Lancia Musa 2009 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2009, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2009Pages: 218, PDF Size: 7 MB
Page 131 of 218

130
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
Ugaat niet bran-
den of het gaat branden of
knipperen tijdens het rijden (er ver-
schijnt ook een bericht op het dis-
play), wendt u dan zo snel mogelijk
tot de Lancia-dealer. De werking
van het lampje
Ukan worden ge-
controleerd met behulp van speciale
apparatuur van de verkeerspolitie.
Houdt u aan de wetgeving van het
land waarin u rijdt.
AIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD
(geel)
Het lampje “brandt als de frontair-
bag aan passagierszijde is uitgescha-
keld.
Als u bij ingeschakelde frontairbag
aan passagierszijde de contactsleutel
in stand MARdraait, gaat het lampje
“ongeveer 4 seconden branden en
vervolgens 4 seconden knipperen.
Hierna moet het lampje doven.
“
Een defect lampje “wordt
aangegeven door het bran-
den van het lampje
¬. Bovendien
kunnen de airbags aan passagiers-
zijde (frontairbag en zij-airbag)
automatisch worden uitgeschakeld.
Voordat u verder rijdt, dient u con-
tact op te nemen met de Lancia-
dealer om het systeem direct te la-
ten controleren.
ATTENTIE
STORING ABS (geel)
Als u de contactsleutel in
stand MARdraait, gaat het
lampje branden. Na enkele
seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als het sys-
teem defect of niet beschikbaar is. In
dat geval blijft het remsysteem nor-
maal werken, maar zonder de moge-
lijkheden van het ABS. Rijd voorzich-
tig verder en wendt u zo snel mogelijk
tot de Lancia-dealer.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
>
RESERVEBRANDSTOF
(geel)
Als u de contactsleutel in
stand MARdraait, gaat het
lampje branden. Na enkele seconden
moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als er nog
ongeveer 6/7 liter brandstof in de
tank aanwezig is.
BELANGRIJK Als het waarschu-
wingslampje knippert, dan is er een
storing in het systeem. Wendt u in dit
geval tot de Lancia-dealer om het sys-
teem te laten controleren.
K
Page 132 of 218

131
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
VOORGLOEI-
INSTALLATIE
(Multijet-uitvoeringen -
geel)
STORING VOORGLOEI-
INSTALLATIE
(Multijet-uitvoeringen - geel)
Voorgloeibougies
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Het
lampje dooft als de voorgloeibougies
de vooraf ingestelde temperatuur heb-
ben bereikt. Start de motor zodra het
lampje gedoofd is.
BELANGRIJK Bij een hoge buiten-
temperatuur kan het lampje zeer kort
branden.
Storing in voorgloei-installatie
Het lampje gaat knipperen als er een
storing is in de voorgloei-installatie.
Wendt u zo snel mogelijk tot de Lan-
cia-dealer.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
m
WATER IN
BRANDSTOFFILTER
AANWEZIG (Multijet-
uitvoeringen - geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na
enkele seconden moet het lampje do-
ven.
Het lampje cgaat branden als er wa-
ter in het dieselfilter zit.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
c
Water in het brandstofsys-
teem kan het inspuitsys-
teem ernstig beschadigen en
de motor kan onregelmatig
gaan draaien. Als het lampje cgaat
branden (er verschijnt ook een be-
richt op het display), wendt u dan zo
snel mogelijk tot de Lancia-dealer
om de condens te laten aftappen. Als
het lampje direct na het tanken gaat
branden, bestaat de mogelijkheid
dat er tijdens het tanken water in de
brandstoftank is gekomen: zet in dat
geval onmiddellijk de motor uit en
wendt u tot de Lancia-dealer.
STORING
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING -
LANCIA CODE (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
zet, dan gaat het lampje één keer
knipperen en dooft vervolgens.
Als het lampje, met de contactsleutel
in stand MAR, blijft branden, dan
duidt dit op een mogelijke storing (zie
“Lancia CODE” in het hoofdstuk
“Dashboard en bediening”).
BELANGRIJK Als de lampjes Uen
Ytegelijk branden, dan is er een
storing in de Lancia CODE.
Als bij een draaiende motor het
lampje
Yknippert, dan wordt de
auto niet beveiligd door het systeem
(zie de paragraaf “Lancia Code” in
het hoofdstuk “Dashboard en bedie-
ning”).
Wendt u tot de Lancia-dealer om alle
sleutels in het geheugen te laten op-
slaan.
Y
MISTACHTERLICHTEN
(geel)
Het lampje gaat branden als
de mistachterlichten worden
ingeschakeld.
4
Page 133 of 218

132
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE
STORINGSMELDING
(geel)
Het lampje gaat bij de vol-
gende omstandigheden branden.
Storing buitenverlichting
Het lampje gaat branden (bepaalde
uitvoeringen) als er een storing is in
een van de volgende systemen:
– buitenverlichting
– remlichten (behalve derde remlicht)
– mistachterlichten
– richtingaanwijzers
– kentekenplaatverlichting.
De storing kan betreffen: doorbran-
den van een of meer lampen, door-
branden van de bijbehorende zekering
of een onderbreking in de elektrische
verbinding.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
è
Verstopt roetfilter
(indien aanwezig)
Het lampje gaat branden als het roet-
filter verstopt is en de rijomstandig-
heden verhinderen dat de regenera-
tieprocedure automatisch wordt uit-
gevoerd.
Voor de regeneratieprocedure en ver-
volgens het reinigen van het filter ra-
den wij u aan te blijven rijden, totdat
de weergave van het lampje ver-
dwijnt.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Storing motoroliedruksensor
Het lampje gaat branden bij een sto-
ring in de motoroliedruksensor.
Wendt u zo snel mogelijk tot de Lan-
cia-dealer.Storing schemer-/regensensor
Het lampje gaat branden als er een
storing is in de schemer- en regensen-
sor. Wendt u zo snel mogelijk tot de
Lancia-dealer.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Brandstofnoodschakelaar
Het lampje gaat branden als de
brandstofnoodschakelaar inschakelt.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Snelheidslimiet overschreden
Op het display verschijnt een bericht
als de ingestelde snelheidslimiet wordt
overschreden (zie “Multifunctioneel
display” in het hoofdstuk “Dashboard
en bediening”).
Page 134 of 218

133
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
VERSLETEN
REMBLOKKEN (geel)
Het lampje gaat branden als
de remblokken voor versleten
zijn; laat deze in dat geval zo snel mo-
gelijk vervangen.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
d
VERSTOPT
ROETFILTER
(1.3 Multijet 90 pk-
uitvoering) (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na
enkele seconden moet het lampje do-
ven.
Het lampje gaat branden als het roet-
filter verstopt is en de rijomstandig-
heden verhinderen dat de regenera-
tieprocedure automatisch wordt uit-
gevoerd.
Voor de regeneratieprocedure en ver-
volgens het reinigen van het filter ra-
den wij u aan te blijven rijden, totdat
de weergave van het lampje ver-
dwijnt.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
h
BUITENVERLICHTING
EN DIMLICHTEN
(groen)
FOLLOW ME HOME (groen)
Buitenverlichting en dimlichten
Het lampje gaat branden als de bui-
tenverlichting of het dimlicht wordt
ingeschakeld.
Follow me home
Het lampje gaat branden als dit sys-
teem wordt gebruikt (zie “Follow me
home” in het hoofdstuk “Dashboard
en bediening”).
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
3
MISTLAMPEN VOOR
(groen)
Het lampje gaat branden als
de mistlampen voor worden
ingeschakeld.
5
Page 135 of 218

134
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
RICHTINGAANWIJZER
LINKS
(groen - knipperend)
Het lampje gaat branden als
de richtingaanwijzerhendel omlaag
wordt gezet of, tegelijkertijd met het
lampje van de rechter richtingaanwij-
zer, als de drukknop voor de waar-
schuwingsknipperlichten wordt inge-
drukt.
F
RICHTINGAANWIJZER
RECHTS
(groen - knipperend)
Het lampje gaat branden als
de richtingaanwijzerhendel omhoog
wordt gezet of, tegelijkertijd met het
lampje van de linker richtingaanwij-
zer, als de drukknop voor de waar-
schuwingsknipperlichten wordt inge-
drukt.
D
INSCHAKELING
ELEKTRISCHE
STUURBEKRACH-
TIGING “DUALDRIVE”
(symbool op display)
Het opschrift CITY gaat branden op
het display als deze stand van de elek-
trische stuurbekrachtiging “Dual-
drive” wordt ingeschakeld door het in-
drukken van de betreffende schake-
laar. Als opnieuw op de knop wordt
gedrukt, dooft het opschrift CITY.
CITY
SNELHEIDSREGELAAR
(CRUISE-CONTROL)
(indien aanwezig)
(groen)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na
enkele seconden moet het lampje do-
ven.
Het lampje op het instrumentenpaneel
brandt als de draaiknop van de
cruise-control in stand ONstaat.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Ü
GROOTLICHT (blauw)
Het lampje gaat branden
als het grootlicht wordt in-
geschakeld.
1
KANS OP GLADHEID
Als de buitentemperatuur gelijk is aan
of lager wordt dan 3°C, dan verschijnt
op het display het symbool
❄en een
waarschuwingsbericht, en knippert de
temperatuuraanduiding om aan te ge-
ven dat er kans op gladheid bestaat.
BEPERKTE ACTIERADIUS
Op het display verschijnt een bericht
om de gebruiker te waarschuwen als
de actieradius van de auto kleiner
wordt dan 50 km (of 30 mijl) of bij
een brandstofvoorraad kleiner dan 4
liter.
Page 136 of 218

135
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
NOODGEVALLEN
PORTIEREN OPENEN/SLUITEN..................... 136
MOTOR STARTEN ........................................... 136
SNELLE BANDENREPARATIESET
FIX & GO automatic ......................................... 138
WIEL VERWISSELEN ..................................... 142
GLOEILAMP VERVANGEN ............................ 147
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN ................................................... 150
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING
VERVANGEN ................................................... 155
ZEKERINGEN VERVANGEN ........................... 156
ACCU OPLADEN ............................................. 162
OPKRIKKEN VAN DE AUTO ........................... 162
SLEPEN VAN DE AUTO .................................. 163
Page 137 of 218

136
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
PORTIEREN
OPENEN/SLUITEN
Noodportiervergrendeling van
buitenaf
De portieren zijn voorzien van een
systeem waarmee de portieren via het
slot kunnen worden vergrendeld als er
geen stroom aanwezig is.
In dat geval kunt u de portieren van
de auto vergrendelen door:
❒de contactsleutel in het slot B-fig.
1te steken;
❒het slot in stand 1te draaien en
het portier te sluiten.
fig. 1L0D0247m
MOTOR STARTEN
STARTEN MET EEN HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor wor-
den gestart met een hulpaccu, die ten
minste dezelfde capaciteit moet heb-
ben als de lege accu.
Ga voor het starten als volgt te werk:
❒verbind de pluspolen (+ teken na-
bij de pool) van de beide accu’s
met een startkabel; U kunt de portieren weer openen
door:
❒de contactsleutel in het slot van
het bestuurdersportier te steken en
de sleutel linksom te draaien;
❒het bestuurdersportier te openen;
❒vanuit het interieur de andere por-
tieren te openen met de be-
treffende hendels in de handgre-
pen.
Page 138 of 218

137
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
❒sluit een tweede startkabel aan op
de minpool (–) van de hulpaccu en
op de massa-aansluiting E
op de
motor of de versnellingsbak van
de auto die gestart moet worden;
❒start de motor;
❒neem als de motor draait, de ka-
bels in de omgekeerde volgorde
los.
Als de motor na enkele pogingen niet
aanslaat, blijf dan niet proberen maar
wendt u tot de Lancia-dealer.
BELANGRIJK Verbind de minklem-
men van de twee accu’s niet direct
met elkaar: eventuele vonken kunnen
het explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu
is geïnstalleerd aan boord van een an-
dere auto, mogen tussen deze auto en
de auto met de lege accu niet per on-
geluk metalen delen met elkaar in
verbinding staan.
fig. 2L0D0396m
Laat deze procedure door
gespecialiseerd personeel
uitvoeren. Onjuiste handelingen
kunnen leiden tot vonken. De vloei-
stof in de accu is giftig en corrosief.
Vermijd het contact met de huid en
de ogen. Kom ook niet dicht bij een
accu met open vuur of een bran-
dende sigaret en veroorzaak geen
vonken.
ATTENTIE
Gebruik voor een noodstart
beslist nooit een accusnel-
lader: de elektronische sys-
temen kunnen beschadigen;
in het bijzonder de regeleenheden
van de ontsteking en de inspuiting.
Page 139 of 218

138
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ROLLEND STARTEN
Probeer auto’s nooit te starten door ze
aan te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Op die wijze
kan er onverbrande brandstof in de
katalysator terechtkomen, waardoor
deze onherstelbaar zal beschadigen.
BELANGRIJK Houd er rekening mee
dat de rembekrachtiging en de elek-
trische stuurbekrachtiging niet wer-
ken zolang de motor niet is aangesla-
gen, waardoor meer kracht nodig is
voor de bediening van het rempedaal
en het stuur.
Attendeer het overige weg-
verkeer op de stilstaande
auto m.b.v: de waarschuwingsknip-
perlichten, de gevarendriehoek enz.
Tijdens het verwisselen van een
wiel moeten alle inzittenden de auto
hebben verlaten, vooral als de auto
zwaar beladen is, en op een veilige
afstand van het verkeer wachten,
totdat het wiel verwisseld is. Blok-
keer de wielen met stenen of andere
voorwerpen als de auto op een hel-
ling of op een slecht wegdek staat.
ATTENTIESNELLE BANDEN-
REPARATIESET FIX
& GO automatic
(indien aanwezig)
De snelle bandenreparatieset Fix &
Go automatic fig. 3bevindt zich in de
bagageruimte.
De set bestaat uit:
❒een spuitbus Amet afdichtvloei-
stof, die voorzien is van:
– een vulbuis B;
– een sticker C met het opschrift
“max. 80 km/h”. Na het repare-
ren van het wiel moet deze stic-
ker op een voor de bestuurder
goed zichtbare plaats worden
aangebracht (op het dashboard);
❒een informatiefolder fig. 4, voor
een correct gebruik van de snelle
reparatieset. De folder moet over-
handigd worden aan het personeel
dat de behandelde band repareert;
Page 140 of 218

139
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
fig. 3L0D0361m
fig. 4L0D0362m
❒een compressor Dmet manometer
en verbindingsstukken, die in het
vak zijn te vinden;
❒een paar werkhandschoenen die in
het zijvak van de compressor zijn
te vinden;
❒adapters voor het oppompen van
diverse voorwerpen.In de houder (die zich in de bagage-
ruimte onder de vloerbedekking be-
vindt) van de bandenreparatieset zijn
ook de schroevendraaier en de sleep-
ogen te vinden.
Overhandig de informatie-
folder aan het personeel
dat de band repareert die behan-
deld is met de bandenreparatieset.
ATTENTIE
BELANGRIJK Gebruik de reparatie-
set niet als de band beschadigd is ge-
raakt door het rijden met lege banden.
HET IS NOODZAKELIJK TE
WETEN DAT:
De afdichtvloeistof bij buitentempe-
raturen tussen –20 °C en +50°C
werkt.
De afdichtvloeistof een houdbaar-
heidsdatum heeft.
Het is niet mogelijk lekken
aan de zijkanten van de
band te repareren. Gebruik de re-
paratieset niet als de band bescha-
digd is geraakt door het rijden met
een lege band.
Bij schade aan de velg (zodanige
vervorming van het kanaal dat er
lucht wegloopt) kan de band niet
gerepareerd worden. Verwijder de
eventueel in de band binnenge-
drongen voorwerpen (schroeven of
spijkers) niet.
De compressor mag niet langer dan
20 minuten achter elkaar worden
ingeschakeld. Gevaar voor over-
verhitting. De snelle reparatieset is
niet geschikt voor permanente re-
paratie; de gerepareerde banden
mogen daarom slechts tijdelijk
worden gebruikt.
ATTENTIE
Als u een lekke band krijgt,
kan de band gerepareerd
worden als de diameter van
het lek niet groter is dan 4
mm.