JEEP WRANGLER UNLIMITED 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2018, Model line: WRANGLER UNLIMITED, Model: JEEP WRANGLER UNLIMITED 2018Pages: 384, PDF Size: 5.91 MB
Page 171 of 384

De schakelhendel heeft de standen PARK,
REVERSE, NEUTRAL, DRIVE en MANUAL
(AutoStick). U kunt handmatig schakelen
met de schakelaar AutoStick. Door de scha-
kelhendel naar voren (-) of achteren (+) te
bewegen terwijl deze in de stand MANUAL
(AutoStick) staat (naast de stand DRIVE),
kunt u handmatig de versnelling selecterenen wordt de huidige versnelling in de instru-
mentengroep weergegeven. Raadpleeg de pa-
ragraaf "AutoStick" in dit hoofdstuk voor meer
informatie hierover.
OPMERKING:
Als de schakelhendel niet in de stand PARK,
REVERSE of NEUTRAL kan worden gezet
(indien naar voren gedrukt), dan bevindt deze
zich waarschijnlijk in de stand AutoStick (+/-)
(naast de stand DRIVE). In de AutoStick-
modus wordt de versnelling (1, 2, 3 enz.)
weergegeven in de instrumentengroep. Zet de
schakelhendel naar rechts (in de stand
DRIVE [D]) voor toegang tot PARK, REVERSE
en NEUTRAL.AutoStick
AutoStick is een interactieve functie, die
handmatig schakelen mogelijk maakt waar-
door u meer controle over de auto krijgt. Met
AutoStick kunt u maximaal remmen op de
motor, ongewenst op- of terugschakelen voor-
komen en de prestaties van de auto verbete-
ren. Met dit systeem heeft u ook meer con-
trole over de auto bij het inhalen, bij hetrijden in de stad, bij glad wegdek, in de
bergen, het trekken van een aanhangwagen
en vele andere situaties.
Bediening
Om de AutoStick-modus te activeren, zet u
de schakelhendel in de stand MANUAL (M)
(naast de stand DRIVE). De huidige versnel-
ling wordt weergegeven in de instrumenten-
groep. In de AutoStick-modus kunt u de
schakelhendel (in de stand MANUAL) gebrui-
ken om handmatig te schakelen. Als u de
schakelhendel naar voren (-) tikt terwijl deze
in de stand MANUAL (M) staat, schakelt de
versnellingsbak naar de eerstvolgende lagere
versnelling. Als u de hendel naar achteren (+)
tikt, wordt opgeschakeld.
In de stand AutoStick schakelt de versnel-
lingsbak op of terug als de bestuurder hand-
matig (+/-) kiest, tenzij dit leidt tot stotteren
of een te hoog toerental van de motor. De
versnellingsbak blijft in de gekozen versnel-
ling totdat naar een hogere of lagere versnel-
ling wordt geschakeld, met uitzondering van
de onderstaande situaties.
Versnellingshendel
169
Page 172 of 384

• De versnellingsbak schakelt automatisch
terug als de snelheid van de auto afneemt
(om stotteren van de motor te voorkomen),
waarbij de huidige versnelling wordt aange-
geven.
• De versnellingsbak schakelt automatisch
terug naar de eerste versnelling wanneer de
auto tot stilstand komt. Na stilstand moet
de bestuurder handmatig opschakelen (+)
tijdens het optrekken.
• U kunt vanuit stilstand wegrijden in de
eerste of tweede versnelling (of de derde
versnelling in de 4LO-groep). Als u kort op
(+) drukt (bij stilstand) kunt u wegrijden in
de tweede versnelling. Wegrijden in de
tweede of derde versnelling kan zinvol zijn
als het wegdek glad is door sneeuw of ijs.
• Als door terugschakelen het maximum mo-
tortoerental wordt overschreden, vindt het
terugschakelen niet plaats.• Wanneer de voertuigsnelheid te laag is,
negeert het systeem alle opschakelpogin-
gen.
• Als u de schakelhendel in de stand (-)
houdt, wordt voortdurend teruggeschakeld
naar de laagst mogelijke versnelling bij de
huidige snelheid.
• Het schakelen van de transmissie valt meer
op als AutoStick is ingeschakeld.
• Het systeem kan terugkeren naar de auto-
matische schakelmodus als een storing of
oververhitting wordt gedetecteerd.
OPMERKING:
Als Hill Descent Control (afdalingsregeling) is
ingeschakeld, is AutoStick niet actief.
U kunt de AutoStick-modus uitschakelen
door de schakelhendel weer in de stand
DRIVE te zetten. U kunt AutoStick op elk
moment in of uitschakelen zonder dat u uw
voet van het gaspedaal hoeft te nemen.WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug om te
remmen op de motor. De aangedreven wie-
len kunnen hun grip verliezen, waardoor
de auto in een slip kan raken, wat een
aanrijding of persoonlijk letsel tot gevolg
kan hebben.
WERKING VAN DE
VIERWIELAANDRIJVING
WAARSCHUWING!
Als niet volledig naar een andere stand van
de tussenbak wordt geschakeld, kan de
tussenbak beschadigd raken, neemt het
motorvermogen af en kunt u de macht over
het stuur verliezen. U kunt een aanrijding
veroorzaken. Als de tussenbak niet hele-
maal is aangegrepen, mag u niet met de
auto rijden.
STARTEN EN RIJDEN
170
Page 173 of 384

Tussenbak met vier standen
De tussenbak heeft vier standen:
• 2H (tweewielaandrijving, hoge groep)
• 4H (vierwielaandrijving, hoge groep)
• N (neutraalstand)
• 4L (vierwielaandrijving, lage groep)Voor meer informatie over het gebruik van
elke stand voor de tussenbak, zie onder-
staande informatie:
2H
Achterwielaandrijving, hoge groep — Deze
stand is bedoeld voor normaal rijden op de
openbare weg, op een droog, verhard wegdek.
4H
Vierwielaandrijving, hoge groep — Deze
stand maximaliseert het koppel naar de voor-
ste aandrijfas, waardoor de voor- en achter-
wielen worden gedwongen om met hetzelfde
toerental te draaien. Deze stand zorgt voor
extra tractie en is uitsluitend bestemd voor
onverharde of gladde wegen.
NEUTRAL (N)
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de tussenbak in de stand NEUTRAL
(N) staat en de handrem niet helemaal is
aangetrokken, kunnen u of anderen (dode-
lijk) gewond raken. In de NEUTRAL-stand
(N) van de tussenbak wordt het contact
WAARSCHUWING!
met de aandrijflijn van zowel de aandrijfas
voor als achter verbroken, zodat het voer-
tuig kan gaan rollen, zelfs als de automa-
tische versnellingsbak in de stand PARK
(of de handgeschakelde versnellingsbak in
een versnelling) is gezet. De handrem
moet altijd aangetrokken zijn als de be-
stuurder niet in de auto zit.
Neutraal — In deze groep wordt het contact
tussen de aandrijflijn en de aandrijfassen
voor en achter verbroken. Te gebruiken om de
auto op een oplegger te slepen achter een
ander voertuig.
Raadpleeg de paragraaf "Slepen achter een
camper" in het hoofdstuk "Starten en rijden"
voor meer informatie hierover.
4L
Vierwielaandrijving, lage groep — Deze stand
zorgt voor vierwielaandrijving bij lage snel-
heid. De stand maximaliseert het koppel naar
de voorste aandrijfas, waardoor de voor- en
achterwielen worden gedwongen om met het-
zelfde toerental te draaien. Deze groep levert
extra tractie en maximale trekkracht en is
Schakelhendel vierwielaandrijving
171
Page 174 of 384

uitsluitend bestemd voor onverharde of
gladde wegen. Rijd niet sneller dan 25 mph
(40 km/u).
De tussenbak is bedoeld voor het rijden in de
stand 2H voor normale weg- en snelwegom-
standigheden zoals verharde wegoppervlak-
ken.
Wanneer er extra tractie nodig is, kunnen de
tussenbakstanden 4H en 4L worden gebruikt
om de aandrijfassen vóór en achter samen te
vergrendelen en de voor- en achterwielen te
dwingen om met dezelfde snelheid te
draaien. De standen 4H en 4L zijn uitslui-
tend bedoeld voor een onverhard of glad
wegdek en zijn niet bedoeld voor normaal
rijden. Rijden in de standen 4H en 4L op
verharde wegen veroorzaakt overmatige slij-
tage aan de banden en schade aan de onder-
delen van de aandrijflijn. Raadpleeg de para-
graaf "Schakelprocedures" in dit hoofdstuk
voor meer informatie over schakelen in 4H of
4L.De instrumentengroep waarschuwt de be-
stuurder dat het voertuig in de vierwielaan-
drijving staat en dat de aandrijfassen vóór en
achter samen zijn vergrendeld. Het lampje
gaat branden wanneer de tussenbak in de
stand 4H wordt gezet.
Wanneer u bij een bepaalde rijsnelheid in 4L
rijdt, is het motortoerental circa driemaal
(viermaal voor Rubicon-modellen) zo hoog als
het motortoerental in de standen 2H of 4H.
Laat de motor niet met te hoge toerentallen
draaien.
Voor een juist gebruik van voertuigen met
vierwielaandrijving moeten alle banden van
hetzelfde type zijn en dezelfde maat en om-
trek hebben. Het gebruik van verschillende
banden beïnvloedt het schakelgedrag en kan
de tussenbak beschadigen.
Aangezien vierwielaandrijving de tractie ver-
betert, heeft men de neiging de veilige snel-
heden voor bochten en stoppen te overschrij-
den. Rij niet harder dan de
verkeersomstandigheden toelaten.Schakelprocedures
2H naar 4H of 4H naar 2H
Er kan tussen de groepen 2H of 4 H worden
geschakeld terwijl het voertuig stilstaat of
rijdt. De aanbevolen snelheid waarbij kan
worden geschakeld is tussen 0 en 72 km/u
(45 mph). Wanneer het voertuig rijdt, zal de
tussenbak sneller in- of uitschakelen als u
het gaspedaal even los laat na een schake-
ling. Accelereer niet tijdens het schakelen
van de tussenbak. Houd een gelijkmatige
druk aan bij het schakelen van de tussenbak-
hendel.
OPMERKING:
• Probeer niet te schakelen wanneer alleen
de voor- of de achterwielen doorslippen. De
toerentallen van de aandrijfassen vóór en
achter moeten gelijk zijn voordat er gescha-
keld kan worden. Schakelen wanneer al-
leen de voor- of de achterwielen doorslip-
pen kan beschadiging van de tussenbak tot
gevolg hebben.
STARTEN EN RIJDEN
172
Page 175 of 384

• Vertraagd schakelen uit de vierwielaandrij-
ving kan zich voordoen als gevolg van onge-
lijkmatige bandenslijtage, lage of ongelijke
bandenspanning, een te hoge belasting van
de auto of bij lage temperaturen.
• Schakelen kost meer moeite bij een hogere
snelheid, dit is normaal.
Tijdens koud weer kan het schakelen moeiza-
mer verlopen totdat de tussenbakvloeistof is
opgewarmd. Dat is normaal.
Van 4H naar 4L of van 4L naar 4H
Tijdens het rollen van het voertuig tussen de
3 en 5 km/u (2 en 3 mph), schakelt u bij een
automatische versnellingsbak naar de stand
NEUTRAL (N), of trapt u het koppelings-
pedaal in bij een handgeschakelde versnel-
lingsbak. Tijdens het uitrollen van het voer-
tuig met 3 en 5 km/u (2 en 3 mph), zet u de
tussenbakhendel stevig in de gewenste
stand. Pauzeer niet met de tussenbak in de
stand N (NEUTRAL). Nadat de schakeling is
voltooid, plaatst u de schakelhendel van de
automatische versnellingsbak in de stand
DRIVE of laat u het koppelingspedaal los bij
een handgeschakelde versnellingsbak.OPMERKING:
Het is mogelijk om naar en uit 4L te schake-
len als de auto helemaal stilstaat; er kunnen
echter problemen ontstaan omdat de koppe-
lingstanden dan mogelijk niet goed zijn uit-
gelijnd. Mogelijk moet u een aantal schakel-
pogingen doen om de koppelingstanden uit te
lijnen en de overschakeling te voltooien. De
beste methode is tijdens het rollen van de
auto tussen de 3 en de 5 km/u (2 tot 3 mph).
Probeer niet om naar of uit de groep 4L te
schakelen terwijl het voertuig sneller rijdt dan
3 tot 5 km/u (2 tot 3 mph).
WAARSCHUWING!
Als niet volledig naar een andere stand van
de tussenbak wordt geschakeld, kan de
tussenbak beschadigd raken, neemt het
motorvermogen af en kunt u de macht over
het stuur verliezen. U kunt een aanrijding
veroorzaken. Als de tussenbak niet hele-
maal is aangegrepen, mag u niet met de
auto rijden.
Tussenbak met vijf standen
De tussenbak heeft vijf standen:
• 2H (tweewielaandrijving, hoge groep)
• 4H Auto (vierwielaandrijving, automatische
hoge groep)
• 4H PT (vierwielaandrijving, inschakelbare
hoge groep)
• N (neutraalstand)
• 4L (vierwielaandrijving, lage groep)
Schakelhendel vierwielaandrijving
173
Page 176 of 384

Voor meer informatie over het gebruik van
elke stand voor de tussenbak, zie onder-
staande informatie:
2H
Achterwielaandrijving, hoge groep — Deze
stand is bedoeld voor normaal rijden op de
openbare weg, op een droog, verhard wegdek.
4H AUTO
Vierwielaandrijving, automatische hoge
groep — In deze groep wordt vermogen over-
gedragen op de voorwielen. De vierwielaan-
drijving wordt automatisch ingeschakeld
wanneer het voertuig verlies van tractie de-
tecteert. Extra tractie voor diverse rijomstan-
digheden.
4H P-T
Vierwielaandrijving, inschakelbare hoge
groep — Deze groep maximaliseert het kop-
pel naar de voorste aandrijfas, waardoor de
voor- en achterwielen worden gedwongen om
met hetzelfde toerental te draaien. Deze
stand zorgt voor extra tractie en is uitsluitend
bestemd voor onverharde of gladde wegen.NEUTRAL (N)
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de tussenbak in de stand NEUTRAL
(N) staat en de handrem niet helemaal is
aangetrokken, kunnen u of anderen (dode-
lijk) gewond raken. In de NEUTRAL-stand
(N) van de tussenbak wordt het contact
met de aandrijflijn van zowel de aandrijfas
voor als achter verbroken, zodat het voer-
tuig kan gaan rollen, zelfs als de automa-
tische versnellingsbak in de stand PARK
(of de handgeschakelde versnellingsbak in
een versnelling) is gezet. De handrem
moet altijd aangetrokken zijn als de be-
stuurder niet in de auto zit.
Neutraal — In deze groep wordt het contact
tussen de aandrijflijn en de aandrijfassen
voor en achter verbroken. Te gebruiken om de
auto op een oplegger te slepen achter een
ander voertuig.
Raadpleeg de paragraaf "Slepen achter een
camper" in het hoofdstuk "Starten en rijden"
voor meer informatie hierover.4L
Vierwielaandrijving, lage groep — Deze stand
zorgt voor vierwielaandrijving bij lage snel-
heid. De stand maximaliseert het koppel naar
de voorste aandrijfas, waardoor de voor- en
achterwielen worden gedwongen om met het-
zelfde toerental te draaien. Deze groep levert
extra tractie en maximale trekkracht en is
uitsluitend bestemd voor onverharde of
gladde wegen. Rijd niet sneller dan 25 mph
(40 km/u).
Deze tussenbak is ontworpen om te worden
aangedreven in de stand voor tweewielaan-
drijving (2WD) of vierwielaandrijving (4WD
AUTO) op een normale weg of snelweg met
een droog, hard wegdek. Tijdens het rijden in
2WD verbruikt de auto minder brandstof om-
dat de vooras in 2WD niet is ingeschakeld.
Voor variabele rijomstandigheden kan 4WD
AUTO worden gebruikt. In deze modus wordt
de vooras ingeschakeld, maar wordt het ver-
mogen van de auto op de achterwielen over-
gebracht. Vierwielaandrijving wordt automa-
tisch ingeschakeld wanneer het voertuig
STARTEN EN RIJDEN
174
Page 177 of 384

verlies van tractie detecteert. Omdat de
vooras is ingeschakeld, wordt in deze stand
meer brandstof verbruikt dan in de 2WD-
stand.
Wanneer er extra tractie nodig is, kunnen de
tussenbakstanden 4H en 4L worden gebruikt
om de aandrijfassen vóór en achter samen te
vergrendelen en de voor- en achterwielen te
dwingen om met dezelfde snelheid te
draaien. De standen 4H en 4L zijn uitsluitend
bedoeld voor een onverhard of glad wegdek
en zijn niet bedoeld voor normaal rijden.
Rijden in de standen 4H en 4L op verharde
wegen veroorzaakt overmatige slijtage aan de
banden en schade aan de onderdelen van de
aandrijflijn. Raadpleeg de paragraaf "Scha-
kelprocedures" in dit hoofdstuk voor meer
informatie over schakelen in 4H of 4L.
De instrumentengroep waarschuwt de be-
stuurder dat het voertuig in de vierwielaan-
drijving staat en dat de aandrijfassen vóór en
achter samen zijn vergrendeld. Het lampje
gaat branden wanneer de tussenbak in de
stand 4H wordt gezet.Wanneer u bij een bepaalde rijsnelheid in 4L
rijdt, is het motortoerental circa driemaal
(viermaal voor Rubicon-modellen) zo hoog als
het motortoerental in de standen 2H of 4H.
Laat de motor niet met te hoge toerentallen
draaien.
Voor een juist gebruik van voertuigen met
vierwielaandrijving moeten alle banden van
hetzelfde type zijn en dezelfde maat en om-
trek hebben. Het gebruik van verschillende
banden beïnvloedt het schakelgedrag en kan
de tussenbak beschadigen.
Aangezien vierwielaandrijving de tractie ver-
betert, heeft men de neiging de veilige snel-
heden voor bochten en stoppen te overschrij-
den. Rij niet harder dan de
verkeersomstandigheden toelaten.
Schakelprocedures
Van 2H naar 4H Auto of van 4H Auto naar 2H
Er kan tussen de groepen 2H of 4H Auto
worden geschakeld terwijl het voertuig stil-
staat of rijdt. De aanbevolen snelheid waarbij
kan worden geschakeld is tussen 0 en
72 km/u (45 mph). Wanneer het voertuig
rijdt, zal de tussenbak sneller in- of uitscha-kelen als u het gaspedaal even los laat na een
schakeling. Accelereer niet tijdens het scha-
kelen van de tussenbak. Houd een gelijkma-
tige druk aan bij het schakelen van de tus-
senbakhendel.
2H/4H automatisch naar inschakelbare 4H of
inschakelbare 4H naar 2H/4H automatisch
Er kan tussen de groepen 2H/4H AUTO en 4H
PART TIME (inschakelbare 4H) worden ge-
schakeld terwijl het voertuig stilstaat of rijdt.
De aanbevolen snelheid waarbij kan worden
geschakeld is tussen 0 en 72 km/u (45 mph).
Wanneer het voertuig rijdt, zal de tussenbak
sneller in- of uitschakelen als u het gaspedaal
even los laat na een schakeling. Accelereer
niet tijdens het schakelen van de tussenbak.
Houd een gelijkmatige druk aan bij het scha-
kelen van de tussenbakhendel.
175
Page 178 of 384

OPMERKING:
• Probeer niet te schakelen wanneer alleen
de voor- of de achterwielen doorslippen. De
toerentallen van de aandrijfassen vóór en
achter moeten gelijk zijn voordat er gescha-
keld kan worden. Schakelen wanneer al-
leen de voor- of de achterwielen doorslip-
pen kan beschadiging van de tussenbak tot
gevolg hebben.
• Vertraagd schakelen uit de vierwielaandrij-
ving kan zich voordoen als gevolg van onge-
lijkmatige bandenslijtage, lage of ongelijke
bandenspanning, een te hoge belasting van
de auto of bij lage temperaturen.
• Schakelen kost meer moeite bij een hogere
snelheid, dit is normaal.
Tijdens koud weer kan het schakelen moeiza-
mer verlopen totdat de tussenbakvloeistof is
opgewarmd. Dat is normaal.4H Part Time/4H Auto naar 4L of 4L naar 4H
Part Time/4H Auto
Tijdens het rollen van het voertuig tussen de
3 en 5 km/u (2 en 3 mph), schakelt u bij een
automatische versnellingsbak naar de stand
NEUTRAL (N), of trapt u het koppelings-
pedaal in bij een handgeschakelde versnel-
lingsbak. Tijdens het uitrollen van het voer-
tuig met 3 en 5 km/u (2 en 3 mph), zet u de
tussenbakhendel stevig in de gewenste
stand. Pauzeer niet met de tussenbak in de
stand N (NEUTRAL). Nadat de schakeling is
voltooid, plaatst u de schakelhendel van de
automatische versnellingsbak in de stand
DRIVE of laat u het koppelingspedaal los bij
een handgeschakelde versnellingsbak.
OPMERKING:
Het is mogelijk om naar en uit 4L te schake-
len als de auto helemaal stilstaat; er kunnen
echter problemen ontstaan omdat de koppe-
lingstanden dan mogelijk niet goed zijn uit-
gelijnd. Mogelijk moet u een aantal schakel-
pogingen doen om de koppelingstanden uit
te lijnen en de overschakeling te voltooien.De beste methode is tijdens het rollen van de
auto tussen de 3 en de 5 km/u (2 tot 3 mph).
Probeer niet om naar of uit de groep 4L te
schakelen terwijl het voertuig sneller rijdt
dan 3 tot 5 km/u (2 tot 3 mph).
WAARSCHUWING!
Als niet volledig naar een andere stand van
de tussenbak wordt geschakeld, kan de
tussenbak beschadigd raken, neemt het
motorvermogen af en kunt u de macht over
het stuur verliezen. U kunt een aanrijding
veroorzaken. Als de tussenbak niet hele-
maal is aangegrepen, mag u niet met de
auto rijden.
Trac-Lok achteras — indien aanwezig
De Trac-Lok achteras levert een constant aan-
drijfvermogen naar beide achterwielen en
vermindert wielspin door verlies van tractie
bij één aandrijfwiel. Als de tractie tussen de
twee achterwielen verschilt, verdeelt het dif-
ferentieel automatisch het bruikbare koppel
door meer koppel te leveren aan het wiel dat
tractie heeft.
STARTEN EN RIJDEN
176
Page 179 of 384

Trac-Lok is met name nuttig bij gladde rijom-
standigheden. Wanneer beide achterwielen
op een gladde ondergrond rijden, kan licht
indrukken van het gaspedaal maximale trac-
tie leveren.
WAARSCHUWING!
Bij auto's die zijn uitgerust met een be-
perkt slipdifferentieel mag u de motor
nooit laten draaien als een van de achter-
wielen de grond niet raakt. De auto kan
door blijven rijden via het achterwiel dat
de grond nog wel raakt, waardoor u de
macht over het stuur verliest.
Asvergrendeling (Tru–Lok) —
Rubicon-modellen
De schakelaar AXLE LOCK (asvergrendeling)
bevindt zich op het instrumentenpaneel
(rechts van de stuurkolom).Deze functie wordt alleen ingeschakeld als
aan de volgende voorwaarden is voldaan:
• Contact in de RUN-stand, auto in 4L-bereik
(laag).
• Voertuigsnelheid moet 16 km/u (10 mph)
of lager zijn.
• Het rechter- en linkerwiel op de as hebben
dezelfde snelheid.Om het systeem te activeren, drukt u de
schakelaar AXLE LOCK omlaag om alleen de
achteras te vergrendelen (het lampje "REAR
ONLY" (alleen achter) gaat branden). Druk de
schakelaar omhoog om de vooras en achteras
te vergrendelen (het lampje "FRONT + REAR"
(voor en achter) gaat branden). Wanneer de
achteras is vergrendeld, kunt u de vooras
vergrendelen of ontgrendelen door nogmaals
op de onderkant van de schakelaar te druk-
ken.
OPMERKING:
De controlelampjes gaan knipperen totdat de
assen volledig vergrendeld of ontgrendeld
zijn.
Om de assen te ontgrendelen, drukt u op de
knop AXLE LOCK OFF (asvergrendeling uit).
De asvergrendeling wordt uitgeschakeld als
het voertuig uit de groep 4L (LOW) wordt
gehaald of wanneer de contactschakelaar in
de stand OFF wordt gezet.
Schakelpaneel Axle Lock
(asvergrendeling)
177
Page 180 of 384

De asvergrendeling wordt uitgeschakeld bij
snelheden hoger dan 48 km/u (30 mph) en
wordt automatisch weer ingeschakeld als de
rijsnelheid lager is dan 16 km/u (10 mph).
Elektronisch loskoppelbare
stabilisatorstang — indien aanwezig
Uw voertuig kan zijn uitgerust met een elek-
tronisch loskoppelbare stabilisatorstang. Met
dit systeem heeft de wielophanging vóór
meer speling bij terreinrijden.
Het systeem wordt bediend met de schake-
laar SWAY BAR (stabilisatorstang) op het
instrumentenpaneel (rechts van de stuurko-
lom).
Druk op de schakelaar SWAY BAR (stabilisa-
torstang) om het systeem in te schakelen.
Druk nogmaals op de schakelaar om het sys-
teem uit te schakelen. Het controlelampje
voor de stabilisatorstang (in de instrumenten-
groep) gaat branden wanneer de stang is
losgekoppeld. Het controlelampje voor de
stabilisatorstang knippert tijdens het inscha-
kelen, of wanneer er niet is voldaan aan deinschakelomstandigheden. De stabilisa-
torstang moet tijdens normale rijomstandig-
heden in de stand voor rijden op de weg
staan.
WAARSCHUWING!
Verzeker u ervan dat de stabilisatorstang
weer is aangekoppeld voordat u op een
hard wegdek of met snelheden boven
29 km/u (18 mph) gaat rijden; een ontkop-
pelde stabilisatorstang kan ertoe leiden
dat u de macht over het stuur verliest, met
ernstig letsel als gevolg. Onder bepaalde
omstandigheden verbetert de voorste sta-
bilisatorstang de stabiliteit en helpt deze
bij de besturing van de auto. Het systeem
bewaakt de rijsnelheid en probeert de sta-
bilisatorstang bij snelheden boven
29 km/u (18 mph) weer aan te koppelen.
Dit wordt aangegeven met een knipperend
of brandend indicatielampje voor de stabi-
lisatorstang. Als de snelheid van de auto
eenmaal tot onder 22 km/u (14 mph) is
afgenomen, probeert het systeem nog-
maals naar de stand voor terreinrijden te-
rug te keren.
Schakelaar SWAY BAR (stabilisatorstang)
STARTEN EN RIJDEN
178