Lancia Phedra 2005 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2005, Model line: Phedra, Model: Lancia Phedra 2005Pages: 246, PDF Size: 4.26 MB
Page 121 of 246

117
Als het ABS in werking
treedt, merkt u dat aan
een trilling in het rempe-
daal. Verlaag de remdruk niet
maar houd het rempedaal juist
goed ingedrukt; op deze manier
hebt u, afhankelijk van de condi-
tie van het wegdek, de kortste
remweg. Het gebruik van het ABS leidt niet
altijd tot een kortere remweg: als
bijv. ijs of verse sneeuw op de weg
ligt, kan de remweg langer zijn.
Voor het beste gebruik van het
anti-blokkeersysteem, is het raad-
zaam de volgende aanwijzingen op
te volgen:Als het ABS in werking
treedt, dan is de grip van
de banden op het wegdek
beperkt; u dient uw snelheid te
verlagen en aan te passen aan de
beschikbare grip.
Het ABS maakt zoveel
mogelijk gebruik van de
beschikbare grip maar
kan deze niet verhogen. Daarom
moet op gladde weggedeelten
altijd voorzichtig worden gereden
en mogen geen onnodige risico’s
worden genomen.Als er een storing in het
systeem is, gaat het waar-
schuwingslampje j
branden. U moet met aangepaste
snelheid naar de Lancia-dealer
rijden om het systeem te laten
controleren zodat deze weer vol-
ledig kan functioneren.Wees voorzichtig bij het remmen in
bochten, ook als de auto is voorzien
van ABS.
Het allerbelangrijkste advies is
echter het volgende:
Als u deze aanwijzingen opvolgt,
zult u onder alle omstandigheden de
remmen het beste benutten.
Page 122 of 246

118
BELANGRIJK Op auto’s die met
ABS zijn uitgerust, mogen uitslui-
tend door de fabriek voorgeschreven
velgen, banden en remblokken
gemonteerd worden.
Het systeem wordt gecompleteerd
met een elektronische remdrukver-
deling EBD (Electronic Brake
Distributor) die via de regeleenheid
en de sensoren van het ABS de rem-
druk verdeelt.
De auto is uitgerust met
een elektronische rem-
drukverdeling (EBD). Als
de lampjes xen jgelijktijdig
gaan branden bij een draaiende
motor, dan duidt dit op een sto-
ring in het EBD-systeem; in dit
geval kunnen bij hard remmen de
achterwielen vroegtijdig blokke-
ren waardoor de auto kan gaan
slippen. Rijd zeer voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde Lancia-
dealer om het systeem te laten
controleren.Als bij een draaiende
motor alleen het waar-
schuwingslampje j
brandt, dan is er een storing in
het ABS. In dat geval werkt het
conventionele remsysteem op de
normale manier, terwijl geen
gebruik wordt gemaakt van het
antiblokkeersysteem. Onder deze
omstandigheden kan ook de wer-
king van het EBD-systeem ver-
minderen. Ook in dit geval raden
wij u aan onmiddellijk en zonder
bruusk te remmen naar de
dichtstbijzijnde Lancia-dealer te
rijden, om het systeem te laten
controleren.Als het waarschuwings-
lampje xvoor te laag
remvloeistofniveau gaat
branden, stop dan onmiddellijk
en wendt u tot de Lancia-dealer.
Als er vloeistof lekt uit het
hydraulische systeem, wordt de
werking van zowel het conventio-
nele remsysteem als het ABS in
gevaar gebracht.
Page 123 of 246

119
MBA- en
HBA-systemen
(indien
aanwezig)
De MBA (Mechanic Brake
Assistance) en HBA (Hydraulic
Brake Assistance) zijn systemen die
zorgen voor een automatische verho-
ging van de remdruk bij een nood-
stop. Tijdens kritieke situaties, als
de bestuurder het rempedaal met
kracht indrukt, zal het systeem de
remdruk verhogen zodat de auto zo
snel mogelijk tot stilstand komt.
De twee systemen werken op
dezelfde wijze. Het enige verschil is
dat de verhoging van de remdruk in
het ene geval wordt geregeld door de
regeleenheid van het ESP-systeem
en in het andere geval op mechani-
sche wijze tot stand komt.
ESP-systeem
(indien aanwezig)
Het ESP-systeem is een elektro-
nisch geregeld systeem dat de stabi-
liteit van de auto bewaakt door het
motorkoppel en de remwerking op
de wielen afzonderlijk te regelen als
de wielen hun grip verliezen, waar-
door de auto beter op koers blijft.
Tijdens de rit is de auto onderwor-
pen aan zijwaartse krachten en
krachten in de lengterichting, die
door de bestuurder kunnen worden
gecontroleerd, totdat de banden de
grip verliezen; als dit gebeurt, dan
wijkt de auto af van de door de
bestuurder gewenste koers.
Vooral bij het rijden op een onre-
gelmatig wegdek (zoals bij klinkers,
water, ijzel of modder), bij verande-
ringen in de snelheid (tijdens het
accelereren of remmen) en/of bij
veranderingen in het wegdek (aan-wezigheid van bochten of bij het ver-
mijden van obstakels), kunnen de
banden hun grip verliezen.
Het ESP-systeem beïnvloedt de
motor en de remmen, waardoor een
stabiel koppel wordt geleverd als de
sensoren de omstandigheden signa-
leren waarin de auto kan gaan slip-
pen.
De prestaties van het
systeem vergroten in
principe de actieve veilig-
heid, maar mogen de bestuurder
er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico’s te
nemen. De rijstijl moet altijd zijn
aangepast aan het wegdek, het
zicht en het verkeer. De verant-
woordelijkheid voor de verkeers-
veiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder van de auto.
Page 124 of 246

120
Het ESP-systeem helpt de bestuur-
der de auto onder controle te houden
als de grip van de banden onvol-
doende is. De krachten die het ESP-
systeem regelt om de stabiliteit van
de auto te handhaven, zijn altijd
afhankelijk van de grip tussen band
en wegdek.
WERKING VAN HET ESP-SYS-
TEEM
Het ESP-systeem wordt automa-
tisch ingeschakeld als de motor
wordt gestart en kan handmatig
worden uit- en weer ingeschakeld
door het indrukken van knop A(fig.
155) op het dashboard.De belangrijkste componenten van
het ESP-systeem zijn:
– een elektronische regeleenheid
die de signalen van de sensoren ver-
werkt en de best mogelijke regeling
uitvoert;
– een stuurhoeksensor;
– vier sensoren die de draaisnelheid
van elk wiel meten;
– een remdruksensor;
– een gierhoeksensor die de ver-
draaiing om de verticale as van de
auto meet;
– een dwarsversnellingsensor die de
zijwaartse versnelling meet (centri-
fugaalkracht).Het hart van het ESP-systeem is de
ESP-regeleenheid die met de gege-
vens van de sensoren op de auto de
centrifugale krachten berekent, die
op een auto werken in een bocht. De
gierhoeksensor meet de draaiing van
de auto om de verticale as. De cen-
trifugale krachten die worden
gecreëerd als de auto een bocht
neemt worden gemeten met een
dwarsversnellingsensor met een
hoge gevoeligheid.
De stabiliserende werking van het
ESP-systeem is gebaseerd op de
berekeningen die de ESP-regeleen-
heid uitvoert. Deze verwerkt de ont-
vangen signalen van de stuurhoek-
sensor, de dwarsversnellingsensor en
de snelheidssensor bij elk wiel.
Dankzij deze signalen kan de rege-
leenheid de uitkomst voorspellen
van de handelingen die de bestuur-
der uitvoert bij het draaien aan het
stuur.
fig. 155
L0B0112b
Page 125 of 246

121
Deze stand wordt vergeleken met
de richting waarin de bestuurder de
auto wil sturen. Als deze niet met
elkaar overeenstemmen, dan kiest
de regeleenheid in een fractie van
een seconde de meest geschikte
ingrepen om de auto op koers te
houden: een of meer wielen met een
voor ieder wiel afzonderlijke kracht
worden afgeremd en het motorkop-
pel wordt, indien nodig, verlaagd.
De ingrepen worden doorlopend
aangepast en uitgevoerd, zodat de
door de bestuurder gewenste rich-
ting wordt aangehouden.
De werking van het ESP-systeem
verhoogt de actieve veiligheid van de
auto aanzienlijk onder veel kritieke
omstandigheden en is vooral nuttig
als de grip op het wegdek wisselt.INSCHAKELING VAN
HET ESP-SYSTEEM
Als het EPS-systeem inschakelt,
gaat er een lampje knipperen, om de
bestuurder er op te wijzen dat de
auto de stabiliteit en de grip dreigt te
verliezen.
Storingssignaleringen in het
ESP-systeem
Als er een storing is in het ESP-sys-
teem, wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld, gaat lampje ñop
het instrumentenpaneel constant
branden en verschijnt op het display
van het CONNECT Nav+ telematica-
infosysteem ook een mededeling.
Als er een storing is in het ESP-sys-
teem, gedraagt de auto zich hetzelfde
als uitvoeringen die niet met dit sys-
teem zijn uitgerust: wendt u zo snel
mogelijk tot een Lancia-dealer.Voor de correcte wer-
king van het ESP-sys-
teem, is het noodzakelijk
dat de banden van alle wielen
van hetzelfde merk en type zijn.
De banden moeten dezelfde
afmetingen hebben en in perfecte
conditie zijn.
TC- en ASR-systemen
De systemen TC (Traction Control)
en ASR (Anti Slip Regulation), die in
het EPS-systeem zijn geïntegreerd,
controleren de trekkracht van de
auto en grijpen automatisch in als
een of beide aangedreven wielen
dreigen door te slippen.
Afhankelijk van de oorzaak van het
doorslippen, worden twee verschil-
lende controlesystemen ingescha-
keld:
– als het doorslippen van beide
aangedreven wielen wordt veroor-
zaakt door een te hoog motorvermo-
gen, vermindert het ASR het motor-
vermogen;
Page 126 of 246

122
– als slechts één aangedreven wiel
dreigt door te slippen, zorgt het TC-
systeem ervoor dat het wiel automa-
tisch wordt afgeremd. Het effect is
hetzelfde als dat van een sperdiffe-
rentieel.
TC en ASR zijn vooral nuttig onder
de volgende omstandigheden:
– doorslippen van het binnenste
wiel in bochten, door verandering
van de wielbelasting of door te felle
acceleratie;
– te hoog vermogen naar de wielen,
ook in samenhang met de condities
van het wegdek;
– acceleratie op gladde wegen en
bij sneeuw en ijzel;
– verlies van grip op natte wegge-
deelten.De prestaties van het
systeem vergroten in
principe de actieve veilig-
heid, maar mogen de bestuurder
er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico’s te
nemen. De rijstijl moet altijd zijn
aangepast aan het wegdek, het
zicht en het verkeer. De verant-
woordelijkheid voor de verkeers-
veiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder van de auto.
Voor de correcte wer-
king van de systemen TC
en ASR, is het noodzake-
lijk dat de banden van alle wielen
van hetzelfde merk en type zijn.
De banden moeten dezelfde
afmetingen hebben en in perfecte
conditie zijn.BELANGRIJKSchakel het ESP-
systeem uit als u met sneeuwkettin-
gen rijdt, waardoor gelijktijdig de
systemen TC en ASR worden uitge-
schakeld: onder deze omstandighe-
den levert het doorslaan van de aan-
gedreven wielen juist meer trek-
kracht op.
MSR-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het MSR-
systeem (Motor Schleppmoment
Regelung) voor trekkrachtregeling.
Dit systeem verhoogt bij bruusk
terugschakelen het motorkoppel,
zodat overmatige vertraging van de
aangedreven wielen wordt voorko-
men. Dit heeft vooral voordelen op
een wegdek met weinig grip, waarop
de stabiliteit van de auto snel verlo-
ren kan gaan.
Page 127 of 246

123
EOBD-systeem
Het op de auto gemonteerde
EOBD-systeem (European On Board
Diagnosis) is conform de EU 98/69-
richtlijnen (EURO 3).
Met dit systeem kan een doorlopen-
de diagnose worden uitgevoerd van
die componenten op de auto die van
invloed zijn op de emissie; boven-
dien attendeert het systeem de
bestuurder door het branden van het
lampje Uen het verschijnen van
de betreffende mededeling op het
display van het CONNECT Nav+
telematica-infosysteem, op de ver-
oudering van de betreffende compo-
nenten.Het doel is:
– de werking van het systeem con-
troleren;
– signaleren wanneer door een sto-
ring de emissies boven de wettelijk
vastgestelde drempelwaarde uitko-
men;
– signaleren wanneer het noodza-
kelijk is defecte componenten te ver-
vangen.
Het systeem beschikt verder nog
over een diagnosestekker die, als
deze verbonden is met speciale
apparatuur, het mogelijk maakt, de
door de regeleenheid opgeslagen sto-
ringscodes en de specifieke parame-
ters voor de diagnose en werking van
de motor, te lezen. Deze controle kan
ook worden uitgevoerd door de ver-
keerspolitie.Als u de contactsleutel in
stand M draait en het
lampje Ugaat niet bran-
den of het gaat branden of knip-
peren tijdens het rijden, wendt u
dan zo snel mogelijk tot de
Lancia-dealer. De werking van
het lampje Ukan worden
gecontroleerd met behulp van
speciale apparatuur van de ver-
keerspolitie. Houdt u aan de wet-
geving van het land waarin u rijdt
BELANGRIJKNa het verhelpen
van de storing moet de Lancia-
dealervoor een complete controle
van het systeem, tests uitvoeren op
een testbank en, zonodig, een proef-
rit maken die eventueel een langere
afstand kan omvatten.
Page 128 of 246

124
AIRBAGS VOOR EN
ZIJ-AIRBAGS
De auto is uitgerust met airbags
voor, aan bestuurderszijde (fig. 156)
en aan passagierszijde (fig. 157) zij-
airbags (side-bags) (fig. 159) en
headbags (fig. 158).AIRBAGS VOOR
Beschrijving en werking
De airbag voor (bestuurder en pas-
sagier) is een veiligheidsvoorziening
die onmiddellijk in werking treedt
bij een frontale botsing.De airbag bestaat uit een tweetraps
opblaasbaar luchtkussen dat in een
daarvoor bestemde ruimte is
geplaatst:
– in het midden van het stuurwiel
aan bestuurderszijde;
– een luchtkussen met een groter
volume boven het dashboardkastje
aan passagierszijde.
fig. 156
L0B0083b
fig. 157
L0B0097b
fig. 159
L0B0099b
fig. 158
L0B0111b
Page 129 of 246

125
De airbag voor (bestuurder en passa-
gier) is een veiligheidsvoorziening die
onmiddellijk in werking treedt bij een
middelzware frontale botsing.
Bij een frontale botsing verwerkt de
centrale regeleenheid de informatie
van de verschillende vertragingssen-
soren, en zorgt ervoor, indien nodig,
dat het kussen opblaast met een
kracht en een snelheid die afhangt
van de ontvangen informatie.
Het kussen blaast onmiddellijk op,
waardoor het lichaam van de inzit-
tenden voor wordt opgevangen en de
kans op letsel beperkt wordt. Direct
daarna loopt het kussen weer leeg.
Bij een ongeval kan een inzittende
die geen veiligheidsgordel heeft
omgelegd in contact komen met een
airbag die nog niet volledig opgebla-
zen is, waardoor de inzittende min-
der beschermd wordt. De airbag
voor (bestuurder en passagier) is
geen vervanging voor de veiligheids-
gordels, maar een aanvulling. Draag
dus altijd veiligheidsgordels.
Bovendien is het dragen van veilig-heidsgordels wettelijk verplicht in
Europa (en in de meeste landen
daarbuiten).
Bij lichte frontale botsingen (waar-
bij de veiligheidsgordel de inzittende
op zijn plaats houdt), wordt de air-
bag niet geactiveerd.
Bij botsingen tegen snel vervormba-
re of beweegbare objecten (zoals ver-
keerspalen, sneeuw- of ijs-ophopin-
gen, geparkeerde auto’s, enz), bij
aanrijdingen van achteren (zoals een
aanrijding door een andere auto) en
bij zijdelingse aanrijdingen tegen
andere auto’s of veiligheidsbarrières
(bijvoorbeeld tegen de onderkant van
de auto of de vangrail), wordt de air-
bag niet geactiveerd omdat geen
enkele aanvullende bescherming
wordt geboden ten opzichte van de
veiligheidsgordels.
Als de airbag in deze gevallen niet
geactiveerd wordt, betekent dit niet
dat het systeem niet goed functio-
neert.ZEER GEVAAR-
LIJKDe auto is
uitgerust met een
airbag voor aan de passagierszij-
de. Monteer absoluut geen kin-
derzitje op de passagierstoel
voor. Als het absoluut noodzake-
lijk is een kind op de passagiers-
stoel voor te vervoeren, kan de
airbag voor aan de passagierszij-
de worden uitgeschakeld. Ook als
het niet wettelijk verplicht is,
raden wij u aan, voor een optima-
le bescherming van de volwasse-
nen, de airbag onmiddellijk weer
in te schakelen zodra er geen
kind meer op de passagiersstoel
voor vervoerd wordt. AIRBAG VOOR AAN PASSA-
GIERSZIJDE
De airbag voor aan passagierszijde
is ontwikkeld om de bescherming te
verbeteren van een inzittende voor
met omgelegde veiligheidsgordel.
Als de airbag volledig opgeblazen
is, vult deze het grootste deel van de
ruimte tussen het dashboard en de
voorpassagier.
AIRBAG
Page 130 of 246

126
Airbag voor aan passagierszijde
handmatig uitschakelen
Als het absoluut noodzakelijk is
een kind op de passagiersstoel voor
te vervoeren, kan de airbag voor aan
passagierszijde worden uitgescha-
keld.
De airbag wordt uitgeschakeld
door met de contactsleutel de sleu-
telschakelaar rechts van het dash-
board (fig. 160) te bedienen. De
schakelaar kan worden bediend als
het portier aan passagierszijde is
geopend.
De sleutelschakelaar heeft twee
standen:
stand 1 (ON): airbag voor aan pas-
sagierszijde ingeschakeld, het waar-
schuwingslampje ïis gedoofd; het
is absoluut verboden kinderen op de
passagiersstoel voor te vervoeren;stand 2 (OFF): airbag voor aan pas-
sagierszijde uitgeschakeld, het waar-
schuwingslampje ïbrandt; het is
mogelijk kinderen op de passagiers-
stoel voor te vervoeren, waarbij ze be-
schermd moeten worden door pas-
sende universele systemen.
Het waarschuwingslampje ïblijft
continu branden totdat de airbag aan
passagierszijde opnieuw wordt inge-
schakeld.
De uitschakeling van de airbag voor
aan passagierszijde heeft geen invloed
op de werking van de zij-airbag.
De sleutel kan bij geopend portier in
beide standen in de schakelaar wor-
den gestoken of worden uitgenomen.ZIJ-AIRBAGS
(SIDE-BAGS - HEADBAGS)
De zij-airbags beschermen de inzit-
tenden bij een middelzware zijde-
lingse aanrijding.
Ze bestaan uit zich snel opblazende
kussens:
– de side-bag is in de rugleuning
van de stoelen voor geplaatst (eerste
rij), waardoor het kussen ten opzich-
te van de inzittende altijd de optima-
le positie inneemt, ongeacht de stand
van de stoel;
– de headbag is een “gordijn”-sys-
teem en bevindt zich in de hemelbekle-
ding aan de zijkant; de headbag is
afgedekt met een afwerklijst, waardoor
het kussen naar beneden wordt opge-
blazen. Deze uitvoering is ontwikkeld
om bescherming te bieden aan het
hoofd en zorgt ervoor dat de inzitten-
den van alle drie de rijen tijdens een
zijdelingse botsing maximaal zijn
beschermd, dankzij het grote effectieve
oppervlak.
Bij een zijdelingse aanrijding ver-
werkt een elektronische regeleenheid
de gegevens van een vertragingssen-
sor en zorgt ervoor, indien nodig, dat
het kussen opblaast.
fig. 160
L0B0113b