeem (Hill Start Assist) niet wordt
geactiveerd en de auto enigszins kan gaan
rollen. Voorbeelden hiervan zijn lichte hel-
lingen, als de auto beladen is of een aan-
hangwagen trekt. HSA is geen systeem dat
de taken en verantwoordelijkheden van de
bestuurder overneemt. De bestuurder
blijft te allen tijde verantwoordelijk voor
het houden van afstand ten opzichte van
andere voertuigen, personen en objecten,
en - als belangrijkste - het bedienen van de
remmen voor veilig gebruik van de auto
onder alle omstandigheden. Veilig autorij-
den vereist altijd uw volle aandacht. Het
negeren van deze waarschuwingen kan
een aanrijding en ernstig of zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben.
HSA in- en uitschakelen
U kunt deze functie in- en uitschakelen.
Raadpleeg voor het veranderen van de hui-
dige instelling met behulp van het display in
VEILIGHEID
76
Page 79 of 292

de instrumentengroep de paragraaf "Display
in de instrumentengroep" in het hoofdstuk
"Uw instrumentenpaneel leren kennen" voor
meer informatie.
Ga bij voertuigen die niet zijn voorzien van
een display in de instrumentengroep als volgt
te werk:
1. Centreer het stuur (voorwielen wijzen
recht naar voren).
2. Schakel naar PARK.
3. Trek de handrem aan.
4. Start de motor.
5. Draai het stuur iets meer dan een halve
slag naar links.
6. Druk vier keer binnen 20 seconden op de
schakelaar "ESC Off" in de onderste rij
schakelaars onder de klimaatregeling. Het
"controlelampje ESP uit" moet twee keer
aan en uit gaan.
7. Draai het stuur terug naar het midden en
vervolgens iets meer dan een halve slag
naar rechts.8. Zet het contact in de stand OFF en vervol-
gens weer in ON. Wanneer de procedure
juist is uitgevoerd, zal het "controlelampje
ESP uit" meerdere malen knipperen om te
bevestigen dat HSA is uitgeschakeld.
9. Herhaal deze stappen als u de vorige in-
stelling voor deze functie wilt herstellen.
Tractieregelsysteem (ASR)
Dit systeem bewaakt de hoeveelheid wielspin
van elk van de aangedreven wielen. Als er
wielslip wordt gedetecteerd, oefent ASR mo-
gelijk remdruk uit op het/de slippende wie-
l(en) en/of wordt het motorvermogen verlaagd
voor een betere acceleratie en stabiliteit. Een
voorziening van ASR, Brake Limited Differen-
tial (BLD), functioneert op dezelfde wijze als
een limited-slipdifferentieel en regelt de
wielspin van een aangedreven as. Als één wiel
van een aangedreven as sneller draait dan het
andere, wordt het doorslippende wiel afge-
remd. Hierdoor kan er meer motorkoppel naar
het niet-doorslippende wiel gaan. BLD kan
ingeschakeld blijven, zelfs als ASR en ESP
zijn beperkt.
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESC)
Dit systeem verbetert de bestuurbaarheid en
stabiliteit van de auto onder diverse rijom-
standigheden. ESP corrigeert over- en onder-
stuur van het voertuig door het juiste wiel af
te remmen. Zo wordt tegengestuurd bij
onder- of overstuur. Ook kan het motorvermo-
gen worden verminderd om het voertuig te
helpen bij het handhaven van de juiste rij-
richting.
ESC bepaalt met behulp van sensors in het
voertuig de door de bestuurder gewenste rij-
richting. Het systeem vergelijkt deze baan
dan met de werkelijke rijrichting van het
voertuig. Wanneer de werkelijke baan niet
overeenkomt met de gewenste baan, remt
ESC het juiste wiel af om over- of onderstuur
tegen te gaan.
• Overstuur: de auto draait meer dan correct
is voor de stand van het stuur.
• Onderstuur: de auto draait minder dan cor-
rect is voor de stand van het stuur.
77