Lancia Phedra 2005 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2005, Model line: Phedra, Model: Lancia Phedra 2005Pages: 246, PDF Size: 4.26 MB
Page 151 of 246

147
Laat de motor nooit, ook niet tij-
dens testwerkzaamheden, met losge-
nomen bougiekabels draaien.
Laat de motor voor vertrek niet
warmdraaien met stationair toeren-
tal, behalve als de buitentemperatu-
ren zeer laag zijn. Maar ook in dit
laatste geval moet u de motor niet
langer dan 30 seconden laten warm-
draaien.Monteer geen andere hitteschilden
en verwijder de op de katalysator en
uitlaat gemonteerde schilden niet.TREKKEN VAN
AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwa-
gens of caravans moet de auto uitge-
rust zijn met een trekhaak van een
goedgekeurd type en een adequate
elektrische installatie.
De montage van de trekhaak moet
door gespecialiseerd personeel wor-
den uitgevoerd. Ook moet documen-
tatie worden overhandigd m.b.t. het
rijden met een aanhanger.
Monteer speciale en/of extra ach-
teruitkijkspiegels, waarmee u vol-
doet aan de geldende verkeerswetge-
ving.
Let er op dat het maximum klim-
vermogen van de auto door het
gewicht van een aanhanger of cara-
van wordt beperkt. Ook de remweg
wordt langer en u hebt langer de tijd
nodig om in te halen. Onder normale bedrijfs-
omstandigheden bereikt
de katalysator hoge tem-
peraturen. Parkeer daarom niet
boven brandbare materialen
(gras, droge bladeren, dennen-
naalden, enz.): brandgevaar.
Spuit geen reinigings- of
beschermingsmiddelen
op de katalysator, de
lambdasonde en het uitlaatsys-
teem.
Het negeren van deze
aanwijzingen kan brand-
gevaar opleveren.
Page 152 of 246

148
Schakel een lage versnelling in tij-
dens het afdalen om te voorkomen
dat u constant moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat
op de trekhaak rust, moet worden
afgetrokken van het laadvermogen
van de auto.
Om er zeker van te zijn dat u het
maximum toelaatbaar aanhangerge-
wicht (aangegeven op de typegoed-
keuring) niet overschrijdt, moet u er
rekening mee houden dat het maxi-
mum betrekking heeft op het totale
gewicht van de aanhangwagen of
caravan, inclusief accessoires en
bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkin-
gen die voor auto’s met aanhanger
gelden. U mag in geen geval harder
rijden dan 100 km/h.Het ABS waarmee de
auto kan zijn uitgerust,
werkt niet op het remsys-
teem van de aanhanger. Wees
daarom extra voorzichtig op
gladde wegen.Voer in geen geval modi-
ficaties aan het remsys-
teem van de auto uit. Het
remsysteem van de aanhanger
moet geheel onafhankelijk van
het hydraulisch remsysteem van
de auto worden bediend.
Page 153 of 246

149
De specifieke eigenschappen van
winterbanden verminderen aanzien-
lijk als de profieldiepte minder is
dan 4 mm. Vervang de winterban-
den in dat geval.
Door de specifieke eigenschappen
van winterbanden zijn de prestaties
onder niet-winterse omstandigheden
of wanneer er lange afstanden op de
snelweg worden gereden, minder
dan die van de standaard gemon-
teerde banden.
Beperk het gebruik van winterban-
den tot die omstandigheden waar-
voor ze zijn goedgekeurd.
BELANGRIJKAls u winterbanden
gebruikt waarvan de maximum toe-
gestane snelheid lager is dan de top-
snelheid van de auto (met een marge
van 5%), dan dient u in het interieur
van de auto een voor de bestuurder
duidelijk zichtbaar waarschuwings-
plaatje te plaatsen met de maximum
toegestane snelheid wanneer met die
winterbanden wordt gereden (over-
eenkomstig de EU-normen).WINTERBANDEN
Deze banden zijn speciaal ontwor-
pen voor het rijden op sneeuw en ijs
en kunnen worden gemonteerd in
plaats van de standaard geleverde
banden.
Gebruik winterbanden die dezelfde
maat hebben als de standaard gele-
verde banden.
De Lancia-dealer kan u adviseren
welke band het meest geschikt is
voor het doel waarvoor u hem wilt
gebruiken.Monteer op alle vier de wielen
dezelfde banden (zelfde merk en
profieldiepte) voor meer veiligheid
tijdens het rijden en remmen en voor
een betere bestuurbaarheid.
Keer de draairichting van de ban-
den niet om.
Bij winterbanden met de
indicatie “Q” geldt een
maximum snelheid van
160 km/h; bij winterbanden met
de indicatie “T” geldt een maxi-
mum snelheid van 190 km/h; bij
winterbanden met de indicatie
“H” geldt een maximum snelheid
van 210 km/h. Deze maximum
snelheden zijn in overeenstem-
ming met de huidige wetgeving.
Page 154 of 246

150
SNEEUW-
KETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen
is afhankelijk van de voorschriften
van het land waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen
op de voorwielen gemonteerd wor-
den (aangedreven wielen).
Gebruik alleen sneeuwkettingen
waarvan de dikte boven het profiel
maximaal 12 mm is.
Wij raden u het gebruik aan van
sneeuwkettingen uit het Lancia
Lineaccessori-programma.
Controleer na enkele meters rijden
of de kettingen nog goed gespannen
zijn.Wij raden u aan het
ESP-systeem uit te scha-
kelen bij het rijden met
sneeuwkettingen.
AUTO LANGERE
TIJD STALLEN
Tref de volgende maatregelen als
de auto langere tijd niet wordt
gebruikt:
– Zet de auto in een overdekte,
droge en zo mogelijk goed geventi-
leerde ruimte.
– Schakel een versnelling in. Plaats
bij uitvoeringen met automatische
versnellingsbak de versnellingspook
in stand P;
– Zorg ervoor dat de handrem is
aangetrokken.
– Maak de gespoten plaatdelen
schoon en behandel ze met een
beschermende was.
– Smeer de wisserrubbers van de
ruitenwissers in met talkpoeder en
laat ze los van de ruit staan.
– Zet de ruiten een klein stukje
open.
Beperk de snel-
heid als u sneeuw-
kettingen gebruikt;
rijd niet harder dan 50 km/h.
Vermijd kuilen, stoepranden en
andere obstakels en rijd, om de
auto en het wegdek niet te
beschadigen, geen lange stukken
op sneeuwvrije wegen.
Page 155 of 246

151
– Breng de bandenspanning 0,5
bar boven de normaal voorgeschre-
ven spanning en controleer deze
regelmatig.
– Schakel het diefstalalarm niet in.
– Maak de minkabel (–) los van de
accu en controleer de acculading.
Gedurende het stallen moet deze
controle iedere vier weken worden
herhaald. Laad de accu op als de
spanning lager is dan 12,5V.
– Tap het koelsysteem van de
motor niet af.
– Dek de auto af met een stoffen of
een ademende kunststof hoes.
Gebruik geen dichte plastic hoes,
omdat het in en op de auto aanwezi-
ge vocht dan niet kan verdampen.WEER IN GEBRUIK NEMEN
Als de auto langdurig niet gebruikt
is en u wilt de auto weer in gebruik
nemen, voer dan de volgende hande-
lingen uit:
– Neem de buitenzijde van de auto
(carrosserie) niet droog af.
– Controleer visueel op lekkage van
vloeistoffen (olie, rem- en koppe-
lingsvloeistof, koelvloeistof, enz.).
– Laat de motorolie en het oliefilter
vervangen.
– Controleer het niveau van: rem-
/koppelingsvloeistof, koelvloeistof.
– Controleer het luchtfilter en ver-
vang het zonodig.
– Controleer de bandenspanning en
controleer de banden op beschadi-
gingen, inkepingen of scheuren.
Laat de banden zonodig vervangen.
– Controleer de conditie van de rie-
men in de motor.
– Controleer de acculading en sluit
de minkabel (–) aan.NUTTIGE ACCES-
SOIRES
(fig. 1)
Ook als het wettelijk niet verplicht
is, raden wij u aan het volgende aan
boord te hebben :
– verbandtrommel met niet alcoho-
lische, desinfecterende deppers, ste-
riele gaaskompressen, verbandgaas,
pleisters enz.;
– een zaklamp;
– een schaar met afgeronde punten;
– werkhandschoenen;
– een brandblusser.
De afgebeelde en beschreven voor-
werpen zijn opgenomen in het
Lancia Lineaccessori-program-
ma.
fig. 1
L0B0202b
Page 156 of 246

STARTEN MET EEN
HULPACCU
De accu bevindt zich onder het
luikje in de vloer voor de passagiers-
stoel.
Als de accu leeg is, kan de motor
worden gestart met een hulpaccu, die
ten minste dezelfde capaciteit moet
hebben als de lege accu.Ga als volgt te werk (fig. 1 - 2):
1) Open de beschermkap A.
2) Verbind de pluspolen B(+teken
nabij de pool) van de beide accu’s met
een startkabel.
3) Sluit een tweede startkabel aan
op de minpool C(–teken nabij de
pool) van de hulpaccu en op de
massa-aansluiting Dvan de auto die
gestart moet worden.Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet di-
rect met elkaar: eventuele
vonken kunnen het explosieve gas
ontsteken dat uit de accu kan ont-
snappen. Als de hulpaccu is geïn-
stalleerd aan boord van een an-
dere auto, mogen tussen deze auto
en de auto met de lege accu niet
per ongeluk metalen delen met el-
kaar in verbinding staan.
4) Start de motor.
5) Neem, als de motor draait, de ka-
bels in de omgekeerde volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
aanslaat, blijf dan niet proberen maar
wendt u tot de Lancia-dealer.
NOODGEVALLEN
fig. 1
L0B0042b
fig. 2
L0B0117b
152
Page 157 of 246

153
Gebruik voor een nood-
start beslist nooit een ac-
culader. Hierdoor kunnen
de elektronische systemen worden
beschadigd, in het bijzonder de re-
geleenheden die de inspuiting en
ontsteking regelen.
ROLLEND
STARTEN
Probeer auto’s nooit te
starten door ze aan te du-
wen, te slepen of van een helling te
laten rijden. Op die wijze kan er
onverbrande brandstof in de kata-
lysator terechtkomen, waardoor
deze onherstelbaar zal beschadi-
gen. Laat deze procedure door
gespecialiseerd personeel
uitvoeren. Onjuiste hande-
lingen kunnen leiden tot vonken.
De vloeistof in de accu is giftig en
corrosief. Vermijd het contact met
de huid of de ogen. Kom ook niet
dicht bij een accu met open vuur
of een brandende sigaret en ver-
oorzaak geen vonken: brand- en
ontploffingsgevaar.
Houd er rekening mee
dat de rem- en stuurbe-
krachtiging niet werken
zolang de motor niet is aangesla-
gen, waardoor meer kracht nodig
is voor de bediening van het rem-
pedaal en het stuur.
EEN LEKKE BAND
Enkele uitvoeringen (indien aanwe-
zig) zijn voorzien van bandenspan-
ningsensoren; een eventuele vermin-
dering van de bandenspanning wordt
op de volgende manier aan de be-
stuurder kenbaar gemaakt:
vermindering van de spanning -
op het display van het CONNECT
Nav+ telematica-infosysteem ver-
schijnt de betreffende mededeling en
er klinkt 1 “
GONG”; wendt u tot de
Lancia-dealer.
een lekke band- het waarschu-
wingslampje “STOP” gaat branden,
op het display van het CONNECT
Nav+ telematica-infosysteem ver-
schijnt de betreffende mededeling en
er klinken 3 opeenvolgende “
GONGS”;
vervang de lekke band op de hieron-
der beschreven manier.
Bovendien verschijnt, als het systeem
niet in staat is om de bandenspanning
aan te geven, de betreffende medede-
ling op het display.
Page 158 of 246

ALGEMENE AANWIJZINGEN
Voor het verwisselen van het wiel en
voor het juiste gebruik van de krik en
het reservewiel moeten de onder-
staande voorzorgsmaatregelen in acht
worden genomen.Als de krik niet juist ge-
plaatst wordt, kan de op-
gekrikte auto van de krik
vallen. Op een sticker op de krik is
het maximum hefvermogen aange-
geven; de krik mag nooit voor een
zwaardere last worden gebruikt.
De krik dient uitsluitend
voor het verwisselen van
een wiel van de auto waar-
bij de krik geleverd is. Gebruik de
krik niet voor het opkrikken van
andere auto’s. En beslist nooit voor
het uitvoeren van werkzaamheden
onder de auto.
154
Smeer de schroefdraad
van de wielbouten niet met
vet in, voordat u ze mon-
teert: de bouten kunnen loslopen.
Start de motor niet als de auto is
opgekrikt. Als u met een aanhan-
ger rijdt, koppel dan eerst de aan-
hanger los voordat u de auto op-
krikt.
Page 159 of 246

155
WIEL VERWISSELEN
Het is nodig te weten dat:
– de krik 3,4 kg weegt;
– de krik geen afstelwerkzaamheden
mag vereisen;
– de krik bij beschadiging vervangen
moet worden door een krik van het-
zelfde type;
– buiten de slinger geen enkel ander
gereedschap op de krik gemonteerd
mag kunnen worden.
Ga voor het verwisselen van het wiel
als volgt te werk:
1)Stop de auto op een plaats waar
het verkeer niet in gevaar wordt ge-
bracht en in alle veiligheid het wiel
kan worden verwisseld. Zet de auto zo
mogelijk op een vlakke en stevige on-
dergrond. Controleer regelmatig de
spanning van de banden
en van het reservewiel. Als
u het gemonteerde velgtype wilt
vervangen (lichtmetalen in plaats
van stalen of omgekeerd), moeten
tevens alle wielbouten worden ver-
vangen door bouten met een lengte
die aangepast is aan het velgtype.
Het is raadzaam de vervangen
wielbouten te bewaren voor als u
in de toekomst het originele velg-
type weer wilt monteren.Maak het ventiel abso-
luut niet open. Plaats geen
enkel stuk gereedschap
tussen velg en band. Controleer re-
gelmatig en herstel, indien nodig,
de spanning van de banden en van
het reservewiel en houdt u daarbij
aan de waarden die beschreven
staan in het hoofdstuk “Techni-
sche gegevens”.
Attendeer het overige
wegverkeer op de stil-
staande auto m.b.v de
waarschuwingsknipperlichten, de
wettelijk verplichte gevarendrie-
hoek, enz. Tijdens het verwisselen
van een wiel moeten alle inzitten-
den uit de auto zijn, en op een vei-
lige afstand van het verkeer wach-
ten, totdat het wiel verwisseld is.
Als de auto op een helling of op
een slecht wegdek staat, blokkeer
de wielen dan met stenen of an-
dere voorwerpen.
Page 160 of 246

2)Zet de motor uit en trek de hand-
rem aan.
3) Schakel de eerste versnelling of de
achteruit in. Plaats bij uitvoeringen
met automatische versnellingsbak de
versnellingshendel in stand P.
4) Open de motorkap (zie de aan-
wijzingen in de paragraaf “Motorkap”
in het hoofdstuk “Wegwijs in uw
Auto”).
5) Neem de slinger A(fig. 3) van de
krik uit de betreffende steun.
6) Verwijder het beschermpaneel B
en haak vervolgens met behulp van
ring Cde elastische band Dlos en pak
de krik E.7) Sluit de motorkap en breng het
gereedschap dichtbij het te verwisse-
len wiel.
8) Open de achterklep en trek met
behulp van de ring A-fig. 4de dop B
uit en draai de dop om de blokkeer-
schroef Cvan de reservewielhouder te
bereiken.
9) Draai met de slinger A(fig. 5) de
schroef helemaal los van het reserve-
wiel B.10) Maak het reservewiel los van de
steun Cen neem het reservewiel uit.
Sluit vervolgens de achterklep.
156
fig. 3
L0B0118b
fig. 4
L0B0119b
fig. 5
L0B0120b